dinsdag 9 januari 2018

Weblogbrief 13.09, 3 januari 2018

Weblogbrief 13.09, 3 januari 2018

Querid@s amig@s, we zijn weer een jaartje verder, of we het nou leuk vinden of niet. En toch, de mensen lopen hier gewoon door mijn straat of er niks gebeurd is. Misschien – wie weet – valt het wel heel erg mee. In ieder geval hebben we hier nog Driekoningen voor de boeg, op 5 en 6 januari. Ik heb deze weblogbrief enkele dagen daarvóór gedateerd, maar of het me lukt om hem te posten is een andere zaak. Laten we afspreken dat ik op 3 januari ‘s middags gewoon mijn volgende opstart.

Als ik de vorige ga posten op 28 december, 2017 wel te verstaan, in het grote gebouw van de gezondheidsfaculteit, ben ik, vermoed ik, zo ongeveer de enige die daar ‘s middags zijn ding komt doen. Op Harry’s website vind ik, helaas, geen nieuw stuk over popmuziek, wel enkele recente citaten, waaronder eentje van Anneke Grönloh dat haar moeder de nasibal in Nederland geïntroduceerd zou hebben. Ook zie ik een verhaal over een pater die zich in en vlak na WO II in het Chinese Poyang eerst de Japanners van het lijf moet houden en daarna de communisten van Mao. Het wachten is op een nieuw popartikel van mijn oudere broer na zij stukken over de Altman Brothers, een eendagsvlieg uit Brabant en Mary Hopkin. Vóór de Altman Brothers had hij het over Dion DiMucci, in de jaren rond 1960. Dat was zonder meer een van zijn beste bijdragen.
Harry verrast me ook geregeld met zijn clips, die hij dag na dag op me afstuurt. Vandaag op de vrijdag is “Yellow moon” aan de beurt, in een zeer acceptabele uitvoering van de Neville Brothers en John Hiatt. Onlangs verraste hij mij met “Merry Christmas, baby” van Bonnie Raitt en Charles Brown uit 1992. Een hoogtepunt van de laatste weken vind ik, net als Harry, het nummer “Perfect” van Ed Sheeran samen met Andrea Bocelli. Die versie van het nummer is veel beter dan Sheehan’s duet met Beyoncé, dat nu als hit de hele wereld over gaat.

Om mijn kennis over de Nederlandse cabaretwereld op peil te houden bekijk ik op mijn computer een mini-conference van Pieter Derks. Ze duurt maar vijf minuten, maar ik voorspel jullie hier en nu: dit is de gedoodverfde opvolger van Freek en Youp. Trudie appt me dat jullie a.s. zondagavond laat weer vergast gaan worden op een voordracht van pestkop Youp van ‘t Hek. Ook leuk, maar die zal ik voor later moeten bewaren.
Via NU.NL kom ik terecht bij de 27-jarige Tom Dumoulin. Hij is intussen heilig verklaard, nu hij ook Nederlands sportman van het jaar is geworden, vóór Max Verstappen en Sven Kramer. Komende zomer gaat mijn Maastrichtse stadgenoot zijn wereldtitel tijdrijden en zijn overwinning in mei in de Giro d’Italia verdedigen. De nieuwe Giro is van 5 t/m 27 mei. Tot de andere deelnemers hoort o.a. Chris Froome, die een beetje een Franse kater heeft na al dan niet op doping betrapt te zijn. De Tour de France, voor wie daarin geïnteresseerd is, is van 7 t/m 29 juli en of Tom Dumoulin daarin ook zal figureren, bekijkt hij na de Giro. Voor de compleetheid geef ik jullie dan ook maar de dagen van de Vuelta d’España: die is van 25 augustus t/m 16 september. We weten het: zelfs met pillen zijn dit soort wedstrijden niet of nauwelijks meer te doen. Niettemin zit ik wel steeds “gekluisterd” aan de buis, zeker bij de Tour de France.

Voor de goede orde – beloofd is beloofd – laat ik jullie nu de schriftelijke versie van “Canarias Canta” horen van Los Gofiones, uit 1999. Ik vind de plaat helemaal niks, dus één keer afdraaien van de negen nummers lijkt me royaal genoeg. Ik ben zo blij als een kind, als ik de 35 minuten Canarisch gekweel achter de rug heb en me met de nodige animo kan gaan afvragen welke betere muziek ik vandaag in de aanbieding heb.

Voor een potje goudeerlijke muziek neem ik jullie mee naar de 43-jarigee Ryan Adams. Geloof het of niet, maar ik spaar zijn platen of het sigarenbandjes zijn. Als dan heel recent, in 2017, een nieuwe cd van de man verschijnt, “Prisoner”, wil ik die stante pede aan jullie presenteren. Er staan twaalf nummers op de plaat:
01.Do you still love me?
02.Prisoner
03.Doomsday
04.Haunted house
05.Shiver and shake
06.To be without you
07.Anything I say to you now
08.Breakdown
09.Outbound train
10.Broken anyway
11.Tightrope
12.We disappear
Het moge niet de allerbeste cd van Ryan Adams zijn, maar er valt op “Prisoner” m.i. toch het nodige te genieten. De man blijft me bezighouden. Deze keer springen “Prisoner”, “Hauted house”, “To be without you”, “Anything I say to you now” en “Tightrope” er voor mij uit.

Dan heb ik hier een euvel. Op mijn moderne telefoon zit een knop om muziek af te luisteren. Ik doe dat het liefste gratis, dus zonder dat ik ervoor hoef te betalen. Spotify of dergelijke is aan mij nog niet besteed. Dus heeft Trudie’s broer John Google Play Music voor mij op het apparaat gezet.
Ik heb moeite moeten doen om muziek van mijn computer op mijn telefoon te zetten, maar in ieder geval één keer is het me met hulp van John gelukt om een cd of 10, 20 over te zetten, eind oktober, die ik voor dat doel al op een memory stick had staan. Echter, sinds eergisteren geeft mijn Google Play Music geen sjoege meer. Ik word verondersteld er vanaf nu voor te betalen. Weet iemand raad? Is er een andere site die mij wel gratis kan bedienen?

Als ik eerlijk ben – en waarom zou ik dat niet zijn? – heb ik de afgelopen vrijdag vooral op mijn balkon doorgebracht. Ik ben in een boek bezig van 900 bladzijden en dat had ik toch graag a.s. woensdag uit gehad.
Als ik toch een boodschapje ga doen, want op zijn tijd ben ik een man van vers brood, zie ik dat de geldautomaat van mijn bank op de hoek, Banka, gesloopt wordt door een professioneel bedrijf. Het filiaal zelf is al een tijd buiten bedrijf, maar tot voor kort werkte in ieder geval een van de twee automaten wel nog. Nu is dat kennelijk ook een gepasseerd station. Waar de automaten stonden te prijken, is nu een lelijk, gemetseld muurtje. Ik vraag me af waar ik in de buurt vanaf nu voor een aanvulling van mijn geld het beste terecht kan. Er zijn geldautomaten zat; ik zal er eens een paar uitproberen. Het dichtstbij is wellicht die tegenover mijn Spar in de Alfredo Jones.

Op het einde van de vrijdagmiddag hoor ik luide muziek in mijn stukje straat. Bij mij schuin tegenover links, vóór het terras van Don Manu, staat vanuit het niets ineens een groep van vijf muzikanten, allemaal mannen, een potpourri van hier welbekende nummer te spelen. Ik heb het over drie gitaristen of dergelijke, een man met een tamboerijn en eentje met een kleine trekharmonica. Ze zijn gekleed in mij iets te fraaie kostuums, zwart met blauwe banen, bij twee van de vijf zie ik ook capes met daarop allemaal emblemen van steden of zo geborduurd. Wat is de naam van zo’n groepje muzikanten ook al weer? Is het een “conjuncto musical”, misschien toch gewoon een “banda” of “grupo”? (Als ik het aan mijn drink- en eetvrienden op de zondagavond vraag, komt na enig geaarzel de juiste naam boven: het heet een “tuna”.)
Op het terras wordt druk meegezongen met de groep. Ook mensen die binnen bezig zijn om het oude jaar alvast een beetje uit te luiden, komen naar buiten om hun steentje bij te dragen. Even later wordt er zelfs nog gedanst ook. Het moge intussen bij jullie bekend zijn: ik heb bijzonder weinig op met dit soort muziek (“Clavelitos”, “Besame mucho” en dergelijke), zeker als die nummers me ook nog eens voorgeschoteld worden door mensen die de nummers verkeerd brengen, althans volgens mij. Niettemin, het terras van Don Manué geniet, zelfs een aantal voorbijgangers en mensen bij “De Francesco” en “Nuevo Murias” schromen niet om mee te gaan doen.
Ik kijk er als balkon-geveltoerist een kwartiertje naar en besluit dan om het jullie maar te vertellen. Bij dezen.

Nou ik toch over de vier cafés op mijn stukje straat bezig ben, zal ik ze eens nader voor jullie “duiden”. Het café bij mij beneden, waar Carlos sinds de zomer de scepter in zijn eentje zwaait, nu zonder mijn favoriete ober Tóbalo, is al in alle zeer vroegte open, “de madrugada” – het heet niet voor niks “Cafetería” Nuevo Murias. Zeker in de ochtenduren, en later op de dag maar ietsje minder, is koffie uitserveren de hoofdmoot. Dan kan Carlos op schoolborden en de muur nog zoveel gerechten bij de klandizie aanbevelen, hij moet het vooral hebben van zijn café solo, cortado en con leche.
Mijn benedenbuurman links, de baas van “De Francesco” met zijn twee dames, doet aanhoudend pogingen om naast drank ook taart aan de man te brengen, die hij zelf gebakken heeft, “home made”. Er staan er ook diverse in de vitrines binnen, waarop zijn waar ligt uitgestald. De verkoop ervan lukt aardig, maar overhouden doet het nog niet.
Ga ik naar de overkant, “La Taberna Don Manué”. Oorspronkelijk was dat café een Cubaanse bedoeling, maar of de huidige Don Manué uit Havana of dergelijke komt, weet ik niet. Sterker nog, ik weet eerlijk gezegd niet wie van het personeel Manué heet, als dat al de naam is van een van de mensen van het bedienend personeel. Ik vind de nering van Don Manué van de drie wel verreweg het meest weghebben van een echt café, een kroeg, met een keur aan tapas e.d., maar vooral ook gewoon bier, wijn e.d. Ik moet er nodig eens wat meer geld gaan brengen. Terzijde, alle drie de zaken moeten het minstens zoveel van het terras buiten hebben, hun vier tafeltjes daar, als van plaats binnen.
En dan is er nog nachtcafé “369”, dat voor mij in raadselen blijft gehuld. “369” gaat ‘s avonds om ongeveer 10 uur open, nu met een zwarte portier voor de deur, maar wat zich daar precies binnen afspeelt, is mij vreemd. Het heeft wel een aantal kenmerken van een drugshol. Raar vind ik ook dat de zaak soms ineens dicht is voor een paar dagen. Bijv. dezer dagen, toch rond de jaarwisseling, is de buitendeur op slot, wat de baas, een dikke, zwarte man in een rolstoel, niet leuk zal vinden. Zou er weer eens met succes door mensen in de straat geklaagd over de herrie voor de deur in de kleine uurtjes?

Een van de vele al te hygiënische gewoontes in onze westerse wereld is dat mensen zich te vaak en te uitgebreid wassen. Ik heb dit wijze woord niet alleen van mezelf, maar ook van goed geschoolde dermatologen. Het is echt niet nodig om minimaal twee keer per dag onder de douche te staan, ook nog met een zeepspons, laat staan dat je ook nog eens iedere dag je haar gaat staan wassen. Met de “dagshampoo” of hoe het spul heet bekostigen bazen van firma’s die daarin gespecialiseerd zijn, hun maîtresses en extra vakanties naar exotische oorden. Ik was zijn haar maar één keer per week; dat moet maar genoeg zijn. Mijn kop inzepen op zaterdag stamt nog uit de tijd dat ik doordeweeks op tijd naar mijn werk moest en alleen in het weekend echt tijd te over had. Nog steeds moet met name mijn hoofdhaar er meestal aan geloven op de zaterdagmorgen.
Dat doe ik vandaag ook maar, als het gezelschap bij het beeld van Lolita Pluma met haar katten mij zoals gebruikelijk uit mijn rust komt halen. Na het douchen hang ik mijn lakens op, die ik eerder bij 40 graden heb gewassen. Dat is ook zo’n typische zaterdagmorgen bezigheid: een was draaien.

Laat ik het op de zaterdag als tussenstukje maar eens over “morgen”, “mañana” hebben. Hoe kan dat toch dat één woord twee echt verschillende betekenissen heeft. Het betekent zowel morgen zoals in de dag van morgen als morgen in vanmorgen. Laat ik er titels van liedjes bijhalen om mijn bewering te onderstrepen. Mooie Spaanse voorbeelden van niet-Spanjaarden zijn: “Cuando despierto mañana” van Carel Kraayenhof (& Juan Pablo Dobal) en “Mañana is good enough for me” van Peggy Lee. Terzijde kom ik vanzelf ook op het Duitse, tweeledige “Tanze mit mir in den Morgen” van Gerard Wendland. Jullie willen liever iets Nederlands? Wat vinden jullie van “Elke morgen gaat de zon op” van Jaap Fischer dan wel “Morgen ben ik de bruid” van Willeke Alberti?
Het bijzondere aan het woord “morgen” is dat het wel in het Nederlands en Spaans (en Duits) bestaat in de dubbele betekenis, maar niet in bijv. het Engels of Frans. In het Engels is het “morning” en “tomorrow”, zoals in “Early in the morning” van Buddy Holly en “Will you still love me tomorrow” van de Shirelles. Met Franstalige muziek heb ik minder, maar hier zijn uiteraard wel voorbeelden: “Les paumes du petit matin” van Jacques Brel, het origineel van “De nuttelozen van de nacht”, en “Demain l’on se marie” van dezelfde singer-songwriter. Allochtoon Georges Moustaki in Frankrijk is zelfs de zanger van zowel het lied “Matin” als “Demain”.

Als ik zaterdagavond laat mijn was binnenhaal, zit er een beest op of in mijn kussenovertrek dat mij erg aan een kakkerlak doet denken. Kakkerlakken, ook kleintjes, kunnen een klein beetje vliegen en wie weet, is hij of zij vanaf het dak naar mijn platje gevlogen en vandaar hoppa mijn kussensloop in, wachtend op een later onthaal binnen.
Hoe dan ook, ik gun het beestje geen lang leven: de dood aan “cucarachas” en “mosquitos” in mijn woning! De kussenovertrek krijgt op zondag samen met ander wasgoed een tweede beurt – voor alle zekerheid.

Op zondagmorgen, vanavond is het Nochevieja, niet te verwarren met Nochebuena, heb ik een appje van Luis binnen. Het is een audio, een kort interview van een Canarische zender over een nieuw soort fruit: “Plataco”. Dat is een mix van “plátano”, banaan, en “coco”, kokosnoot. Binnenkort zou het hier in de schapppen van winkels liggen. Met enig gezag weet Luis, als professor in de voeding en gezondheid, uit te leggen dat het best gezond zal zijn.
Het nieuwe fruit is voor mij enigszins in dezelfde orde als nectarine, dat bij mijn weten een mix is van perzik en appel. Echter, als ik het in mijn van Dale nog eens nakijk, blijk ik ernaast te zitten. Een nectarine is een perzikvariant, oorspronkelijk uit China, met een glad, onbehaard vel.
Intussen denk ik, steeds meer overtuigd van mijn gelijk, dat voeding en gezondheid, extreme uitwassen daargelaten, niks met elkaar van doen hebben. Als ik zie wat de meeste mensen eten en drinken, zou ik zo vlug geen enkel voorbeeld weten van een product dat niet door de beugel kan. Zelfs staat m.i. ook ter discussie of bepaalde eetpatronen zoals het mediterrane dieet een stuk gezonder zouden zijn dan bijv. wat wij in Nederland aan maaltijd gewend zijn te consumeren. Op de afdeling van Luis, gespecialiseerd in voeding en gezondheid, maak ik daar geen vrienden mee, helaas. Niettemin houd ik vol dat de miljarden aan onderzoeksgeld op dit terrein niet langer welbesteed zijn. Er wordt door de voedingsindustrie grof betaald om de onderzoekingen uit te voeren, maar men wil dan wel geregeld dat er voor dezelfde industrie welkome resultaten worden gepresenteerd.

Op de laatste dag van het oude jaar, overdag, wordt mij nog een mooie foto toegestuurd van Trudie met mijn beide “nietas”, N.B. vandaag gemaakt in mijn huis in Maastricht. Die krijgt een speciaal plekje!
Echter, ik wou het over ‘s avonds hebben: Nochevieja. Om half 10 word ik verwacht bij Rafaela op de calle Cirilo Moreno 29 III voor een copieuze maaltijd. Als goedmakertje kom ik aanzetten met een fles wijn van “El Coto” en drie halve liters Bandido van Tropical. We zitten met negen personen aan tafel: naast ikke (zei de gek) en Rafaela zijn dat Noé, Lorena, Noé’s vriend de wiskundige en zijn intussen gepromoveerde vriendin Nerete, een koppel uit oorspronkelijk Mexico (hij) en Andalusië (zij) en tenslotte een vriend van Noé, die in Tenerife-Noord een boekwinkel heeft. De moeder van Noe’s vriend is van origine Nederlandse en als ik niet al te moeilijk doe, kan ik met hem Huilands praten.
Gaan we naar het eten, naast de spa, de wijn, het bier plus stokbrood en India’s brood. Eerst is er een hele tafel tapas: twee soorten kaas, een bak olijven, toastjes met paté, een soort filet americain, en twee schalen met ceviche. Dat Peruaanse (?) gerecht heb ik hier al eens vermeld, met allerlei stukjes vis in een citroensaus. Gaan we naar de hoofdschotels: allereerst een grote bak Marokkaanse couscous, met rijst, groenten en schapenvlees, ook twee bakken garnalen met een whiskeysaus en, het kan niet op, nog een schaal kalfsvlees plus met een bak aardappelsalade met veel ui.
Hoe we het voor elkaar krijgen, is mij een raadsel, maar net voor 12 zijn we klaar met eten, op tijd voor de twaalf druiven, elkaar zoenen en op de rug kloppen en daarna cava en een wel heel zoete cake.
Als de anderen om 1 uur aan de gin-tonic beginnen, besluit ik als “anciano” om weer eens op huis aan te gaan. In no time dommel ik weg, neem ik maar aan.

Op nieuwjaarsdag, vreemd genoeg hier ook als “el dia de la Sagrada Familia” aangeduid – was dat niet een week eerder – ga ik jullie als opening melden dat nachtzaak “369” deze nacht wel degelijk zijn deur open heeft. Van ‘s avonds heel laat tot in de kleine uurtjes en daarna tot in de middag is het een komen en gaan van mensen die daar hun vertier zoeken. De feestgangers zijn ook nog eens chic gekleed, het lijkt wel afgelopen 11 november in de Amsterdamse Shell-toren. Zelfs de man aan de deur heeft zich een beetje aangepast: voor de gelegenheid heeft hij een grijs jasje aan, met een wit hemd en een stropdas.
De andere drie “normale” cafés in mijn stukje Luis Morote zijn wel nog steeds dicht. Dat is nou weer een verschil met Maastricht en Amsterdam. Daar zijn zowel oudejaarsavond als nieuwjaarsdag voor de cafés topdagen. Hier in Las Palmas is mijn straat, uitgezonderd “369”, haast uitgestorven. Niet alleen op de zondagavond (“awejaorsaovend), maar zelfs ook op de maandag zit Carlos bij moeder de vrouw thuis. Bij Marja in Maastricht staat intussen de erwten- en tomatensoep te pruttelen en verdringt men zich om de nodige “pistolekes” met vlees en kaas te pakken te krijgen. Daar moet op gedronken worden, hi ha ho!

Vorige winter heb ik jullie al verteld over John Moreland van wie ik nodig eens wat muziek moest zien te krijgen. Van hem heb ik intussen een aantal cd’s opgeduikeld bij de cd-bibliotheek van Rotterdam en de ontbrekende zijn mij door Rocky op een presenteerblaadje aangereikt. Hier zijn ze alle zeven:
(2008) Endless Oklahoma Sky
(2011) Eastbound Blues
(2011) Everything The Hard Way
(2011) Things I Can’t Control
(2014) In The Throes
(2015) High On Tusla Heat
(2017) Big Bad Luv
Singer-songwriter John Moreland vind ik echt een aanwinst. Hij heeft zich nu al een bijzonder plekje in mijn (vergrote, dat wel) hart weten te verwerven. Voor deze brief moet ik kiezen: welke cd zal ik jullie eens voorzetten? Laat ik er eens twee inzetten, de eerste en de laatste: “Endless Oklahoma Sky” en “Big Bad Luv”. Ik heb het dan over twee keer elf nummers:
1.01.All I know
1.02.Endless Oklahoma sky
1.03.Everything’s my fault
1.04.Gotta be on my way
1.05.Hand over fist
1.06.It ain’t about gettin’ out
1.07.The state line (hardcore, hard luck)
1.08.Sweat & cigarettes
1.09.Thought you were different
1.10.Tired of the world
1.11.What you get paid for
7.01.Sallisaw blue (= Big bad luv)
7.02.Old wounds
7.03.Every kind of wrong
7.04.Love is not the answer
7.05.Lies I chose to believe
7.06.Amen, so be it
7.07.No glory in regret
7.08.Ain’t we gold
7.09.Slow down easy
7.10.It don’t suit me (like before)
7.11.Latchkey kid
De laatste cd vind ik eerlijk gezegd beter dan de eerste, die mij aan de rommelige kant is. Dikzak John Moreland’s stem lijkt een beetje op die van Bruce Springsteen en van the late Tom Petty. Bij “Endless Oklahoma Sky” hoor ik de Heartbreakers of de E Street Band er ietsje te vaak doorheen komen. Tien jaar later is “Big Bad Luv” is naar mijn bescheiden mening een stuk puurder, rechter uit het hart en wie weet, is ook de productie beter.
Mag ik dat ook laten doorklinken in de keuze van mijn favoriete nummers? Dan kies ik op “Endless Oklahoma Sky” voor het titelnummer alsmede “Gotta be on my way”, “Sweat & cigarettes” en “What you get paid for”, vier stuks, en op “Big bad luv” voor een zestal: “Old wounds”, “Every kind of wrong”, “Love is not the answer”, “No glory to regret”, “Ain’t we gold” en “Latchkey kid”. En voor wie het niet wist, zoals ik: een “latchkey” is een huissleutel.

Op de boulevard is het op nieuwjaarsavond – bestaat dat woord wel? – heel erg druk. Iedereen wil zijn gezicht daar laten zien, lijkt het wel, zowel de vracht aan Spaanstaligen als de schare import. Dat bevordert de doorstroming niet echt. Schrijver Hendrik Groen heeft me geleerd dat ik in ieder geval met het looptempo van hoogbejaarden compassie moet hebben. Het woest opzij duwen van overgrootmoeders, “bisabuelas”, zat me al niet in het bloed, maar is mij door hem compleet afgeleerd. Als ik klein grut zich op zijn driewielers en steppen met extra wieltjes een moeizame weg banen tussen de meute door zie banen, ben ik ook daarin uiterst coulant.
Heb ik dan toch nog iets te mekkeren over het gestuntel van mensen op Las Canteras? Dan is het de situatie dat een clubje mensen op zijn dooie gemak met zijn vijven of meer naast elkaar over de boulevard hobbelt dan wel enkele groepen die elkaar eens voluit staan te bekloppen zonder ook maar een duim breed te willen wijken, als iemand er eens langs wil. Enig meeleven voor mensen die een vrij normaal wandeltempo aanhouden zoals ik, is en blijft wenselijk. Aan de doorgewinterde snelwandelaars die graag een tempo van zes of meer per uur willen aanhouden of mensen die zelfs de hardloper willen uithangen, heb ik het vriendelijke, doch dringende verzoek, om op een avond als vanavond een tikje in te binden of anders elders hun vreemde hobby te gaan uitoefenen.

Eva stuurt me een mooie foto met Lux die met Jan Willem ernaast verwoede pogingen doet om zich voor het eerst op een gewone fiets rijdende te houden, zelfs een flauwe bocht te nemen. Dat lukt wonderbaarlijk en ik vraag me af of Dalí ook al bijna zo ver is. Fietsers, ook fietsende kinderen, zijn hier op de boulevard niet toegestaan, evenmin als honden. We gaan er geen complete janboel van maken, mensen.

Wat doet een man alleen op een avond als deze, als het op straat weer wat rustiger aan het worden is? Ik in ieder geval vind het dan weer tijd voor een film. Een aantal dagen terug heb ik “The Fury” met Kirk Douglas en John Cassevetes al snel de prullenmand in gekiept, omdat het niks was. Nu is “Green Zone” van regisseur Paul Greengrass uit 2010 aan de beurt om mijn goedkeuring te verwerven. In een bijbehorende korte documentaire ziet Paul Greengrass er best kek uit met zijn lange haar en zijn norse kop. Hij vindt dat acteurs niet teveel tekst uit het hoofd moeten leren, maar enige vrijheid in hun actie horen te krijgen om een levensecht beeld te krijgen. Dat idee is aan hoofdrolspeler Matt Damon, welbekend van de Bourne trilogie, welbesteed.
Hij speelt in de film Roy Miller, leider van een speciale militaire eenheid om in 2003 in Irak “Massive Destruction Weapons” op te sporen en en die dan triomfantelijk aan CNN en andere pers te laten zien. Ronduit vervelend is het, als die wapens er vervolgens niet lijken te zijn, eerder een verzinsel zijn van het Amerikaanse Pentagon. Communiceren daarover met de autoritaire woordvoerder Clark Poundstore (gespeeld door Greg Kinnear) is haast onmogelijk. Roy Miller’s gedachten krijgen wel enige ondersteuning van CIA-man Marty Brown (Brendan Gleeson) en journaliste Lawrie Dayne (Amy Ryan). Verder is Roy Miller vooral aangewezen op wat Irakezen zoals Freddy en Hamza hem proberen te vertellen en later ook generaal Mohammed Al Rawi, klaveren boer in het kaartspel van George Bush. Al Rawi houdt vol dat het democratiseren van Irak zonder het leger erin te betrekken, nooit wat kan worden. Dat de door de Verenigde Staten aangewezen nieuwe president van Irak na Saddam Hussein, ene Ahmed Zubaidi, er weinig van bakt, mag nu, vijftien jaar later, geen groot nieuws zijn.
Ik heb de 1 uur en 50 minuten durende, heel spannende film met rode oortjes en ogen uitgekeken. Wat een pracht van een oorlogsfilm, waarbij nu eens niet het westen als vanzelfsprekend aan de goede kant van de streep staat en de tegenpartij, in dit geval de Sjiieten, Soennieten en Koerden, uit alleen maar regelrechte boeven bestaat. Het relaas van militair Monty Gonzales (Roy Miller in het echt) destijds is verfilmd zoals het helemaal betaamt. Wie deze bloedstollende tragedie uit Irak nog niet gezien heeft, mag hem van me komen lenen in Maastricht.

Op de dinsdagmiddag staat Laura voor de deur om te komen “pótse”, maar dan zit ik wel dapper op mijn laptop te typen aan deze brief. Hoe kan ik het vergeten dat de bel gaat. Niettemin, eenmaal binnen is er voor haar geen redden meer aan. Stofkleren aan en dan gaat ze als een wervelwind door mijn huis, van keuken achter tot en met de balkonrand aan de voorkant. Haar Engels is bij nader inzien beter dan ik dacht. Aan de andere kant vind ik dat ik hier in Las Palmas wel beter Spaans met haar kan praten. Ze corrigeert me, als ik een fout maak. Zo hoort het, daar steekt een mens iets van op. Om even voor 5 is ze uitgepoetst en kan ik eens op mijn gemak naar de WC; dat moet op zijn tijd ook gebeuren. Over twee weken helpt ze me met de bedden in de zijkamer.

Ik kan het dinsdagavond niet langer voor me houden: “Wok Buffet HONG KONG” bij mij op het eind van de straat is weer open. Dat is ongetwijfeld tot groot genoegen van Trudie, die mij plus het viertal Marcel, Damaris, Yves & Raúl er over drie weken zeker heen zal tronen, als ze hier zijn. Ik zie wel weer allerlei Chinese tekens aan de buitenmuur, maar in het Spaans staat er enkel “comida internacional”. Daar is geen woord Frans bij. Ze hebben binnen nog steeds “más de 100 platos calientes y 30 platos fríos” en het is nog steeds de bedoeling om naar hartenlust toe te tasten: “sirvase todo lo que quiera”. Alleen is het weer ietsje minder goedkoop: met wokken en grillen erbij 11.30 euro voor volwassenen en 6.80 euro voor kinderen. Wie zuinig aan wil doen en het wokken weglaat, betaalt 6.95 euro als volwassene en 4.10 als kind.

Woensdag, gehaktdag, en ik zit me suf te lezen om mijn boek van 900 bladzijden uit te krijgen. Om kwart voor 3 is het zo ver; dan kan de vlag uit. Zie verder mijn boekbijlage.
Veel anders heb ik overdag op woensdag niet meer in mijn mars. Dus besluit ik om 3 uur om maar eens de spelling- en grammaticacontrole op mijn brief los te laten en dan de puntjes op de i te zetten. Een mispunt daarna is wel of en hoe ik deze brief over het internet bij jullie bezorgd krijg. Ik ga nu net doen of hij helemaal voor de bakker is en als ik hem niet verstuurd krijg, gebeurt dat volgende week, tegelijk met mijn tiende van deze winter. We hebben het dan over 9 januari, Eva’s 41ste verjaardag.
Zijn jullie de feestdagen ongeschonden doorgekomen? Geen belangrijk letsel opgelopen, ook niet geestelijk en sociaal? Dan mogen jullie nu weer gewoon met je alledaagse bezigheden doorgaan. Mij rest hier nog het hoogfeest van Driekoningen, de Palmese variant van sinterklaas. Alleen hebben we hier behalve één Piet, Baltasar, twee sinterklazen, Melchor en Gaspar. A.s. vrijdagmiddag komen ze hier met hun boten aan in de haven, bij mij om de hoek achter Santa Catalina. Daarover heb ik misschien volgende keer nog een smakelijk verhaal.
Voor nu, vooruit maar weer met de geit, en neem de os, de ezel en de schapen maar mee op stap. Ik wens jullie het beste voor de komende tijd en tot ziens maar weer, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Het gebeurt me niet al te vaak dat ik een boek van (bijna) 900 bladzijden verondersteld word door te nemen. Niettemin, van Ken Follett heb ik eerder “Fall of giants” gelezen en ik vind dat de opvolger ervan: “Winter of the world” uit 2012 ook al mijn aandacht verdient.
In het kort beschrijft het boek de wereldgeschiedenis van de periode 1933-1949, vooral de jaren van de echte Tweede Wereldoorlog, met name in Europa en in mindere mate ook de Pacific. Dat gebeurt aan de hand van families die ik al van het eerdere boek ken, dat in en rond de Eerste Wereldoorlog speelt. Plekken waar heel veel gebeurt, zijn ook deze keer Berlijn, Buffalo en Washington, Aberowen (Wales) en Londen, Noord-Spanje, Moskou, Hawaii, Santa Fé in New Mexico, enz. Jullie willen daar ook echte namen bij? Dan zou ik hier de “cast of characters” uit het boek kunnen gaan overpennen, maar dat is me te veel werk en wat voegt het toe. Enkele belangrijke families zijn die van von Ulrich, Franck, Rothmann en Macke in Duitsland, Dewar, Peshkov en Roosevelt in de VS, Williams, Fitzherbert, en Leckwith in Groot-Brittannië en (nogmaals) Peshkov, Stalin en Dvorkin in Rusland. Om het nog iets ingewikkelder te maken, is bijv. de Amerikaanse Daisy Peshkov eerst aan het sjansen met Charlie Farquharson in Buffalo, dan aan het dansen met Boy Fitzherbert in Londen en later, als die dood is, trouwt ze met Lloyd Williams in hetzelfde Londen. Door de jaren heen verandert ze van een rijke, rechtse snob in een zeer sociaal en hulpvaardig mens. Diverse andere personen in het boek doen niet voor haar onder. Zo zit bijv. Volodya Peshkov uit Moskou ook in Berlijn en in Santa Fé, belandt marineman Chuck Dewar in Hawaii en vindt Carla von Ulrich haar geluk en ongeluk in al haar jaren in Berlijn. Het boek staat bol van de politiek en grote oorlogen, maar gaat ook over liefdes die komen en verdwijnen.
Ik vind “Winter of the world” net zo geslaagd als “Fall of giants”. Met dit boek ben ik weer eens bijgepraat over de wereldpolitiek in de jaren in en rond WO II, die mij op de middelbare school onthouden zijn. Als recensiecijfer geef ik Ken Follett voor zijn epos een volle 8, well done. Deel 3 van zijn millenniumtrilogie zal er t.z.t. ook aan moeten geloven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten