donderdag 28 december 2017

Weblogbrief 13.08, 28 december 2017

Weblogbrief 13.08, 28 december 2017

Querid@s amig@s y familia, zoals aangekondigd is hier brief nummertje 8, nog vóór het einde der tijden, zelfs vóór 2018. Laat ik er maar het beste van maken.
‘s Ochtends al is me iets opgevallen dat vermelding verdient. Om een uur of 12 gaat de bel doordeweeks (op meer etages) iedere dag. Als ik in de buurt ben, neem ik als eerste de telefoon van de buitendeur aan. Dan hoor ik een onmiskenbare dame roepen: “Cartero”. Zou dat niet “cartera” moeten zijn, als het een dame betreft? Of is postbode een min of meer onzijdig beroep, zoals in het Nederlands bij bijv. dokter en buschauffeur het geval is. Is een “cartera” alleen een portefeuille of een tas?

Als ik afgelopen vrijdagmiddag om half 2 op de universiteit kom, is er op Adriana na, echt niemand meer te bekennen. Op haar “¿Que tal?” zei ik maar weer eens “Muy bien”, wat me als een tweede zinnetje “Me alegra” oplevert. Ik had het slechter kunnen treffen dan met deze voluptueuze collega.
Terug op mijn kamer op de universiteit vrijdag heb ik uiteraard eerst mijn vorige brief aan jullie verstuurd – dat kan maar gebeurd zijn – en daarna mijn mailtjes gelezen en eventueel beantwoord.
Vervolgens was Noam Chomsky aan de beurt. Ik heb geboeid naar een recente lezing van hem zitten kijken en luisteren. Ze duurde een 40 minuten met daarna wat vragen. De bekende “pensionista” had het over de belangrijkste bedreigingen van de mensheid, het gevaar van een nucleaire oorlog voorop. Wisten jullie dat het met name in 1983, onder Reagan in de V.S., bijna helemaal mis ging, omdat het land een aanval op de U.S.S.R. aan het uitproberen was? Ook de klimaatcrisis kwam in Chomsky’s verhaal voorbij, met de nu al gigantische aanslag op het voortbestaan van allerlei dieren en planten. In hoeverre die veroorzaakt wordt/is doordat wij als mensen er een rotzooitje van aan het maken zijn dan wel omdat we heel langzaam naar een nieuwe ijstijd gaan, blijft een onderwerp van discussie, vind ik. Noam Chomsky had het daarna ook over de malafide rol van de NAVO, zelfs nadat in 1989 de U.S.S.R. uit elkaar viel. Wat is er toch gaande met al die oefeningen van de NAVO op een steenworp afstand van de Russische grens en het idee om Oekraïne te laten toetreden?

“Geheel verkwikt” stap ik om ongeveer 5 uur in bus 12 terug naar het centrum. Onderweg zie ik een advertentie van een nieuwe film, “Ferdinand”, die vanaf vandaag in de bioscoop draait. De stier krijgt als motto mee: “Bravo por fuera, tierno por dentro”, dapper van buiten, zacht van binnen. Het lijkt wel een goed doorbakken pizza. Ik neem aan dat kinderen zoals Lux & Dalí hem niet ongezien zullen laten. Niet ongezien? Dan heb ik hier een citaat van Hendrik Groen: is knap knapper dan niet onknap?
Uitstappen doe ik, zoals meestal, pas voor het parkje bij het Lichtkasteel, Castillo de la Luz. Laat ik dat vandaag eens anders benoemen: het parkje met het beeld van de “cambullonero”. Tussen al het groen en de bloemen in bloei staat een knappe zwarthandelaar, met een zak op zijn rug vol met onduidelijke spullen. Mijn woordenboek heeft het woord niet, wel “cambullon” dat staat voor zwendel, oplichterij. Een zwarthandelaar, smokkelaar staat genoteerd als een “estraperlista”.
“El cambullonero”, zo heette – als ik het wel heb – het café van de aardige Hamburgse vrouw aan de boulevard onder restaurant Casa Carmelo. Op het terras van de zaak dronk ik met Noé vroeger af en toe mijn Paulaner bier, soms met op de achtergrond “levende muziek”? Nu heet het café “Ginger”; het is verworden tot een foute zaak, helaas, met een bar uit het jaar nul. De klandizie is er overigens niet minder om.

