maandag 29 april 2019

Weblogbrief 14.29, 29 april 2019

Weblogbrief 14.29, 29 april 2019

Queridos amigos y familia, ik ben toe aan mijn voorlaatste brief uit Las Palmas van deze winter. Ik begin met mijn woning hier. Lluis is voornemens om die de komende zomer behoorlijk te laten opknappen. Hij heeft een bedrijfje ingehuurd, van wie afgelopen maandag de 22ste drie mensen om half 5 met hem zijn komen kijken. Die hebben ook van alles opgemeten. Lluis moet nog een prijs met ze afspreken en dan moet ook nog een vergunning om te verbouwen door de gemeente worden goedgekeurd. Als de toestemming er is, kan het werk beginnen; volgens de baas van het bedrijfje gaat het om drie à vier maanden. De verbouwing zou per ongeveer 1 november klaar zijn en dat zou ik weer kunnen komen. Ik heb tegen Lluis gezegd dat het dan wel mijn laatste keer hier wordt. Onder ons gezegd: ik moet het allemaal nog zien, maar misschien valt het wel mee.
Vijftien winters in Las Palmas, ik heb wel eens vervelender dingen meegemaakt. Als ik in Maastricht ben, gaat Lluis me op de hoogte houden van de vorderingen (beweert hij).

Terug naar alledag stap ik een week terug doodgemoedereerd in bus 12, hier op het plein, en dan valt me voor de zoveelste keer een grote annonce van Tezenis op. Het is een merk BH’s dat aan de weg aan het timmeren is. In de advertentie heeft men het over “sujetadores bralette”, “sujetadores” is Spaans voor BH’s, maar waar dat “bralette” voor staat, is mij een raadsel. Ik zie overal in de stad kleurenfoto’s van jongedames hangen, met een BH in de kleuren groen (mooi), roze (minder) en paars (moet ik aan wennen). Voor een tientje – te geef.
In de bus zit ik naast een meisje dat op haar polo heeft staan: YOU KNO I DON’T CARE. CIAO! Een praatje met haar maken zie ik me zo snel nog niet doen.

Op de universiteit mag ik wel opschieten met mijn post en zo, want om half 5 ben ik alweer thuis besteld (zie boven). Dus laat ik o.a. Harry’s artikel over Veronica’s Lex Harding even voor wat het is. Bij zijn recente clips word ik aangenaam verrast door eentje van Train: “Hey Soul Sister” uit 2010. Bij de ouwetjes kijk ik er een van Marty Wilde af: “Teenager In Love” uit 1958. Harry mailt me later dat het een hit was van Dion & The Belmonts (Why must I be-e a teenager in love? maar dat wist ik al), maar dat de versie van Marty Wilde in Engeland hoge ogen heeft gegooid.

Op de terugweg in de bus en ook ‘s avonds op mijn weg naar het bibliotheekje bij het basketbalveld aan de boulevard krijg ik de ene na de andere slogan mee van een politieke partij. Het is hier net als in Nederland, is me verteld: de politiek laat zich graag en vooral zien vlak voordat er iets te verkiezen is. A.s. zondag is hier de Tweede Kamerverkiezing en dus slaat men nu de trommel.
De vijf partijen waar het hier vandaag de dag om draait, zijn van links naar rechts, met hun voorman erbij - dames als lijsttrekker zijn er niet: Podemos (Pablo Iglesias), PSOE (Pedro Sánchez), PP (Pablo Casado), Ciudadanos (Albert Rivera) en Vox (Santiago Abascal). Vox is de nieuwkomer, zo iets als de groep Wilders of Forum Voor Democratie. Die club kan nog best een rol van betekenis gaan spelen, omdat de algemene verwachting is dat de vier grote partijen net zoals de vorige keer allemaal zo’n 15-25% van de stemmen gaan krijgen. Zelfs per tweetal is dat te weinig voor een meerderheid. We gaan het zondag zien!
Wat heeft men het dan in het nagenoeg failliete Oekraïne gemakkelijk. Daar heeft een komiek zonder enig partijprogramma – zijn naam is Vladimir Zelenski – zo maar aan het langste politieke eind getrokken.

Op paasdinsdag moest ik maar weer eens in alle vroegte een plaatje opzetten. Laat ik eens iets uitkiezen dat jullie – hoge uitzonderingen misschien daargelaten – nog niet kennen, van de Cowboy Junkies. Ik heb de CD waarschijnlijk via Marij’s neef Peter binnengekregen, maar zeker weten is anders.
De Cowbow Junkies maken al decennia lang countryrock muziek, ze zijn uit Toronto en de zangeres van de groep luistert naar de naam Margo Timmins. Ik wil jullie hun “The Best Of The CJ” uit 1995 – over de eerste tien jaar van hun bestaan – graag eens laten horen. Hier zijn de zeventien nummers van het compilatiealbum:
01. Blue moon
02. Sweet Jane
03. Misguided angel
04. I’m so losesome
05. Rock and bird
06. Sun comes up
07. Escape is so simple
08. Cause cheap is how I feel
09. To live is to fly
10. Murder in the trailerpark
11. Southern rain
12. Cowboy Junkies lament
13. Anniversary song
14. Cold tea blues
15. Ring on the sill
16. Hard to explain
17. A horse in the country
De plaat heeft wel wat, zeker nadat ik ze een paar keer heb afgedraaid. Het is geen Nico bij de Velvet Underground en ook geen Janis Joplin met Big Brother & The Holding Company, maar interessant blijven ze, de Cowboy Junkies, met Margo Timmins als zangeres. Het is weer eens wat anders. De aardigste nummers op het overzichtsalbum vind ik 1, 2, 5, 6, 7, 8, 14, 15 en 16.

Van “Blue moon” van de groep, waarmee de CD opent, daar heb ik op mijn extra schijf nog een flink aantal andere versies staan. Het nummer is een kaskraker van het componistenduo Rodgers & Hart, ik neem aan uit de musical “Pennies From Heaven”. (Hoe zo, denk ik daar dan bij: hoe blauw kan de maan zijn?)
Zal ik eens opscheppen? Op mijn extra schijf zie ik het nummer 21 keer staan, alfabetisch op voornaam: Benny Goodman, Billie Holiday, Billy Eckstine, Bob Dylan, Bobby “Blue” Bland, Brook Benton, Carmen McRae, Charles Mingus, Chet Baker, Clark Terry, Dean Martin, Dizzie Gillespie, Django Reinhardt, Duke Ellington, Frank Sinatra, Greta Keller, Jody Reynolds, Julie London, The Marcels, Mel Torme en Rod Stewart. En dan heb ik er misschien nog een paar gemist, zoals de hier gepresenteerde mooie “Blue Moon”-versie van de Cowboy Junkies. Wie weet, heb ik ook nog wel een handje vertalingen van het nummer.

Als ik ‘s avonds over Santa Catalina loop, zie ik een grote aankondiging met als blikvanger: “Ilimitable”, onbeperkt, oneindig. Daaronder staat in iets kleinere, maar nog steeds kapitale letters: “Ese negocio de la esquina también le es”, die winkel op de hoek, die is er ook nog steeds. Ik heb de reclame eerder al op diverse andere plekken gezien. Is het allemaal bedoeld ter bevordering van de kleine middenstand?
Intussen zie ik de seriewinkels wel steeds verder opschuiven in de richting van overal. Op Las Canteras bijv. zijn er sinds kort twee “Spar Express” winkels en dan is er ook nog een nieuwe achter de plaza Saulo Torón, bij de ingang van de Mercado De Puerto. Ik geloof er eerlijk gezegd geen jota van dat de buurtwinkel weer in opkomst zou zijn. Mijn vrees is dat, leuk of niet, de ene na de andere kleine middenstand het loodje legt. (Net als in Maastricht, waar exact hetzelfde aan de hand is.)
Op mijn rondje, deze keer echt in de buurt, kom ik Tóbalo tegen, de voormalige ober van Carlos hier beneden. Als hij Carlos uitlegt – alweer een paar jaar terug – dat hij drie weken vakantie wil om vrienden in Zweden te bezoeken, wordt hij ontslagen. Helaas! Tóbalo heeft vanavond een best mooie vrouw bij zich, met gitzwart haar en een gulle lach. We maken een praatje voor de vaak en gaan dan ieder weer ons weegs.

Op woensdag vraag ik me af waar het vliegende insectenbestand gebleven is. Als vanzelf heb ik altijd wel hier of daar een kakkerlak gevonden in de bosjes, maar dit jaar niet. De twee keer dat ik er een in huis heb gezien, ook nog een keer al dood, zijn denk ik toevalstreffers en meer niet. Ik heb steeds ook hier of daar bijen of wespen gezien, maar deze winter is het bij eentje gebleven. Die had zich zelfs de moeite genomen om eens op mijn balkon te komen buurten. Vlinders zie ik wel, maar alweer minder dan eerder en hetzelfde geldt voor de vliegen. Ik heb jullie in vorige jaren ongetwijfeld wel eens verteld over hoe razendsnel de vliegen hier zijn.
De echte graadmeter is natuurlijk het muggenbestand. Ik weet niet beter of ik had er wel eens een op de slaapkamer ‘s nachts te verduren. Zo’n beestje weet je dan toch uit je slaap te houden tot je bereidwillig een arm boven de deken wilt uitsteken. Na carnaval heb ik hier geen mug meer horen zoemen. Is dat niet wonderbaar?
Ik weet het, in Nederland komen de muggen pas echt in juli, augustus aanzetten. Ik ga er de komende maanden wel op letten. Of is het het nagenoeg ontbreken van al die insecten deze winter hier een lokaal fenomeen?

Op mijn rondje boulevard zie ik een meisje – alweer iemand van het vrouwelijk geslacht – met op haar trui “GIRLS BITE BACK”. De prijs van de avond gaat echter naar een groepje Scandinaviërs naast mij op “mijn” bank. In een kinderwagen ligt een baby en de man des huizes buigt zich uitnodigend over het kindje heen. Dan doet hij “UMBARESSA, UMBARESSA, UMBARESSA TA” met zijn handen en kan de “grummel” zijn of haar lachen niet meer inhouden.

Op donderdagmorgen zie ik vanaf mijn balkon om even voor half 9 een grote zwarte vrouw voorbijkomen met een donker jongetje aan haar hand. Ze is overduidelijk met hem op weg naar het katholieke schooltje bij mij naast. Zou ze katholiek of in ieder geval christelijk zijn? Dan zie ik de Bob Marley-muts op haar hoofd. Daarop staat met koeienletters: JESUS IS GOOD. Verder commentaar lijkt me nu overbodig.

Over twee weken zit ik weer in “Holanda”. Als je op vakantie in het buitenland bent, zijn twee weken best lang. Ik denk bijv. met plezier terug aan mijn twee weken rondrit door Ierland twee jaar terug en mijn twee weken van oost naar west in Noordwest-Spanje de vorige zomer. Wat zijn Trudie en ik toen op veel plaatsten geweest en wat hebben we een hoop leuks meegemaakt.
Hier voel ik me compleet thuis, maar dan verval je ook een beetje in routine. Dus is langzaam aan de tijd gekomen om de bakens weer eens te verzetten, om naar mijn tweede thuis in Maastricht te gaan. Na zes maanden Las Palmas – met één onderbreking vanwege carnaval – kijk ik uit naar een hereniging met mijn “amigos y familia”, met jullie dus.

Mijn eerste boek van de week had ik op de vorige maandagmiddag al grotendeels uit, dus kon ik de middag erop al aan mijn volgende beginnen. Zie verder beneden. De vertaling van mijn tweede boek is in handen van Jan & Tineke Donkers. Jan Donkers ken ik al lang als schrijver van mooie verhalen, waarvan ik de nodige thuis heb staan. De man is naast zijn schrijverij o.a. ook vele jaren lang disc jockey geweest bij de VPRO. Begonnen zijn muziekprogramma’s met de Gonzo-tune?
Over zijn belangstelling voor folk- en country verschijnt in 2006 een boek van Jan Donkers met als titel: “Mijn Muziek”. Dat boek kan ik jullie ter lezing zeker aanbevelen. Bij het boek – te leen in Centre Ceramique – zit ook een CDtje met favoriete nummers van hem. Uiteraard heb ik daarvan een kopietje getrokken en de plaat ga ik hier en nu aan jullie presenteren:
01. Gonzo tune (23 seconden)
02. Gimme back my dog – Slobberbone
03. Drive in movie – Fred Eaglesmith
04. Talking Al Kaida Blues – Dan Bern
05. Whole lot more – Chuck Prophet
06. When it starts to rain – Jimmu LaFave
07. Get down river – Bottle Rockets
08. Brays – David Olney
09. From Galway to Graceland – Richard Thompson
10. It’s only money, Tyrone – Marah
11. When I close my eyes – Greg Trooper
12. El Paso – Doug Sahm
13. Touch – Lyres with Wally Tax
14. Bring it on home – Ted Hawkins
Uit mijn dak kan ik er niet van gaan, maar zeker na een paar keer draaien ontdek ik toch weer enkele uitschieters: de nummers 4, 6, 8, 9, 12 en 13.
(“El paso” van Doug Sahm was mij helemaal onbekend, maar dat kan komen, omdat ik een beetje getrouwd ben met de versie van Marty Robbins. Ik heb het nummer daarnaast op mijn computer staan van Buck Owens, Chet Baker en Tom Russell. En “Talking Al Kaida Blues” van Dan Bern is zeker geïnspireerd op Bob Dylan’s nummer “Talkin’ New York” uit 1962)

Op vrijdagmiddag trek ik maar weer eens de stoute schoenen aan en begeef me monter naar Triana in het zuiden van de stad. Wel wil ik eerst nog even langs mijn schoenenwinkel Lozano op Santa Catalina, waar een echte oude man (80 plus?) alle jaren dat ik hier ben, de scepter heeft gezwaaid. De winkel ligt (eigenlijk lag) naast restaurant Jacky, waar ik op het terras wel eens naar het voetballen heb gekeken. Ik wil bij dezen officieel afscheid nemen van de man van Lozano, die mij een aantal keren bediend heeft met eersteklas Cabrera schoenen.
Deze keer neem ik op mijn weg naar het zuiden de route van buslijn 1. Die gaat beneden langs El Corte Inglés, voorbij de vestiging van Triodos en dan via het stadhuis naar het hoofdbureau van politie bij Parque Doramas. Daar neem ik deze keer – voor de variatie – eens de oostelijke route van lijn 1 (terugweg) over de calle Luis Doreste Silva. Ook zo kom je ongeschonden uit bij Parque San Telmo.
Onderweg kom ik vanwege de a.s. verkiezing de nodige slogans tegen. Laat ik een viertal opsommen en dan mogen jullie uitmaken bij welke partij ze horen. Daar gaan we: “La historia la escribes tú” (de geschiedenis schrijf jij), “Haz que pase” (het lijkt wel: just do it), “Valor seguro” (zekerheid) en “¡Vamos! (daar gaan we). Van de nieuwe partij Vox heb ik geen slagzin kunnen vinden, maar dat maak ik goed met een dubbele kreet van Nuevo Canarias: “Para defender Canarias, Canarias en futuro”, om de Canarische eilanden te verdedigen,in de toekomst.
In Triana wijk ik af van de gangbare Calle Mayor de Triana route en zo kom ik eerst uit bij boekhandel Sinopsis en daarna in de calle Cano bij de boekwinkel van de streek: de Libreria del Cabildo Insular. Daar zie ik zo waar het boek van mijn huisbaas Lluis (met een streepje op de í) liggen: “Mi Transición Nutricional”, met als ondertitel “La Dieta Mediterránea”. Terug op weg naar de hoofdstraat zie ik een vrouw voorbij komen lopen met een T-shirt met daarop een kapitale letters: “¡Vivan Los Viernes!”, leve de vrijdagen. In het meervoud is het kennelijk ook “viernes”. Deze keer kies ik in de Mayor de Triana eens niet voor mijn bank tegenover café McCarthy’s, maar eentje ietsje verder op bij café El Tiempo (bij de tramrails). De baas van die zaak mag er wel eens voor zorgen dat de grote (NS-)klok aan de buitengevel daar het weer normaal gaat doen.
‘s Avonds In de bus terug (lijn 1) valt me op hoe de woorden “caballo” en “caballa” op elkaar lijken. Het eerste is Spaans voor een (mannelijk) paard, het tweede voor een makreel, toch iets heel anders. Dat een “caballo” een paard is, zal bij jullie bekend zijn. Er zijn ook veel afgeleide woorden van “caballo”, zoals “caballo semental”, dekhengst en “caballero” dat voor ruiter staat (en voor mijnheer en een vroeger populair sigarettenmerk). Zou “caballa” met een a in plaats van een o naast makreel ook merrie (een vrouwtjespaard) kunnen betekenen? Nee, dus, zegt mijn woordenboek. Een merrie is een “yegua” (en bij andere dieren een “hembra”).
Hoe men er überhaupt bij gekomen is om een makreel met de naam “caballa” te bedelen, is mij onduidelijk. Ik koop hier wel eens een groot blik “caballa” van bijna een kilo en dan is het dagen achter elkaar smullen geblazen.

Terug op het honk lees ik dat Trudie vandaag veilig is aangekomen op Kreta. Ze is met Math twaalf dagen geocachen op het eiland (dat er volgens haar van bovenaf uitziet als een bloem). Geocachen, je zal het maar als hobby hebben. Trudie en Math bivakkeren in Chersonissos. Ik ben er al eens met haar op vakantie geweest en ik herinner me dat we ons toen uitvoerig te goed hebben gedaan aan per dag afwisselend vlees- en visschotels. Hoofdstad Heraklion staat me van ons bezoek ook nog bij. Trudie heeft op het eiland solo, zonder mij, toen ook meegedaan met een wandeltocht door een grote centrale vallei. Dat zie ik haar deze keer zo weer opnieuw doen. Ze komt terug op 7 mei, de dag voordat ik in Nederland mijn gezicht weer laat zien.

Rolstoelen heb je in twee varianten. Eentje is zonder handvatten, waarbij de rolstoelrijder zich elektrisch vooruit beweegt of zelf steeds de wielen een slag moet geven. De andere is met handvatten en die vereist een tweede persoon, de rolstoelduwer (die soms echt zijn best moet doen, maar dat terzijde). En nou komt het: als iemand de rolstoel moet duwen, zit de rolstoelzitter altijd met zijn lichaam naar voren en dan kan hij of zij de duwer niet zien. Bij kinderwagens zie ik echter geregeld dat het kindje met zijn gezicht naar de duwer is toegekeerd. Zou er vandaag de dag een markt zijn voor rolstoelen met handvatten, waarbij de zitter de duwer kan aankijken? Het zal enige aanpassing vereisen, maar een beetje designer moet er m.i. best uit komen.

‘s Avonds kijk ik naar de film “Adaptation” uit 2003. Het woord “adaptation” verwijst naar Charles Darwin. Ik vind de vertaling in het Spaans beter: “El ladrón de orquídeas”, de orchideeëndief. Regisseur is ene Spike Jonze en in de hoofdrollen zie ik niemand minder dan Meryl Streep, naast Nicolas Cage in een dubbelrol en Chris Cooper.
John Laroche (CC) is een expert in orchideeën en heeft een bedrijf, met een aantal indianen, waar de bloemen gekweekt worden, nadat exemplaren meegenomen zijn uit de moerasgebieden van Florida (met krokodillen, laat daar geen misverstand over zijn). Journaliste Susan Orlean (MS) schrijft artikelen over hem en later ook een interessant boek: De orchideeëndief. Het gaat ook verfilmd worden en daarvoor is als scenarioschrijver Charlie Kaufman aangetrokken, die best moeite heeft met het bewerken ervan voor de film. Tegelijkertijd is zijn tweelingbroer Donald wel succesrijk met een ouderwets Hollywoodverhaal. Is John Laroche alleen maar de superdeskundige of zit er nog een tweede kant aan zijn bemoeienis met de bijzondere plant? Wat weet Susan Orlean daarvan?
Ik heb de film belangstellend afgekeken, maar vind hem – ondanks de vele prijzen die hij gekregen heeft – niet echt heel goed. De vergaande bemoeienis van Susan Orlean en de worstelingen van Charlie Kaufman komen mij enigszins gemaakt over. Ik besluit daarom dapper dat “Adaptation” niet mee terug hoeft naar Maastricht.

Zondagmorgen, als Luno gereed zit om zijn verjaardag te vieren, krijg ik mee dat Barcelona gisteravond met 1-0 van Levante heeft gewonnen en nu al – met nog drie wedstrijden te gaan – landskampioen van Spanje is. Messi, die pas in de tweede helft is komen opdraven, is goed voor de enige winnende treffer (op aangeven van Arturo Vidal, “el chileno”). De twee wedstrijden tegen Liverpool gaan de elf van Valverde veel meer hoofdbrekens geven.

Dan mag ik weer eens een bezoekje brengen aan de “rastro”, waar de derdehands kleren en schoenen hoog opgestapeld liggen voor een publiek dat wel oren heeft naar het “todo barratito”. Ik kom er voornamelijk nog voor de lol en heel af en toe ook om enige DVD’s en/of CD’s (voor een euro) te scoren. Deze keer loop ik tegen een drietal CD’s zonder hoes of dergelijke aan, die samen de deur uit mogen voor “un eurito”. Twee ervan zijn samen een dubbel-cd: “Lo Mejor De Los Paraguayos” en de derde is deel 2 van “Eternamente Julio” van Julio Iglesias.
Word ik tegenwoordig iedere zaterdagmorgen al onaangenaam verrast door de vrolijke klanken van een regionaal volksmuziekkoor, sinds kort is zelfs de zondag niet meer heilig. Een groep van zo’n 20 man en vrouw met ook nog eens twaalf dansers erbij maakt dat ik enigszins voortijdig de markt de markt laat en me neervlij op een bank vlakbij.
Op de terugweg zie ik in de Secretario Ardiles dat de winkel van Ray Vapes open is. Ik heb al eens verteld dat ook in Las Palmas de “VAPE”, e-cigs, in is bij de mensen die niet gewoon kunnen stoppen met roken. Inspelend op de trend zie ik hier op diverse plekken winkels verschijnen om aan de e-sigs een centje te verdienen, kennelijk ook in mijn buurt.

Bij mij in de straat komt een meisje voorbij, een Franse toeriste?, die op haar borst heeft staan: “J’AIME LA MER”. Dat betekent niet dat ze van haar moeder houdt, maar van de zee. Daarvoor kun je in de Luis Morote allebei de kanten op. Ik heb hier zee, oceaan eigenlijk, op zo’n honderd meter, zowel achter Santa Catalina als aan Las Canteras.

En dan zit ik alweer één dag voor die waarop de oude koningin Juliana, als ze nog geleefd had, jarig zou zijn geweest. Dat waren nog eens tijden, met al die fans van haar die op Soestdijk voorbij het podium trokken met hun cadeautjes. Ik ga vanmiddag weer eens naar de gezondheidsfaculteit in het zuiden van de stad en uiteraard zet ik dan deze brief op mijn blog. De volgende, tevens de laatste van deze winter, krijgen jullie maandag over een week te verduren, op 6 mei, maar het kan ook de morgen erna worden. Dat hangt ervan af wanneer ik mijn instapkaart voor het vliegtuig (naar Schiphol deze keer) kan gaan printen.
Ik wens jullie een prettige voortzetting van dit voorjaar. Het is al bijna mei, dus ga eens zonder regenjas en paraplu de deur uit, is mijn aanrader. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

In de boekenkast op de Heerderweg in Maastricht zie ik met carnaval een boek liggen dat ik graag eens wil lezen. Dus stop ik het in mijn tas op weg terug naar Las Palmas. Het is (voor mij) de zoveelste thriller van Jonathan Kellerman. In 2006 komt hij met “Ontknoping” (oorspronkelijk “Gone”). Het boek speelt hoofdzakelijk in Los Angeles.
Psycholoog Alex Delaware, ook werkzaam voor de politie, en de lijvige rechercheur Milo Sturgis onderzoeken wat er precies gaande is in toneelschooltje PlayHouse in de stad. Het is een eenvrouwsbedrijfje van de enigszins geschifte Nora Dowd (met gluurder Reynold Peaty om te “potse”). Nora heeft twee broers, de simpele Billy en de stoere Brad, hoewel de laatste eigenlijk een neef is. Met zijn drieën runnen ze een hele serie panden en zelfs gebouwen in de stad van de engelen. De huur van alle bewoners levert hun de nodige “pecunia” op, ruim genoeg voor een financieel zorgeloos leven. Brad speelt een beetje de baas van het drietal en houdt er als hobby o.a. een heel wagenpark op na.
Dan blijkt dat er af en toe mensen verdwijnen en Alex & Milo vermoeden dat het iets met het toneelschooltje van doen heeft. Als de jonge blondine Michaela dood wordt gevonden en ene Dylan met Nora zoek blijken te zijn, komt de bal aan het rollen. Etc., mag ik het daarbij laten?
Ik heb “Ontknoping” best een mooi boek gevonden. Het is spannend en ook de bijverhalen in het boek houden mij voldoende bezig. Een beetje vreemd vind ik de ontknoping wel en dat kost ietsje. Deze keer moet schrijver Jonathan Kellerman het doen met een 8- als recensiecijfer.

Tot de thrillerkoninginnen van de vorige eeuw reken ik zeker Patricia Highsmith. De dame uit Texas schrijft haar eerste complete moordboek in 1949: “Strangers On A Train”, nog wel als ze op vakantie in Europa is. Het komt het jaar erop uit en wordt een klinkend succes, als boek en als film van Hitchcock naar een scenario van Raymond Chandler. “Strangers On A Train” is het begin van een lange carrière van Patricia Highsmith als schrijfster van “detectives”.
Het onderhavige verhaal begint met een toevallige ontmoeting van twee mensen in de trein: architect Guy Haines en flierefluiter en alcoholist Charley Bruno. De laatste heeft een “bucket list”, waarop o.a. staat dat je best twee bekenden kunt vermoorden, als je er maar voor zorgt dat de twee daders hun eigen slachtoffer niet kennen en ook op een totaal andere plek wonen. Guy Haines vindt het maar niks, maar bekent in de trein wel dat hij graag verlost zou zijn van zijn bijna ex-vrouw Miriam. Charley Bruno zegt dat hij die best wil vermoorden, als Guy Haines vervolgens de vader van Charley: Sam(uel) Bruno voor zijn rekening wil nemen. Guy Haines verlaat hem met ruzie en is blij, als hij weer met zijn volgende architectuuropdracht kan doorgaan.
Tien dagen later wordt Miriam gewurgd door Charley. Nu is Guy aan de beurt, vindt hij. Die wordt onder grote druk gezet om zijn deel van de overeenkomst na te komen. Als Charley ook nog eens extra aandacht aan Guy’s nieuwe vrouw Anne Faulkner gaat besteden, zijn de rapen echt gaar. Dan gaat ook de wat lijzige detective: Arthur Gerard zich ermee bemoeien.
Ik heb het boek in vertaling gelezen: “Vreemden In De Trein” uit 1979 en het is me goed bevallen. Het enige dat me een beetje tegenstaat, is dat Patricia Highsmith soms met van die nogal zeurderige psychologische uitweidingen aan komt zetten. Dat maakt dat ik mijn recensiecijfer laat zakken tot een 7½.
Het boek is er een in een serie van zestig “Crime De La Crime” boeken van de Arbeiderspers. Achterin het boek staat een lijstje. De nodige daarvan heb ik al gelezen, maar ik zal gaan proberen om de nog niet gelezen boeken in de serie te pakken te krijgen.

En dan heb ik ook nog een derde boek voor jullie: “Headhunters”, van Jo Nesbo. Ik heb het in het Engels en schrijf je Nesbo in die taal zonder schuin streepje op de o? Daarbij komt dat het ditmaal geen boek is met de weinig coöperatieve rechercheur Harry Hole in de hoofdrol. In “Headhunters” speelt de complete politie maar een ondergeschikte rol en die is nog misselijkmakend ook. Het boek is uit 2008 voor wie dat leuk vindt om te weten en het is ook verfilmd.
Roger Brown is een echte “headhunter”, altijd op zoek naar de beste kandidaat voor een topfunctie bij een bedrijf in Noorwegen. Zijn voorstellen zijn nog nooit afgewezen door de opdrachtgever. Roger werkt voor een bedrijfje genaamd Alfa in Oslo en laat het breed hangen, zoals dat zo mooi heet. Zijn vrouw Diana heeft een galerie in de stad. Daar loopt hij bij een expositie Clas Greve al dan niet toevallig tegen het lijf, het voormalige hoofd van een concurrerende firma van Pathfinder. Pathfinder is een bedrijf in electronica, dat een GPS-systeem in de markt gezet, waarmee je mensen eenvoudig kunt volgen, waar ze ook zijn. Laat die firma nou op zoek zijn naar een nieuwe CEO, een baan waarvoor Clas Greve bij uitstek geschikt lijkt te zijn.
Als zijstap – mede om zijn dure leven te bekostigen – is Roger Brown actief als dief van kunstwerken. Via zijn werk en via Diana komt hij nog wel eens te weten of iemand iets bijzonders in huis heeft hangen. Zo ja, dan stuurt hij beveiliger Ove Kjikerud erop af om het origineel te vervangen door een goed lijkende replica, waarna hij het origineel in de verkoop doet. Clas Greve zou thuis een peperduur schilderij hebben hangen: het vier eeuwen oude “The Calydonian Boar Hunt” van Peter Paul Rubens, een gestolen werk in de Tweede Wereldoorlog. Als Ove dat voor hem buitmaakt, gaat er meer mis dan ze voor mogelijkheid hebben gehouden. Laat ik hier volstaan met te zeggen dat ene Dybwad van het TV-programma New Tonight op (bijna) het einde een gesprek heeft met politie-inspecteur Sperre over de zaak en dat die oprecht vindt dat hij een seriemoord heeft opgelost.
“Headhunters” van Jo Nesbø, pardon Nesbo, is m.i. een best wel een spannend boek. Kennelijk kan de schrijver ook een apart verhaal in elkaar flansen zonder dat inspecteur Harry Hole de show mag stelen. Voor dit boek krijgt hij van mij een volle 8 en ik kijk uit naar het lezen van weer andere boeken van hem.

maandag 22 april 2019

weblogbrief 14.28, 22 april 2019

Weblogbrief 14.28, 22 april 2019

Queridos amigos y familia, jullie hebben toch wel gekeken of er nog post van mij was, de afgelopen week. Een dag te vroeg, op “Martes Santo” (mijn Spaans), ben ik naar de universiteit gegaan. De buitendeur van het grote gebouw waar ook Sociale Geneeskunde zit, staat gewoon in de openings”mode”. Iets anders is hoe leeg het gebouw wel niet is. Ik zie beneden niemand en in mijn gang op de tweede etage alleen iemand verder op die met brandslangen in de weer is. Wat kan mij het schelen, als ik maar mijn kamer in kan en de computer het doet.

Ton stuurt me een brief van de belasting waar ik, als ik terug in Maastricht ben, nog eens goed naar moet kijken. Harry heeft het over een stuk dat hij over Tiny Tim geschreven heeft. Ik lees het, maar dan wordt mij weer eens helder dat Tiny Tim op mij overkomt als een permanente bewoner van “Venray” of “Paviljoen 3”. Als muzikant stelt hij geen hout voor. (En wat ben ik blij dat ik van die boodschappentas met zijn ukelele erin verlost ben.)
Ik ben in afwachting van Trudie’s antwoord op mijn vraag of ik hier volgende winter nog wil terugkomen. Intussen kan ik haar o.a. al vertellen dat ik aan een heel mooi nieuw boek begonnen ben: John Grisham’s “The King Of Torts” uit 2003, bijna 500 bladzijden. Nou willen jullie natuurlijk (net als ik) weten waar dat “torts” voor staat. Een “tort” is volgens mijn Engelse woordenboek een onrechtmatige daad, onrecht. Ook in de grote Van Dale staat het geboekt als het ongelijk. Laat ik maar eens kijken of er nog iets bijzonders van mijn gading op het internet staat.
Dan komt Lluis tot mijn grote verrassing de kamer op – hoe bestaat het? Hij moet een paar dingen op zijn kamer pakken om mee naar huis te nemen en kan niet geweten hebben dat ik er ben. Als vanzelf hebben we het nu over de woning in de Luis Morote. Wat is hij de komende maanden echt van plan? Gaat de woning compleet op de schop om vervolgens per week verhuurd worden aan toeristen? Dat plan heeft Lluis alweer laten varen, bekent hij me, maar hij is er wel van doordrongen dat er het een en ander aan opknappen gedaan mag worden de komende tijd. Lluis wil minder hard gaan werken – hij wordt 23 april 60 jaar – en wil de woning wel het hele jaar gaan verhuren, ook in de zomermaanden. Echter, als ik wil terugkomen in november of zo, valt daar volgens hem best een mouw aan te passen.
Ik mail Trudie nog maar eens opnieuw over deze nieuwste ontwikkeling.

‘s Avonds zit ik haantje de voorste bij Miami op het terras. Ik had natuurlijk kunnen vragen om Juventus-Ajax op te zetten, maar de vele aanwezigen komen uiteraard om Barça te zien winnen van Manchester United. De eerdere ontmoeting in Noord-Engeland eindigde in 0-1, dus moet het een makkie worden, denken wij optimistisch. Camp Nou zit vol met supporters van “los azulgrana”, maar er is ook een vak met ManU aanhangers die voor de wedstrijd trots een groot spandoek met “Walking to glory” in de lucht houden.
Om 8 uur precies slaat scheidsrechter Brych uit Duitsland aftrappen en meteen begint Manchester United aan een mini-offensief. In minuut 1 schiet Rashford de bal op de bovenkant van de lat. Wat krijgen we nou? Gelukkig is Barcelona wel al snel weer bij de les. In minuut 11 struikelt Rakitic over een tegenstander (of laat hij zich vallen) in het strafschopgebied. De VAR moet eraan te pas komen om de door de scheidsrechter toegekende strafschop weer te annuleren. Dan komt minuut 16. Messi wurmt zich langs een aantal verdedigers en schiet de bal met zijn fameuze linker voet van zo’n 18 meter afstand hard in de (voor hem linker) benedenhoek. Keeper De Gea kan er net niet bij: 1-0. Vier minuten later doet Messi het nog een keer, nu met zijn mindere rechter voet. De Gea werpt zich deze keer prima op de bal, maar laat hem dan onder zich doorglijden: 2-0, een blunder.
De wedstrijd is gespeeld, “en un pispás”, in een wip. De legio Barcelona-aanhangers op het terras “hawe pin” en willen liever niet naar Juventus-Ajax overschakelen. Dus moet ik tevreden zijn met in de rust alleen even naar de doelpunten van die wedstrijd tot dusver te kijken. Ronaldo wordt weer een keer vrijgelaten en zorgt met een kopbal voor de 1-0 in minuut 28. Zes minuten later brengt Donny van de Beek de stand in evenwicht met een schuiver: 1-1.
Terug in Nou Camp heb ik over de tweede helft niet veel meer extra’s meer te melden. Vooruit, in minuut 61 speelt Alba de bal naar Coutinho en die haalt van zo’n twintig meter “vernietigend” uit voor 3-0. “Pichichi”, topscorer Messi probeert vlak daarop nog een omhaal, maar de bal gaat naast. In minuut 90 kan Ter Steegen zijn kunnen een keer tonen en dus blijft het 3-0.
Barcelona mag het over een paar weken tegen Liverpool opnemen (tenzij Oporto daar morgen nog een stokje voor gaat steken).

Ben ik iets vergeten? Tussendoor bij Barcelona-Manchester United roept de TV-commentator halverwege de tweede helft dat Matthijs de Ligt in minuut 67 uit een corner de 1-2 heeft aangetekend, met een glorieuze inkopper. Direct na afloop hoor ik dezelfde man duidelijk zeggen: “Ajax sigue a la Juve!”
Op de bank tegenover Cafetaria Nuevo Murias bezie ik even later een eerste verslag van de wedstrijd in Turijn. De “oude dame” met Ronaldo in de gelederen is voor schut gezet door jongens van 21 (Van de Beek) en 19 (de Ligt) uit Mokum. El Mundo heeft het de dag erna over “La gran rebellión”, de grote opstand en El Pais meldt dat “De Ligt se consacra en Turin”, De Ligt vestigt zijn naam in Turijn. Diens wereldprestatie gaat Ajax bij zijn overgang naar een overdreven rijke topclub zeker tien miljoen extra opleveren.
Ik mail Eva dinsdagavond laat dat Ajax kennelijk ook kan winnen, als Eva er niet bij is. Als antwoord krijg ik: “Prachtig, hè? We zijn alweer aan het kijken voor kaartjes in Londen.”

Het eerste dat ik op woensdagmorgen doe, is een plaat van Gilbert O’Sullivan opzetten, de man die op het podium als arbeider of als vaudeville-figuur gekleed is en zichzelf begeleidt op de piano. Hij is van Waterford in Zuid-Ierland, geboren in 1946 (een goed jaar), maar verhuist als hij 7 is, naar Londen. De man wordt vervolgens een volbloed singer-songwriter. In de eerste helft van de jaren zeventig heeft hij de nodige tophits op zijn naam staan, te beginnen met “Nothing Rhymed”: (If I give up the seat I’ve been saving. To some elderly lady or man. Am I being a good boy. Am I your pride and joy. Mother, please if you think say I am.) Gilbert (eigenlijk Ray) O’Sullivan vind ik mede zo goed, omdat zijn teksten klinken als een klok. Helaas heb ik maar een CD van hem in huis, maar die geeft wel een sprekend overzicht van zijn kunnen: “The Very Best Of Gilbert O’Sullivan” uit 1995. Met de nodige bravoure draait die plaat nu zijn rondjes op mijn denkbeeldige pick-up. Ik ben vanmorgen de beroerdste niet en geef jullie hier alle twintig nummers van het album:
01. Matrimony
02. Nothing rhymed
03. Ooh-wakka-doo-wakka-day
04. You are you
05. Get down
06. No matter how I try
07. Clair
08. I don´t love you but I think I like you
09. Underneath the blanket go
10. We will
11. At the very mention of your name
12. Why, oh why, oh why
13. Ooh baby
14. Alone again (naturally)
15. Can’t think straight
16. I wish I could cry
17. Are you happy?
18. What’s in a kiss?
19. Lost a friend
20. I’ll believe it when I see it
Wat een onvervalste schoonheid, ooh-wakka-doo-wakka-day! Het is voor mij best moeilijk om uit deze compilatie nog weer eens nummers uit te halen die extra hoog aan mijn firmament staan. Echter, wat moet gebeuren, moet gebeuren. Mijn sterren gaan deze keer naar de nummers 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 13 en 14, een heleboel, maar het is niet anders.
Gilbert O’Sullivan reken ik tot de beste Engelse muzikanten uit de eerste helft van de jaren zeventig.

Ik heb het aan jullie ongetwijfeld wel eens verklapt: ik ben een liefhebber van tête de veau. De originele variant – kopvlees – is bij mijn weten in Maastricht niet meer te krijgen. Hier in Las Palmas kan ik hem wel nog vinden onder de naam “morro”, in een rode saus, met “setas”, paddenstoelen.
Een mens moet wat, dus ga ik jullie eens vragen naar Spaanse rijmwoorden op morro. Laat ik me maar weer beperken tot tweelettergrepige woorden. En kom me niet aan met “oro”, goud, “loro”, papegaai, of “toro”, stier, want de eerste lettergreep moet wel met een korte o zijn, geen dubbele.
Ik doe jullie er een aantal cadeau geven, omdat ik er zelf versteld van sta dat ze überhaupt bestaan. “Corro” bijv. is een kring en “forro” staat voor bekleding. Willen jullie nog een paar onmogelijke voorbeelden? Dan kom ik ook nog eens met “horro”, in “horro de”, gespeend van en “rorro” dat volgens mijn woordenboek een koosnaam is voor een baby.
Blijven drie andere woorden met -orro over en daar horen jullie wel mee bekend te zijn. Hebben jullie er lang genoeg over kunnen denken? Hier komen ze. Als eerste noem ik hier “gorro”, muts (niet te verwarren met “gorra”, pet). Een “gorro de baño” is een badmuts en een “gorro de cocinero” een koksmuts. Dan hebben we “porro”, dat algemeen beschaafd Spaans is voor een joint. Het schijnt ook prei te kunnen betekenen, maar voor mij is dat “puerro”. Gaan we door tot helemaal achteraan in het alfabet, dan komen we uit bij “zorro”. Misschien is er ook een cowboy die zo heet, maar hier denk ik het eerste aan een vos. “Listo como un zorro” is zo slim als een vos. Het woord “zorro” heeft ook iets sluws, zoals in “ni zorro idea, geen flauw benul, en “toda la zorro noche”, de godganselijke nacht.

‘s Avonds zit ik hernieuwd voor de buis bij Miami. Oporto kan zoals verwacht geen vuist meer maken tegen Liverpool, dat in de heenwedstrijd al met 2-0 gewonnen heeft. Bij de rust staat het in de Portugese stad van de port 0-1 en de einduitslag wordt 1-4. Liverpool wordt de tegenstander van Barcelona over twee en drie weken.
Manchester City tegen Tottenham Hotspur is compleet andere koek. Eerder heeft Tottenham met een beetje geluk met 1-0 in Londen gewonnen en nu vliegen de doelpunten me in de eerste 21 minuten om de oren: 1-0 (Sterling), 1-1 (Son), 1-2 (Son), 2-2 (Bernardo Silva, via verdediger Rose) en 3-2 (Sterling). Dat 3-2 is net te weinig voor Man City, maar er is dan nog zo’n zeventig minuten te spelen. Over de eerste helft heb ik verder geen wapenfeiten meer. Dan komt de tweede helft, waarin Son al snel een gele kaart pakt. Die moet, als Tottenham zou doorgaan, de volgende wedstrijd aan de kant blijven. Dan puntert Agüero in minuut 59 de 4-2 binnen, op aangeven van De Bruyne (ik vind de Belg erg goed spelen). Het stadion is vanaf dan in hosanna-stemming. Dan komt minuut 73, als Llorente in minuut 73 uit een corner de 4-3 aantekent, met zijn heup, weer eens wat anders. Onduidelijk blijft of de bal ook zijn arm heeft geraakt. Hoe dan ook, nu moet “Guardiola’s blue & white army” opnieuw ten strijde trekken om de halve finale te halen. Dat lukt in de extra speeltijd ook, maar de 5-3 wordt door scheidsrechter Çakir (uit Turkije) afgekeurd wegens buitenspel, tot ontsteltenis van het stadion.
Ajax dient over twee en drie welen de elf van Tottenham Hotspur van de mat te spelen. Dat moet te doen zijn, denk ik oprecht.

Witte Donderdag, “Jueves Santo”, heilige donderdag, “Maundy Thursday”, als het in Engeland tijd is om arme mensen iets te geven, wie bedenkt zo iets? Hier om me heen kijkend is het vooral Vrije Donderdag, “Jueves Libre”. Intussen hebben al zoveel mensen vrij van hun werk dat een terrastafeltje nog maar heel moeilijk te krijgen is.
Als ik vanochtend vlakbij de “Mercado Central” ben, kom ik Jorge en Patricia tegen, die net aan het pinnen zijn. Ze zijn net als ik in de weer om hun eten en drinken voor vanavond en morgen veilig te stellen. Van Jorge leer ik dat je niet hoeft te betalen voor het pinnen, als je dat bij je eigen bank doet, in hun geval Santander. Gelukkig heb ik als Triodos-man de Caixa die (nog) niet op deze nieuwe banktruc is ingesteld.
Het Laatste Avondmaal vanavond heet in het Spaans “La Última Cena”. Wanneer is die naam bedacht? Het lijkt me meer een naam van veel later. Tijdens de maaltijd zie ik iemand als Jezus zeker niet vermoeden dat hij zo meteen in de hof van olijven, “el jardín de olivas” (?), zal worden opgepakt. Ik heb eens in een boekenwinkel bijna een puzzel van een paar duizend stukjes gekocht van “Het Laatste Avondmaal” van Leonardo da Vinci. Daarop zie je goed hoe de schilder ermee geworsteld heeft. Zoals bij mij wel vaker het geval is, heb ik er intussen spijt van als haren op mijn hoofd dat ik toen niet heb toegehapt en hem gekocht heb. Later heb ik de puzzel niet meer kunnen vinden.
Terug naar het heden. Normaliter zijn de winkels in mijn straat ‘s ochtends open vanaf een uur of 10 tot zeg 2 uur. Daarna zijn de dicht tot ongeveer 5 uur en dan weer open tot 9 uur. Vandaag op Witte Donderdag zijn ze na de middagpauze niet meer open en morgen zullen ze ongetwijfeld de hele dag dicht zijn.

‘s Avonds lees ik op NU.NL over de twee wedstrijden in de halve finale van de Liga De Campeones, om het eens op zijn Spaans te zeggen. Hier zijn de data. Alle wedstrijden beginnen om 9 uur, in Las Palmas 8 uur.
30 april Tottenham – Ajax
01 mei Barcelona – Liverpool
07 mei Liverpool – Barcelona
08 mei Ajax – Tottenham
Ik heb de twee wedstrijden van Ajax tegen Juventus helaas moeten missen. Echter, op dinsdag 30 april ga ik zeker voor de buis zitten om 8 uur en op woensdag 8 mei – als ik om 11 uur ‘s ochtends terugvlieg naar Nederland – is het om 9 uur ‘s avonds aantreden in Maastricht (esgodbleef).

Als ik op mijn bank bij het NH-Imperialhotel zit, krijg ik een koppel vrouwen te verduren, met een drietal kleine kinderen, waar de honden geen brood van lusten. Waar kun je aan zien dat mensen asociaal zijn? Ik weet het niet, zit het hem in het taaltje dat ze bezigen? Hebben ze de verkeerde kleren en schoenen aan? Dit duo zit hoe dan ook niet in mijn league. Ze hebben net nog door het strandzand gebanjerd en nu moet het zand van hun benen en voeten af, voordat die in hun foute slippers (“chancletas”) gaan verdwijnen. De brutaalste van de twee (denk ik dan maar) haalt een rol WC-papier uit haar tas om daarmee de zaak af te deppen. Na gedane arbeid wordt het overdadig gebruikte paper gewoon op de grond gekiept. Als de twee vrouwen met hun onschuldige kroost vertrokken zijn naar waar ze vandaan komen, staat een bankzitster naast mij op om de rommel te verwijderen.
Op mijn wandelingetje terug over Las Canteras kom ik een oudere vrouw tegen met – ik kan het niet helpen – echt uitgezakte borsten. Op haar polo staat niettemin met trotse letters: WHATEVER YOU WANT.

Op Goede Vrijdag blijft Carlos beneden dicht, maar “de Franceso” en “Don Manué” doen later hun deuren wel open. Om 12 uur ga ik me douchen en dan begin ik aan een overheerlijke portie “Pulpo a la Gallega”, stukjes achtarmige inktvis, in een saus met paprika en ui. Als extraatje doe ik er “pepino” bij, komkommer van de firma “La Cosecha Canaria, alimentos de nuestra tierra”. Eigen teelt, zo hoort het. De komkommer (verleden tijd: kwamkwammer) maak ik aan met een paar lepels mayonaise, wat brood erbij en wie doet me wat!

Dan is het 3 uur geweest. “Het is volbracht” en ik ga eens kijken op mijn VERBATIM schijf of ik nog een passende boodschap voor jullie heb, iets met Pasen, Pâques, Pascua of Easter. Tussen alle Engelstalige amusement en droefenis zie ik de nodige paasmuziek van mijn gading. O.a. krijg ik een CD van Tracy Chapman in beeld, de dame voor wie ik al decennia lang een zwak heb. Die wordt het. Ze is geboren in Cleveland, Ohio in 1964. Ik heb acht studio CDs van haar uit de periode 1988-2008 plus nog wat frutsels. Die uit 2005 heet “Where You live” en daarop staat het nummer “Before Easter”. Het is niet anders, maar Jesus is op het liedje prominent aanwezig en het lijkt wel of Tracy Chapman te biecht gaat. Toch vind ik het best een goed nummer. Hier zijn ze alle elf van “Where You Live”:
01. Change
02. Talk to you
03. 3000 Miles
04. Going back
05. Don’t dwell
06. Never yours
07. America
08. Love’s proof
09. Before Easter
10. Taken
11. Be and be not afraid
Tracy Chapman kan nog altijd een potje bij mij breken. Heeft ze na 2008 geen CDs meer opgenomen? Intussen vertel ik jullie dat, zelfs als ik het nummer “Before Easter” op “Where You Live” buiten beschouwing laat, er nog steeds eersteklas liedjes op de plaat te vinden zijn, met name de nummers 1, 2, 4, 6 en 10.

Paaszaterdag is een echte zaterdag, met alle leven dat bij mijn straat hoort. Toch begin ik Nederland en dan vooral Maastricht wel te missen. Trudie heeft gisteren gekookt voor Eva, JW en mijn twee oogappeltjes alsmede Marij en René. Het moet heel gezellig geweest zijn. zonder mij.
Hier houd ik het rustig en peuzel vandaag wel nog een halve kip weg, die ik vooraf in een koekenpan heb opgewarmd, met opgebakken aardappeltjes. Ik doe er Amerikaanse salade bij (vooral witte kool) en yoghurt als toetje.

‘s Avonds, als het om 9 uur donker is, kijk ik een film af op mijn laptop. Ik heb hem al eens gezien, maar ben niet bang voor de herhaling. Hij heet “Body Of Lies”, is van 2008 en de regisseur heet Ridley Scott. De film speelt voornamelijk in het Midden-Oosten.
CIA-agent ter plekke is ene Roger Ferris (gespeeld door Leonardo DiCaprio) die zijn best doet om een Al Quaida-kopstuk gevangen te nemen. Hij wordt (vooral) vanuit de V.S. gesteund door een hoge CIA-pief genaamd Ed Hoffman (Russell Crowe). In de Midden-Oosten contreien, met name Jordanië, krijgt Roger Ferris hulp van ene Hadi Salaam en voor de liefde is er een knappe verpleegster, die hem wekelijks een tetanus-injectie toedient. De tegenpartij heet, als we al zijn helpers weg mogen laten, Al-Saleem, een al wat oudere man met een baard. Mag ik het daarbij laten?
“Body Of Lies” vind ik een spannende, maar ook aimabele film, in een omgeving waar ik niet zou willen verkeren. Je zal maar in zo’n markt een bom op je donder krijgen. Hij gaat hier nu in de gratis handel. (Ik leg de DVD bij een boom en dan zal er ongetwijfeld snel iemand komen die hem als cadeautje mee naar huis neemt.) Op (Eerste) Paasdag heb ik snel door dat er in mijn huis geen eitjes verstopt zijn. Dan nog maar een nieuw plaatje. Wat vinden jullie van de klassieker “Easter Parade”? Bij mijn weten is het een nummer van de bekende componist Irving Berlin. Ik heb het op mijn computerschijf staan in een aardige uitvoering van Sarah Vaughan samen met Billy Eckstine, uit 1959. Die is best de moeite waard, maar vandaag prefereer ik de versie van Fats Domino (1928-2017). De man uit New Orleans speelt het op de LP “I Miss You So” uit 1961. Daarop is trouwens nog veel meer goeds van de dikke man te vinden, zoals het titelnummer, “It keeps rainin’” en “What a price”. Dat “Easter Parade” van Antoine “Fats” Domino, met de band van Dave Bartholomew, is het niet een prachtig nummer in al zijn eenvoud?
Om 12 uur begeef ik me naar de keuken om een overheerlijke eiersalade klaar te maken. Allereerst gaat een diepvries groentemengsel (“menestra”) tien minuten in de magnetron en dan mag het weer afkoelen. Ik maak het nu aan met een aantal lepels mayonaise (en wat ik nog aan mosterd over heb) en doe er diverse teentjes knoflook bij uit een potje van De Spar (“ajos, en vinagre encurtidos”, in azijn ingelegd). Dan voeg ik vijf hardgekookte eieren toe, die ik wel uitgebreid ga prakken. Tenslotte wordt de hele boel gemengd tot een grote “pratsj”. Nu vers roggebrood erbij en aanvallen maar.

Zondagavond met pasen (dat is hier iets anders dan paasavond) doe ik de boulevard en sta versteld van de hoeveelheid volk dat heen en weer struint. Zelfs kom ik ook een paar keer Nederlanders tegen. Het is tijd om weer enkele trui-opschriften de revue te laten passeren. Een van de leukste van vandaag vind ik: “LONDON, PARIS, LA ISLETA, NEW YORK, TOKYO”. (La Isleta is de wijk bij het Castillo de la Luz.) Extra punten geef ik ook aan: “LA TARDE ES JOVEN”, de middag is nog jong.
Gaan we naar enkele buitenlandse. Ik kom vanavond als eerste met iets Frans: “JE M’EN FOUS”, het kan me niks bommen. Vanzelf heb ik ook een Engelse in de aanbieding: “THIS IS JUST THE BEGINNING”, dit is nog maar het begin. Vooruit, jullie willen er nog eentje? Dan kom ik met: “FOLLOW YOUR INTUITION”. Daar hoort wel bij gezegd te worden dat het bij de dame hoort van zo’n 150 kilo, schoon aan de haak. Zou haar hartenkreet op eten slaan?

Mijn sportieve gelukwens gaat vandaag uiteraard naar Mathieu van der Poel, zoon van Adri. Je doet goed mee, trekt op het einde eens een sprintje en dan win je de enige Nederlandse wielerklassieker: de Amstel Goldrace. Proficiat!

Het was me de Goede Week wel weer. Aan de andere kant ben ik blij dat het vandaag de 22ste hier in Las Palmas weer een gewone doordeweekse dag is. Jullie in Nederland mogen dan op paasmaandag nog aan de chocolade eitjes zitten, hier moeten de kinderen gewoon naar school (en wee je gebeente, als je te laat aan komt zetten). Deze brief gaat vanmiddag op de bus en mijn volgende, nummertje 14.29, kunnen jullie over precies een week tegemoet zien, op maandag 29 april. Dan hebben we de verjaardag van Zijne Koninklijke Hoogheid en beloken pasen ook alweer gehad.
Voor nu, beste mensen, neem nog een eitje en geef dan toe dat het zogenaamde paasfeest niet meer is dan één grote poppenkast. Als het lijk van Jezus in een graf wordt opgeborgen, waarom zou de man er dan weer levend uitkomen? Tot ziens maar weer, hasta luego, Paul.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er deze keer eentje van John Grisham die ik nog had liggen: The King Of Torts, uit 2003. Voor wie het niet weet – ik heb het ook moeten opzoeken: “torts” zijn onrechtmatigheden. Het verhaal speelt zich hoofdzakelijk af in Amerika’s hoofdstad Washington D.C. (waar 80% van de bevolking zwart is, maar dat terzijde). John Grisham ziet er patent uit de foto achter in het boek.
Clay Carter is een jonge advocaat, 31 jaar, die al zo’n vijf jaar werkt voor het “Office of the Public Defender” in de stad. Daar zitten zo’n 80 advocaten, het is allemaal best aardig, maar voor het grote geld hoef je het bepaald niet te doen. Dan krijgt hij de verdediging toegewezen van Tequila Watson, een 20-jarig boefje uit een ontwenningskliniek dat nu al bijna vier maanden drugsvrij is, maar tijdens een dagje uit huis random iemand doodschiet. Clay baalt er een beetje van. Dan komt ene Max Pace op de proppen die hem stiekem vertelt dat het een nog niet bekende bijwerking is van een overigens prima werkzaam anti-drug middel: Tarvan. Ongeveer 1 op de 12 chronische gebruikers zou aanvallen van in het wilde weg iemand doodschieten krijgen. Clay Carter opent een eigen kantoor, met meenemen van Paulette Tullos, Rodney Albritton van het OPD-kantoor en daarnaast zet hij zijn vriend en computerman Jonah in. Ze beginnen een rechtszaak of liever gezegd: treffen een lucratieve regeling met de firma van het middel voor de intussen zeven getroffen families van slachtoffers. Clay Carter houdt er 15 miljoen dollar aan over.
Dan dient zich, alweer met hulp van Max Pace, de volgende zaak aan, die nog veel groter is. Het ontstekingsremmende middel Dyloft van Ackerman Labs zou bij 5% van de gebruikers (meestal wel goedaardige) blaastumoren veroorzaken. Samen met vooral een andere “king of torts”, Patton French, wordt het een zaak waarbij ze voor vele duizenden slachtoffers bij de firma gaan claimen. Aan deze transactie verdient Clay zo’n 110 miljoen (waarvan hij zijn drie helpers van het eerste uur als bonus ieder 10 miljoen schenkt). Intussen wordt hij ook medeclaimer in een zaak tegen de producent van afslankpil Skinny Ben.
De bomen groeien tot in de hemel, er komt een duur eigen vliegtuig en zijn vader krijgt een boot. Hij neemt er “bimbo” Ridney bij, die graag en veel shopt en in een door Clay Carter aangekochte villa op de Caraïben zit. Er komt een claim tegen een fabrikant van cement die eenmalig “defective brick mortar” zou hebben gemaakt, waardoor de stenen na een paar jaar uit zo’n duizend huizen vallen. Helemaal het einde wordt het, als hij op aangeven van Max Pace een megazaak begint tegen producent Goffman van een middel tegen overgangsklachten: Maxatil. Dat zou bij 8% van de gebruiksters de kans op borstkanker, hartinfarct en beroerte verhogen (hoewel dat maar moeilijk te bewijzen valt).
Uiteindelijk gaat het mis op alle fronten, maar hoe, dat moeten jullie zelf maar lezen. Anderhalf jaar nadat Clay Carter zijn eigen firma begonnen is (en zijn vriendin van toen, Rebecca, gedumpt heeft), is hij weer terug bij af of nog verder heen.
Een tijd lang heb ik gedacht dat John Grisham als thrillerschrijver mij te weinig te bieden heeft. Daar ben ik inmiddels helemaal van teruggekomen. “The King Of Torts” vind ik een zeer onderhoudend en spannend boek, dat inderdaad wel iets weg heeft, zoals Time zegt, van een “rollercoaster ride”, een rit op de achtbaan. Ik beloon er John Grisham met een 8 als recensiecijfer voor en zie uit naar nog weer andere boeken van de man.

Op een been is het moeilijk staan, dus kom ik hier met nog een een klein boekje erachter aan. Het is het gratis boekje van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek. Die heeft het uitgegeven in 2003 ter gelegenheid van juni – Maand Van Het Spannende Boek. Een van de bekendste Nederlandse thrillerauteurs, Tomas Ross, schrijft het en het heet “De Klokkenluider”, 96 bladzijden dun of dik, afhankelijk van hoe de wind erbij staat.
Ik zal de dood van Maarten van Traa er maar niet bijhalen, maar dit verhaal vertoont er wel trekjes van. Wouter Burger, PvdA-Kamerlid, is voorzitter van de commissie die de rol van de AIVD in het onderzoek van RaRa moet onderzoeken. RaRa is een groep die vooral in 1985-1990 actief is als anti-apartheid beweging en voor diverse aanslagen zorgt. In 1991 en 1992 volgen nog enkele aanslagen, o.a. bij staatssecretaris Aad Kosto thuis.
Wouter Burger wordt vermoord op de avond dat een hoge AIVD-man, Jacques de Klerk, zou komen getuigen, maar niet op komt dagen. Vriendin van Wouter Chantal Vinken en ook Wouter’s weduwe Marion vragen zich af wat en wie erachter steekt. Dan wordt (ex-)RaRa-man Ronald Wilson ook om het leven gebracht en maakt commissielid Joop van Halster zich uit de voeten. Daar ga ik het bij laten voor deze samenvatting.
Tomas Ross is altijd goed voor een leesbeurt. Soms pakt die beter uit dan anders. “De Klokkenluider” is wel aardig, maar laten we het niet overdrijven. Dit mini-boekje gaat terug in de kast met een 7- als recensiecijfer. Daarmee is het nog aardig betaald.

dinsdag 16 april 2019

Weblogbrief 14.27, 16 april 2019

Weblogbrief 14.27, 16 april 2019

Queridos amigos y familia, palmpasen is geweest en we zitten in de Goede Week. Bestaat er ook een Slechte Week of een Beste Week? Dat Goede in Goede Week, dat vind ik nou eens een verkeerd woord. Het Spaanse Semana Santa en het Engelse Holy Week, heilige week, klinken heel wat devoter. Wie heeft dat eigenlijk bedacht, dat woord Goede, zoals dat ook ook in Goede Vrijdag zit en (een beetje in) Goeie God, als heilig bedoeld wordt? Hoe dan ook, ik ga jullie weer op de hoogte brengen van mijn ondeugden (vicios) in de periode in vooral het afgelopen uitgebreide weekend. Mijn brief komt deze keer een dag te vroeg, maar als ik tenminste hem gepost krijg, je zal hem maar hebben!

Laat ik maar gewoon weer bij afgelopen donderdag beginnen. Dan kom ik de afdeling Sociale Geneeskunde op, om kwart voor 2, en blijkt Jorge de enige aanwezige te zijn. Waar is iedereen gebleven? Lluis heeft afgelopen maandag wel mijn huur via Jorge geïncasseerd. Voor zijn goede zorg geef ik Jorge de dvd van de basketbalfilm “Coach Carter”, die ik de moeite waard heb gevonden. Ik wijs hem er nog op dat het schijfje de contouren van een basketbal heeft, leuk. Hij is een basketbalfan, is best blij met de film en zal hem thuis op zijn computer gaan afkijken. Ik mail Lluis maar weer eens of hij mij kan vertellen of ik eventueel volgende winter nog kan komen.

Harry heeft nog geen nieuw stukje klaar over popmuziek en trakteert me op een dag uit zijn Iranreis met Greetje in 2007. Ervan uitgaande dat ik een uitzondering ben die daar ook eens drie weken lang een rondreis heb gemaakt, zal ik jullie niet vermoeien met allerlei details. Bijzonder aan de dag die hij beschrijft, is o.a. dat je met de bus langs een uranium-opwerkingsfabriek rijdt, wel afgeschermd, en voor wie het op een kaart wil nakijken, ligt er midden in de woestijn in Zuid-Iran een grote stad, Yazd, met een half miljoen inwoners, die hij en Greetje de moeite waard hebben gevonden. Mag dat – na mijn positief advies – een nieuwe aanbeveling aan jullie zijn om ook eens die kant op te gaan.

Bij zijn clips van de week doet Harry mij vooral deugd met “Dream lover” van Bobby Darin (uit 1959). Voor het geval dat jullie het vergeten zijn: deze zanger in de stijl van Frank Sinatra siert mijn top 100 met “You must have been a beautiful baby”, een echt glamournummer. Leuk bij Harry vind ik deze week ook “Johnny B. Goode” in een live versie van Chuck Berry met Bruce Springsteen (+ diens E Street Band). Willen jullie er nog een? Dan noem ik hier ook “The universal soldier” van Donovan, hoewel ik persoonlijk zweer bij de originele versie van Buffy Sainte-Marie. Die laatste komt in aanmerking om alsnog toegevoegd te worden aan mijn persoonlijke hitparade aller tijden.

Dan is het weer tijd om op de computer “Zondag met Lubach” hoogtepunten af te kijken. Ik begin deze keer met eentje die ik nog van eerder ken: Lubach en consorten over het “klimaat”. Ik heb de eer om daarin met hem van mening te verschillen. Hoe kom je erbij om aan te nemen dat, wanneer ongeveer 97% van de wetenschappers iets vinden, het dan ook zeker waar is? Wetenschap gaat niet over de mening van meerderheden; het is geen democratisch proces (waar ik overigens ook al eens mijn vraagtekens bij heb gezet). Wetenschap gaat over slimmigheid, het ontdekken van nieuwe waarheden, meestal te beginnen met een ontdekking van enkelingen die dan eerst een tijdje voor joker worden uitgemaakt. (Denk maar eens aan het idee van zwarte gaten, door Albert Einstein als ik het wel heb. Vandaag staat het eerste gefotografeerde gat – op 55 miljoen lichtjaren afstand van ons – op de voorpagina van alle kranten hier.) Niettemin vind ook ik dat het klimaat, de luchtkwaliteit en de opwarming van de aarde aandacht verdienen, maar dat terzijde. De milieuramp die vooral linkse politici mij de laatste decennia voorspellen, komt mij wat overdreven over.
In dat verband is iemand als Al Gore met zijn lezingen en film voor mij nogal een betweter. Kennen jullie ook de film “Before the flood”, ruim anderhalf uur, waar Leonardo DiCaprio bij betrokken zou zijn? Hij is de downloaden van You Tube en die wil ik wel graag nog eens een keer zien.

Terug naar “Zondag met Lubach” heb ik nog vier andere filmpjes van een kwartier of zo bekeken. Over die van “Winst maken in de zorg” zullen we het maar niet meer hebben. Als Edith Schippers van volksgezondheid de kosten van de zorg wil beteugelen, vindt ze een legertje zorgconsultants tegenover zich, die alles in het werk stellen om – met ook een goed belegd boterham voor zichzelf – zijn ingehuurd om haar de voet dwars te zetten. Zij adviseren de top van allerlei zorginstellingen zoals ziekenhuizen en psychiatrische tehuizen hoe je steeds het beste voor jezelf uit de kosten van het zorgsysteem kunt halen. En wie staat vooraan, als Lubach me een foto laat zien van een grote groep consulenten? De man van Edith Schippers: Sander Spijker. Dan vraag je je toch serieus af waar die twee het ‘s avonds aan de eettafel over hebben.
Ook het stuk over “Guantanamo Bay”, met zanger Eddy Wally als intro, is te waar om er nog lang over door te kletsen. Het strafgevangenkamp, op Cuba N.B., zodat je niet met een ethische Amerikaanse wet hoeft aan te komen, is opgericht in 2001 na 9/11. Als Obama beweert bij zijn aantreden dat het binnen een jaar gesloten zal worden, zit ik recht voor de buis en denk: eindelijk. Echter, dat komt er maar niet van voor de overgebleven ruim gevangenen, onder wie de nodige onschuldigen. (Ook hebben jaren lang martelingen ondergaan, zoals waterboarden). Misschien mogen die elders onderdak krijgen in goedgeefse landen? Vele tientallen landen doen mee, zijn bereid om een paar mensen van Guantanamo Bay op te nemen, maar ook Nederland? Als hier Bert Koenders minister van Buitenlandse Zaken is, wordt hem gevraagd of en wanneer Nederland nou eindelijk ook twee (2!) onschuldige vluchtelingen wil herbergen. We hebben het in beraad, hoor ik de bewindsman dan zeggen. Schamelijk!
Van een heel andere orde is het stukje “Zondag met Lubach” over de “Groentepatenten”. Eerder zijn gewassen zoals paprika’s steeds verder verbeterd door steeds opnieuw de juiste zaden te gebruiken. Dan stapt recent “Syngenta” naar het Europees Octrooi Bureau om verdere verbetering te verbieden met zaden waarop de firma kennelijk nu patent heeft. In de Verenigde Staten speelt dat patent-idee al langer en is de firma Monsanto de baas die intussen allerlei patenten heeft, zoals in verband net broccoli. En wat gebeurt nu in Nederland? Daar begint men ook als de sodeju patenten aan te vragen op allerlei nieuwe, verbeterde zaden (zoals voor het kweken van paprika’s).
Mijn laatste filmpje van “Zondag met Lubach” gaat over het “Bijzonder Onderwijs”. Trudie, let op, deze is (ook) voor jou interessant. Volgens Lubach en vrienden zouden er nu 7647 basisscholen in Nederland zijn. Als ruilmiddel in het begin van de 19de eeuw bestaat er een artikel 3 van de grondwet, waarin scholen op religieuze basis net zo hard door de overheid gefinancierd worden als Montesori- en openbare scholen. En nou komt het: hoewel haast niemand meer naar de kerk of dergelijke gaat, zelfs niet in een god gelooft, kent nog steeds een meerderheid (59%) van de Nederlandse scholen een religieuze achtergrond. Daar mag in de biologieles verteld worden dat evolutie iets is dat we maar beter kunnen inruilen voor het ware geloof in God. Het leren van de tafeltjes en breuken moet daar kennelijk ook gezien worden als een middel om dichter bij de hemel te komen. En de bijbel is er niet voor niks; daarin staat nog eens netjes uitgeschreven hoe je in goed Nederlands hoort te spellen. Ik weet het: op veel “bijzondere” basisscholen valt het wel mee met het godsdienstgedoe in de praktijk, maar toch: als puntje bij paaltje komt, als het echt spannend wordt, zie ik de clerus nog wel komen opdraven, anno nu. Zeg ik nou eens niet, maar de club van Arjen Lubach (met mij).

Genoeg gezucht en gesteun, laat ik op vrijdagmorgen maar beginnen met iets frappants van vroeger op de draaitafel te leggen. Het wordt het Lester Young Trio, aangevuld met Nat “King” Cole & Buddy Rich. Dat is nog eens echte jazz! Hier zijn alle veertien nummers van de plaat uit 1946, met als toevoeging “The Verve Collection”:
01. Back to the land
02. I cover the waterfront Take 1
03. I cover the waterfront Take 2
04. Somebody loves me
05. I ve found a new baby
06. The man I love
07. Peg O’my heart
08. I want to b happy
09. Mean to me
10. Back to the land
11. I’ve fond a new baby
12. Rosetta
13. Sweet Lorraine
14. Blowed and gone
Jazz is helaas meestal niet mijn ding. Deze keer maak ik graag een uitzondering voor dit instrumentale hoogstandje. Jullie wisten toch wel dat Nat “King” Cole begonnen is als begaafd pianist en pas later ook als zanger bekend is geworden? Buddy Rich is uiteraard een van de beste drummers aller tijden en wat zal ik eens over (vooral) tenor-saxofonist Lester Young vertellen? Ik heb meer dan tien CDs van de man en wat jammer dat hij – zoals zo veel jazzmuzikanten – al in 1959, op zijn 50ste, aan de drugs en alcohol ten onder is gegaan. Wat een drietal! Voor wie het nu nog niet door heeft, luister eens naar “I cover the waterfront take 2” of naar “Peg O’my heart”. Begrijpen we elkaar nu?
En voor wie nog niet voldoende tevreden is gesteld, voeg ik hier nog eens de zes nummers toe die de CD completeren. Daarop is Buddy Rich minder prominent aanwezig, maar Lester Young en de “King” des te meer. Mijn aanvulling bestaat uit:
15. Indiana
16. I can’t get started
17. Tea for two
18. Body and soul
19. These foolish things (live)
20. Lester leaps in (live)
Mooi blijft het, daar moeten we het toch over eens kunnen zijn.

Vrijdagavond ga ik voor de variatie maar eens niet richting de boulevard, maar loop de andere kant op, naar de achterkant van Santa Catalina. Daar is dit weekend, voor de vijfde keer alweer, een uitgebreide show van motors. In de aankondiging staat het aangekondigd als LPA Motown. (Krijgen we ook nog een LPA Tamla?)
Het is best druk, als ik door de twee zalen van “Edificio Miller” en aanpalende open ruimtes banjer. Uiteraard zijn de grote merken zoals Harley-Davidson, Honda en Suzuki royaal vertegenwoordigd. Ducati staat me al iets minder bij en kennen jullie het merk Gubra? De mensen van Gubra zijn net zo druk in de weer als de anderen om hun waar aan te prijzen. Bij Triumph, Norton en BSA ben ik als niet-motorrijder weer ietsje meer bij de les. Een paar jaar terug heb ik wel nog eens “full speed” bij Noé achterop een tochtje met een motor door de stad hier gemaakt, met helm op, ik geloof op een Honda.
Tot mijn genoegen is er ook aandacht voor nieuwe aanwinsten zoals de elektrisch fiets van Sitycleta en diverse soorten snel-autopetten (met een d). Ook is er een animatie van de MetroGuagua, die – wel bovengronds – een stuk sneller zal gaan zijn dan de bussen waar we het nu mee moeten doen. Ik weet nog zo net niet of dat een verbetering is. Bij de “Viejas Glorias”, eer van weleer, zie ik zo waar ook een tweetal ouderwetse scooters op hun standaards staan, uit de tijd dat die dingen nog met 100 km per uur of zo over de snelweg mochten sjezen. Ik neem aan dat ze van de weg zijn gehaald, omdat je er wel lekker op zit, maar ook al te gemakkelijk met zo’n apparaat uit de bocht kan vliegen. Mijn twee beauty's van vroeger, keurig opgepoetst, zijn een Lambretta en een Vespa.
Hoewel ik nooit van zijn leven een motor zou kopen, is het best leuk rondwandelen op de tentoonstelling. Ook het motorpubliek komt mij aangenamer over dan ik wel eens gedacht heb. Ik haak pas af, als in een aanpalende ruimte op een podiumpje een zangeresje, net geen tiener meer, “I will survive” gaat zingen en haar vele toehoorders mee beginnen te klappen. (Zelfs de hitversie van Gloria Gaynor kan mijn goedkeuring niet meer wegdragen, sinds Harry me eens bij een drankje over die dame heeft onderhouden.)
Op Santa Catalina zelf – ietsje dichterbij – is het bij de cafés eveneens een drukte van vanjewelste. Daar treedt een band op die ervoor zorgt dat de nodige voetjes van de vloer gaan.

Thuis gekomen lees ik mijn eerste boek uit: “Shame The Devil” van George P. Pelecanos. Op blz. 251 (van de 307) staat een passage die ik zo goed getroffen vind dat ik jullie hier laat meegenieten – of je ze nou leuk vindt of niet. Ene Dimitri Karras maakt een wandelingetje met zijn vierjarig zoontje Jimmy en die zegt: “Dad, how come you can’t see God?”. I said to him: “People can´t see God, Jimmy, they can only imagine him.” And Jimmy said, “When you’re dead, can you see him?” And I said yes. Jimmy looked out at the channel and thought for a while, and then he made this flip of his hand and said: “Ah, gimme a break!”.

Tonnie van Piet, die gisteren 69 jaar is geworden (perfisia!) is een groot liefhebber van de boeken van James Lee Burke. Zelfs heeft ze er wel eens eentje van mij geleend. Dus begin ik nu maar eens aan “Sunset Limited” uit 1998 van de man. Hij was toen 62 jaar en is nu in de gezegende leeftijd van 82. Zijn thrillers spelen in de buurt van New Orleans met meestal in de hoofdrol Dave Robicheaux, voor zijn vrienden Streak.
Dan gebeurt mij iets dat ik al een tijdje niet meer gehad heb: ik vind het een waardeloos boek. Het mag dan in dat jaar de CWA Macallan Gold Dagger For Fiction hebben gekregen, als ik op blz. 50 of zo ben, leg ik het definitief terzijde en begin aan een ander. Mijn exemplaar van “Sunset Limited” gaat in de blauwe papier-afvalbak.
Gelukkig mailt Tonnie me intussen dat ze net een andere “detective” heeft gelezen dat ik niet mag missen: “The Other Wife” van Michael Robotham. Die schrijver staat mij vaag bij en in mijn boekenverlanglijst prijkt zijn “Leven Of Dood” uit 2014. Ik neem maar aan dat dat een ander boek is. Ik beloof Tonnie bij dezen dat ik me “The Other Wife” met voorrang zal gaan lezen, als ik weer terug in Maastricht ben.

Dan is het tijd om me weer eens aan te dienen bij Noé en de vele vrienden die hem hier welkom komen heten, nu hij (vanuit Madrid) een weekend Las Palmas doet. Ik loop, zoals me aangeraden is, naar La Puntilla en daar zit hij om kwart over 7 op het terras van Mangú, “mét z’n sjaatsmoul”. Aan de dubbele tafel die aan de boulevard voor ons is gereserveerd, zitten ook al David, Juli en twee aardige dames genaamd María en Margarita, inderdaad, zoals het Mexicaanse drankje met tequila en limoen. Terwijl Noé en ik nog aan het bijpraten zijn – Trudie, je krijgt de groeten terug van hem, voegen zich nog meer mensen bij ons: o.a. ook Rafaela en Llorena, van wie jullie de namen van mij wel eens doorgekregen hebben. Llorena is overigens pas een paar weken terug van een vele maanden familiebezoek en vakantie in haar geboorteland Argentinië.
Uiteindelijk zijn we met zijn tienen. Er zijn meer gesprekken tegelijker tijd, maar wel meestal in het Spaans. Dat ben ik helaas nog altijd maar beperkt machtig. Juli woont tegenwoordig niet meer in het drukke stuk van de Ruiz de Alda, maar is verhuisd naar Vegueta, waar hij ‘s nachts minder last van het verkeer heeft. David die zijn geld verdient met vertalen, blijkt ook het Duits redelijk te beheersen. Rafaela spreekt tegen Patricia (die jullie nog niet kennen) Frans, terwijl ze steeds in het Spaans antwoord krijgt. Het bier in Mangú is van de eigen brouwerij en zowaar ik later aan een “jarra de cerveza morena”. Juli neemt het ervan met een ander eigen brouwsel uit de fles: “Somos Costeros”. Een “costero” is iemand die aan de kust, de “costa”, woont.

Overigens, de nieuwe baan van Noé bevalt hem maar matig. De twaalf mensen op het kantoor van de Spaanse “sociedad” voor reumatologie in Madrid zijn best aardig en kunnen er ook best wat van, maar op de achtergrond maakt een aantal vervelende reumatologen wel de dienst uit. Het zijn volgens Noé “echte dokters” die zich maar beperkt door wetenschappelijke literatuur laten ringeloren. Ze zien hem en zijn reviewcollega’s maar als een stelletje ondergeschikte personen. Daarbij komt – maar dat is meer mijn idee dan van hem – dat de “sociedad” voor een belangrijk deel afhankelijk is van gelden die de (farmaceutische) industrie aanlevert. Volgens mij is dat niet in de haak, zou dat verboden moeten zijn. Met zo veel woorden vertelt Noé mij dat hij nog wel een jaar of zo bij de Spaanse “reumatólogos” wil blijven, maar dan graag wil doorhoppen naar een andere, meer bevredigende baan.

Om ongeveer 10 uur breekt ons gezelschap op. De groep wil naar een ander, groot café op een of ander fabrieksterrein op behoorlijke afstand van mijn huis. Daar zou het nu te doen zijn. Ik besluit – met mijn 72 jaar – om nu maar huiswaarts te keren. Noé vraagt me om morgen present te zijn bij het diner dat hij met zijn familie zal hebben om half 3 bij Casa Carmelo, met veel vlees. Bij nader inzien zie ik daar van af. Het was hoe dan ook best gezellig zaterdagavond en ik ben blij dat ik Noé en de anderen weer eens heb gezien.

Op palmpasen ‘s morgens vroeg zie ik in de straat maar een enkeling met een gewijde palmtak passeren.

Multi singer-songwriter Bob Dylan heeft, net als veel gewone mensen, een aantal religieuze jaren gekend. In de vroege jaren 80 was hij ineens helemaal in de Here, zo lijkt het, en in die tijd heeft hij ook drie LPs opgenomen die daarvan getuigen: “Saved” in 1980, “Shot of love” in 1981 en “Infidels” in 1983. Het gaat om drie keer drie kwartier muziek, 27 liedjes van enige lengte. Daar heb ik voor jullie in de Semana Santa de tien nummers uitgehaald die mij het meeste aanspreken. Hier zijn ze:
8002. Saved
8004. What can I do for you?
8008. Saving grace
8102. Heart of mine
8104. Lenny Bruce
8107. Dead man, dead man
8110. Every grain of sand
8302. Sweetheart like you
8305. Man of peace
8308. Don’t fall apart on me tonight
Als dit geen heilige serie is, weet ik het niet meer. Bob Dylan speelt op alle drie de platen bij tijd en wijlen de staartsterren uit de al dan niet denkbeeldige hemel en dat moet dan ook maar eens gehonoreerd worden, vind ik. Er kom deze keer niet met een lijstje van hoogtepunten, want het zijn al de uitverkoren liedjes. Zal ik er toch twee naar voren halen? “Saving grace” en “Man of peace” zitten in mijn buitencategorie. Wie ben ik om de Semana Santa goddeloos te laten passeren.

Op Palmpasen ‘s avonds kan er, vind ik, wel best weer een filmpje van af. Dat wordt er deze keer een waar de muziekbedoeling van afdruipt: “Cabaret” uit 1972 van regisseur Bob Fosse. Hij weet als geen ander hoe je een veredelde musical met zijn danspasjes dient vast te leggen.
De film “Cabaret” speelt in Berlijn in het begin van de jaren dertig. Voor mij is de hoofdrol vergeven aan Joel Grey, die 100% uit de verf komt als “Master of Ceremonies” (in het kort EmCee) in de Kit-Kat Club in de stad. De halve clown wordt o.a. geëscorteerd door een pracht van een damesorkest en een rij meisjes met lange benen. Als zangeresje van de zaak krijg ik Liza Minnelli in the picture (die vooral hoger op wil). Als de Amerikaanse Sally Bowles weet ze er, soms met Joel Grey samen, in de Kit-Kat Club echt een feest van te maken. Tussendoor is ze ook op haar best als vriend van de Engelse leraar Brian Roberts, gespeeld door Michael York. Andere rollen zijn in handen van Helmut Griem (de bisexuele baron Max van Heune) en een koppel joodse mensen (Fritz en Natalia). Op de achtergrond kijk ik naar de onvermijdelijke opkomst van de nazi’s, met voor mij als muzikale hoogtepunt – in negatieve zin – het samen zingen van “The morning belongs to us”.
Ik blijf “Cabaret” echt een film van de bovenste plank vinden, ook bijna veertig jaar later.>BR>
Op maandagmorgen is het rustig in de straat. Dan zie ik een tweetal dames gearmd voorbij komen lopen met allebei een aardig front. Bij de ene staat op de trui geschreven: “Don’t even think it” en de andere is getooid met “It’s never too late”.

Ik ben een beetje uit mijn doen van de mail die ik eergisteren van Lluis heb gekregen. Hij denkt erover om de woning waarin ik al veertien jaar mijn winters doorbreng, per week te gaan verhuren aan toeristen, via een bureau. Dat zou hem, wel na een verbouwing, veel meer geld opleveren (en ook meer ellende, denk ik erbij). Al weken lang hoor het niks meer van hem en dan mailt hij me ineens: “I have nothing decided yet. I will take a decision this summer. Do not worry. We will find a solution if you decide to come back next fall.”
Aan alles komt een eind; het is niet anders. Ik vrees dat eventuele vervangende woonruimte mij niet voldoende zal bevallen en wie weet ben ik na alle jaren hier ook een beetje uitgekeken op de stad, hoe zonnig en vredelievend ook. Voordat ik definitief een beslissing neem, ga ik eerst nog eens met Trudie overleggen.

Het grote nieuws van vanavond is uiteraard de brand in de Notre-Dame de Paris. Ik neem aan dat iedere West-Europese krant het vandaag op de voorpagina heeft staan. Men zou aan het middenschip aan het werk zijn, maar of aldus de fik erin is gekomen, is nog onbekend. Op een filmpje op NU.NL zie ik hoe de majestueuze kerk brandt als een fakkel.
Als jullie mij zouden vragen naar de apartste kerken in de wereld, zou ik de Notre-Dame echt op de eerste rij heben staan. Het is een ouderwets pronkstuk van een gebouw, op het eilandje in de Seine midden in Parijs. Het begin is van in de middeleeuwen (twaalfde tot veertiende eeuw) en bijv. Napoleon heeft zich er in 1804 tot keizer laten kronen. In de tweede helft van de negentiende eeuw is de kerk nog eens grondig gerestaureerd. En wie kent niet het boek van Victor Hugo: of de daarop gebaseerde film: “De klokkenluider van de Notre-Dame”. Ik ben als toerist een aantal keren binnen geweest en legio keren heb ik in het tuintje bij de kerk gezeten.

Met deze twee droevige berichten eindig ik deze verder best wel opbeurende brief. Als de “seguridad” van de universiteit mij binnen wil laten, gaat hij vandaag, op 16 april, de deur uit. Zo niet, dan krijgen jullie op paasmaandag 22 april, als mijn volgende eraan aankomt, deze ook alsnog voor je kiezen. (Hier in Spanje hebben we geen tweede kerstdag en tweede paasdag, laat staan tweede pinksterdag. Op die dagen na de zondag herneemt het gewone leven zijn gangetje.)
Heb ik nog een paasgedachte? Het weekend komt eraan en ik sta erop dat bij jullie op vrijdag vis op tafel komt, geen vlees of kip. Op zondagmorgen, dienen jullie alleen of samen met anderen een hele kom eieren soldaat te maken. Als er kinderen bij zijn, mogen ze eerst geverfd worden. Ik ben met pasen goed voor minstens een stuk of vijf van die cholesterolbommen. Het liefste heb ik ze in een bruine schaal. Met chocolade paashazen daarentegen heb ik weinig op.
Ik wens jullie allemaal een zalige pasen en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Op zijn tijd hoort een boek lezen van George P. Pelecanos tot mijn onnuttigheden. Deze keer is “Shame The Devil” aan de beurt, uit 2000. Het is een deel van een standaard gezegde: “Tell the truth and shame the devil”. De schrijver is van 1957 en hij is geboren en getogen in Washington D.C. Daar spelen ook al zijn boeken.
Frank Farrow, diens jongere broer Richard en Roman Otis overvallen een pizzatent, waar zich ook allerlei misdaad afspeelt. De beroving gaat niet helemaal zoals gepland, chauffeur Richard legt het loodje en van de vier mensen van de zaak blijft helemaal niemand in leven. Een toevallige agent in de buurt, Bill Jones, die Richard neerknalt, krijgt een kogel in zijn rug en belandt in een rolstoel. Bij het ontsnappen van de boeven wordt ook nog eens Jimmy, een kind van vier, neergemaaid.
Familie van de vermoorde mensen komen na de overval al enkele jaren wekelijks bijeen: Bernie, Thomas, Stephanie en Dimitri. Dan blijkt dat een van hen vieren, Thomas, contact heeft met de boeven. Die komen terug naar Washington voor een nieuwe klus en om de man die Richard heeft doodgeschoten, alsnog zijn vet te geven. Nick Stefanos, onderzoeker voor een advocate, gaat zich dan ook met de zaak bemoeien. Veel scenes spelen in restaurant/café The Spot, waar hij soms achter de bar staat en Dimitri en rechercheur Dan Boyle vaste klant zijn. Winnen de boeven deze keer of zijn het toch weer de goeden die aan het langste eind trekken?
Het boek is behalve spannend ook best leerzaam voor wie eens iets meer wil weten over bijv. auto’s van vroeger, Amerikaanse popmuziek of cocktails. George Pelecanos verslapt niet en “Shame the devil” is mede daarom bij mij goed voor een 8 als recensiecijfer.

Ik ben nog niet klaar, want ik heb op maandagavond nog een tweede boek uitgekregen: “Een Boom Vol Handen” (vertaling van “The Tree Of Hands)” van Engelands oma thrillerschrijfster Ruth Rendell. Haar eerste boek dateert van 1964, als ik het wel heb, en wat heeft ze veel moois laten verschijnen. “De Boom Vol Handen”, genoemd naar een tekening op de kinderafdeling van een Londens ziekenhuis, is van 1984.
Begenadigd schrijfster Benet (Brigitte) Archdale, 28 jaar, is ongetrouwd, maar met een zoontje van bijna 2 jaar, James. Ze is wat blij dat de vader, ene Edward, niet meer in haar buurt is (maar hij komt later in het boek terug, al was het maar voor het geld van haar). Benet’s moeder Mopsa, woonachtig in Zuid-Spanje, komt op bezoek. Die is haar hele leven al psychisch niet in orde, steelt ook graag, en nu is de tijdelijk in Londen voor onderzoek. Tussen Benet en haar moeder heeft het nooit echt willen boteren (“Ik mag mijn moeder niet haten”, hoor je Benet nu geregeld mompelen). Dan wordt Jason ziek, hij heeft kroep (laryngitis), belandt in het ziekenhuis en overlijdt helaas.
Mopsa komt vervolgens aanzetten met een jongetje van dezelfde leeftijd, Jason, verkort Jay, dat ze zo maar van de straat heeft geplukt. Het blijkt een enigszins verwaarloosd kind te zijn van de alleenstaande Carol Stratford, die zich ook niet al te erg inzet om het kind, dat van oppasser naar oppasser is gegaan, terug te vinden. Haar huidige vriendje Barry heeft het idee dat ene Terry, de door hem veronderstelde vader van het kind, ermee te maken heeft. Benet vindt uiteraard dat Jay snel naar zijn echte moeder terug moet, maar als haar eigen moeder eindelijk weer op het vliegtuig naar Spanje zit, begint ze wel steeds meer voor het kind te voelen. Zal ze het stiekem houden? Intussn wil Terry graag rijk worden en zet daarvoor een huizenzwendel op. Hoe het afloopt, ga ik hier niet vertellen.
“Een Boom Vol Handen” van Ruth Wendell vind ik een interessant boek, dat bovendien goed leesbaar is. Af en toe zit ik op het puntje van mijn stoel, maar overhouden doet het niet. Ik heb er een 7½ als recensiecijfer voor over. Weblogbrief 14.27, 16 april 2019

donderdag 11 april 2019

Weblogbrief 14.26, 11 april 2019

Weblogbrief 14.26, 11 april 2019

Queridos amigos y familia, zijn jullie er nog? Het is alweer heel wat dagen geleden dat ik mijn vorige brief op mijn blog gepost heb. Hier is een nieuwe, eindelijk, mijn 26ste, hierna nog vier te gaan. Ik heb me voor de zoveelste keer uitgesloofd en hoop maar dat hij jullie weer enig plezier verschaft.

Comme il faut, begin ik op vrijdag de vijfde, als ik op de afdeling Sociale Geneeskunde/Epidemiologie in Las Palmas-Zuid mijn entree maak. Alweer is Lluis niet present. Is hij mij aan het ontlopen, nu mijn veertiende termijn op zijn einde loopt? Wil hij van me af? Dan komt Jorge mijn kamer binnen lopen om even vóór 2. Voor zijn doen rijkelijk snel vertelt hij me dat Lluis deze week in Canada heeft gezeten - bepaald niet naast de deur. Hij zou vanmiddag wel weer terug op het werk zijn, er zit zelfs een meisje op hem te wachten, maar iets van Lluis gehoord heeft hij (nog) niet. Zal hij mij de huur over april maar teruggeven, die al vanaf maandag (1 april) op zijn kamer achter slot en grendel ligt? Voor mij hoeft dat niet, is mijn antwoord. Jorge kan Lluis die ook aanreiken, als die vanmiddag terug op het werk komt, of anders maandag.
Ik weet niet of Lluis later die middag echt nog acte de présence gegeven heeft. Als ik om 3 uur de gang bemonster, ben ik de enige die er nog is. Lluis heeft zich dan in ieder geval nog niet op mijn kamer aangediend. En een klop op de deur helpt evenmin. Ik lijk echt de enige op de afdeling te zijn, tot ik om half 6 de bus terug naar de bewoonde wereld neem.

Intussen heb ik wel mijn vorige brief gepost en geprint, een aantal mailtjes beantwoord en verstuurd en Harry’s website bekeken. In de vier dagen ervoor heeft Harry geen nieuw artikel over popmuziek op de site gezet – we moeten hem niet jagen – wel enkel mooie clips. Van Emmylou Harris samen met John Prine krijg ik Magnolia Wind te horen, uit 2011 – dik voor mekaar. Ook komt een hele LP uit 1969 van de Flying Burrito Brothers voorbij: “The Gilded Place Of Sin”, de vergulde plaats van zonde. Dat is countryrock van de bovenste plank. Laat ik ze morgenvroeg maar eens voor jullie opzetten als (eerste) plaat van de week.

Wie weinig anders heeft om zich mee te bemoeien, heeft tijd zat om het internet af te struinen op aardige stukjes. Het wordt vanmiddag een potpourri van alles en nog wat. Ik begin met een gesprekje van Maarten van Rossum, zijn broer Vincent en zus Sis, met de maker van het Historisch Nieuwsblad, uit… Het jaar dat het is vastgelegd, weet ik niet meer. De HN-man laat het drietal een vijftiental foto’s of dergelijke zien van gebouwen, straten, kruispunten met de vraag wat ze ervan vinden. Het gaat vooral om architectuur van de afgelopen eeuw en laat ik kort zijn over hun antwoord: ze hebben er weinig goeds voor over.
Dan komt Theo Richel aan bod op mijn computer, een vroegere vriend/kennis van mij, vanuit mijn Milieudefensietijd (tweede helft van de jaren 70) en ook daarna nog wel. Ik denk bovenal, als ik hem weerzie: als je eenmaal iets op internet hebt gezet, kom je er nooit meer vanaf. In 2011 interviewt de Theo als man van De Groene Rekenkamer ene Kees le Paix, die echt alles van windmolens en windenergie weet. Wat le Paix te berde brengt, wordt met diverse filmpje geadstrueerd. In notendop is zijn idee: windenergie is helemaal niet zo voordelig en milieuvriendelijk als we denken. Als je alles bij elkaar neemt: de bouw, ondergrond en het onderhoud, nog even los van de tijd dat er genoeg wind staat en de wiek echt ronddraait, levert zo’n grote windmolen netto weinig tot niks aan energie op. Er zou net zoveel energie ingaan als er later uitkomt. Waarvan akte, denk ik dan maar!
Volgende onderwerp, niet gehinderd door de ballast van de vorige twee: de Maastrichtse strafpleiter Theo Hiddema heeft het bij Pauw & Witteman over Oost-Europese bendes die verantwoordelijk zijn voor een heleboel smerige diefstallen in Zuid-Limburg en de grensstreek. Neem een pistool, is Hiddema’s advies om ze tegen te houden en iemand als collega Spong kan hem maar niet van het tegendeel overtuigen. Ik zie in een andere, recenter stukje hoe Theo Hiddema het eerste exemplaar van een boek die hij geschreven heeft, aanbiedt aan Johan Derksen. Tot mijn verrassing blijkt die erg gecharmeerd te zijn van de ideeën van de man (en die van Thierry Baudet, zijn kompaan bij Forum voor Democratie).
Gaan we door met drie radiopraatjes van een kleine vijf minuten van Pieter Derks die ik nog niet eerder gezien heb: over de klimaatinspanning, over de toestand van de wereld en de marechaussee (aan de snoepautomaat) en ten slotte ook de claimcultuur. Hilarisch zijn ze! Die Pieter Derks moet nodig weer eens een prijs uitgereikt krijgen voor zijn ongebreidelde humor.
Ik eindig deze rij “van alles wat” met een drietal 15 minuten stukjes van het programma Debiteuren/Crediteuren. Het viertal Edgar, Jos, juffrouw Jannie en meneer Storm vertelt mij allereerst over o.a. de nieuwe haakjes aan de kapstok e.d. op kantoor, dan gaat het over wat er wel niet allemaal bij komt kijken, als je bij een bruiloft tot ceremoniemeester gebombardeerd bent en last but not least krijg ik een hele trits begingrapjes te horen, bijna negen minuten aan een stuk door, die Jos bij binnenkomst aan Edgar debiteert. Ze beginnen steevast met: “Ik sta daarnet op de tramhalte...” en even later is het grinniken geblazen.

Als ik om half 6 vrijdagmiddag terug de buitenlucht in kom, is het behoorlijk aan het waaien. Vaag had ik vanochtend het plan om naar Triana/Vegueta te gaan, o.a. om me daar aan het begin van de calle Mayor de Triana een paar instappers aan te schaffen, die ik een vorige keer in een etalage heb zien staan. Echter, door alle wind en ook nog eens een grijze lucht laat ik dat uit mijn hoofd en neem bus 12 om me – enigszins beschut – op een bank bij het Castillo de la Luz te nestelen. Ik zit er te lezen in mijn KKK-boek (zie beneden) en daarna is het bibliotheekje om de hoek nog een uurtje aan de beurt.

Om half 9 sjok ik terug naar huis, stop vlakbij eerst nog even bij De Spar voor enkele boodschapjes en posteer me dan voor de laptop voor een heuse vrijdagavondfilm. Het wordt “Road To Perdition” van regisseur Sam Mendes uit 2002. Staat dat “perdition” voor een plaatsje waar Michael’s tante woont of hebben we het over de “weg naar de verdoemenis”? De film speelt in 1931, als de (alcohol-) drooglegging van de Verenigde Staten op zijn hoogtepunt is (tot 1933). Tom Hanks speelt de rol van Mike Sullivan, misdadiger in dienst van zijn vader John Rooney (Paul Newman). Hij moet met een andere broer, Connor (Daniel Craig) een andere bootlegger een waarschuwing geven. Dat gaat helemaal mis. Wonderwel krijgt zijn 12-jarige zoon Michael jr (Tyler Hoechlin) te zien, hoe die persoon (en twee van diens helpers) door Connor zo maar doodgeschoten wordt. Connor komt er vervolgens met een ferme reprimande van zijn vader af.
Dan probeert diezelfde Connor zijn broer en diens gezin te vermoorden. Dat lukt hem maar zeer ten dele: moeder Annie en zoontje Peter gaan eraan, maar Michael sr en jr zijn niet in huis en weten te ontsnappen. Connor blijkt de zaak van zijn vader ook nog eens financieel te belazeren, maar die vergeeft hem opnieuw. Zo worden vader en zoon Michael Sullivan “shooting ducks” in handen van fotograaf en huurmoordenaar McGuire (Jude Law). Hoe het afloopt? Ik zou zeggen: als je hem nog niet gezien hebt, kijk echt de hele film eens af. Hij is razend spannend en – zeg ik uit ervaring – na afloop slaap je als een roosje.

Ik heb jullie gisteren “The Gilded Place Of Sin” van de Flying Burrito Brothers toegezegd. Dus vanaf nu draait-ie, als achtergrondje bij deze brief. Bij mijn weten is het de eerste van de FBB, met o.a. Gram Parsons en Chris Hillman (van de ter ziele gegane Byrds). Hier zijn de elf nummers van het album uit 1969:
01. Christine’s tune
02. Sin city
03. Do ridght, woman
04. Dark end of the street
05. My uncle
06. Wheels
07. Juanita
08. Hot burrito no. 1
09. Hot burrito no. 2
10. Do you know how it feels
11. Hippie boy
Er staan prachtige liedjes op het album; ik noem hier de nummers 1, 2 , 5, 6, 10 en vooruit, ook 11. Wat waren het toch mooie tijden, toen al die jonge, talentvolle mensen zich op de C&W gingen storten!

Uiteraard staat de zaterdagavond hier in het teken van de voerbaltopper Barcelona tegen Atlético Madrid, nummer 1 tegen nummer 2 in de Spaanse competitie. De clubs betreden Camp Nou allebei in hun favoriete formatie, Barcelona met zijn goalgetters Messi en Suárez in de spits en Atlético met voorin Griezmann en Costa. Barcelona moet het zoals steeds vooral van aanvallen hebben en bij Atlético is de verdediging zo gesloten als een deur, er is haast geen doorkomen aan. Bovendien heeft Atlético Jan Oblak (met nummer 13) als keeper tussen de palen staan. Die staat garant voor fantastische reddingen, als de verdediging al eens een steekje laat vallen. Hij heet hier niet voor niks “el portero impasable”, de doelman die niet te passeren is. Ik zit op de eerste rij bij Fortium op Santa Catalina, een prima plek. Om kwart voor 8, locale tijd, wordt er afgetrapt.
Over de eerste helft heb ik niet veel te melden, eigenlijk maar drie wapenfeiten. In minuut 14 krijgt rechtsback Alba van Barcelona de kans van zijn leven, als Messi hem de bal toespeelt door de verdediging heen. Tegenover Oblak geplaatst schiet de lilliputter de bal regelrecht tegen de paal. In minuut 27 komt de tweede kans, nu voor de al even klein uitgevallen Coutinho (Die is wel of niet de invaller voor Dembélé. Ik kijk ernaar uit dat Dembélé weer aan gaat treden. Dat wordt, denk ik, een hele goeie.) Ook diens schot wordt door Jan Oblak gekeerd. Het belangrijkste moment daarna komt in minuut 28, als Costa verbaal uitpakt tegen scheidsrechter Manzano. Het wordt een litanie van rotte vissen, ook het bekende “hijo de puta”, hoerenzoon. Het levert hem een rode kaart op, hij kan zich gaan douchen. Atlético moet de wedstrijd met tien man verder uitspelen.
Na de “thee” krijgt Barcelona wel weer de nodige kansen, maar doelpunten ho maar. Suárez is er op aangeven van Messi dichtbij in minuut 61; alleen Oblak’s voet staat nog in de weg. , Messi zelf mist in minuut 64 en invaller Malcolm ziet zijn poging twee keer gestopt in minuut 69, om nog enkele markante momenten voor jullie terug te halen. Aanvallen doet Atlético niet of nauwelijks, maar het is en blijft wel de onneembare vesting, die ik vooraf voorspeld heb. Er lijkt geen doorkomen aan, hoeveel kruit er ook verschoten wordt.
En toch, Juventus is het een paar weken geleden in Turijn ook gelukt. Zal Barcelona nog een laatste poging wagen? Vlak voor tijd, in minuut 85, haalt Suárez “vernietigend” uit vanaf kleine 20 meter afstand: 1-0. Een minuut later krijgt Messi tussen diverse verdedigers zijn welverdiende goal: 2-0. Het kan dus toch! Twee meisjes die in Barça shirt achter mij zitten op het terras, halen opgelucht adem. Ik ben eerlijk gezegd ook blij dat het voor de club toch weer lucratief afloopt.
De afstand tot Atlético is nou 11 punten en tot Real Madrid 13. Ik ken geen mens meer hier die nog durft te beweren dat Barcelona dit seizoen geen kampioen van Spanje wordt.
Op mijn balkon na afloop zit ik uitgebreid aan de ”avellanans tostadas” bij mijn Ricard met spa. Bij 40 watt lamplicht mijn Mississippi-thriller lezen, daarvoor zijn de lettertjes te klein. Maar niet getreurd: mijn draai heb ik eerder die avond al gevonden.

Op zondagmorgen in alle vroegte mijmer ik over de uitdrukking “hasta luego”, tot ziens, waarmee ik mijn brieven aan jullie steevast eindig. Je mag ook “a luego” zeggen, maar dat vind ik minder klinken. En “adiós”, het katholieke equivalent, krijg ik niet gemakkelijk uit mijn strot. Vraagje: mag je ook “hasta Diós” zeggen? Bij Diós staan een heleboel extra uitdrukkingen en zo, maar “hasta Diós” niet. Wel zie ik bijv. “vaya con Diós”, vaarwel, “vivir como Diós”, leven als God in Frankrijk, en “a quien madruga, Diós le ayuda”, de morgenstond heeft goud in de mond.

‘s Avonds, als ik op NU.NL kijk op mijn bank tegenover La Oliva, zie ik dat Ajax en PSV nou evenveel punten hebben, 71, met nog vijf wedstrijden te gaan in de Nederlandse eredivisie-competitie. Ajax heeft wel een negen doelpunten beter doelsaldo en mag zich eindelijk weer eens koploper noemen.

Dan is het maandag en tijd voor mijn tweede artiest van de week. Ik kom uit op Henrik Fleischlader en zijn band. Een tijdje terug zag ik een clip van deze (vooral) bluesgitarist op Harry’s website en toen dacht ik: daar moet ik meer van weten. Hij is uit Wuppertal in Duitsland, geboren in 1982, dus nu in 2019 nog steeds pas 36 jaar. Een jonkie, maar gitaar spelen dat hij kan! Met carnaval heb ik me via Muziekweb twee CDs van hem toegeëigend: “Get Closer” uit 2007 en “House In The Woods” uit 2012. Bij elkaar gaat het om 23 nummers. Is dat ietsje te veel van het goede om hier helemaal uit te serveren? Dan houd ik me in en beperk me tot de m.i. 11 beste van de 23. Daar gaan we:
0701. Someone like you
0704. Keep playin’
0706. She’s back (for another try)
0709. As long as
0710. Blues music
0712. Livin’it up
0713. Get closer
1202. Sisters
1205. Breaking my heat again
1208. Two young lovers
1210. Won’t you help me
En ik maar denken dat Duitsland is blijven steken in mensen als Freddy Quinn, Udo Jurgens en Conny Froboess. Terzijde, wat is de Engelse uitspraak onberispelijk! Persoonlijk ben ik meer weg van zijn album van 2007 – toen was hij 25 jaar – dan van dat van 2012. En wat ben ik blij dat hij volgens de Wikipedia kennelijk weer is teruggekeerd naar het soort muziek waar hij zich het beste is thuis voelt: de blues. Zou mijn buurman Chris in Maastricht, zo’n grote bluesfanaat dat hij het zelfs op zijn tuinafvalbak heeft kenbaar gemaakt, nog andere muziek van hem hebben?
Zo’n nummer als “Keep playin’”, met een gitaarsolo waar je U tegen zegt, daar krijg ik de “bubbelesénes” van.

‘s Avonds ga ik de deur uit om in de bibliotheek langs de zee in de kranten te kijken of ik iets belangrijks van het wereldgebeuren gemist heb. Nee dus, zelfs Theresa May vertelt nog steeds hetzelfde verhaal dat het met de Brexit nog goed komt. Ik beperk me tot een mooie uitspraak die ik in La Provincia tegen kom. De regionale krant is min of meer verplicht om dagelijks te berichten over wat er hier op het eiland (en omstreken) gaande is. Dat gaat niet altijd even erg van harte. In een cartoon zegt een oudere kanariepiet: “Todos partidos dicen que quieren defender a Canarias”, alle partijen zeggen dat ze voor de Canarische eilanden opkomen, maar “¿pero quién nos defiende de los partidos?”, maar wie verdedigt ons tegen de partijen?

Ik woon hier – althans in de wintermaanden – al sinds 2005. We zitten nu in 2019, dus dit is mijn veertiende winter. Mooi, toch? Of er nog een vijftiende winter komt, weet ik nog steeds niet. Lluis, van wie ik mijn “piso” hier in het centrum huur, denkt er al een tijdje over om het per week of zo aan toeristen te gaan verhuren, het hele jaar door. Dat zou hem veel meer opleveren dan wat ik hem te bieden heb. Misschien ook meer ellende, denk ik er dan bij.
Los daarvan, heb ik hier de afgelopen vele jaren nog echt iets bijgeleerd in mijn vak als epidemioloog en klinisch onderzoeker? Helaas niet echt. Vooruit, laat ik vandaag één uitzondering maken voor Noé (Brito). Ruim tien jaar terug zie ik hem voor het eerst op de afdeling en dat heeft hij een jaar of vijf mogen doen. Daarna heeft hij eerst elders op Gran Canaria gewerkt, daarna op Tenerife als “meta-analist” en sinds januari van dit jaar zit hij als reviewer in Madrid bij de reumatologen. Jong als hij nog is met zijn nu 41 jaar, heeft hij altijd iets gehad van: hoe kom je daarbij en dat staat nog maar te bezien. Hij is degene die mij ook wel eens tegenspreekt, als ik met de een of andere boude bewering aan kom zetten. Hem herinner ik me ook als de man die bij mij is aan komen zetten met het gedachtegoed van Ben Goldacre. Dat is een jonge psychiater uit London die na het millennium in The Guardian een jaar of tien stukjes schrijft over onzinnige beweringen in de geneeskunde (en daarbuiten). “Paul, die moet je toch eens gaan lezen”, hoor ik Noé nog zeggen, terwijl hij mij als bijlage bij een mailtje zo’n column toestuurt.
Persoonlijk kennen doe ik Ben Goldacre niet; ik ben hem nog nooit in levenden lijve tegengekomen. Wel heb ik intussen twee boeken van hem in mijn bezit: “Bad Science” en “Bad Pharma” en die zijn me alle twee best bevallen. Er is nog een van hem, uit 2014: “I Think You’ll Find It’s A Bit More Complicated Than That”. Dat heb ik in het afgelopen najaar ook maar eens gekocht en meegenomen naar Las Palmas. In dat boek staan allerlei interessante stukjes uit vooral de Guardian, meer dan honderd. Ben Goldacre zelf beweert dat het bij elkaar om zo’n half miljoen woorden gaat (maar je moet niemand op zijn woord geloven). De afgelopen maanden heb ik die in stukjes en beetjes gelezen, met het nodige plezier. Van begin tot eind gaat het om 474 bladzijden tekst. Op de flap zegt Ben Goldacre zelf erover: “This is a racing collection of short pieces. I hope it works as a kind of statistics toilet book, bringing satisfaction in short bursts...” In die uitspraak kan ik me na lezing van het boek goed vinden.
Vooruit, als ik Noé het aankomend weekend weer eens zie - hij komt zijn palmpasen hier vieren – zal ik hem het boek cadeau doen (nu ik het zelf uit heb).

Om kwart voor 8 dinsdagavond denk ik: waar ga ik vanavond eens naar de Champions League kijken. Het wordt het terras van hotel Miami op Santa Catalina, waar Rim, Desiree en Tristan nog eens gelogeerd hebben. De zaak beneden heeft een nieuwe eigenaar, er is niks mis met de bediening en het terras is nog steeds toegerust met een groot beeldscherm. Wat wordt het? Tegelijker tijd zijn er twee wedstrijden: Liverpool – Oporto en Tottenham Hotspur – Manchester City. We zijn maar met een hand kijkers en om mij heen krijgt Tottenham – City de voorkeur. Oké!
Laat ik eerlijk zeggen dat het een nogal saaie wedstrijd is (en niet alleen, omdat het de eerste van twee wedstrijden is). City is meer aan de bal, maar voor de beide doelen gebeurt negentig minuten lang weinig spectaculairs op enkel uitzonderingen na. Als het op mini-kansjes aankomt, doet Tottenham overigens niet voor City onder.
In de eerste helft is eigenlijk alleen minuut 12 van belang. Sterling van Manchester City schiet in het strafschopgebied tegen de hand van Danny Rose aan. Scheidsrechter Björn Kuipers (hij weer) ziet er geen strafschop in. Dan gaat de VAR (Danny Makkelie) zich ermee bemoeien en moet hij – na overleg “met de studio” – toch een penalty geven. Agüero van City schopt de bal met een vaartje in de linker hoek, maar keeper Llomis van Tottenham weet kennelijk dat dat diens voorkeursplek is. Hij bokst de bal pontificaal uit de hoek weer schuin het veld in. Het blijft 0-0.
In de tweede helft is er evenmin veel te genieten. Het spel gaat over en weer, vooral op het middenveld, zonder dat zich echte kansen aandienen. Is dit het moderne voetbal, waar steeds zoveel voetballers achter de bal blijven dat scoren haast onbegonnen werk is? Het lijkt wel catenaccio uit Italië vroeger. Dan, in minuut 78, verkijkt keeper Gutmanson (?) van City zich op een actie van Son en verdwijnt de bal in het City-doel: 1-0. Son, die eigenlijk Heuing-Min Son heet, maar voor de Tottenham-supporters door het leven gaat als Sonny, is nu de held. Hij krijgt zoveel loftuitingen over zich heen dat ik er stil van word. De rest van de speeltijd zingt het Londense stadion zich een middenrifsbreuk.
Over ruim een week mag City proberen om orde op zaken te stellen. Trainer Pep Guardiola van Manchester City gaat er nog een hele klus aan hebben.

Van de andere wedstrijd op dinsdag: Liverpool – Oporto, krijg ik in de rust mee dat de ploeg van Jürgen Klopp met rust al met 2-0 voor staat, door doelpunten van Keita in minuut 5 en Firmino in minuut 26. In de tweede helft gebeurt niets extra’s en 2-0 blijft ook de einduitslag.

Terug naar de werkelijkheid van woensdagmorgen. Ik mag jullie hernieuwd vertellen over een “cucaracha”, kakkerlak. Het woord “cucaracha” is vrouwelijk, maar het exemplaar van zo’n vier centimeter lengte dat ik in de gang naar de keuken ontdek, is helaas al te ver heen om het geslacht nog te kunnen vaststellen. Het is zo dood als een pier (in het Maastrichts “piering”). Bestaat er ook een woord “cucaracho”, voor een mannelijk exemplaar, denk ik voor me uit? Ik zoeken in mijn dictionaire. Het woord “cucaracha” is naast kakkerlak van alles, als het maar smerig is: zwartrok, stuk roest, slijmbal, en cucaracho staat er niet in. Een “cucarachero” is een scharrelaar, een voddenman.
Ik kijk eens rond op zoek naar vrienden of familie (amigos y familia) van het gevleugelde, koperkleurige mormel, maar kan geen verdere exemplaren ontdekken.

‘s Avonds val ik maar eens in herhaling, omdat ik gisteren bij hotel Miami (voorheen bodeguita El Palikeo) als een koning behandeld ben. Misschien had het terraspubliek voor Ajax – Juventus moeten kiezen, maar de meute komt natuurlijk voor Manchester United – Barcelona. Daar heb ik me maar bij neer te leggen.
De Italiaanse scheidsrechter Rocchi laat om 8 uur locale tijd aftrappen. MU is een sterrenteam met o.a. Pogba, Lukaku en Rashford en in het doel De Gea. Aan de andere kant zie ik de bekende elf van Barça opdraven, dus er is genoeg vuur in huis voor een boeiende wedstrijd.
Echter, ook hier is net als gisteren armoe troef. Een uitzondering is minuut 12, als Suárez met het hoofd een voorzet van Messi verzilvert. Eerst wordt buitenspel gegeven, maar daar is in de herhaling uit diverse hoeken geen sprake van. Op de televisie komt vervolgens te staan dat het een eigen doelpunt van Shaw is, maar dat kan ik er op Santa Catalina niet van maken. Enige andere wapenfeit in de eerste helft is de bloedneus van Messi na een al te bruuske actie van ik geloof Smalling. Het kost een paar minuten voordat hij weer bij de les is. Even later belandt een doelpoging van Coutinho op de uitgestoken voet van De Gea.
In de tweede helft dringt Manchester United meer aan, is ook beter, maar tot echte doelpunten of bijna-doelpunten komt het niet. Een belangrijke redder in de nood is Gerard Piqué, die achter bij Barcelona zo ongeveer alles wegkopt wat maar enige dreiging inhoudt. Dus wint Barcelona uit van de club van (tegenwoordig) trainer Solskjaer met 0-1 en kan het de winst komende dinsdag definitief naar zich toetrekken.

In de rust van MU – Barça krijg ik te zien hoe Cristiano Ronaldo van Juventus met alweer een fameuze kopbal Ajax op 0-1 achterstand zet, vlak voor de rust van de wedstrijd in msterdam. Als ik Messi de beste pingelaar van dit moment mag noemen, gun ik Ronaldo echt alle eer als de beste kopper aller tijden. (dat vindt hij zelf ook, maar dat terzijde.) Wat ik op het terras van hotel Miami niet te zien krijg, is de 1-1 vlak na de rust van David Neres. Daarna verandert er in A,sterdam niks meer aan de score. 1-1 wordt ook de eindstand en a.s. dinsdag moet het dan maar in Turijn gebeuren, als Ajax daar op bezoek gaat.
Om 10 uur zie ik op NU.NL wel nog een korte schriftelijke samenvatting van de wedstrijd in Amsterdam (met vooraf het nodige supportersgedoe). Om de kansen over en weer te beoordelen moet je, vind ik, toch de echte videobeelden zien. Morgenmiddag op de universiteit zal ik me een uitgebreidere samenvatting met veel plezier laten laten welgevallen.

Dan is het weer zo ver: vandaag ligt de gezondheidsfaculteit weer op mijn weg en kan ik deze brief aan jullie gaan posten. We naderen de Goede Week en het is nog maar de vraag, wanneer ik dan op de universiteit terecht kan. Laten we het er vooralsnog op houden dat mijn volgende brief a.s. woensdag 17 april in de steigers staat om te versturen.
Voor nu, koop eens een palmtak, tenzij je die a.s. zondag, palmpasen van een pater krijgt aangereikt om achter een kruisbeeldje te hangen. De pamtakken groeien bij mij in de straat gewoon aan de bomen, maar wat kopen jullie daarvoor. Mijn andere advies deze keer is om zelf ook eens een balletje te gaan trappen. Als een echte voetbal, maatje 5, te veel van het goede is, mogen jullie mannen uitwijken naar een rugbybal of vooruit een tennisbal. Voor de dames heb ik eerder een gehakt- of bitterbal in gedachte. Het ga jullie goed in de aanloop naar de Semana Santa en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Op zijn tijd wil ik graag eens duiken in een epos van thrillerschrijver Greg Iles. Volgens de Wikipedia is de man in Duitsland (Stuttgart) geboren in 1960. Intussen woont hij wel al heel lang in Natchez, een plaatsje in Mississippi, aan de grote rivier, met direct over de brug in het westen Louisiana. In 2014 verschijnt zijn boek “Natchez Burning”, dat daar ook speelt. De titel komt van een lied van Howlin’ Wolf (dat ik helaas nog niet heb). Ik heb het boek intussen helemaal uit: 853 bladzijden kleine letters. Hier is vers van de pers mijn recensie.
In de jaren zestig (van de vorige eeuw) is de Ku Klux Klan nog altijd heel actief in de zuidelijke staten. Een groep “Klansmen” doet er in 1964 een schepje bovenop, noemt zich nu de Double Eagles, met steun van de mafia en multimiljonair Brody Royal. Belangrijke mensen in de nieuw gevormde groep zijn leider Frank Knox (die vermoord wordt), zijn broer Snake Knox, Sonny Thornfield en Glenn Morehouse. Dan worden enkele FBI-informanten plus de nodige zwarten om zeep geholpen, o.a. muziekwinkeleigenaar Albert Norris en zijn hulpje Pooky Wilson, vriendin van Brody Royal’s dochter Katy. Vier jaar later zijn burgerrechtenactivist Jimmy Rivers en Luther Davis aan de beurt. De zus van Jimmy Rivers, Viola Turner, die als verpleegster voor huisdokter Tom Cage werkt, wordt twee keer ”gangraped” en mag het gebied dan ontvluchten naar Chicago. Ook dokter Leland Robb moet het ontgelden, omdat hij te veel zou weten.
Een jonge blanke journalist, Henry Sexton, vriend van o.a. Albert Norris en Pooky Wilson, zit alle jaren erna achter bewijsmateriaal aan om de diverse schuldigen alsnog veroordeeld te krijgen, als de FBI het laat afweten. We zijn intussen in 2005, zo’n veertig jaar verder. Viola is terminaal en keert terug in Natchez om daar dood te gaan. Helpt Tom Cage haar nu bij het sterven of wordt ze alsnog vermoord door intussen bejaarde Double Eagles? In ieder geval wil een zoon van Viola, Lincoln, er uitgebreid werk van maken. Hij is van mening dat zijn veronderstelde vader, Tom Cage, zijn moeder vermoord zou hebben. Voor dat idee krijgt hij steun van officier van justitie Chad Johnson, gesteund door sheriff Billy Bird. Die kunnen het bloed wel drinken van de huidige burgemeester, Penn Cage, 45, de zoon van Tom.
Dezelfde Penn Cage is van origine advocaat en woont samen met de bekende journaliste Caitlin Masters. In de kring van de Double Eagles, met Brody Royal als intussen 80plusser, maken nu jongere mensen de dienst uit: Snake’s zoon Billy Knox, Frank’s zoon Forrest Knox (belangrijk politieman criminaliteit in de staat) en Brody Royal’s schoonzoon Randell Regan. Ook de oude Double Eagles blijven meedoen, als het op afrekeningen aankomt.
Het gaat maar door in het boek, zo erg dat ik een tweede velletje nodig heb om de diverse personen in het boek uit elkaar te kunnen blijven houden. Naast o.a. Penn Cage en Henry Sexton gaan bona fide politie mensen zoals Walker Dennis en John Kaiser van de FBI zich ermee bemoeien. Tom Cage, al 73 en met een hartprobleem, slaat op de vlucht samen met een Texas Ranger, als hij dreigt te worden vastgezet, in afwachting van zijn proces. Enz., enz. Het verhaal eindigt in een ouderwetse shoot out in een van de villa’s van Brody Royal.
(Weten jullie wel wat een juke (jook) is? Dat is volgens mijn woordenboek een afkorting van juke box, ook een schijnbeweging. In dit boek staat het overduidelijk voor een bar, voor mijn part met een juke box.)
Neem maar van mij aan dat “Natchez Burning” een heel mooie thriller is. Wat is het allemaal spannend en wat houdt Greg Iles mij bij de les met steeds weer nieuwe stukjes historie en verdere uitweidingen. Terzijde besef ik maar weer eens dat ik nooit zo’n boek zou kunnen schrijven. Laat ik de 853 bladzijden van “Natchez Burning” maar eens belonen met een 8+ als recensiecijfer.