Deze zaterdag is om 12 uur Canarische tijd de voetbalwedstrijd Real Madrid-Barcelona, de wedstrijd der wedstrijden, “el clásico”. Als om kwart over 11 uur de volkszangers bij het standbeeld van Lolita Pluma mij het leven beginnen zuur te maken, acht ik de tijd rijp om deze brief even deze brief te laten en mij elders, dus niet op dat stukje Santa Catalina, een plekje voor een buis te verwerven.
Het wordt deze keer plaza Farray, op zeg 10, 15 minuten lopen van mijn Luis Morote. Ik bemachtig een mooi plaatsje bij de Salmón Sushi Bar, in het midden op de tweede rij, met prima zicht op het grote beeld iets hoger. Het is nog even aftellen tot het 12 uur is, maar een klok op de tv zorgt daarvoor, met zicht op het grasveld van het “stadio Santiago Bernabéu” in Madrid. Het moet in het stadion intussen een leven als een oordeel zijn, met alle geklets en aanmoedigingen uit honderdduizend kelen, maar daarvan krijg ik op het terras hier niks mee. Ik moet het met een pracht beeld doen, maar zonder geluid. Dat zie je hier wel meer, helaas.
De obers van Salmón op plaza Farray serveren intussen naast koffie en spa ook emmers met flesjes bier op ijs uit, Estrella Galicia, of het niks kost. (Is dat niet ook iets voor de Poort met zijn flesjes Jupiler, nu het Brand bier steeds neutraler gaat smaken?) Ook de Duitse Paulaner doet het goed op de zaterdagmorgen of is het intussen al lunchtijd. Vooraf gok ik dat 1-1 de einduitslag zal worden.

Dan is het aftrappen geblazen. Al direct in de wedstrijd blijkt dat ik ingeklemd zit tussen bijna alleen Realsupporters. Als Cristiano Rolando met zijn pas gesoigneerde kop in minuut 2 een evident buitenspeldoelpunt maakt, veert het terras als één man op. “Dat was toch een zuiver doelpunt”, hoor ik overal om mij heen. Niettemin, in de eerste helft heeft Real Madrid het meer voor het zeggen dan Barcelona. Ronaldo lost een paar prima schoten op doel, maar maait ook een keer in zeer kansrijpe positie finaal over “la pelota” heen. Een mooie kopbal van Benzema belandt op de buitenkant van de paal. Daartegenover zet ik twee mislukte pogingen van nieuwkomer Paulinho van Barcelona. Mijn Lionel Messi, die wel voortdurend de lakens uitdeelt, wordt aanhoudend gedekt door twee à drie man van Real. Het is aan de andere Barcelona-spelers om daarvan eventueel te profiteren.
In de rust, “el descanso”, mogen wij net als de spelers even op adem komen. Dan begint deel 2 met een waar offensief van Barça, dat nog succes heeft ook. Eerst schiet in minuut 53 Luis Suárez raak na een prima combinatie van Rakitic naar Messi en van diens voet naar de Uruguayaan. Dan, in minuut 62, gaat het finaal mis met Real. Een bal voor en in het doelgebied klutst echt alle kanten op, komt ook op de paal, en wordt dan met de hand van de doellijn geslagen; door wie, ben ik kwijt. In ieder geval is het voor die persoon “fuera”, een rode kaart. Lionel Messi benut daarop de penalty – wat een poeier van een schot – en de wedstrijd is definitief gespeeld. Zelfs Gareth Bale, die op halve kracht nog invalt, kan daar iets aan veranderen. Dat invaller Vidal van Barcelona er in blessuretijd nog 0-3 van maakt, is vooral interessant voor de statistiek.
Zelfs als wereldkampioen Real Madrid zijn inhaalwedstrijd wint, staat Barcelona nog steeds 11 (elf) punten voor op de eeuwige concurrent. Luis Suárez mag dan voor de Real-aanhangers op mijn terras een “peligrorero” zijn, iemand die zich te graag laat vallen, en Lionel Messi maar een “miseria” van speler van het jaar Cristiano Ronaldo, alles bij elkaar genomen vind ik de overwinning van Barcelona wel verdiend.

Op het terras naast Salmón wordt na afloop wel druk gejuicht. Ik loop door naar mijn favoriete kippenboer om de hoek daar, voor een hele “kip aan het spit” met bijbehorende “papas”, opgebakken aardappeltjes. Om kwart over 2 ben ik weer op het honk, doe er mijn ensalada Americana bij en begin aan een eetslag. Ensalada Americana, jongens en meisjes, is een mengsel van enkele soorten koolsalade met mayonaise. Ik heb die wel vaker als groente op het menu staan. De schijf van vijf is aan mij besteed. Voor Marij voeg ik hier aan mijn maaltijd toe dat het vel van de kip ook deze keer knappend lekker is.

Dan is het intussen al kwart voor 4 en hoog tijd om John Prine bij jullie te introduceren, als jullie hem nog niet kennen. Hij is maar luttele weken jonger dan ik, van 10 oktober 1946 volgens de Wikipedia. Bij leven en welzijn heeft John Prine tot dusver al ruim 20 lp’s en cd’s op zijn naam staan. Ik heb drie studio-albums van hem plus – ongetwijfeld van Peter gekregen – cd’s van drie live optredens. Mijn studio-cd’s zijn van 1999 “In Spite Of Ourselves (met enkele dames), van 2000 “Souvenirs”, en van 2005 “Fair & Square”. Op de laatste staat het nummer “Glory of true love” of moet ik “Crazy as a loon” de voorkeur geven. Het bijzondere is dat het twee nummers zijn, direct na elkaar op de plaat, die een totaal verschillende tekst hebben op een en dezelfde melodie. Normaliter kom ik niet verder dan een nieuwe tekst in een andere taal, bijv. in het Nederlands, van een buitenlands nummer met dezelfde melodie of een min of meer plagiaatversie van een nummer dat anderen dan de tweede auteur eigenlijk niet horen te kennen. John Prine is de man die weer eens met iets nieuws op de proppen komt.
Toch kies ik hier voor de cd “Souvernirs”. Daar staat op het einde zijn hit “Hello in there” op en daar kan ik niet omheen. In volgorde zijn de nummers:
01.Souvenirs
02.Fish and whistle
03.Far from me
04.Angel from Montgomery
05.Donald & Lydia
06.Christmas in prison
07.Storm windows
08.Grandpa was a carpenter
09.The late John Garfield blues
10.Blue umbrella
11.Six o’clock news
12.People puttin’ people down
13.Sam Stone
14.Please don’t bury me
15.Hello in there
Met een overmaat aan goede wil kan ik van “Souvenirs” een kerstplaat van maken, maar laat ik het hier op een pre-kerstplaat houden. Naast uiteraard “Hello in there” komen voor een bijzondere vermelding van mij in aanmerking: “Souvenirs”, “Angel from Montgomery”, “Donald & Lydia”, “Storm windows”, “The late John Garfield blues”, “Blue Umbrella” en “Sam Stone”. Dat zijn er een heleboel.

‘s Avonds kijk ik “Braveheart” af. Ik had vrijdagavond al een stukje bekeken, maar op zaterdag moet het overblijvende merendeel er ook aan geloven, van de volle 2 uur en 50 minuten. Dus krijgt de film uit 1995 nu pas zijn plek in deze brief. Regisseur is Mel Gibson die zich ook de hoofdrol toeëigent, die van William Wallace. De film krijgt vijf Oscars, waaronder die van de beste film van het jaar.
Aan de orde is de beginnende vrijheidsstrijd van de Schotse bevolking in de dertiende eeuw tegenover het Engeland van koning Edward I de Longsharks en zijn edelen. Gewone jongen William Wallace ziet als kind eerst zijn vader en broer vermoord worden en daarna als jongeman de mooie Murron, met wie hij net stiekem getrouwd is (om te vermijden dat een edele het recht van eerste nacht opeist). Hij gaat zich met hand en tand verzetten en zich inzetten voor de vrijheid van de bevolking van zijn Schotland. Zijn boerenleger – met als zijn rechterhand Hamish – wint tot eigen verrassing en die van Edward I enkele grote veldslagen, in Schotland en in het Noord-Engelse York. Dan gaat het fout, mede omdat de Schotse edelen met hun soldaten zich niet bij William willen aansluiten, zich laten omkopen door Edward I en hem in de steek laten. William Wallace wordt gevangen genomen en in het openbaar terechtgesteld. (Dat kan niet voorkómen dat Schotland onder Robert The Bruce toch losser komt te staan van Engeland en later zijn onafhankelijkheid claimt.)
Ik had persoonlijk voor de rol van William Wallace liever een andere acteur gekozen dan Mel Gibson zelf; ik vind diens kop niet goed passen bij zijn schelmenrol. Niettemin, regisseur Mel Gibson doet William Wallace en de vrijheidsstrijd wel eer aan. Het is voor de zoveelste keer dat ik de film zie, maar “Braveheart” blijft mooi, vooral heel indrukwekkende ouderwetse slagvelden. De soms melige tussenstukken, die ik alweer uit mijn hoofd gebannen had, zijn de regisseur daarmee vergeven. Dit is een “largometraje” om te bewaren.

Vanmorgen op zondagmorgen heb ik mijn vorige brief nog eens nagelezen en wat me opvalt is hoe positief ik de ene na de andere alinea geformuleerd heb. Dat geldt eerlijk gezegd voor al mijn brieven. Ik zit mezelf niet voortdurend in te houden, omdat ik dat zelf wil, maar omdat ik anders bij iedere oneffenheid wel door iemand van jullie op de vingers kan worden getikt. Voorbeelden daarvan zal ik niet geven, maar het vooral luchtig houden is mij kennelijk geraden. Anders zwaait er wat!

Dan is het tijd om mij in een nieuw trui te hijsen. Ik bedoel echt ‘nieuw”, de aan mijzelf uitgereikte kerstsurprise van Benetton: een dunne, witte polo. Ik moet wel uitkijken bij het koffie drinken en eten, want anders kan hij zo weer in mijn wasmand, met een paar lelijke vlekken hier en daar. Op kleuren als donkerblauw en zwart zie je een stuk minder ongerechtigheid.
Trots loop ik om 11 uur naar de “rastro” met de intentie om mijn voorraadje film-dvd’s verder op peil te brengen. Zowaar zie ik een cd liggen van Los Gofiones. Ik heb er al eentje in huis van de groep samen met Mary Sanchez, maar – voor een eurootje ben je nooit bekocht – komt daar nu “Canarias Canta” bij, uit 1999. Ik weet niet of mijn Palmese buurman toen al bij Los Gofiones was; op de foto kan ik hem in ieder geval niet eenvoudig ontdekken, maar dat kan aan mijn kippigheid liggen. Natuurlijk zal ik jullie t.z.t. laten weten wat ik van de cd vind.

‘s Avonds op de 24ste is het hier voor een “soltero” echt behelpen. Om 7 uur zijn alle vier cafés in mijn stukje straat dicht en ik zie steeds minder mensen voorbijkomen. Wel was het vanmiddag extra druk in de parfumeriezaken hier, zondag of niet. Het is inmiddels “Nochebuena” en dan worden hele families verondersteld om bij elkaar te kruipen voor een goed glas en een copieuze maaltijd. Voor religieuze gedachten is er in Las Palmas absoluut geen tijd meer.
Bij Arkay bij mij tegenover is het nu feestvieren. Iedereen van het personeel heeft een feestmuts op of loopt met elandhorentjes op zijn hoofd rond. Het is echt innemen geblazen. De vrolijke baas van de zaak, met zijn rode puntmuts op, is niet te beroerd om met de dames een voor een een dansje te maken op de stoep. Enkele buren, zoals de man op één hoog boven de zaak, van de katten, nu nog maar één, komen ook een glaasje wegwerken. Ik bekijk het allemaal het liefste vanaf mijn balkon. Helaas, om een uur of 8 is het zelfs bij Arkay finito.
Wat mij van later op de avond vooral nog bijstaat, is dat ik voor het eerst met bommetjes in de straat geconfronteerd word. “Desgraciadamente”, zou Paco mij op het Spaanse schooltje nagebouwd hebben. Ik heb er absoluut geen toestemming voor gegeven, maar heb ermee te “dealen”. Wat staat mij morgen, op “Navidad”, en de week erop nog te wachten?

‘s Nachts wordt ik een paar keer wakker van lawaai op straat. Met name vóór het nachtcafé, dat nu “369” heet, staat een hele trits mensen te paffen en een boom op te zetten. Dat mag binnen kennelijk niet. Gelukkig ben ik een prima slaper en “maak” ik – met minimale tussenstops – toch gemakkelijk mijn negen uur.
Als ik maandag, Eerste Kerstdag, om kwart over 8 op het balkon kom, zie ik heel wat mensen bij de bank tegenover mij, zittend en staand. Ik moet toch eens naar binnen bij “369”, al was het maar om eens goed af te schatten hoe groot de zaak is. Immers, in de vroege morgen zie ik er echt tientallen mensen – uitgefeest, uitgedronken, zijn de pillen op? – naar buiten komen. Aan de deur staat een gitzwarte portier vrolijk te doen, meer een in- dan een uitsmijter. Maar de drukte is wel min of meer voorbij, als de kennelijke baas, een zwarte man in de rolstoel, later op de ochtend poolshoogte komt nemen.

Papá Noel is in het land; daar hoort een levensechte kerstplaat bij. Van Gretchen Peters, geen Duitse, maar een begenadigde Amerikaanse country-zangeres van mijn leeftijd, heb ik alle platen. Ik reken haar tot mijn favoriete muzikanten. De enige nog ontbrekende cd van haar is mij in oktober door Rocky aangereikt: “Northern Lights” uit 2008.
Hoe het mogelijk is, weet ik niet, maar dat is een 100% kerstplaat. Op de hoes zie ik een staartster die twee kanten op wijst. De Here Jezus, met zijn uitgetelde moeder en voedstervader, ligt in zijn krib en je ziet hem denken: “Vrede op aarde voor de mensen van goede wil”. ALs jullie het aan niemand doorvertellen, geef ik hier de elf nummers van Gretchen Peters’ kerstplaat:
01.Angels
02.Careful how you go
03.Christmas time is here
04.Coventry carol
05.December child
06.I wonder as I wander
07.In the bleak midwinter
08.Northern lights
09.Silent night
10.Song for a winter’s night
11.Waitin’ on Mary
Vind ik dat Gretchen Peters deze cd nooit van haar leven had mogen maken? Eigenlijk wel! Christ, the savior is born, zo kan die wel. Ik geef het album één dagje, maar dan moet het afgelopen zijn. Al haar andere cd’s zijn stukken beter.

Kunnen jullie je van vroeger herinneren dat stamppot die over was en een van de dagen erop opnieuw werd “opgebakken”, dat die dan minstens zo lekker smaakte als de eerste keer? Op Eerste Kerstdag (een tweede is hier niet) haal ik een pan uit de ijskast met een mengsel van kip – een halve kip in stukjes, over van zaterdag – en overgebleven aardappelen. Het mengsel gaat met wat olie in de koekenpan en vijf minuten later zit ik aan mijn enige, echte kerstmaal. Het is weer eens wat anders dan het standaard varkenshaasje of een bekende rollade met suf gekookte aardappels en idem doppertjes. Ik geniet echt, zeker als ik mezelf er ook nog een (alweer) ensalada Americana bij kan serveren. Als toetje – dat hoort erbij met Kerstmis – heb ik een halve liter chocoladevla van Remy Picot, “listo para tomar”, klaar om te nemen. Je kunt hem opwarmen, maar ik prefereer de “frio”-versie. Dat is nog eens andere “koek” dan de nieuwe, “extra rijke” chocoladevla die Albert Heijn met veel poeha verkoopt.

Als ik ‘s middags op mijn balkon zit te lezen, zie ik in mijn straat een stokoude man voorbij lopen, “muy viejo”. Het is meer op en neer lopen, want op het einde van mijn stukje straat draait hij om en komt terug langs mijn woning en daarna herhaalt hij het de nodige keren. Hij is in het zwart, met een zwart hoedje op, maar of hij nog helemaal bij de pinken is, betwijfel ik. Hij heeft een cd-speler in de hand, waarop op volle sterkte Spaanse muziek speelt, best mooi, maar niet voor een hele middag. Ik ben dan ook blij, als hij eindelijk de brui eraan geeft en naar elders verdwijnt.
‘s Avonds is het aan de boulevard een drukte van jewelste. Iedereen wil zijn of haar gezicht laten zien. Bakkerij Granier, sinds een paar jaar royaal vertegenwoordigd in het straatbeeld, heeft een chocolade cake - of is het taart - in de reclame. Als aanprijzing staat er op de aankondiging: “La tentación hecha con cacao”, de verleiding gemaakt met cacao. Ik heb persoonlijk meer met het lekkers van Remy Picot, zie boven.
Vandaag zou ik de kerststal van zand voor jullie aandoen, maar daar is het zo druk dat ik dapper doorloop. Er staat nu met kerstmis een rij wachtenden van echt vele tientallen meters lang, met zelfs een bocht erin. Ik kom erop terug bij jullie, als ik wel mijn gezicht daar heb laten zien.
“Hace frio”, het is koud, volgens mijn buren op de bank bij het NH Imperial hotel, met aan de overkant een nieuwe nering, genaamd “Carpe Diem”. Vlak voor mijn neus komen mensen voorbij in echt alle soorten outfit, van alleen een T-shirt aan tot een winterjas met sjaal en muts.
Een man die iets lijkt te hebben met sterrenkunde, komt twee telescopen neerzetten om ons een compleet beeld van de maan te geven en wie weet, ook nog eens van Venus of dergelijke. Wie door zijn apparaten wil kijken, mag daar wel een euro voor neertellen. Dat lijkt me een goed moment om eens op te stappen en mijn “piso” op te zoeken.

Daar zoek ik een film uit die verondersteld wordt de kerstsfeer goed weer te geven, niet te akelig. Het wordt “Mona Lisa Smile” van regisseur Mike Newell uit 2003. De hoofdrol is vergeven aan niemand minder dan “sjaatsmoul” Julia Roberts (de vrouw die bij Topaz bij mij op de hoek het uithangbord is van “La vie est belle”, een parfum van Lancôme).
De Amerikaanse film speelt in het schooljaar 1953-54. De jaren zestig, als de jeugd de macht gaat overnemen van het establishment, zijn nog net niet in beeld. Een jonge vrouw, afgestudeerd in de kunstgeschiedenis, Katherine Watson (Julia Roberts), gaat les geven op “Wellesley college” in New England. Dat blijkt een aartsconservatieve instelling voor meisjes te zijn. Eigenlijk worden die er vooral voorbereid op zo snel mogelijk goed trouwen en huismoeder worden met een stelletje kinderen, terwijl de echtgenoten voor het geld zorgen. Een collega die in hetzelfde huis als Katherine woont, de lesbische Amanda, wordt in het begin van de film ontslagen, als ze als verpleegkundige condooms uitdeelt. De “alumni”, aan wie Katherine lesgeeft, leren het stencil kunstgeschiedenis van de vorige leraar al vooraf uit het hoofd en sommige van hen vinden Katherine “subversief”, als die hen ook wil leren om zelf na te denken en zich dan pas een mening te vormen. Gaandeweg komt er mondjesmaat wel enige beweging in de groep: Joan, Connie, Giselle, Nancy en anderen gaan zich toch enigszins losmaken van de al te conformistische mores op de school. Alleen Betty – die ook het schoolblad runt – blijft heel lang vasthouden aan de traditie, trouwt nu ook al met haar vriend Spencer en zet Katherine te kijk in het blad in een “editorial”. Terzijde gaat het in de lerarenkamer evenmin van een leien dakje, met mensen zoals schoolhoofd Jocelyn Carr en leraar Italiaans Bill Dunbar.
Mooi tussenstukje, een advertentie van een merk stofzuiger: “Christmas morning, she’ll be happier with a Hoover”. Is er nog iemand die de Hoover herkent als een apparaat van de jaren vijftig?
Julia Roberts, met de aparte glimlach net als op het schilderij van de Mona Lisa, speelt in de film de sterren van de hemel, vind ik. Het thema – enige rebellie op een traditionele school – is bepaald niet bijzonder origineel. Ik heb vaker soortgelijke films gezien. Toch verbaast het me zeer dat deze film niet heel bekend is geworden (in ieder geval niet bij mij). Het had zo maar een kaskraker kunnen zijn zoals “Notting Hill” met dezelfde Julia Roberts. Ik neem de dvd mee terug naar Maastricht en als iemand hem wil zien, kan hij of zij hem van me lenen. Wel na afloop teruggeven graag voor een volgende.

En dan is het al weer “dia de San Esteban” of hoe heet Tweede Kerstdag in het Spaans. Ik ben blij dat ik weer een andere cd mag opzetten, eentje die met de weeën van Maria en geboorte van de Zoon Van God niks uitstaande heeft. Ik heb eerder al eens kort aandacht besteed aan de Rooftop Singers: Erik, Bill & Lynne, maar hier zijn ze op reprise, met een complete cd: “1962-1968, The Best (Vanguard Years)”. Het is er eentje met maar liefst 27 nummers. Ik zet ze voor jullie in twee rijtjes naast elkaar:
01.Walk right in
15.Wild morning thyme
02.Dip your fingers
16.Sn Francisco bay blues
03.You don’t know
17.Hey boy
04.I’m just have to get my baby out of jail
05.Shoes
18.Old Joe Clark
06.Houston special
19.R.C.Frog
07.Tom Cat
20.Swing down sweet chariot
08.Cool water
21.Those brown eyes
09.Hail John
22.Mama don’t allow
10.It don’t mean a thing
23.I’m on the way
11.Rissety, rossety
24.Ha ha thisaway
12.Waiting on the railroad
25.Brandy leave me alone
13.Somebody came home
26.Twelve string
14.Eighteen, nineteen
27.Good time!
Ik weet het: nogal wat mensen zien weinig brood in jaren 50-60 folk muziek van blanken huize, laat staan dat ze het muziek van de bovenste plank vinden. Niettemin, ik vind het wat en daar gaat het hier om. En is het niet een schande dat de groep na wereldhit “Walk right in” uit 1963 de mist in is gegaan, omdat de opvolger “Tom cat” niet netjes genoeg gevonden wordt door een aantal zeer conservatieve Amerikaanse smaakmakers. Dan ben je van het ene op het andere moment “uit”, zelfs als er op het nummer niets , maar dan ook niets aan te merken is. Voor mij klinken de Rooftop Singers net zo goed als bijv. Peter, Paul & Mary, de Big 3 of zelfs het Kingston Trio.
Favoriete liedjes voor jullie uitzoeken, het blijft iets heel subjectiefs hebben. Op deze compilatie kies ik, althans deze week, naast “Walk right in” en Tom cat” voor “I’ve got to get my baby out of jail”, “Cool water”, “It don’t mean a thing”, “Somebody came home”, “San Francisco bay blues”, “Those brown eyes”, “Mama don’t allow”.en vanzelf “Brandy leave me alone”.

Op mijn avondwandeling op “Boxer’s day” ga ik de “belén de arena” toch maar bezoeken. Op die dag, wel in de feestweek, moet het maar lukken. Een rij bij de ingang bespeur ik niet, maar als ik langs de “staties” loop, word ik wel getempteerd door het voortdurende geklik van fototoestellen. Voor en achter me wordt er aanhoudend halt gehouden en geposeerd: men wil al te graag later thuis aan familie en bekenden laten zien dat men er geweest is. Mij zint het niet, dat op de achtergrond van tientallen kiekjes en filmpjes van kinderen staan.
Het is intussen alweer het twaalfde jaar dat ik hier met kerstmis door het Las Canteras zand banjer. Achtereenvolgens ben ik dit jaar goed voor: (1) een pyramide met de aankondiging van de “belén de arena”, (2) het paleis van Herodes, (3) olifanten bij een tempel met opschrift: Tempus est in manus harenae, (4) de boreling met zijn ouders en de os en de ezel, (5) herders met hun schapen, (6) de drie wijzen uit het oosten en hun giften, (7) de kindermoord in opdracht van Herodes, (8) de vlucht van Jezus, Maria en Jozef naar Egypte. In minder dan vijftien minuten heb ik de hele statieweg afgelopen, inclusief de diverse onderbrekingen, en ook maar een beetje onder de indruk zijn, dat kan ik er helaas niet van maken.
Wordt het misschien tijd voor iets anders, iets nieuws, verzucht ik maar weer eens, om de “felices fiestas” in te kleuren? En als het per se weer een kerstkleur moet hebben, waarom niet eens voor de variatie een serie taferelen rond één enkel thema, bijv. alleen over de staartster of uit den treure plaatjes van de kindermoord?

We gaan naar de woensdag, die ik begin met te vertellen dat “we” nog niet af zijn van de grijsaard met cd speler. Al om 9 uur, als ik goed en wel mijn tweede boek zit uit te lezen, mag ik zijn luide Spaanse muziek weer aanhoren. Carlos en een van de dames van Franceso kijken er met vertedering naar, ook als hij op herhaling gaat. Wie ben ik dan om de politie erop af te sturen.

Het is jammer dat de bibliotheekjes nog een paar weken dicht zijn. Daardoor ben ik teveel op de boulevard aangewezen. Vanavond krijg ik een folder in mijn handen gestopt, waarin staat waar ik het beste mijn “articulos pirotécnicos”, vuurwerk dus, voor de jaarwisseling kan gaan kopen. Dan heb ik het over bijv. “cohetes”, “voladores”, “petardos” en “tracas”, oftewel raketten, vuurpijlen, bommetjes en rotjes. In één moeite kan ik dan ook nog een aantal “fuentes” en “volvanes” bemachtigen, maar wat dat precies zijn, vertelt mijn Spaans-Nederlandse woordenboek niet. Jullie weten het: ik moet er echt niks van hebben.

Verder gebeurt er weinig, als ik niet in herhaling wil vallen. Het kan niet alle dagen feest zijn, roep ik maar eens voor me uit. Bij de Superdino koop ik wel een nieuwe pot pindakaas, nu van de firma Bongo. Die wordt mij aangeprezen als “smeuig” dan wel “smooth”. Bongo, het merk is mij volkomen vreemd, maar wie niet waagt, die niet wint.
Is pindakaas een beleg dat vooral in Nederlandse en Engelse streken zijn liefhebbers kent, en dan nog eens bij voorkeur de kinderen? Je zult, denk ik, een Kanariepiet of een Spanjool van de “Peninsula“ niet gemakkelijk met een toastje met pindakaas voor zich zien zitten.

Een appje van Noé kondigt zijn a.s. bezoek aan de stad aan, komend weekend. Ik heb hem terug-geappt, in het Engels, dat ik alle dagen “available” ben.
Mijn quizvraag voor nu is: merken jullie er iets van dat de dagen alweer aan het lengen zijn? Of ben ik te voorbarig? Hier merk ik er ‘s ochtends nog niks van, dan blijft het donker tot zeg kwart voor 8. In de avond doe ik er wel al een kwartiertje bij en zie de lantaarns pas om kwart voor 7 gaan branden.

En hiermee komt een einde aan mijn achtste brief. Vanmiddag hoop ik hem op de universiteit aan jullie te kunnen versturen. Als het aan de portier ligt die mij daarover afgelopen vrijdag te woord stond, gaat dat zonder meer lukken. De aankomende week, die met oudejaarsavond op zondag en de intocht van de drie koningen op vrijdag, is het faculteitsgebouw dicht, dus dan ga ik voor mezelf ook noodzakelijkerwijs een briefpauze inlassen. Heel misschien laat ik in de eerste week van 2018 toch nog van me horen op de woensdag, op de verjaardag van Greetje (die dan wel met Harry in Extremadura zit, in Spanje aan de Portugese grens). Mijn volgende brief aan jullie heb ik pas in gedachte voor 8 of 9 januari, 2019 wel; te verstaan.
Ik ga er deze keer uit met een “próspero nuevo año”, gelukkig nieuwjaar. Neem het er maar eens van en tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik sluit niet uit dat jullie de Ierse schrijver Roddy Doyle al lang kennen. Hij komt lang geleden al voor de dag met boeken als The Commitments, The Snapper en The Van. Daarvan zijn ook heel mooie films gemaakt. Zijn meesterwerk is wellicht “Paddy Clarke Ha Ha Ha”, dat Piet en Tonnie me nog eens cadeau hebben willen doen (maar ik had het al, ha ha). Ook “The woman who walkes into doors” mag er zijn. “Oh, play that thing” ken ik nog niet, maar als ik afgelopen zomer Penguin “A star called Henry” in een Ierse rommelzaak zie liggen, gaat het mee. Waarom er twee schoenen op de kaft staan en ook waar dat “star” vandaan komt, is me niet 100% duidelijk.
Met boksen of dergelijke heeft het boek niks uitstaande. Het is de beschrijving van de eerste ongeveer 24 jaar van het leven van Henry Smart, van 1897 tot 2022. Hij groeit in armoede op in Dublin. Zijn vader, met een houten been, heeft een baantje als portier van een hoerenkast. Als die van het toneel verdwijnt, laat hij Henry en broertje Victor (tot die doodgaat) achter. Henry sleept de rest van het boek het houten gevaarte met zich mee.
Op jonge leeftijd maakt Henry voor het eerst kennis met de tien jaar oudere onderwijzeres Miss O’Shea, geen voornaam. Later blijken ze beiden actief te zijn in het Irish Revolutionary Army, de I.R.A.. In 1916 komt het tot een eerste grote confrontatie met het Engelse leger, waarna de I.R.A.--leiders een voor een worden vermoord. Henry treft dan zijn Miss O’Shea, geen voornaam, ten tweeden male. Er komen nieuwe leiders van de I.R.A., zoals Michael Collins, en Henry maakt nieuwe vrienden zoals Piano Annie, Jack Dalton, David & Maria Climanis en Ivan Reynolds. In 1919 trouwt hij met Miss O’Shea en enkele jaren houdt hij het voor gezien, als de Engelsen steeds agressiever de dienst uitmaken in Ierland en sommige Ieren daar ook wel brood in zien.
Enkele Gaelic woorden voeg ik toe voor de enkeling die dat net als ik leuk vindt. “Anseo” betekent hier, “tar istigh” kom binnen en voor “maithú maithú” moeten jullie maar zelf in het boek kijken. Al in zijn jeugd wordt Henry Smart bekend vanwege het liedje dat begint met: “He fought like a lion with an Irishman’s heart, The pride of all Gaels was young Henry Smart.”
“A star called Henry” is uiteraard best een aardig boek, af en toe zelfs heel aardig. Toch valt niet alles op zijn plaats, vind ik, en soms raak ik licht geïrriteerd, omdat ik niet krijg waarvoor ik zit te lezen: een ooggetuige-verslag van de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw in Ierland. Een recensiecijfer 7, meer zit er voor Roddy Doyle’s boek “A star called Henry” niet in.

Eerder heb ik jullie mijn mening gegeven over Jo Nesbo’s boeken “The Redbreast” en “Nemesis”. Jullie is een drieluik voorgehouden en hier is mijn bespreking van het derde deel: “The Devil’s Star”. Dat is overigens een diamant in een vijfpuntige ster. Het boek dat alweer speelt in Oslo, is van 2004.
Harry Hole – wie kent hem niet? – is betrokken bij het opsporen van de “koerier moordenaar”, een persoon die gaandeweg het verhaal de nodige slachtoffers op zijn conto heeft staan. Samenhangend met de moorden, of niet, is er sprake van een uitgebreide wapenhandel met mensen uit het Oostblok. Belangrijke collega’s van Harry Hole in dit boek zijn zijn baas Bjarne Møller, de jonge Beate Lønn, en niet te vergeten Tom Waaler, met wie Harry nog een appeltje te schillen heeft. Tegenspelers zijn verder o.a. Vibeke Knutsen en haar suffe man Anders Nygård, theaterproducer Wilhelm Barli met zijn nieuwe Doolittle ToyA, de orthodoxe pater Nicolai Loeb, André Clausen, al was het maar vanwege hond Truls, de bejaarde Olaug Sivertsen en haar huurder Ina, haar zoon Sven Sivertsen die in Praag hoort te wonen en ga maar door. De uiteindelijke confrontatie tussen Harry Hole en de boosdoener(s) vindt plaats in een penthouse en in een ouderwetse lift.
De boeken van Jo Nesbo heb je uit voordat je het goed en wel in de gaten hebt. De ruim 500 bladzijden van “The Devil’s Star” gaan er bij mij in een paar leesdagen moeiteloos doorheen. Andere bezigheden worden uitgesteld, zelfs afgesteld, omdat ik per se wil weten welk muisje nog een staartje krijgt. Aan de andere kant, zoals bij de eerdere boeken die ik van Jo Nesbo gelezen heb, is de plot ook deze keer wel gekunsteld, mij zelfs ietsje te gekunsteld. Om die reden kom ik voor “The Devil’s Star” wel tot een hoog recensiecijfer, een 8, maar niet hoger. Jullie hebben er nog een aantal van Jo Nesbo te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten