donderdag 27 december 2018

Weblogbrief 14.09, 27 december 2018

Weblogbrief 14.08, 27 december 2018

Queridos amigos y familia, de datum 27 december 2018 heb ik enigszins provisorisch boven deze brief gezet, omdat het hier nu rare weken zijn. Ik heb meegekregen dat de universiteit in het nieuwe jaar tot en met 7 januari sowieso op slot zit, dus dan is het hierna afzien, tenzij ik elders onderdak vind om begin januari een brief te versturen. Of ik wel terecht kan vlak na de kerst, op derde kerstdag, is mij pas duidelijk, als ik vanmiddag zuidwaarts ga met stadsbus 12. Mochten jullie mijn brief nog te lezen krijgen in 2018, dan is het mij gelukt.

Laat ik intussen gewoon terug in de tijd gaan of er niks aan de hand is. Bij mijn bushalte op Santa Catalina zie ik een aparte reclame van Coca Cola, in de geest van de Heilige Geest. Het “Espiritu” springt eruit: ¨Comparte El Espiritu de la Navidad¨, deel met anderen de geest van kerstmis. Onderweg met de bus zie ik sommige passagiers een kruisje slaan, als ze voorbij een van de kerken komen die op de route liggen. Mijn zegen hebben ze, als ik maar niet mee hoef te doen.

Op de universiteit begin ik zoals steeds met mijn brief 14.07 te versturen en hem voor mijn archief uit te printen. Dan zijn de clips van Harry aan de beurt. Ik heb deze keer het meeste op met een nummer van Tony Joe White & Eric Clapton uit 2006: “Did somebody make a fool out of you?” Andere interessante clips komen van de Johnny Otis Show uit 1958 met “Willie and the hand jive” en ene mij onbekende jazzgitarist Alex Bourdon met “Delta blues” uit 2016.
Dan klik ik door naar Harry’s artikel over Frans Nienhuys: “Men vraagt en wij draaien”. Hij is van 1909 (gestorven in 1994) en actief als draaier van verzoekplaatjes bij de Vara vanaf 1935. Met een onderbreking van 1941 tot 1945 gaat hij daarmee door tot 1951. Waarom hij in dat jaar door de omroep aan de kant wordt gezet, blijft een beetje duister. In 1960, 1961 huurt piratenzender radio Veronica hem in om het familieprogramma voort te zetten, nog eens zo’n twaalf jaar lang.
Disc jockeys avant la lettre à la Frans Nienhuys presenteren in de tweede helft van de jaren dertig met name muziek die dan bij zijn publiek populair is: stukjes uit opera’s en operettes, genrestukjes en ook wel walsen en marsen. In de top 10 uit de periode 1935-1941 staat het nonnenkoor uit Casanova (van Anni Frind?) uit 1929 op 1. Joseph Schmidt komt maar liefst drie keer voor in de top 10, o.a. met: Ik hou van Holland” uit 1937. Ook de bekende bolero van Ravel uit 1930 is present.

In mijn nieuwe rubriek Astronomie voor de Universiteit van Nederland (grapje) laat ik deze keer een medewerker van Ralph Wijers aan het woord: Lucas Ellenbroek van dezelfde Universiteit van Amsterdam. Hij vraagt zich in een college af of er misschien buitenaards leven is in onze melkweg? Daarvoor gebruikt hij de trechter van Frank Drake, die begint met zich in te perken tot niet al te omvangrijke planeten met een vaste grond (daarmee valt bijv. de gasvormige Jupiter af). Blijven er een kleine 300 over, maar de toevoeging dat er wel vloeibaar water op de planeet moet vóórkomen (samenhangend met de afstand tot een zon) doet het aantal alweer fors dalen. Dan is bijv. ook nog de temperatuur samenhangend met onze atmosfeer van belang. Voor zo ver we het kunnen overzien, wordt het aantal potentieel interessante planeten daarmee echt teruggebracht tot een handje.
Met het opvangen en bekijken van radiostralen zou gekeken kunnen worden of er vanuit onze melkweg of verder weg in het heelal tekenen van leven zijn die ons bereiken (zoals van Proxima B). Tot dusver is er slechts eenmalig, in 1977, een “Wow”-signaal opgevangen, verder niet. Met planethunter.org en seti.nl zou iedere geïnteresseerde voor de nabije toekomst zijn radiostraling-bijdrage kunnen leveren. Lucas Ellenbroek ziet vooralsnog geen buitenaards leven verschijnen, maar wat niet is , kan nog komen.

Terug bij het Castillo de la Luz blijkt het bibliotheekje vanaf nu tot 15 januari ‘s avonds gesloten te zijn. Helaas, pindakaas. Dus loop ik vanavond om 7 uur vanaf het parkje door naar de boulevard om op zijn ouderwets nu.nl te bemonsteren op een bank tegenover La Oliva. Geen nieuws, goed nieuws, zal ik maar zeggen.

Op de vrijdagmorgen weet ik niet hoe snel ik mijn nieuwe cd bij jullie moet pushen. Tot de groepen die steevast jaar in jaar uit bovenaan staan in de top 2000 van Nederland, reken ik vlak achter Queen (met “Bohemian Rapsody”) en de Eagles (met “Hotel California”) Led Zeppelin met hun “Stairway to heaven” uit 1971. Eerder werd Led Zeppelin al bekend met o.a. “Whole lotta love” in 1969 en “Immigration Song” in 1970. Led Zeppelin is de groep van ex-Yardbirds gitarist Jimmy Page, die daarvoor naast andere muzikanten ook Robert Plant heeft aangetrokken. Van Jimmy en Robert, met hun tweeën, heb ik een cd uit 1998: “No Quarter” die ik jullie misschien ook nog wel eens ga voorzetten.
Hier en nu wil ik het eens kort over Robert Plant hebben. Hij is van 1948, dus nu 70 jaar, en komt uit het Engelse West-Bromwich (in de West Midlands). Na zijn carrière bij Led Zeppelin heeft hij op muzikaal terrein van alles gedaan, ook een aantal soloplaten gemaakt. De laatste daarvan, uit 2017, is “Carry Fire”. Die zie ik afgelopen zomer in Centre Ceramique liggen en dan is kopiëren snel gebeurd. Hier zijn voor jullie de elf nummers van “Carry Fire”:
01. The May queen
02. New world
03. Season’s song
04. Dance with you tonight
05. Carving up the world again. A wall and not a fence
06. A way with words
07. Carry fire
08. Bones of saints
09. Keep it hid
10. Bluebirds over the mountain (& Chrissie Hynde)
11. Heaven sent
Heel wat mensen blijven graag hangen bij de muziek en de artiesten die ze in hun jeugd mooi hebben gevonden. Dat geldt ook voor mij. Oudjes zoals Robert Plant kunnen mij nog van de denkbeeldige bank krijgen. Op deze best wel aimabele cd gaat mijn voorkeur – voor wie dat van me wil vernemen – vooral uit naar nummers 1, 2, 4, 7 en 9.

Vanmiddag heb ik helaas afscheid moeten nemen van mijn tijdelijke overburen op Luis Morote 19, een hoog. Zo zou je ze altijd willen hebben, meegaande types als dat tweetal. Daarvoor in de plaats zie ik even later een asociale familie op het balkon verschijnen, inclusief de nodige deugnieten van kinderen, batjakkers. Je kunt als min of meer verplichte overbuur niet altijd het geluk aan je kant hebben. Gelukkig heeft mijn onvolprezen potsvrow Sonia intussen wel mijn flat weer onder handen genomen. Die is om 6 uur weer “limpio a la plata”, brandschoon. Je kunt er weer van de vloer eten, “comer sopas”.

Op de vrijdagavond is het in de stad en ook bij mij in de straat echt gezellig. De diverse terrassen zitten vol en zelfs staan er de nodige mensen buiten te feesten. Kennelijk is men zijn vrijheid aan het vieren of doet men zijn best op een uitje met de collega’s of de familie en vrienden. Het hoogfeest is op de kalender pas over vier dagen, “nochebuena”, kerstavond een dag eerder, maar in de Luis Morote zijn de “felices fiestas” kennelijk al begonnen.
Laat ik eens naar buiten brengen dat dit het soort buiten-de-deur avonden zijn die mij bijzonder aanspreken, zelfs ook als de horeca hier er om een uur of 10 de brui aan geeft. Terzijde, bij don Manué aan de overkant zit de vaart er dan nog even in. Als ik hier nu gezelschap had – maar dat heb ik niet – zou ik me prima op een terras thuis voelen.

Op de zaterdag zie ik helaas te veel goedbedoelde kerstattributen om me heen. Vooruit, een schoolkind of nog jonger met een kerstmuts op, daar kan ik wel een paar dagen mee leven. Maar volwassenen, zelfs 50-plussers, die op hun hoofd een stuk elandgewei hebben vastgezet of enkele mini-sparretjes, dat zou toch van hoger hand zwaar afgeraden moeten worden. Een kerstman aan een touwtje aan de gevel die verwoed probeert om bij je door het raam naar binnen te klimmen, kan toch met goed fatsoen ook niet. Overigens, de Scandinavische toeristen schijnen zich veel meer dan autochtonen van deze onzin te bedienen.
Terzijde, bij mij in de straat mag ik ook al de eerste ontploffende rotjes constateren. Jongens, kunnen jullie daar misschien mee wachten tot oudejaarsavond laat, “nochevieja”? En op 1 januari na 1 uur moet voor mij het vuurwerk wel weer passé zijn.

Met enkele t-shirt-opschriften laat ik jullie merken dat ik er op mijn manier wel bij hoor. De minste van de twee van vanavond op de boulevard is voor mij: “The past is gone”, het verleden is voorbij. Zo kan ik het ook, bedenk ik dapper. Veel meer in de haak vind ik de voorgevel van een dame van middelbare leeftijd die mij verblijdt met het zinnetje: “Beyond perfect tonight”, meer dan perfect vanavond. Met zo’n slagzin kun je sier mee maken.

Terwijl het ook op zaterdagavond best gezellig is op de terrassen, kies ik voor de variatie eens voor een film op mijn laptop-buis. Het wordt er een van regisseur Andy Tennant, “Hitch” uit 2005. De film speelt in Manhattan in New York en begint met het nummer “What a wonderful world” van Sam Cooke, dus dan kan hij moeilijk meer stuk.
In de hoofdrol zie ik niemand minder dan dan troetelneger Will Smith. In de film heet hij : “Hitch”, voluit Alex Hitchens en verdient hij zijn geld als consultant in liefdeszaken, “date doctor”. Wie hem inhuurt, krijgt min of meer de toezegging dat diens potentiële liefde binnen drie afspraakjes voor de bijl zal gaan. Er komen in sneltreinvaart voorbeelden voorbij. Dan verschijnt ene Albert Brennaman (gespeeld door Kevin James) ten tonele die de sympathie probeert te winnen van celebrity Allegra Cole (gespeeld door Amber Valletta). Krijgt Hitch zijn zin en wordt het wat? Intussen heeft hij het zelf best wel moeilijk mee om New York Standard journaliste en uitgesproken vrijgezel Sara Melas (gepeeld door Eva Mendes) voor zich te winnen.
Laat ik het toegeven: ik vind de film leuker dan ik vooraf in gedachte had. Het is best een aardige komedie, eentje voor het hele gezin op de zaterdagavond.

Eerder heb ik jullie verteld dat ik een grote doos lucifers aan de dames van “De Francesco” gedoneerd heb, c.q. per ongeluk uit mijn keukenraam naar beneden heb laten vallen en daarna niet meer teruggevraagd heb. Dan blijkt dat de afstrijkrand van mijn enige overgebleven doosje “zwegele” het niet goed meer doet. Dat moet mij nou weer overkomen. Ik moet er dus op uit om nieuwe lucifers of een aansteker te kopen, als ik tenminste een acceptabele portie zuurvlees, die ik in de koelkast heb staan, wil opwarmen. Denk ik op de zondagmorgen: op de rommelmarkt moet ik toch zeker een aansteker op de kop kunnen tikken.
Ter plekke blijkt dat ik nu (naast de standaard volksmuziek op de zaterdagmorgen) ook op zondagochtend verplicht vergast wordt op onvervalste regionale muziek. Die komt deze keer van een twintigtal mannen in allemaal dezelfde Canarische klederdracht: ruime zwarte broek, los wit hemd en een zwart hoedje. Mijn vrienden zullen het niet worden, maar misschien is het deze keer eenmalig.
Op de terugweg naar huis, met een aansteker, kom ik erop dat ik mijn zuurvlees, als was het diepvriesgroente, net zo goed in de magnetron kan opwarmen. De aansteker blijft nog even buiten schot.

Ik heb niks in me van een snelwandelaar. Zoals mensen als Trudie zonder pardon 6, 7 km per uur lopen, en dat uren achter elkaar, dat is mij niet gegeven. Aan de andere kant, met een beetje doorlopen heb ik wel wat. Treuzelende meutes van een mannetje of 4, 5, 6 naast elkaar op Las Canteras hoeven voor mij niet. Die wil ik het liefste passeren, als ik mijn avondwandelingetje langs de zee maak.
Zo kom ik op een opschrift op een T-shirt dat ik zelf bedacht heb. Het is in het Spaans, zoals het hier hoort. Mijn bijdrage aan de feestvreugde voor vanavond is: “¡Dejame pasar!”, ga uit mijn weg. Zo nodig mag ik met mijn ellebogen nog enige kracht bijzetten.

Op de maandag begeef ik me naar de “mercado central” om mijn voorraad arabico koffie uit Kenia op peil te brengen. Onderweg erheen zie ik een metersgrote annonce die mij uit het hart gegrepen is. De “Servicio Canario de la Salud”, gezondheidsdienst van de provincie (“govierno”) beeldt een zorgzame dokter af, met stethoscoop, met erbij de tekst: “LO PRIMERO”, de eerste,”es acudir a urgencias de atención primaria: rapido, fácil y cerca de casa”, klop voor een urgent probleem eerst aan bij de eerstelijnszorg: snel, gemakkelijk en dicht bij huis. “Si lo nececitas , tienes un equipo de profesionales muy cerca de ti”, Als je het nodig hebt, vind je professionele zorg vlakbij.
De tekst is me uit het hart gegrepen. Hier en ook in Nederland wordt veel te snel een ambulance gebeld om een patiënt af te voeren naar de EHBO van een ziekenhuis dan wel naar een specialist gehold. Wat is er mis met de eerste lijn als poortwachter? Die is speciaal bedoeld om met kennis van zaken het vele kaf van het koren te scheiden, eventueel te helpen bij het kiezen van de juiste specialist. “Pluis of niet pluis”, hoor ik André Knottnerus al zo’n dertig jaar geleden aan me verkondigen. De makers van deze al te ware advertentie krijgen de “compleminte” van me.

Zo druk en gezellig het de afgelopen avonden was, zo rustig – is sereen het woord? - is het maandagavond, “nochebuena” bij mij in de straat. Om 8 uur zijn alleen de parfumzaken nog open om op de valreep nog een paar late klanten te kunnen bedienen.
Laat ik voor de variatie dan maar eens nu, ‘s avonds al eens een nieuw stukje muziek opzetten. Onlangs (zie boven) heeft de zwarte Rhythm & Blues coryfee Sam Cooke mij uit mijn tent gelokt met zijn “(What a) wonderful world”. Misschien is het tijd om hém eens een refill te geven.
Sam Cooke is van Clarksville, Mississippi, geboren in 1931. Zijn zangcarrière begint met gospel en loopt van 1951 tot aan zijn overlijden in 1964, als hij wordt doodgeschoten in de lobby van een hotel in Los Angeles (waar hij zich misdraagt). De jongeman is goed voor echt een hele vrachtwagen hits. Ik heb op mijn computer helaas maar weinig originele Lp’s van hem staan; vooral compilaties slaan de klok, maar daarop komt zijn veelzijdig singer-songwriterschap wel prima tot zijn recht. Laat ik eens de overzichtsplaat “Portrait of a legend 51-64” uit zijn hoes halen, waarop maar liefst 31 Sam Cooke nummers staan. Is dat wat veel van het goede om hier te presenteren? Vooruit, dan maak ik nog weer eens mijn eigen selectie daaruit van een zestiental nummers:
01. You send me
02. Only sixteen
03. For sentimental reasons (niet SC, Best, Watson)
04. I’ve come running back to you
05. Cupid
06. What a Wonderful world (SC, Adler, Alpert)
07. Chain gang
08. Bring it on home to me
09. Nothing can change this love
10. Ain’t that good news
11. Twistin’ the night away
12. Shake
13. Another Saturday night
14. Good times
15. Having a party
16. A change is gonna come
Het repertoire van Sam Cooke loopt van de vrolijkheid zelve, zoals in bijv. “(What a) wonderful world” en “Having a party” tot politiek getinte nummers als “Chain gang” en vooral “A change is gonna come”. Voor mij zijn sommige van Sam Cooke’s nummers als “For sentimental reasons” en “Good news” echte evergreens.

Als het maandagavond ietsje later echt uitgestorven is op straat, laat ik me (door mezelf) overhalen om binnen nog weer eens een film in mijn laptop te doen. Het wordt er deze keer een uit de oude doos: “Call Northside 777” van regisseur Henry Hathaway, uit 1948. Het is een beetje rare titel; ik prefereer het Spaanse “Yo Creo En Ti”, ik geloof in jou.
Hij speelt allereerst in 1932-33 in Chicago in de tijd van drooglegging, als twee Poolse mannen, Frank Wiezek (gespeeld door Richard Conte) en zijn vriend Tomek Zolesta, veroordeeld worden voor een winkelroof met de moord op agent John Bundy. Elf jaar later gaat Chicago Times journalist P.J. (Jim) MacNeal, Mac voor zijn vrienden, in het echt James Stewart, zich voor de zaak interesseren, samen met zijn baas bij de krant Kelly (gespeeld door Lee Cobb). Aanleiding: de arme moeder van Frank Wiezek looft met een annonce 5000 dollar als beloning uit voor wie kan aantonen dat haar zoon elf jaar eerder vrijuit gaat. Frank‘s vrouw is intussen opnieuw getrouwd met een ander en Wanda Skulnik, die destijds bij de moord aanwezig was, is zwaar aan lager wal geraakt. Mac twijfelt eerst nog erg aan Frank’s onschuld, maar gaat daar gaandeweg wel steeds meer in geloven. Komt het goed?
Ik vind het is een mooie film, al komt me de clou een beetje als een deus ex machina voor. Wel zet James Stewart een alleszins acceptabele journalist neer. Mede daardoor is de film me als recensiecijfer best een 7½ waard.

Een van de eerste zaken die ik gewaar word, als ik op (eerste) kerstdag op het balkon ga zitten, is een tweetal kerstmannen (kerstlui?), van kop tot teen in een roodwit kostuum. Ze komen over de Vientinueve de Abril voorbij sjezen op een grote motor. Dit is de morgen dat zo iets moet kunnen, vind ik.

Moet ik iets muzikaals met kerstmis doen? Dan vertel ik jullie dat ik op mijn computer “Jingle bells” heb staan in diverse maten en soorten. Natuurlijk is er de versie van ieder van het drietal van de Ratpack: Dean Martin, Frank Sinatra en Sammy Davis Jr. Daarnaast kan ik ook sier maken met vertolkingen van Diana Krall, Les Paul & Mary Ford, Freddie King, the Nitty Gritty band en Ricky Nelson. En laten we de bands van Count Basie en van Benny Goodman niet vergeten.
Jullie willen er nog eentje? “Rudolph the red-nosed reindeer” vind ik terug bij Dean Martin (alweer) en ook bij bijv. Bing Crosby & Ella Fitzgerald, Al Martino, Jack Johnson en Jewel. Chuck Berry komt met een interessante variant: “Run, Rudolph, run”.
Afspelen van de nummers is er voor mij niet bij.

Op de boulevard is het op (onze) kerstavond het tegenovergestelde van uitgestorven. Heet dat stampvol? Je kunt over de koppen lopen, zo druk. Bij de kerststal van zand staat een rij wachtenden van zeker dertig meter. Het wordt tijd dat ik mijn “dejame pasar” shirt uit de kast haal.
Eva en Dalí komen mij van 1 tot 5 januari een bezoek brengen. Ze logeren in hotel Cantur, waar is dat nou weer? Het opzoeken op internet is een fluitje van een cent. Ik moet ervoor zijn op Sagasta 28, op zeg 100 meter van mijn huis. Dan bedenk ik dat René, vriend van Marc, daar een tijdje terug met zijn vriendin een week gelogeerd heeft. Ze waren best content over het hotel.

Woensdag is het alweer “Boxing Day”, als in Engeland een compleet voetbalprogramma wordt afgewerkt (en Manchester City voor de tweede keer op rij verliest). Dit lijkt me de dag om jullie weer eens onder rijmwoorden te bedelven. Ik heb er een: wat rijmt er op “tapa”, als we ons beperken tot twee lettergrepen. Terzijde: een “tapa” is een deksel zoals van de wc: “tapa de inodoro” of op een glaasje om de vliegen weg te houden.
Misschien zijn rijmwoorden “lapa”, “rapa” en “zapa” te moeilijk, dus die krijgen jullie nu alvast cadeau. Een “lapa”is een soort slak en “rapa” komt van het werkwoord “rapar”, scheren, heel kortknippen (maar een scheerapparaat is een “máchina de afeitar). Een “zapa” is een schop of loopgraaf. Hoeveel andere rijmwoorden op “tapa” hebben jullie kunnen bedenken?
Alfabetisch begin ik met “capa”, in goed Nederlands een cape en een laag. Ik zie het bijv. terug in “estar de capa caida”, op zijn retour zijn en drielaags wc-papier “papél higiénico de tres capas” (om ongerief aan je hand bij het kontvegen te vermijden). Dan heb ik “grapa” voor jullie. Dat is niet primair een Italiaanse likeur, maar een nietje. Tegen een nietmachine zeggen de Spanjaarden “grapadora”, dat jullie het maar weten.
Een ander rijmwoord is uiteraard “mapa”, landkaart. Iedereen die hier voor het eerst bij mij op bezoek komt, krijgt van mij een plattegrondje van Las Palmas, gehaald bij het toeristenbureautje op de boulevard. “Napa” staat vanzelf voor het Nederlandse nappa; alleen de medeklinkers c, r, l en n (Carolina) kunnen in het Spaans dubbel voorkomen, de p niet. Blijft voor mij “papa” over. Dat is Canarisch voor aardappel, zoals in “papas arrugadas”, aardappeltjes in de schil gekookt en voor de paus, “el papa”. “Ser más papista que el papa” is roomser zijn dan de paus. Als je echter de klemtoon op de tweede lettergreep legt, is het vader, zoals in “jugar a los papás”, vadertje en moedertje spelen. En wie staat er voor “Papá Noel”? Dat is niemand minder dan de kerstman, op zijn arreslee, “en su trineo”, met elanden ervoor, “con antes antes”.

Dan is het al weer briefverstuurdag. Vanmiddag gaat hij uit, “que Dios me asista”, God sta me bij. Ik heb een mini-hoop dat ik die hierna, mijn tiende, kan posten op 2 januari, bij Eva en Dalí in hotel Cantur. Als dat niet lukt, houden jullie hem maar tegoed tot 8 januari, als nummertje 11 jullie kant op gaat komen.
Voor nu: zet eens de bloemetjes buiten. Dit zijn de dagen dat we ons moeten nat houden, toch? En wat betreft de oliebollen op oudejaarsavond, een bol of vijf de man, “mèt vlege”, plus een of twee appelflappen is toch wel het minste, om alle drank een beetje bodem te geven. Tot ziens maar weer, hasta luego, tot in 2019, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Begin november mag ik een extra 10 kilo koffertje vol boeken meesjouwen naar Las Palmas, nog los van wat Trudie daarna nog voor mij mee wil nemen. Zo hoef ik mij niet te beperken tot een rijtje recente thrillers, maar kan ik met ook allerlei anders op de proppen komen. Hoe ik er vervolgens bij kom om ook een boek van beroepsschaker Jan Timman in mijn bagage te doen, vind ik vreemd. Aan de andere kant, pourquoi pas? In 2002 verschijnt zijn boek(je) “Een sprong in de Noordzee”, dat ik hier kort ga bespreken.
Sloddervos Jan Timman is als grootmeester en net geen wereldkampioen de hele wereld de nodige keren overgevlogen Van wat hij op sommige van zijn reizen heeft meegemaakt – en dan heb ik het niet primair over zijn schaken, maar de entourage ervan – doet hij verslag. Het boek telt 19 stukjes op bijna 200 bladzijden, geschreven over een periode van 31 jaar. (Zo kan ik het ook, denk ik dan. Als ik de aardigste stukjes weblogbrief over de afgelopen 14¼ jaar zou bundelen, zou ik zonder meer uitkomen op een veelvoud ervan.)
Veel wordt ik eerlijk gezegd niet wijzer van zijn ontboezemingen. Ze variëren van zijn korte bezoek aan de Argentijnse schrijver Borges en zijn aanhoren van Donner tot zijn kennismaking met Mulisch en (alweer maar een beetje) afkeer van Kasparov, die hij wel de beste schaker van de 20ste eeuw noemt. We krijgen ook korte beschrijvingen van bijv. de beperkte schaakwereld in de Verenigde Staten en ontmoetingen met inwoners van bijv. Bosnië en Honduras. Samengevat vind ik zijn verhaaltjes nooit echt spannend of komisch. Voor wie het wil weten, de titel van het boek slaat op de zelfmoord van de Nederlandse schaakjournalist Norman van Lennep meer dan honderd jaar geleden.
Mag ik het daarbij laten? Als recensiecijfer komt Jan Timman met zijn “Een sprong in de Noordzee” nog goed weg, als ik hem met een 6½ bedeel. Meer zit er voor dit werkje niet in.

Iedere winter kom ik in deze boekenrubriek weer opnieuw aanzetten met thrillerschrijver Michael Connelly. Van hem heb ik echt alles gelezen behalve zijn allerlaatste boeken. Deze week verblijd ik jullie met mijn recensie van “The Crossing” uit 2015. De titel verwijst ernaar dat een ex-politieman eigenlijk nooit de verdediging in een strafzaak zou helpen, altijd aan de kant van de aanklager hoort te staan. Uiteraard speelt het boek, zoals nagenoeg alle werk van Michael Connelly, in Los Angeles.
Harry Bosch, de eruit gebonjourde detective met pensioen, heeft weinig om handen, als diens halfbroer advocaat Mickey Haller, hem inhuurt om te helpen bij het proces tegen Da’Quan Foster. Dat is een ex-boef die al vele jaren uit de gevangenis is gebleven, maar nu wel is opgepakt en vastgezet vanwege de vermeende moord op de vrouw van een hoge politieman, Lexi Parks. Volgens Mickey Haller zou Foster compleet onschuldig zijn, zelfs nu er wel DNA-bewijs van hem (sperma) op het slachtoffer gevonden zou zijn. Harry Bosch heeft best wel moeite met zijn rol in de verdediging, “the crossing”, maar laat zich overhalen, mits hij maar ook de echte dader(s) kan helpen opsporen.
Dat lijken al snel twee mannen van de zedenpolitie zijn: Don Ellis en Kevin Long. Zij zouden ook achter enkele andere latere moorden zitten, zoals op travestiet James Allen die verklikker voor hen was en de tweeling Ngugen van een juwelierszaak, bij wie de man van Lexi Parks een dure horloge voor haar heeft gekocht. Die horloge komt van een plastisch chirurg, dr. Schubert, die zich door het tweetal politiemensen laat chanteren. Harry Bosch krijgt als P.I. de nodige tegenwerking van de politie, die het maar niks vindt dat hij overgelopen is, maar gelukkig is er ook hulp van enkele oud-collega’s. Op het einde van het verhaal ben ik als lezer zo waar getuige van enkele regelrechte schietpartijen.
Steeds als ik aan een boek van Michael Connelly begin, blijf ik geboeid en in een hoog tempo doorlezen tot ik het uit heb. De man houdt me echt van de straat; ook bij “The Crossing” is dat het geval. Het duurt deze keer nogal voordat ik helemaal door heb hoe de vork precies in de steel zit, maar wat is het allemaal weer spannend. Als recensiecijfer kom ik deze keer uit op een 8+, zoals het bij Michael Connelly hoort. Ik heb er nog een te gaan, “Two Kinds Of Truth” uit 2017, en ik kijk ernaar uit om ook dat boek ter hand te nemen.

Ik heb er nog een: “A Philosophical Investigation” van Philip Kerr uit 1992. Ik heb me eerder voorgenomen dat ik alles van deze dit jaar overleden schrijver ga lezen en zo kom ik ook op dit boek uit. Een paar keer bekruipt me al lezende het gevoel dat ik het al eens eerder in handen heb gehad, maar dan is het toch weer: nee, niet. Het verhaal speelt in Londen, in 2013 (ruim twintig jaar na de verschijningsdatum).
Isodora Jacowicz, kortweg Jake, wordt als politie-inspecteur gevraagd om zich te verdiepen in de moorden op positief testende deelnemers van het Lombroso programma. Daarmee worden de zeldzame mensen opgespoord die geen Ventro Medical Nucleas hebben. Zij zouden dan bij stress heel agressief kunnen worden, maar ook is mogelijk dat ze heel kunstzinnig zijn. Het is voor Jake niet eenvoudig om de bestaande politie en de bedenkers van het program op een zijspoor te zetten. En het moorden gaat intussen maar door. De ene na de andere personen, steeds mannen, in het programma aangeduid met de naam van een filosoof, krijgt een nekschot. Gaandeweg kom ik te weten kom dat de dader zelf ook VMN negatief is en de naam Ludwig Wittgenstein heeft. Jake en haar medewerkers Chung, Crawshaw en Jones met op de achtergrond professor Lang doen hun uiterste best. Het duurt tot slachtoffer twaalf, voordat Jake de moordenaar weet op te sporen. Terzijde lost ze ook nog de seriemoorden van de “lipstick killer” op.
Het verhaal speelt in de toekomst, als iedereen een pictafoon heeft en sommige mensen thuis een Reality Approximation outfit hebben voor bij hun (sexueel getinte) videogame. Na zijn veroordeling wordt de dader als straf in “punitive coma” gestopt voor heel lang. “Philosophical Investigations” is een boek van Ludwig Wittgenstein, waarin zijn eerdere fouten van “Tractatus” gecorrigeerd worden.
Het moet maar eens gezegd: ik vind dit boek ietsje minder dan allerlei andere boeken van Philip Kerr, de meeste met de Berlijnse politieman Bernie Gunther in en rond de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk, er zit best spanning in, maar o.a. de stukken van de moordenaar zelf (kijk eens op blz. 250-252 voor een voorbeeld) lezen niet echt prettig weg. Als recensiecijfer kom ik zodoende niet verder dan een 7-. Wellicht kan mijn Maastrichtse buurvrouw Jenny, filosofieprofessor in Tilburg, er haar voordeel mee doen.

donderdag 20 december 2018

Weblogbrief 14.08, 20 december 2018

Weblogbrief 14.08, 20 december 2018

Querid@s amig@s y familia, geloof het of niet, 2018 is bijna op. Over anderhalve week al schieten we het volgende jaar weer in. Niettemin, zal ik nog even teruggaan naar halve december? Bij dezen dan, te beginnen bij 14 december, als ik mijzelf om even over 2 uur aandien op de gezondheidsfaculteit, meer precies de afdeling Sociale Geneeskunde of hoe we het stukje tweede etage willen noemen, waar Lluis en zijn troepen kantoor houden. Ik ben wat laat; mijn bus 12 erheen heeft “panne” (maar geen motorpech) gehad. De lage instap vooraan in de bus wilde ineens niet meer uitklappen. De chauffeur is erover gaan bellen, er zou een andere bus komen, maar die liet best even op zich wachten.

Hoe het ook zij, op de afdeling ben ik de enige. Ben ik helaas, pindakaas vergeten dat we voor deze vrijdagmiddag een uitje gepland staat? Ik dacht het niet. Ik houd het erop dat de kleine meute al huiswaarts is of met bezigheden buitenshuis doende is. Niet getreurd: ik kan mijn kamer in voor het versturen van mijn weblogbrief 14.07 en dat maakt me een tevreden mens.
Dan begin ik dapper aan Harry’s clips van de afgelopen dagen. Met hem breek ik allereerst een lans voor het orkest van mambokoning Perez Prado (1916-89) met zijn wereldhit “Patricia” uit 1958. Het blijft een super nummer, hoewel ikzelf de voorkeur blijf geven aan zijn “Mambo #8”. Uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, aaaah. Ik bekijk, als extraatje na “Patricia”, twee “Mambo #8” clips van hem. De orkestleider doet er nog een vrolijk mambo dansje bij ook. Van de andere clips wijs ik jullie hier nog op die van Mary Wells met haar “My guy”, ook niet te versmaden.
Het stuk van Harry over Stevie Nicks had ik al eens gelezen. De toegevoegde clips bij dat artikel voegen weinig toe, vind ik. Ik zie wel nog een mooi interview met journalist Mick Brown over fenomeen Phil Spector, de man die volgens Mick Brown van popmuziek een kunstvorm heeft gemaakt. En ik beloof mezelf dat ik de eerste plaat van Lindsay Buckingham en Stevie Nicks uit 1973 van de zomer ga aanvragen in Rotterdam.

Hans Rosling – zie mijn vorige brief – blijft mij interesseren. Zijn jullie ermee bekend dat hij een paar jaar terug bij Arjen Lubach en zijn club gezeten heeft om zijn nieuwe wereldbeeld te promoten?
Ook astroloog, sorry astronoom Ralph Wijers van de Universiteit van Amsterdam is nog niet helemaal van me af. Van hem bekijk ik na zijn vijfluik over de oerknal nog een paar andere praatjes. Leuk: de snelheid van het licht is 300.000 km per seconde en de aarde staat 150 miljoen jaar van ons af (overigens een flinke bol versus een erwtje). Dat betekent bijv. dat ik, als ik hier naar een mooie zonsondergang kijk, die al acht minuten eerder geweest is (60x0.3x8=bijna 150). Er zijn inderdaad volgens Ralph Wijers zo’n 100 miljard melkwegen en iedere melkweg zou weer goed zijn voor zo’n 100 miljard zonnen met aanhang. Dat geeft je wel te denken over de echt minuscule positie van de aarde en zon in onze melkweg en het heelal.

Als er op YouTube zo iets bestaat als de Universiteit van Nederland, zal er wel iets soortgelijks in België zijn. Op de Universiteit van Vlaanderen kijk ik naar een lezing van Hans Geijbels over de vraag of Jezus wel bestaan heeft. Als oorspronkelijke bronnen noemt hij allereerst de brieven van Paulus, dan de vier evangeliën en tenslotte de verscheidene apocriefe. De laatste zijn bijbelboeken die niet officieel erkend zijn, zoals van Judas en Thomas, en waarin – althans volgens Hans Geijbels - ook de nodige onzin in zou staan. Het Jezus-onderzoek is pas halverwege in de vorige eeuw goed op gang gekomen, eerst via ene Kezeman die wijst op een aantal uitzonderlijkheden aan de figuur van Jezus (over de gelijkwaardigheid van vrouwen, ontrouw aan bestaande Joodse wetten en het idee van vergiffenis). Echter, pas sinds de tachtiger jaren (30-40 jaar terug) worden in ieder geval de laatste drie jaren in het leven van Jezus Christus iets duidelijker, vanaf zijn doop door Johannes in de Jordaan en daarna zijn rol als rondtrekkende genezer. Zijn kruisiging op de berg Golgotha bij Jeruzalem is op 6 april in het jaar 30 (volgens onze jaartelling); dat is tot op de dag nauwkeurig bekend. De komende zesde april valt overigens op een zaterdag (en niet op een vrijdag).
Ik heb in navolging van de onderzoekers niet het minste idee van de precieze geboorte van Jezus. Ik sluit haast uit dat de bevalling op een 25 december is geweest. Is dat niet een reden om nou eens eindelijk al die flauwekul van Bethlehem en de kribbe te staken?

Na zoveel neergepend huiswerk over mijn afgelopen vrijdagmiddag ga ik energiek door met de zaterdag. Laat ik eerst beginnen met een apart plaatje. Neil Young reken ik tot de oudgedienden die langzaam toe zijn aan verdiende rust. En toch, de Canadees van origine kan het niet laten en komt steeds weer met een nieuwe cd aanzetten. Bovendien is hij niet te beroerd om op zijn tijd ook nog eens een film te voorzien van muziek.
In het voorjaar van 2018 verschijnt zijn soundtrack van de film Paradox. Hij heeft de muziek samen met de groep Promise Of The Real gemaakt. En voor wie het niet weet (zoals ik): Promise Of The Real is de band van Lukas Nelson, de zoon van country legende Willie Nelson. Hier zijn de nummers van de duo-productie, een beetje gehershuffeld om het niet te gek te maken. Van de oorspronkelijke 21 maak ik er hier 15, waarbij jullie ook nog eens de korte stukjes tussen haakjes voor mij mogen overslaan. Hier zijn vooral de elf echte nummers:
01. (Many moons ago in the future)
02. Show me
03. Paradox passage 1-6
04. Hey
05. Diggin’ in the dirt (+ reprise)
06. Peace trail
07. Pocahontes (live)
08. Cowgirl jam
09. Angel flying too close to the ground
10. Running to the silver eagle
11. (Baby, what you want me to do?)
12. (Offerings)
13. How long
14. (Happy together)
15. Tumbleweed
Geloof het of niet, maar tussen het kaf zit op deze soundtrack ook best koren. Wat vinden jullie van liedjes 5, 6, 9 en 15? Die kunnen mijn goedkeuring alleszins wegdragen. Vooral “Diggin’ in the dirt”, met hulp van Lukas Nelson, zie ik als Neil Young’s zoveelste klassieker. Diens recente cd “The Visitor”, ook samen met de zoon van monument Willie Nelson, staat nog op mijn verlanglijstje.

Ik had vrijdagavond al in mijn achterhoofd dat ik weer eens een bezoek moet brengen aan hotel Madrid en aanverwante gebouwen in Triana. Vandaag kan ik het mooi combineren met mijn jaarlijkse bezoek aan Telde, aan de (bijna) oostkust van Gran Canaria halverwege, ongeveer ter hoogte van het vliegveld. Om kwart over 10 sta ik beneden op Santa Catalina gereed om af te reizen. De chauffeur van mijn Telde-bus, een doodgoeie man, komt vijf minuten te laat aanrennen. Hij moest eerst nog even naar de wc en dat legt hij ons eerlijk uit. Moet kunnen!
In Telde aangekomen constateer ik dat slager Guillermo nog steeds geen opvolger heeft gevonden. De omvangrijke “belén de San Gregorio” bij de kerk staat wel mooi te zijn. Ik zie er een apart bordje bij staan: “Todas las casas son réplicas originales de Canarias”. Kan dat wel: oorspronkelijke replica’s? Om 11 uur heeft café “Habla de ti” het terras nog niet uit staan, maar de (koperen) betunero, schoenpoetser, is wel al in de weer. (En verwar hem niet met een “butanero, dat is een gasmannetje die butagasflessen rondbrengt.) Als ik de Avenida de la Constitución afloop in de richting van de markt, blijken diverse andere terrassen wel al open te zijn.

Beneden constateer ik met spijt dat de Daily Price voor tweedehands cd’s en dvd’s in Telde het nu ook begeven heeft. En dan komt de klapper op de vuurpijl: de overdekte markt van het stadje is gesloten, tijdelijk, maar even goed voor mij stomvervelend. Normaliter is die op de zaterdagen tot 2 uur open, maar nu: “Las instalaciones del mercado municipal de abastos se encuentra cerrada, hasta nueva orden”. Ik weet eerlijk gezegd niet of deze zin – ik heb hem letterlijk overgepend – wel vlekkeloos Spaans is, maar “abasto” staat voor levering, bevoorrading. Vooral met dat “tot nader order” weet ik niet goed raad; het lijkt me vooralsnog een dooddoener.
(Het Spaanse woord “orden” kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Bij het mannelijke “el orden” denk ik aan orde, zoals in goed orde, “en buen orden” en “restablecer el orden”, de orde herstellen. “La orden” is een order, bevel zoals in “a la orden”, tot uw order en “hasta nueva orden”, (zie boven) tot nader order.
Ook het café op het pleintje voor de ingang naar de markt, waar ik al jaren lang als lunch een broodje kaas pleeg weg te werken, is gesloten, “cerrado por reforma”. Er zijn wel twee mannen druk aan het werk. Op de rand van de zebra naar de overkant lees ik: “paso a paso por la igualdad”, stap voor stap naar gelijkheid. Is dat niet een iets te communistische kreet?
Op de rommelmarkt van Telde, achter de markt, is het nog steeds tien keer niks, bijna alleen spullen die ik nog niet gratis zou willen hebben. De enige kraam naar mijn gading staat achteraan opzij, met een overvloed aan vooral gereedschap dat mij zo goed als onbekend is. In no time ben ik weer terug op een van de banken bij de echte markt en heb ik niet veel meer te doen dan de vele passerende personenauto’s en vrachtwagens en bussen te bemonsteren. Daar zit ik dan, uitgezakt, ten prooi aan je reinste bermtoerisme! Ik ben blij als streekbus 12 me even later (via Jinámar) weer naar de echte stadswereld wil brengen.

Las Palmas blijft een aimabele stad, ook het oude centrum van Vegueta en Triana. Ik koop eerst in de “mercado de Vegueta” twee (iets te royaal uitgevallen) broodjes en krijg voor daarop van een aardige kaasboer (“quesero”) twee keer twee behoorlijke “lonchas”, plakken, oude kaas aangereikt. Dat wordt smikkelen, als ik mijn verworvenheden even later aan de achterkant van de kathedraal op een bank uitpak. Het duurt even voordat ik langs de kerk naar de plaza de Santa Ana loop om daar op een bank een behoorlijke hap in mijn leesboek te nemen.

Om 5 uur of zo wandel ik naar de Burger King op het kikkerplein, de plaza de las Ranas, voor een grote chocolade milkshake. Die kan helaas niet tippen aan wat ik in Maastricht en elders bij McDonald’s gewend ben. Dan gaat het richting hotel Madrid. Het terras van het hotel op de plaza de Cairasco blijft een aanrader. Later bij McCarthy’s bespeur ik dat de sigarettenzaak annex verkoop van loten ernaast gesneuveld is. Nu is daar een zaak genaamd Sensation, waar vooral kettinkjes en armbandjes van niks aan de man en vooral vrouw gebracht worden.
Het is alweer op half 8, als ik naar het busstation op San Telmo loop. De grote kerststal daar sla ik over. Eentje vandaag, in Telde, lijkt me wel genoeg. Met stadsbus 12 ga ik terug naar Santa Catalina, waar een twintigtal of zo tentjes de specialiteiten op het gebied van voeding brengen: vooral uit Midden- en Zuid-Amerika, ook enkele uit Afrika. Mede omdat ik nodig naar de wc moet, ga ik vrij snel huiswaarts. Om ongeveer half 9 zit ik weer op mijn balkon, met een drankje en een hapje, en in mijn boek verdiept.

Dan vind ik op zondagmorgen dat ik het met jullie best eens kan hebben over mijn onkunde betreffende de magnetron. In mijn inbouwkeuken in Maastricht is er uiteraard een geïnstalleerd, maar wat ik er precies allemaal mee aan kan, is me nog steeds grotendeels een raadsel. Ik heb het instructieboekje erbij uiteraard helemaal doorgenomen, dat wel. Er blijkt dat voor ongeveer voor alles en nog wat is mijn apparaat een ware uitkomst is, maar wat ik gelezen heb, ben ik intussen weer even snel vergeten. Over sommige dingen moet je niet (alleen) lezen, die moet je gewoon eens uitproberen en dan, als het tot je tevredenheid is, onthouden en vaker toepassen. Hier wreekt zich weer eens dat ik net zo lief aan een broodmaaltijd vast houd, zeker als ik elders enkele keren per week elders aan mijn warme trekken kom. Soms heb ik thuis zelf iets te verwarmen of te koken, maar dan val ik nog altijd graag terug op het verhitten ervan in een pannetje of koekenpan. En dan is er ook nog mijn friteuse, die ik voor van alles kan inzetten.
Piet heeft mij eens gevraagd hoe je een glas melk in de magnetron moet warmen? Dan denk ik vooral twee dingen: (1) als het glas maar niet breekt en (2) ik warm nooit een glas melk. Hij weet het gelukkig ook niet, maar rust niet, voordat hij dan mijn uitgebreide handleiding heeft bestudeerd, Dan zet hij het glas melk in de magnetron en draait aan knoppen. Het is binnen een minuut op temperatuur (maar ik zou niet meer weten hoe).
Sinds deze winter – of stond hij er vorige winter al – prijkt op mijn ijskastje hier ook een kleine magnetron. Ik neem maar aan dat Lluis hem er voor mij heeft neergezet. Een paar weken terug – ik sta net op het punt om een diepvrieszak erwten in een pannetje te gaan opwarmen en tot pap te koken op mijn fornuis – is Trudie hier. Zij legt me uit dat je de erwten beter in een plastic bakje kunt doen en dat in de magnetron in een minuut of zeven op stand 1 (?) kunt warmen. Dan heb je de hele bups ook opgewarmd, maar zonder dat het puree geworden is. Dat ga ik dan maar eens proberen! Even later staat de groente op tafel te dampen, erwtje naast erwtje. (Een volleerde magnetronprinces is Trudie overigens nog niet. Peter van Susanne heeft haar het trucje onlangs verteld, toen ze in de keuken stond te koken.)
Voor mijn zondaglunch heb ik – met brood, dat weer wel – een royale hoeveelheid tonijn met rode ui tot mijn beschikking. Als groente voor erbij heb ik een “Salteado de verduras”, een mix van allerlei groentes. Het gaat om “judias verdes”, : cebollas”, “pimientos rojos”, champiñones” en “brócoli”. In vertaling zijn dat boontjes, uien, rode paprika’s, champignons en broccoli. En nou komt het! Er valt deze keer niks kapot te koken of anderszins te “verzawele”. Ik pak een leeg bakje uit de kast, doe er het diepvriesmengsel in en zet het een kleine tien minuten in de magnetron op stand 1. Als het apparaat er weer mee ophoudt, zet ik de “salteado” op tafel – lekker!

Met mijn tijdelijke overburen op één hoog, direct onder het onderkomen (met de klemtoon op de eerste o) van vader en zoon, ben ik intussen op goede voet. De man in huis is intussen al zo ver dat hij mij iedere morgen een goede morgen wenst vanaf zijn balkon. Zoals hij zijn hand ter begroeting in de lucht steekt, kan ik niet achterblijven. Dat wordt nog wat, als hij en zijn vrouw niet binnenkort weer op huis aan moeten in Verwegnistan. Daarbij, ik weet geeneens waar hun Verwegnistan is.
Net als ik draagt mijn overbuurman thuis een korte broek. Ik ga daarmee, althans overdag, ook best naar De Spar of zo, maar hij – is het op verzoek van vrouwlief? – trekt ook voor een boodschapje overdag wel een lange broek aan, “pantalones”, in het meervoud vanwege de twee pijpen. De kleuren bruin voor zijn trui en donker beige voor zijn bijpassende broek zie ik vanmorgen terug in het straatbeeld, met zij aan zijn zijde. De vijftigers houden even halt bij schoenenwinkel Abril op de hoek, waar ze haar zinnen heeft gezet om een paar sandalen. Dan lopen ze door in de richting van Las Canteras.
Terzijde, de zoon van vader en zoon heb ik gisteren zien lopen met zo’n hoedje van niks op, ook nog eens een blauw geval. Dat zou ik me zelfs met carnaval niet aan wagen. Decorum, het is en blijft een groot goed.

Jullie kennen ongetwijfeld Dijon en Lyon. Dat zijn twee grote Franse steden, die je passeert, als je vanuit Maastricht met de auto naar de Rivièra afreist. Klinkt de naam Nyon jullie ook bekend in de oren? Dat is heel ergens anders, ergens in Zwitserland. Daar was de loting voor de achtste finales van de Champions League, de voetbalwedstrijden tussen de zestien beste Europese topclubs. Voor hoeveel geld er per club op het veld staat, zal ik jullie maar niet schatten. Over alle clubs samen gaat het ongetwijfeld om de nodige miljarden euro’s. Ik tel vier Engelse clubs, drie Spaanse en Duitse, twee Franse en Italiaanse en dan nog ter completering Porto uit Portugal en ons aller Ajax Amsterdam.
Hier zijn de acht wedstrijden. Ik heb ze gewoon gekopieerd van nu.nl, mijn rots in de branding hier, als het om het laatste nieuws gaat. Daar gaan we:
Schalke – Manchester City
Atletico – Juventus
Manchester United – Paris Saint Germain
Tottenham – Borussia Dortmund
Olympique Lyon – Barcelona
AS Roma – Porto
Ajax – Real Madrid
Liverpool – Bayern München
Ajax speelt dus tegen de winnaar van de afgelopen drie Champions League competities: Real Madrid. Op 13 februari is de thuiswedstrijd in de Arena en op 5 maart is de return in het Bernabeu. Barcelona heeft het met Lyon redelijk getroffen en Atletico krijgt een heel zware dobber aan de Italiaanse kampioen Juventus.
Is dat genoeg voetbal? Of zal ik jullie ook nog vertellen dat in de Spaanse Liga alle vier de bovenste clubs hebben gewonnen, Barcelona zelfs met 0-5? Mijn favoriete Spaanse club staat nog steeds drie punten los van Sevilla en Atletico en vijf van Real Madrid.

Uit de krant haal ik verder nog het bericht dat van de popartiesten Ed Sheeran in 2018 het meeste geld met optredens heeft binnengehaald: 432 miljoen dollar (380 miljoen euro). Hij wordt op enige afstand gevolgd door Taylor Swift met 345 en Beyonce/Jay-Z met 254 miljoen dollar. Het zijn bedragen waar zelfs de crème de la crème van de voetbalwereld niet aan kan tippen.

Dan op dinsdag zit ik al zo kort bij de verjaardag van Damaris dat ik het roer omgooi voor een Fransosen-plaatje. Ook op sommige plekken in Afrika wordt dat taaltje wel gesproken, bijv. in muziekland Mali. En zo kom ik vandaag uit bij een stelletje blinden, het koppel Amadou & Mariam. Het is voor mij het Malinese equivalent van bijv. Juul de Korte in Nederland en mensen als Ray Charles, Stevie Wonder en vooruit ook Blind Willie McTell in de VS. Een blinde muzikant uit België, Frankrijk of Spanje kan ik me niet zo vlug voor de geest halen.
De meest recente plaat van Amadou & Mariam is uit 2017 en heet “La Confusion” (uitgesproken op zijn Frans). Ik heb hem van de zomer uit Centre Ceramique ontvreemd, met de kennelijke bedoeling om hem aan jullie voor te leggen. Hier zijn de twaalf nummers:
01. Bofou safou
02. C’est chaud
03. Filaou bessame
04. Ta promesse
05. La confusion
06, Femmes du monde
07. Fari mandilla
08. Diarra
09. Mokou mokou
10. Yiki yassa
11. Massa Allah
12. Mokou mokou blues
De eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat ik de muziek en zang best kan waarderen, maar dat die voor mij vooral anders is dan wat ik gewend ben. Mijn waardering neemt toe, als ik de cd een aantal keren gedraaid heb. Erbovenuit stekende nummers zijn voor mij (met enige moeite) de nummertjes 1, 5, 7 en 10. Mokou, mokou! Hoe Waals is dat nog? Ik kan er geen touw aan vast knopen.

Op muziekgebied hebben we allemaal zo onze voorkeuren. Mijn broer Harry is vanaf zijn jonge jaren al fan van Duane Eddy, een gitarist die in de jaren vijftig en zestig de nodige instrumentele hits had. Later is hij nog een hele tijd de manager of zo van de Everly Brothers op leeftijd geweest.
Duane Eddy’s grootste hit, uit zijn begintijd, is “Rebel Rouser”. Zelf ben ik meer begaan met diens rock ‘n’ roll versie van Peter Gunn (van Henri Mancini). Ik denk intussen dat het “rebel” in “Rebel Rouser” fout is en mag ik er hier eens op wijzen. Volgens mij had het niet “rebel”, maar ”rabble”, warboel moeten zijn. En een “rabble rouser”, hoe rebels ook, is wat de Engelstaligen een opruier, onruststoker, herrieschopper noemen. Of is “rebel rouser” een woordgrapje? Ik moet het toch ook eens aan een echte Amerikaan vragen.

Op Las Canteras is het niet druk. Heeft het iets met de tijd van de week te maken? Is de dinsdagavond minder geschikt voor een stukje wandelen langs de zee? Op een reclamebord lees ik over de “banda municipal de musica de Las Palmas”. Daar moet ik weer eens een gratis concert bij gaan wonen. Ik heb de club, een dertigtal muzikanten, al weer een hele tijd niet meer zien spelen en eerlijk is eerlijk, ze hebben toch wel wat. Tegenwoordig staat niet meer aangekondigd wanneer ze waar spelen, wel is er een telefoonnummer voor meer informatie. Ik ben ervan overtuigd dat ik tijdstippen en plaatsen ook op het internet zal kunnen vinden. Dat lijkt me een mooi klusje voor morgen, donderdagmiddag op de universiteit. Dan kan ik in een moeite door kijken of er al iets bekend is over het carnaval hier in 2019 (“una noche en Río”).

In het min of meer clubblad van Barcelona wordt enigszins badinerend gedaan over de recente verkiezing van de voetballer van het jaar. Hoe kan het dat Lionel Messi ver is teruggezakt? Intussen is hij is wel weer – voor de vijfde keer – de man van de gouden schoen, die in het afgelopen voetbalseizoen de meeste doelpunten voor zijn club in Europa heeft gemaakt: 34. Dit jaar zit hij, ondanks dat hij een aantal wedstrijden niet gespeeld heeft, ook alweer op 14, terwijl de competitie nog niet halverwege is.
En wie is het grootste talent onder de 21 jaar van het afgelopen jaar? Daarvoor moeten we bij niemand minder dan Matthijs de Ligt van (nu nog) Ajax zijn. Hij – NB een verdediger – mag zich koesteren in het illustere rijtje van voetballers als Messi, Pogba en vorig jaar Kylian Mbappé.

Verder valt me op nu.nl vooral de val op van het Belgische kabinet. President Charles Michel heeft net zijn ontslag aangeboden (bij de koning, hoe zo?), nu een van de regeringspartijen, de N-VA, hem heeft laten vallen en zijn overgebleven kabinet van liberalen en christenen geen meerderheid meer heeft. Het kabinet heeft een migratiepact van de Verenigde Naties heeft gesteund en daar is de N-VA het absoluut niet mee eens.
Ik heb er twee opmerkingen bij: (1) wat is er zo vanzelfsprekend aan dat een kabinet op een meerderheid in de Kamer hoort te steunen? Is het niet beter om meerderheden direct in de Kamer te verwerven op basis van goede argumenten? (2) Een paar jaren terug duurde het echt jarenlang voordat er een nieuwe Belgische regering geformeerd kon worden (zelfs nog veel langer dan bij kabinet Rutte 3 in Nederland). Bij mijn weten ging het in die kabinetsloze periode best goed met het land. Hoe belangrijk is het dan eigenlijk om een met een (meerderheids-)regering perse aan allerlei politieke touwtjes te willen trekken? Zijn trouwens andere zaken zoals de toenemende macht van de grote bedrijven en van de Europese Unie niet veel belangrijker?

Op de donderdag heb ik eindelijk weer een jarige. Damaris, bon anniversaire! Hier is het, als ik om 8 uur mijn hoofd op het balkon steek, nog 17 graden (beneden zelfs 15, denk ik er dan bij). Gelukkig warmt de stad snel op. Als ik om 10 uur nog eens op mijn buitenthermometertje kijk, is de magische grens van 20 graden alweer bereikt. Waaien doet het niet en er schijnt ook nog eens een aangenaam zonnetje. Ik vertel jullie goedlachs dat het vanmiddag weer prima weer zal zijn en dat de temperatuur vanavond laat pas weer onder de 20 gaat duiken.
Brieven zijn er om te versturen. Deze gaat vanmiddag op de universiteit uit. Over mijn volgende, de negende, moet ik noodgedwongen vaag zijn. Als het zo gaat zoals vorig jaar, kan ik eind volgende week, bijv. donderdag 27 december, gewoon op de gezondheidsfaculteit terecht voor het intikken (zoals bij voetbal) van die brief. Zo niet, dan houden jullie hem maar tegoed. In de week van Driekoningen ligt sowieso het dagelijkse leven stil. Mijn volgende op de universiteit komt niet eerder dan op dinsdag 8 januari.
Kan het al? Langs deze mij sympathieke weg wens ik jullie alvast “felices fiestas”, prettige feestdagen. Eerlijk gezegd denk ik daarbij meer aan een gelukkig nieuwjaar (“próspero año”) dan aan een nachtmis, “misa del gallo”, of een baby in een bak stro (“bebé en un pesebre de paja”. Terzijde, stro is gedroogd koren en hooi, “heno”, is gedroogd gras. Ongelovig of niet, het ga jullie voor de wind, in het Spaans “con viento en popa”, en van je hela, hola, houd er de moed maar in, “¡buen ánimo!”. Tot ziens maar weer, “hasta luego”, vanuit den vreemde, “desde el forastero”, Paul.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze week is er een van Tom Rob Smith: “Agent 6”. Mij staat bij dat ik eerder eens een boek van de thrillerschrijver heb gelezen, dat ik best goed vond. Hij is nog jong, uit 1979 en is ingezetene van Londen. Zijn “Agent 6” is uit 2011 en speelt in Moskou, New York, Kabul en ten oosten daarvan, Peshawar om weer te eindigen in New York en Moskou.
Het boek vertelt het leven van Leo Demidov “door de jaren heen”, eerst in 1950 als geheim agent in Moskou, dan vijftien jaar later gaan zijn vrouw en dochters naar New York voor een muziekuitvoering, die dramatisch afloopt. Nog weer eens vijftien jaar verder, in 1980, zit Leo al weer zeven jaar als adviseur van de communisten in Kabul, zwaar aan de opium, maar dan neemt hij toch de benen naar Jalalabad en het Pakistaanse Peshawar. Het jaar erop lost hij eerst het mysterie van de dood van zijn vrouw in 1965 op in New York (en New Jersey) om dan terug te keren naar waar hij vandaan komt. Ik ga hier natuurlijk niet allerlei spannende details verklappen, maar wil gezegd hebben dat zowel de Russische als de Amerikaanse geheime dienst er een potje van maken.
Belangrijke bijfiguren zijn Raisa, Zoya en Elena (familie), KGB-collega Mikael Ivanov, big red voice Jesse Austin en diens vrouw Anna en FBI-man Jim Yates. In Afganistan komen daar o.a. bij kapitein Anton Vashchenko, van de broers Mohammad vooral Farad, Leo’s leerlinge als geheim agent Sara Mir en de zevenjarige Zabi. Dat zijn bij elkaar een heleboel namen, maar wat wil je, als je een boek van bijna 550 bladzijden door te nemen hebt. Terzijde, voor een bord lekker eten kan ik jullie Nelson’s restaurant in het New Yorkse Harlem aanbevelen.
De titel van het boek: “Agent 6” vind ik fout, in ieder geval ongelukkig gekozen. Los daarvan heb ik bovenal lof voor de nog jonge Tom Rob Smith. Zijn schrijverij over spionnen heeft wel wat weg van dat van John leCarré in diens beste dagen. Wat een spanning en hoe goed gebracht! Als recensiecijfer kom ik uit op een 8+ voor dit boek. Het wordt hoog tijd dat ik Tom Rob Smith op mijn lijstje zet van auteurs van wie ik geen boek wil missen. Zijn “Child 44” en “The Secret Speech”, die achterin het boek genoemd worden, ga ik me zeker ook aanschaffen.

Ik heb er twee. Hier is mijn bespreking van Terreur, in het Zweeds Terror, van de thrillerschrijver Håkan Östlundh. Ik heb hem hier al eerder pluimen op zijn hoed gestoken met andere boeken. Terreur is uit 2017, maar speelt in de zomer van 2004, uiteraard in Gotland in de Baltisch Zee.
Wie zal ik eens tot hoofdpersoon bombarderen? Ik denk rechercheur Fredrik Broman die een liefdesaffaire met collega Eva Karlén heeft en verder zijn werk doet in het team van Göran Eide, samen met o.a. Gustav Wallin, Sara Oskarsson en Ove Gahnström. Het echtpaar Josef Thomasson & Saleh Habib wordt vermoord en hun gast Said Habib, biochemiestudent en broer van Saleh, weet maar net te ontsnappen. Later wordt hij vanwege zijn zogenaamde sympathie met de extreme islam, wel teruggestuurd naar Egypte. Wie zullen we het eens aanrekenen? Daarbij speelt ook nog een aanslag met een kneedbom op de veerboot M/S Visby, waarbij negen doden te betreuren zijn. In het boek kom ik uit bij de familie Johansson: de werkloze Tommy, zijn zus Anna-Karin e.a., Tommy’s vrienden Krister Asp, Tobias Sundin en Gert Fält en de nodige andere gegadigden. Een deel van de oplossing zie ik pas op de laatste bladzijden.
Ik ga in herhaling vallen. Håkan Östlundh heeft met dit boek een bovenste beste thriller afgeleverd. Ik heb het verhaal in anderhalve dag uitgelezen en ben gaandeweg de nodige keren op het verkeerde been gezet. De perikelen in enkele gezinnen zie ik als aangename afleidingen van de hoofdzaak. Als recensiecijfer heb ik een 8½ voor “Terreur” over. Dit verhaal moeten de thrillerlezers onder jullie zeker lezen.

vrijdag 14 december 2018

Weblogbrief 14.07, 14 december 2018

Weblogbrief 14.07, 14 december 2018

Queridos amigos y familia, daar ben ik al weer, niet meer dan vier dagen na mijn vorige brief. Ik heb over de afgelopen dagen best nog het nodige aan jullie te “verdutsen”. Daar gaan we, terug in de tijd.
Op de heenweg naar de gezondheidsfaculteit afgelopen maandag is het druk, maar ik heb wel een mooie zitplaats. Onderweg verrast El Corte Inglés me met een aparte reclame: “La ilusión de regalar”. “Ilusión” staat niet alleen voor illusie, waandenkbeeld, maar ook voor droom. Het gaat dus om “de droom om een cadeau aan iemand te geven”.
Op de universiteit post ik eerst mijn brief 14.06 aan jullie (en maak voor mezelf een kopie op de printer). Dan mail ik Ton dat ik een behoorlijke portie “zoervlies” zal bewaren voor met kerstmis. Een man alleen moet wat! Dan zijn Harry’s clips aan de beurt. Deze keer ben ik nogal gecharmeerd van een half uur museum RockArt in Hoek van Holland. Diverse mensen die geïnterviewd worden, o.a. Johan Derksen, zijn van mening dat het museum met vooral overheidsgeld verplaatst moet worden naar de residentie, “O o Den Haag mooie stad achter de duinen”. Jaap & Jacqueline Schut die het meeste aan de zaak trekken, komen uitvoerig in beeld.
Een mooie andere clip komt voor rekening van bluesmuzikant Daniel Castro. Hij is uit Ensenada in Baja California en ik neem maar aan dat dat in Mexico is. Zijn versie van “I’ll play the blues for you” doet me er hevig naar verlangen – net als vorige keer met Gary B B Coleman met zijn “The sky is crying” – om eens een hele (overzicht) cd van de man in mijn computer te installeren. Prachtig!

Via de clips van Harry kom ik aan de rechter zijkant uit op een college, vijf keer een kwartier, van Ralph Wijers voor YouTube site Universiteit van Nederland. De man, al aardig kaal en met een hoge stem, is professor in de sterrenkunde. Hij legt in voor mij begrijpelijke taal het een en ander uit over de oerknal, 14 miljard jaar geleden. Het begin is niet meer dan een heel gloeiende prop ter grootte van een pompelmoes (grapefruit voor de jongeren). Die springt uit elkaar, alle kanten op en zo ontstaat ons heelal. Dat wordt steeds omvangrijker, als een ballon die steeds verder opgeblazen wordt, waarbij de snelheid van uitzetting toeneemt. Wat we nu zien in de hemel, zijn allerlei planeten, sterren en melkwegen van nu, maar vooral van vroeger en heel vroeger. Hoe kleiner ze zijn, des te verder weg. In totaal zouden er, als ik het goed heb onthouden, zo’n 100 miljard melkwegen in ons heelal zijn, ieder met zijn eigen legio zonnen met daaromheen weer planeten. We zien overigens maar een klein deel (4%) plus zwarte stof (23%) van het totaal; de rest blijft verborgen. Volgens Ralph Wijers – en die kan het weten – is er vóór de oerknal niks. Interessant is de zijvraag of er nog meer heelallen zijn, ontstaan uit andere oerknallen.

Daarna lees ik Harry’s artikel over popster Stevie Nicks. Het meisje uit Phoenix, Arizona, geboren in 1948, maakt haar eerste plaat samen met Lindsay Buckingham in 1973 en treedt daarna samen met hem toe tot Fleetwood Mac. Vanaf 1976, nog vóór de opnames van de beroemde LP “Rumours” is ze al verslaafd aan de cocaïne. Ze houdt ermee op, als haar neus bijna van haar gezicht af is gevallen. Omdat ik de diverse clips bij het artikel nog moe bekijken, lijkt het mij raadzaam om mijn mening tot a.s vrijdag uit te stellen – iets voor mijn volgende brief.

Als ik ‘s avonds mijn appartement binnenkom en de keuken betreed, zie ik mijn eerste kakkerlak van de winter in huis. Hij of zij is zo’n vier centimeter lang en loopt onder een mooi donkerbruin schild, als hij mij doorheeft, steeds rapper. Ik heb mijn schoenen nog aan en terwijl hij naarstig op zoek is naar een veilig heenkomen, vermorzel ik hem onder mijn rechterschoen.
Vraag: stel het is een zwanger vrouwtje. Verspreid ik dan nu de eitjes door het huis en kunnen zo later weer nieuwe jonge kakkerlakken in huis komen te zitten? Mag ik hem (haar) ook niet gewoon in de prullenbak doen, omdat een dode kakkerlak soortgenoten aantrekt? Met de eenvoudige hulp van het internet kom ik er niet uit of het broodjes aap verhalen zijn of dat ik beter rekening kan houden met de volkswijsheden.

De dinsdagmorgen begin ik maar weer eens met vanaf mijn balkon naar beneden te kijken naar de spelende kinderen. “De Francesco” en “Don Manué” aan de overkant zijn vandaag dicht, maar bij Carlos is daardoor misschien wel des te meer reuring. Ik zie een meisje zitten met een cortado (koffie met drupje melk) voor zich. Ze is het gapen kennelijk nog niet verleerd. Dan zie ik op haar T-shirt staan: “I don’t want to wake up”. Daarvan lijkt me een vertaling niet nodig.

Mijn vermaledijde sok is terecht! Normaliter loop ik hier in huis en op straat zonder sokken. In het vliegtuig hierheen begin november heb ik echter wel nog sokken aangehad. Na het wassen ervan een paar dagen erna wist ik er nog maar eentje terug te vinden en hoe ik toen ook heb gezocht, de andere leek definitief het hazenpad te hebben gekozen.
Vanmorgen doe ik een schone korte broek aan, mijn blauwwitte, en wonder boven wonder, daarin zit ie netjes verstopt. In mijn huis kan je je als sok wel weg te maken, maar eens ontdek ik je toch (net als de kakkerlak gisteravond).

Het is intussen al middag, als ik denk dat het echt tijd wordt voor wat opbeurende “arbeidsvitaminen”. Ik heb Amerikaan John Moreland hier al eens een beurt gegeven, maar nog een kan volgens mij bij hem geen kwaad. De man is intussen 33 jaar, echt jong nog, en qua postuur ben ik vergeleken met hem nog steeds een iel mannetje. Deze keer kies ik voor John Moreland’s “In the throes” uit 2013. Hier zijn ze tien nummers:
01. Blacklist
02. Blues & kuzdu
03. Break my heart sweetly
04. God’s medicine
05. Gospel
06. I need you to tell me who I am
07. Nobody gives a damn about songs anymore
08. Oh Julia
09. Your spell
10. 3:59 AM
Het blijft een wonderlijke vent, die John Moreland. Zijn muziek is naar mijn onbescheiden mening erg goed, op deze plaat vooral de nummers 1, 3, 4, 5, 8 en 9. Als ik al niet thuis was hier, zou ik zeggen: met die muziek kan ik thuiskomen. Ik heb nu al zeven cd’s van hem, de eerste uit 2008 - toen was hij 23 – en ik kijk alweer uit naar zijn volgende.

Als ik ‘s avonds bij La Oliva door mijn nu.nl berichten loop, valt me vooral het gemekker in het Verenigd Koninkrijk op. Wat een pantomime! In de Britse politiek is kennelijk geen meerderheid te krijgen voor het compromisvoorstel over de Brexit, dat premier en leidster van de “conservative party” Teresa May met haar mensen bij de Europese Unie in Brussel bedongen heeft met oeverloos onderhandelen. Vooral over Noord-Ierland is er nog blijvende, grote onenigheid. Wat doet de weifelende dame nu? Ze gaat nu overal in Europa bij staatshoofden op de koffie of thee langs om wie weet nog weer eens een extra toezegging te krijgen, na alle gerek en getrek in de afgelopen jaren. Dan moet je iemand als Juncker of Merkel zijn om nou eens klip en klaar tegen de niet zo ijzeren dame te zeggen dat de tijd van onderhandelen voorbij is. Het is nu dit compromis of helemaal niks. Teresa May overleeft wel een stemming binnen haar partij om haar af te zetten, maar als ze al enige ruggengraat had, is die weg. Achteraf gezien hadden de Britten misschien toch maar beter in de Europese Unie kunnen blijven.

Eerder heb ik jullie uitgelegd dat een “mecedora” een schommelstoel is. Kom ik langs een van de vele zandsculpturen op Las Canteras, een niet door de overheid gesponsorde, en daar lees ik: “Gracias a su mecenazgo”. Wat is dat nou weer? Volgens mijn onvolprezen diccionario is het Algemeen Beschaafd Spaans voor begunstiging, sponsoring, met hetzelfde begin als “mecenas”, sponsor. Dat jullie het maar weten.
Alweer terzijde, waarom is dat dankjewel voor “gracia” steevast in het meervoud? Wat is er mis met het enkelvoud? Volgens mijn woordenboek staat dat voor gunst, charme, gratie, geestigheid en vriendelijkheid. Die woorden zitten voor mij allemaal best in de buurt van “dankjewel”. “Mucha gracia”, beste lezers.

December is voor mij de maand dat families dicht op elkaar kruipen. In stijl komen Trudie en Math op zondag de 23ste met de kinderen en kleinkinderen bij elkaar in Eindhoven voor de kerstdis. Hier is vooral de 24ste ´s avonds, ook al is het een maandag, het moment om de familiebanden weer eens strak aan te halen. Het is een verplicht nummer voor bijna alle mensen in Las Palmas die ik ken.
Zelf heb ik een uitnodiging binnen om dan de boot naar Santa Cruz de Tenerife te nemen en daar op de 24ste – als genode gast, “invitado” – de jaarlijkse aanstaande geboorte van de Here Jezus te vieren bij Noé thuis, met diens familie. Ongelovige als ik ben (Noé trouwens ook) heb ik de uitnodiging beleefd afgeslagen, maar vereerd ben ik wel. Ik prefereer om die maandagavond op mijn balkon te zitten met een drankje en een mooi boek. En als het weer onverhoopt tegen mocht zitten, kan ik altijd nog een mooie film op mijn laptop kijken.
Betekent dat het einde voor mijn relatie met Noé, omdat hij vanaf begin januari (uiteraard pas na Driekoningen) definitief naar Madrid verhuist om daar bij het reumatologisch genootschap zijn brood te gaan verdienen? Nee, gelukkig niet! Er staat mij op 28 december sowieso eerst nog een groepsmaaltijd te wachten met Noé en zijn vele vrienden hier in Las Palmas. Die is voorgeprogrammeerd in Koreaans restaurant Kim’s Pojanmacha. Het is een idee van smulpaap Juli om daar samen te gaan eten (en drinken uiteraard). En waar is de nering gesitueerd? Daarvoor hoef ik maar bij mij de hoek om te lopen op de Secretario Artiles. Ik zou er bij wijze van spreken in mijn pyjama heen kunnen, zo dichtbij is het.
Als ik er woensdagavond alvast eens langs loop, zie ik op de hoek van de Secretario Artiles met de Alfredo Jones alleen maar een klein bord met uitheemse tekens, kennelijk Koreaans, en zeer dichte deuren. Niettemin wordt mij door Noé en anderen verzekerd dat het daar op de 28ste ‘s avonds goed toeven is.

Op de donderdag ga ik jullie eens verslag doen van alle fotografische kunst op mijn prikbord, dat aan de muur bij het voeteneind van mijn bed hangt. Aan top zie ik een foto van Lux & Dalí op een glijbaan, een fotootje van Trudie samen met mijn kleinkinderen in een parkje en een recente uitvergroting van Trudie (genomen door Greetje). Daaronder zijn van links naar rechts een foto van mijn favoriete viertal rechtstreekse familie uit Amsterdam-Zuid, met Eva en Jan Willem, dan een kleintje van mij tussen de neptulpen bij het Guggenheim-museum in Bilbao, eentje van Wil Gijsen omringd door Maastrichtse buschauffeurs en afdrukken van mijn aangetrouwde kleinkinderen uit Eindhoven (Tygo, Renske & Anoek als Sinterklaas en Zwarte Pieten) en Amby (Yves & Raúl aan een muziekinstrument). Onder de tekst van het nieuwe carnavalsliedje (Ech woer! Jeh jao!) dat er ook hangt, zitten mijn achterneefjes Julien & Luno op een soort van tandem. De fel gekleurde overzichtstentoonstelling wordt gecompleteerd met de poster die ik van Eva in oktober kreeg: een intens gelukkig gezinnetje met twee katten.
Eigenlijk zou ik een foto moeten maken van het prikbord en die bij deze brief voegen, maar ik weet niet goed hoe ik die ergens in mijn blog geplakt krijg. Dus doen we het met tekst.

Dan is het nu tijd om jullie te vertellen over een boek dat ik zo nuttig vind dat ik mijn bespreking ervan gewoon in deze tekst zet en niet in mijn altijd interessante boekenbijlage. Ik krijg het, voordat ik naar hiero afreisde, cadeau van Susanne en Peter; het was een aanrader in een van de Medisch Contacten. De titel is “Factfulness”, in Nederlandse vertaling “Feitenkennis”, met als ondertitel: “10 redenen waarom we een verkeerd beeld van de wereld hebben en waarom het beter gaat dan je denkt”.
Het boek is vlotjes geschreven door de Zweed Hans Rosling, met plaatjes (bubbels) van zijn zoon Ola en schoondochter Anna. Kent iemand van jullie Hans Rosling? Ik moest passen, ben min of meer blanco aan het boek begonnen. De man is in 1948 geboren in Uppsala, waar hij later ook statistiek en geneeskunde studeert. Daarna gaat hij als naar India en Mozambique. Vanaf 1997 is hij Professor Internationale Gezondheidszorg in Stockholm. Met Ola & Anna richt hij in 2005 de Gapminder Foundation op, om de onwetendheid van het echte wereldbeeld te bestrijden. Intussen is hij met zijn lezingen de hele globe al de nodige keren afgereisd. Volgens Time behoort hij in 2012 tot de honderd invloedrijkste mensen ter wereld. Een aantal jaren terug besluiten Hans, Ola & Anna om hun verhaal ook in een boek vast te leggen. Als het boek in concept klaar is, overlijdt Hans Rosling voortijdig aan alvleesklierkanker in 2017. Postuum komt het boek “Factfulness” uit in het voorjaar van 2018. Het boek overal promoten is Hans Rosling niet meer gegeven, maar Ola & Anna zetten het werk voort.
Dit is niet een boek om even met een paar zinnetjes af te handelen. Het begint al direct, als mij dertien vragen met drie antwoordcategorieën worden voorgelegd. Als ik die over de opwarming van de aarde volgens de klimaatexperts weglaat, houd ik een twaalftal over, allemaal over grote onderwerpen, waarvan ik net zoveel antwoorden goed blijk te hebben als de eerste de beste aap. Hier zijn ze:
01. Hoeveel meisjes in de lage inkomensklasse maken de basisschool af?
02. Waar woont het grootst deel van de wereldbevolking?
03. Hoe verandert in de afgelopen 20 jaar het deel van de wereldbevolking in extreme armoede?
04. Wat is nu de levensverwachting in de wereld?>BR> 05. Nu zijn er 2 miljard kinderen van 0-15 jaar. Hoe is dat in 2100?
06. Volgens de VN zijn er in 2100 4 miljard meer mensen. Zijn dat vooral kinderen (0-15), volwassenen (15-74) of oude mensen (boven 75)?
07. Hoe is de afgelopen 100 jaar de verandering van het aantal slachtoffers door natuurrampen?
08. Hoe is de verdeling van de huidige 7 miljard mensen over de continenten?
09. Hoeveel eenjarigen zijn nu ingeënt tegen een ziekte?
10. Wereldwijd hebben mannen 10 jaar op school gezeten. Hoe is dat bij vrouwen?
11. In 1996 golden tijgers, reuzenpanda’s en zwarte neushoorns als bedreigde dieren. Hoe is dit nu?
12. Hoeveel procent van de mensheid heeft enige toegang tot elektriciteit?
Probeer zelf maar eens de goede antwoorden op te lepelen. Ik neem aan dat je vervolgens alle antwoorden op deze Gapminder Test gemakkelijk kunt vinden op de site van Gapminder dan wel op bijv. dollarstreet.org. Wie er niet uitkomt, kan de antwoorden ook van mij krijgen.

Veel van wat Hans Rosling beweert, hangt volgens hem samen met inkomens en de verdeling ervan. Hij begint zijn boek ongeveer met de verzuchting dat er al lang geen kloof meer is tussen de ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Ons idee daarover dateert van vijftig jaar terug, toen de mensen in bijv. het verre oosten nog grotendeels in grote armoede leefden. Vandaag de dag kunnen we veel beter uitgaan van vier inkomensniveaus, met als afkappunten 2, 8, en 32 dollar per dag. India en zeker China zaten in 1965 nog op niveau 1 en dat hebben ze al lang verlaten. Ze zijn overgestoken naar niveau 2 en 3, waar trouwens de overgrote meerderheid van de wereldbevolking nu zit. Op niveau 1 (blote voeten, geen eigen water, koken met brandhout, dorre grond, geen medicijnen) bevinden zich nog maar 700 miljoen mensen (van de ruim 7 miljard), nog geen 10 procent. In 1966 was dat nog 50% en in 1800 85%. De wereldbevolking is er de laatste eeuwen gestaag maar onmiskenbaar op vooruit gegaan en niet zo’n beetje ook! Een van de belangrijkste opgaven voor de komende tijd is om ook de kleine minderheid van landen op niveau 1, zoals Somalië, Congo, Mozambique en Afghanistan, naar minstens niveau 2 te gaan tillen.
De vier niveaus worden aansprekend uitgelegd op blz. 44-47 in het boek. Het blijkt dat allerlei belangrijke gezondheidskenmerken niets of nauwelijks van doen hebben met cultuur of religie, maar over de hele wereld bovenal met het inkomen. Voorbeeld: wie rijk is, neemt minder kinderen. Dat geldt zowel voor de “heidenen”, de hindoes, de christenen als de islamieten.

De Roslings komen met een lijst van tien vooroordelen die ervoor gezorgd hebben dat mensen (ook slimme mensen) met een totaal verkeerd beeld van de werkelijkheid zitten opgescheept. Het boek is volgens dat stramien (instincten) in tien hoofdstukken verdeeld. Op blz. 264 wordt een en ander nog eens voor mij samengevat:
01. Kloof. Zoek naar de meerderheid.
02. Negativiteit. Reken op slecht nieuws.
03. Rechte lijn. Lijnen kunnen buigen.
04. Angst. Bereken de risico’s.
05. Grootte. Zie dingen in verhouding.
06. Generalisatie. Zet vraagtekens bij je categorieën.
07. Noodlot. Langzame verandering is ook verandering.
08. Één perspectief. Zorg dat je een gereedschapskist krijgt.
09. Zondebok. Wijs geen schuldige aan.
10. Urgentie. Zet kleine stapjes.
Als concrete voorbeeld geldt volgens Hans Rosling de bankencrisis tien jaar terug. Die kun je niet zo maar op het conto van de CEO’s of raden van bestuur van de grote banken schuiven, zelfs niet op dat van de aandeelhouders. Daaronder zit het geld van onze pensioenfondsen.
Nog eentje? De mensensmokkelaars zijn volgens hem bepaald niet de enige schuldigen, als het over al die bootjes gaat die van Syrië en Libië onze Europese kant op komen en soms zinken. Daarvoor moet je bijv. ook kijken naar het beleid op onze vliegvelden ten aanzien van de vluchtelingen: oorlogsvluchtelingen en gelukzoekers. Die zijn per persoon moeilijk uit elkaar te houden aan de grens en worden dus in veel te groten getale provisorisch binnengelaten.
Nog een derde voorbeeld? Dan neem ik er eentje waarbij ik er helemaal naast heb gezeten. De wereldbevolking neemt volgens Hans Rosling niet exponentieel toe, zoals in bijv. een boek van Dan Brown gesuggereerd wordt. In 2100, als inkomensniveau 1 nagenoeg is uitgebannen, hebben we pas 11 miljard mensen volgens de deskundigen van de Verenigde Naties en daarna blijft het aantal mensen op de wereld min of meer gelijk.
Nog een laatste om het af te leren? Nu landen als India en China al lang het niveau 1 ontstegen zijn, is daar veel meer afzet te halen voor westerse bedrijven dan het op het akelige af interesseren van de rijken in niveau 4 voor nog meer snufjes. Misschien worden West-Europa en de Verenigde Staten t.z.t. wel overruled door de steeds meer overheersende industrie van voormalige “derdewereldlanden”.
Als grote gevaren, naast het nog onbekende, ziet Hans Rosling voor de nabije toekomst een vijftal opdoemen: een nieuwe wereldwijde pandemie (zoals de Spaanse griep honderd jaar terug), een nieuwe instorting va de financiële markt (men leert het nooit), een derde wereldoorlog, de onvermijdelijke verandering van het klimaat en (de al genoemde) extreme armoede. Ik voeg daar als mijn verzuchting aan toe: vooral voor een nieuwe wereldoorlog, met atoombommen en al, moeten we waken. Zoals het nu gaat met de NAVO en dergelijke, komt de wereldvrede zeker niet dichterbij – integendeel. Maar wie ben ik?

Ik beveel jullie “Factfulness” (Feitenkennis) van Hans Rosling e.a. van ganser harte ter lezing aan. Ik kan best de bezwaren gaan opsommen die aan onderzoek als dat van Hans Rosling verbonden zijn. Epi-onderzoek op meer individuele basis zou sterker overkomen. Tegelijkertijd vind ik ook dat zijn boodschap een veel ruimere verspreiding verdient dan alleen onder de “happy few” die bereid is om eens een boek (of e-reader) ter hand te nemen.

Voor de vroege vrijdagmorgen heb ik jullie leed te melden. Als ik om even over 8 over de leuning van het balkon hang om de voetballertjes gade te slaan - jongens en meisjes, altijd een belevenis – komt er een politieman beneden aanlopen. (Of is het een handhaver, bedenk ik nog.) Een hele meute hermandad staat vanaf kwart voor 8 tot kwart voor 9 niks te doen in de buurt van de school, zogenaamd om het verkeer in goede banen te leiden, maar deze heeft nog een piepkleine missie. Hij pakt met enige bravoure de voetballertjes hun bal af. Dan houdt ook nog eens een toespraak, voordat hij terug naar zijn fiets loopt om “het bruine monster” in een tas achterop te doen. Hoe bestaat het? Met het weghouden van alle auto’s is de straat eindelijk weer een klein beetje terug voor de spelende kinderen, komt een “govie” aan de kinderen uitleggen dat balspelen uiteraard taboe zijn. Ik heb er verder geen woorden voor, zo erg vind ik het.

Ik had jullie alweer voor vandaag een brief beloofd en nu is hij af. Doe er je voordeel mee. Wat is erop tegen om het boek van Hans Rosling op je verlanglijstje van kerstcadeautjes te zetten. Daar kun je trouwens best een handje kransjes bij vermalen. Mijn volgende brief gaat, zoals het nu uitziet, het licht zien op donderdag 20 december. Dan zie ik de hoogzwangere Maria al op een ezel zitten met Jozef lopend naast haar, op weg naar de stal.
Het ik nog een laatste advies aan jullie uit te serveren? Niet? Dan sluit ik bij dezen deze brief 14.07 af. Het ga jullie goed, beter zelfs, en tot kijk maar weer, hasta luego, Paul.

BOEKHOEK

Voor deze brief heb ik maar vier dagen tot mijn beschikking gehad. Daarbij is ook nog eens een boek van de bijlage verdwenen richting hoofdtekst. Dan ben ik blij dat ik toch nog een moordboek heb om jullie mee te verrassen. Het heet “Innocent Graves” en is van Engelsman Peter Robinson. Eerder is de thrillerauteur hier al een paar keer onder het mes gegaan, met succes. Dit boek is uit 1997 en speelt in Yorkshire in de buurt van Leeds (het plaatsje Eastvale) en ook nog een beetje in Londen.
Centrale man in het verhaal is detective chief inspector Alan Banks. Zijn opdracht is om de moord op de 16-jarige Deborah Harrison te ontrafelen, die is gewurgd op een plaatselijk kerkhof. Directe helpers van Banks bij het onderzoek zijn o.a. Barry Stott, Susan Gay en Jim Hatchley en boven hem in de hiërarchie zitten Gristhorpe en Riddle. Deborah is de dochter van een heel rijk echtpaar: Geoffey en Silvie Harrison, met vriend aan huis Michael Clayton. Het lijk van Deborah is ontdekt door Rebecca Charters, vrouw van dominee Daniel Charters en tot voor kort ook de bedvriendin van leraar Patrick Metcalfe. Als potentiële daders komen – naast bovengenoemde mensen – ene Ive Jelaĉić uit Kroatië in aanmerking, Deborah’s ex-vriendje John Spinks en dan – als een duvel uit een doosje – Engelse leraar Owen Pierce, de ex van ene Michelle. Owen Pierce moet het wel zijn, maar dan wordt hij in een strafproces vrijgesproken. Vlak daarop valt er een tweede slachtoffer, de zeventienjarige Ellen Gilchristy en de verdenking die eerder op Owen Pierce rustte, krijgt alleen maar nieuwe voeding. Dan komen op een computer en in Deborah’s verloren gewaande dagboek aanwijzingen voor een andere dader komen drijven.
Peter Robinson vind ik echt een prima thrillerschrijver. Zijn “Innocent Graves” leest als een Zwitserse trein en hoewel ik al snel een vermoeden van een andere dader dan degene die onder vuur komt te liggen, blijft het boek mij de hele tijd boeien. Als recensiecijfer heb ik er een 8+ voor over, echt goed. Ik ga kijken of ik nog meer boeken van peter Robinson met DCI Banks in de hoofdrol kan vinden.

maandag 10 december 2018

Weblogbrief 14.06, 10 december 2018

Weblogbrief 14.06, 10 december 2018

Queridos amigos y familia, zoals gangbaar begin ik mijn nieuwe bief steeds, als ik in bus 12 stap, op weg naar de universiteit. Mijn vorige heb ik dan net “gekuist” en mijn middageten achter de rug; ik wil op tijd naar de universiteit vertrekken. Deze keer begin ik een “parada solicitada”, halte eerder. Voor de lunch heb ik een grote portie zuurvlees (“zoervleis”, “estofado op ze Mestreechs”) in de ijskast staan, die volgens Trudie nu wel geconsumeerd dient te worden. Dat laat ik me vandaag geen twee keer zeggen. Dus zit ik om 12 uur ‘s middags aan een delicatesse die zijn gelijke niet of nauwelijks kent. Dit is mijn galgenmaal (voor het geval dat ik vanmiddag op de universiteit aan de galg eindig), zo lekker! Ik heb nog drie verdere porties in mijn mini-diepvries staan, dus herhaling van zetten is zeker nog aanstaande.

Op de universiteit krijg ik van Harry een artikel over gouverneur-generaal JB van Heutsz te lezen. De lieveling van koningin Wilhelmina heeft een kleine honderd jaar terug een standbeeld vrdiend en gekregen op een begraafplaats in Amsterdam en uiteraard ook een borstbeeld Coevorden, waar hij vandaan komt, geboren is. JB zou heel belangrijk zijn geweest voor het Hollands houden van “Oost-Indië” in de Atjeh-oorlog. In de jaren 1960 en later is de man wonderwel als “koloniale bezetter” van zijn voetstuk gevallen, heeft men de beelden weggehaald. Is dat wel terecht, vraagt geschiedkundige Harry zich af?
Mijn belangstelling gaart deze keer echter vooral uit naar een van Harry’s clips. Daarin speelt ene Gary B. B. Coleman gitaar op een manier zoals bijna alleen bluesmuzikanten van het hoogste niveau dat kunnen. De zwarte man is geboren in Paris, Texas in 1947 en is helaas maar 47 jaar geworden. Ik had nog niet van hem gehoord, maar ga ik goed maken. Ik ga t.z.t. graag een cd van hem op mijn computer zetten (bijv. The best of GC, uit 1991).

In bus 12 heb ik op de terugweg altijd een mooie zitplaats, omdat de faculteit gezondheidswetenschappen na de Carrefour in het zuiden van de stad pas de tweede halte is. Deze keer kan ik (helaas) niet naast de chauffeur vooraan plaatsnemen, omdat die plek al bezet is. Dus wijk ik uit naar een stoel in de tweede helft van de autobus, aan het middenpad.
Een paar haltes verder is de bus al aardig vol. Er komt een grote, dikke man de bus in met een kerstmuts op zijn hoofd. Op 4 december vind ik dat aan de vroege kant, maar vooruit. Hij gaat pal naast mij staan, eigenlijk leunt hij tegen mij aan, met zijn volle lijf tegen mijn rechter zijkant. Vervolgens is er nog nauwelijks beweging in hem te krijgen. Hij lijkt in de verste verte niet op Albert Einstein of Bill Gates, om eens een paar intelligente zijstraten te noemen. Eerder heb ik in de bus van doen met een exemplaar van de sector “minder bedeelden”, “verstandelijk gehandicapten”, laten we zeggen de drummer van de Josti-band.
Als we San Telmo naderen, roept uit het niets een kleine, mager uitgevallen vrouw: “Paco?” om zich heen. Dat laat de kolos zich geen twee keer zeggen. Hij maakt zich van mij los, worstelt zich naar de uitgang en hobbelt vervolgens achter haar aan de bus uit.

‘s Avonds lees ik in mijn bibliotheekje dat het mooie weer aanhoudt. Voor de komende dagen voorspelt het plaatselijke KNMI “cielos despejados”, een onbewolkte hemel als een spiegel.
De marathon van Las Palmas is deze winter op zondag 27 januari, op de verjaardag van Lux. Daarvóór komt eerst nog op 16 december de loopwedstrijd van baasje plus hond in het parque Romano (www.canwerun.com) en uiteraard op oudejaarsmiddag de niet te missen Silvesterloop. De laatste is ‘s middags en duurt gelukkig niet zo lang. Die heeft wel wat. Hoe dan ook denk ik dat de gemeente en provincie graag hardloopwedstrijden organiseren, omdat die bijna niks kosten (alleen wat consumptiebonnen voor vrijwilligers).
Ik zie ook al een vroege aankondiging van carnaval, die deze winter in het teken staat van “una noche de Río”. Carnaval is hier meer uitgesmeerd, tussen 15 februari en 10 maart. De “Pregón”, opening, komt deze keer van komiek Manolo Vieira. Mijn Nederlandse intermezzo rond carnaval is van 20 februari tot 9 maart. Dus kan ik nu wel naar de Pregón gaan kijken, op plaza Santa Ana, met Marcel en consorten die dan hier op bezoek zijn. En ik ben weer net terug voor het staartje, zeg maar staart: op 9 maart ‘s avonds en ‘s nachts staat de “Gran Cabalgata”, de groeten optoch, op het programma en de avond erop nog eens de “Entierro”, met ten grave dragen van de sardine. Heb ik nog meer over carnaval? Vooruit, er zijn deze keer 23 murgas, wijkgroepen die op het Santa Catalina podium een half uur krijgen om ons te amuseren. De finale met de acht besten op zaterdag op 23 februari ga ik missen. Dan zit ik met de eetclub bij Piet & Tonnie in Mokum.
Laat ik deze bijdrage “oet de gezette” afsluiten met een cartoon uit La Provincia. Een oudere man is in de krant verdiept en zegt: “Tenemos una navidad con muchas luces y un govierno con pocas luces”, er komt meer licht uit de kerstversiering dan uit het gouvernement.

Bestaat het woord surprisendag? Mijn grote van Dale zegt van niet, maar die kent zelfs het woord surprisenavond niet, dat ik weet niet hoe lang al gangbaar is in het ABN en zeker ook in het ABM. Mijn vraag: waarom wordt voor Sint Nicolaas ieder jaar een man uitgekozen, in Maastricht iemand als Jan Janssen? Wordt het niet tijd dat we een vrouw die eer eens gaan gunnen? Net als bij de verkiezing van Prins Carnaval?

Dan acht ik het tijd voor muziek, liefst met een Sint Nicolaastintje. Ik kan zo vlug maar op één artiestennaam komen (maar dan laat ik o.a. wel Nico Haak en Stefan Nicolai weg.): Nico. Deze Duits-Amerikaanse zangeres kennen jullie wellicht nog als de toegevoegde waarde van de Velvet Underground (Lou Reed, John Cale) op hun beste cd: “The Velvet Underground & Nico”. Zij mag twee nummers zingen: “Femme fatale” en “I’ll be your mirror”. Als ik eerlijk ben, zijn dat niet mijn favoriete liedjes op de plaat. Daarna heeft Nico ook solowerk op de plaat gezet: op mijn computer is ze goed voor twee cd’s: “Desertshore” uit 1970 en “Chelsea live” uit 1985. Hier zijn de acht plus twee nummers solo op “Desertshore” en met de Velvet Underground:
01. Janitor of lunacy
02. The falconer
03. My only child
04. Le petit chevalier
05. Abschied
06. Afraid
07. Mutterlein
08. All that is my own
09. Femme fatale
10. I’ll be your mirror
Overhouden doet het niet. Mag ik het daarbij laten? Laat ik hier nog toevoegen dat haar stem wel wat weg heeft van die van Marianne Faithfull uit de periode dat die bekomen was (denk ik) van haar langdurige heroïneverslaving.

Bij een Sint Nicolaas hoort uiteraard ook een al dan niet zwarte Piet. Ook daarvoor heb ik niet een regiment gegadigden tot mijn beschikking, tenzij ik “Peter” includeer. Voor Piet (in het Engels Pete) kom ik maar tot twee namen van artiesten voor jullie: Pete Seeger en Pete Townsend. Daarbij heb ik een uitgesproken voorkeur voor de laatste, met zijn complete armslag op de gitaar. De fout om hier en nu dan maar eens een van diens soloplaten te promoten maak ik na Nico niet. Ik wijk uit naar een verzamelplaat van de Who, waarop Pete Townsend het boegbeeld is, naast zanger en warhoofd Roger Daltry. Hier zijn de veertien nummers van hun “Meaty Beaty Big And Bouncy”:
01. I can’t explain
02. The kids are alright
03. Happy Jack
04. I can see for miles
05. Pictures of Lily
06. My generation
07. The seeker
08. Anyway anyhow anywhere
09. Pinball winzard
10. A legal matter
11. Boris the spider
12. The magic bus
13. Substitude
14. I’m a boy
Zal ik jullie eens iets verklappen? Op drie na kan ik alle nummers, als er tenminste niemand in de buurt is, meezingen. “Pictures of Lily, maake my life so wonderful”, etc… Dit is de rock ‘n’ roll waar ik als jongeman van heb gehouden. Alleen bij “The seeker”, “Boris the spider” en “The magic bus” moet ik verstek laten gaan. Goud van oud!

‘s Avonds ga ik naar El Corte Inglés om mijn mondvoorraad op peil te brengen. Tussen mijn boodschappen zit ook een “cóctel de gambas”, 450 gram diepzeegarnalen in een sausje, van de firma Ensalandía. Goedkoop is anders, maar je krijgt wel waar voor je geld. Ik zal hem morgen, op de “día de la constitución española” zeker eens proberen. Even dacht ik nog dat “gambas” kleine kreeften waren. Mis! Kreeften, jongens en meisjes, zijn “cangrejos” en krabben idem dito (maar zo’n ronde met lange poten is een “centollo”). Een zeekreeft is een “langosta (de mar)” en dat woord staat ook voor sprinkhaan, naast bijv. “saltamontes”. Ik moet toch eens leren om al die verschillende Spaanse beestjes uit elkaar te leren houden. Een kreeftcocktail zou ik vertalen met “cóctel de langosta”.

Als ik op een bank ga zitten op het nog wel open stuk van de Mesa y López, heb ik vol zicht op een jongen en meisje op een bank tegenover de mijne. Ze hebben kennelijk wat uit te vechten, merk ik al snel. Hij praat op haar in als Brugman en zij heeft geregeld haar handen voor haar hoofd om zijn woordenstroom te verwerken. Voor mij is het een verkering die bijna op het eind is, maar dan stort ze zich in zijn armen. Even later gaan ze innig gearmd de Mesa y López af in de richting van de Tomas Miller. En toch, naar mijn bescheiden mening is hun relatie nog maar een kort leven beschoren (maar wie ben ik?).

Op de feestdag hoor ik uiteraard geen kinderen kwaken onder mijn balkon en komt de straat pas later tot leven. Nu ik toch bezig ben: laat ik eens iets vervelends zeggen over de toeristen in de drie flats tegenover mij, de vele aimabele niet te na gesproken.
Klein leed vind ik het, als men zich bespied waant, als ik ook maar eventjes een kijkje van de straat neem vanaf mijn balkon. Moeilijk heb ik het voor de variatie eens met een koppel plus een wat ouder iemand (oudere broer van de jongeman) die op nummertje 19 rechts twee hoog tijdelijk zijn ingetrokken. Ik vermoed dat ze uit Ierland komen, hoor hem iets tegen haar (Jacky) zeggen in onversneden Engels. Ik zie het nodige Ierse groen op de T-shirts die te drogen hangen. Het klein uitgevallen meisje hangt ongegeneerd haar kennelijk net gewassen ondergoed (wit) aan een drooglijn op het balkon. Haar vriend, met kaalgeschoren hoofd, loopt rond in louter een veredelde zwembroek en verder niks. De derde aanwezige, een fervente roker, is tevens goed voor het ene na het andere blikje bier, in de vroege uren al. Er zijn grenzen, denk ik dan (met mijn 72 jaar).
Even later zie ik ze beneden het ervan nemen bij “De Francesco”. Dit zijn dus niet mijn favoriete overburen. Ophoepelen dus! Ik zal blij zijn, als het drietal weer het ruime sop kiest.

‘s Middags en ‘s avonds is het een hele bedoeling in de Luis Morote. Carlos, Francesco en Don Mathé doen goede zaken, als ik me om 6 uur opmaak voor mijn rondje boulevard naar rechts. Er is voor een snelwandelaar (bij wijze van spreken) als ik haast geen doorkomen aan op Las Canteras. De “belén de arena”, kerststal van zand, verderop is geopend voor het publiek en daar staat me toch een rij te wachten: meer dan tien meter lang. De vele meters hoge kerstboom ernaast, barstensvol lichtjes en met een ster aan top, doet zijn werk naar behoren. Er vlakbij zie ik de vrouw met de houten pop haar danstrucje doen. Het is dringen om bij haar in de buurt te komen. De man die tegen vergoeding best een cartoon-portret van je wil maken, heeft zich pal naast de ingang van het “kerstgebeuren” opgesteld in afwachting van nieuwe klanten.
Ik loop door naar mijn (min of meer) vaste plek bij het NH-hotel, maar de royale bank daar, in een halve cirkel, zit al helemaal vol met oudere jongeren en nog ouder. Dus loop ik door naar een van de banken tegenover La Oliva om mijn e-mail en appjes te lezen. Daarna kijk ik op “nu.nl” wat ik allemaal aan recent nieuws gemist heb. Weinig of niks dus!
Als ik weer terug ben bij het NH-hotel, is er wel enige ruimte. Ik ga zitten en wie krijgt mij nog van mijn plek. Even later komt een bejaarde man naast mij zitten. Hij vist een sigaret uit een pakje en met zijn aansteker al in de aanslag zegt hij tegen mij: “No te molestes?”, je hebt er toch geen last van? Dat vind ik nou eens aardig. Ik vertel hen in mijn beste Canarisch-Spaans dat ik een ex-roker ben, die nog steeds gecharmeerd is van de tabaksrook bij anderen. Zo bouw je krediet op, over en weer. Dan vind ik het tijd om op mijn mobiel (met oortjes) op Google Play John Prine op te zoeken. Zijn nummer “Souvenirs” moest ik, naast “Hello in there”, maar eens bij de nummers zetten die in het café na mijn crematie gespeeld dienen te worden.

Het is net als gisteren bijna uitgestorven op de vroege morgen. Gniffelde schoolmeisjes voor mijn deur, geen een! Dan bedenk ik dat veel mensen van deze dag een (vrije) brugdag van gemaakt hebben, een “puente”. Dan heb je een lang weekend, terwijl je maar één vakantiedag hoeft in te leveren.
Sonia zou eerst op zaterdagmorgen komen “pótse”, maar heeft het tijdstip naar voren verschoven, naar vrijdagmiddag om 3 uur. Ze zal toch geen “puente” willen? Om even voor 3 staat ze inderdaad voor de deur, welgemoed. Pas om even voor 7 is ze uitgepoetst, met medeneming van de zijkamer en de tweede wc. Ik vertel haar dat die de volgende keer niet hoeven, omdat ik voorlopig geen slapers meer in mijn huis krijg. Ook alle ramen zemen hoeft voor mij niet iedere keer. In Maastricht bij mij thuis gebeurt dat maar een of twee keer per jaar. Als ze over twee weken weer komt, zal ze er rekening mee houden.

Het nieuws van de vrijdag is vanzelfsprekend de keuze van het CDU in Duitsland voor Annegret Kramp-Karrenbauer als opvolgster van Angela Merkel in 2021, bij de landelijke verkiezingen dan. Kramp, was dat niet een brillenwinkeltje in Maastricht, voordat het is opgekocht door een van de grote jongens met overal brillenkramen? Annegret Kramp is nu 56 jaar en haar politieke voorgeschiedenis is van Saarland. Ik neem aan dat Saarbrücken in Saarland ligt; in dat geval hebben we het over midwest-Duitsland, vlakbij Luxemburg en de Elzas. Zou ze ervoor gaan pleiten om de Elzas terug te geven aan Duitsland? Hoe dan ook, op de foto op nu.nl ziet ze er pront uit. Haar ideeën lijken erg op die van Merkel, alleen is ze wat feller als het over immigratie van vluchtelingen gaat. Wie weet, gaat ze het huidige Duitse beleid voortzetten, mocht ze over ruim twee jaar aan de macht komen.

Voor de zaterdagmorgen heb ik klein leed te melden. Ik doe het zijraam in de keuken open en dan valt een halfvolle doos lucifers naar beneden. De dames van “De Francesco”, die beneden iets van een “steinweeg” hebben, zullen er ongetwijfeld hun voordeel mee doen.
Ik ga me wassen,was ook mijn haar met shampoo (sjampo, lijkt me een beter woord) en ga jullie dan vervelen met een nieuwe cd. Ik had hem al zo’n beetje aangekondigd: hier is John Prine opnieuw, nu met “The Missing Years” uit 1991. De titel slaat op het laatste nummer van de plaat dat over de wilde tienerjaren van Jezus Christus gaat. Hier zijn de veertien nummers:
01. Picture show
02. All the best
03. The sins of Memphisto
04. Everybody wants to feel like you
05. It’s a big old goofy world
06. I want to be with you always
07. Daddy’s little pumpkin
08. Take a look at my heart
09. Great rain
10. Way back then
11. You got gold
12. Unlonely
13. Everybody’s cool
14. Jesus the missing years
Willen jullie nog nummers die ver boven het maaiveld uitsteken? Die heb ik deze keer eens vet gemaakt en cursief gezet. Lukt dat niet in mijn latere herhaling? Dan promoveer ik de nummertjes 1, 2, 3, 5, 8 en 10 nog maar eens op een orthodoxe manier. Voor een nummer als “Picture show” (met op het einde de woorden “young man from a small town with a very large imagination”) kunnen jullie me wakker maken, bij voorkeur na 8 uur ‘s morgens. Folkzanger John Prine loopt al heel lang mee. De eerste plaat die ik van hem heb, dateert van 1970 en ik heb deze zomer nog op de computer een kwartier film van hem gezien, waarop hij enkele van zijn allernieuwste aanwinsten promoot – echt prachtig. De man is er wel een stuk ouder op geworden, veel ouder zelfs, maar voor mij kan hij het nog steeds.
(Terzijde, waar staat het Engelse “goofy” op nummertje 5 ook al weer voor? De halfgare stripfiguur heeft zijn naam te danken aan de betekenis van het woord: belazerd, bespottelijk, verliefd, met vooruitstekende tanden.)

Dan wil ik jullie erop wijzen dat ook vandaag een min of meer feestdag is. Op 8 december wordt heel Spanje en idem dito katholiek Nederland geacht te vieren dat Maria Onbevlekt Ontvangen is, La Inmaculada Concepción. Dat is nog eens andere koek dan de bekende carnavalskrakers “’ne Wals met Maria” of “Daor kump Maria”.
Laat ik de verscheidene Maria-dagen ieder jaar voor jullie op een rijtje zetten, voor de zekerheid. Vandaag, op 8 december vieren we dat Maria, de Moeder Gods, zonder erfzonde geboren is. Voor het begin van de zwangerschap, Maria Boodschap, met zaad van de Heilige Geest, moeten we op 25 maart zijn. Negen maanden later – op 25 december – wordt Jezus geboren; daar kom ik over een paar weken nog over te spreken. Als de Zoon Gods veertig dagen oud is, met Maria Lichtmis, 2 februari, wordt hij door haar naar de tempel gebracht, voor de doop? Maria stijgt later in het jaar dan haar zoon ten hemel, op 15 augustus (als het Sainte Marie is in Luik).
Blijft staan wie weet op welke dag Maria geboren is. Daar heb ik eerlijk gezegd geen weet van. Wie van jullie wel? Op Google vind ik diverse sites die op 8 september uitkomen. Dat is maar tien dagen voor mijn verjaardag. Echter, ik heb nog geen enkele Maria daar melding van zien maken. (En Jozef, de voedstervader, wordt afgescheept met 19 maart, als in Sittard de jaarlijkse Sint Joep markt is).

Het trio uit “Eire” is gisteren vertrokken. Ik zie ze ‘s middags met hun koffers naar de taxistandplaats lopen aan de achterkant van Reina Isabel. Moet ik nou gelukkig zijn?
“Vader en zoon” van twee hoog hebben het wel te verduren. Intussen is er op één hoog, pal onder hen, een wat ouder koppel ingetrokken, ik houd het op een echtpaar van 50 plus. Omdat ze de gordijnen in de woonkamer niet dichtdoen, heb ik permanent zicht op ze. Ze zeggen geen boe of ba tegen elkaar, zeker niet op het balkon. Bijna de hele tijd zijn ze vooral voor zich uit aan het staren, als ze niet - ieder voor zich – met een tablet op schoot zitten. In de avonduren brandt er wel een kaarsje tussen hen in op hun balkon.

Ik ben zaterdagavond naar Las Arenas geweest. De rondgang stelde niet veel voor, maar wat was het poepie druk. Wat is eigenlijk de Nederlandse uitdrukking, als je wilt aangeven dat het heel druk is? Al snel ben ik in de Carrefour supermarkt om enkele exquise waren van de zaak in te slaan zoals hun morro (tête de veau), krabsalade en camembert. Als ik langs de paté’s en leverworst loop, zie ik een plek met potjes “paté con jabalí” staan. “Jabalí” - John van Ans kan het weten – is Spaans voor everzwijn. Eerder heb ik – op doorreis in Helsinki – eens een pot rendierpaté weten te bemachtigen, heerlijk. De “paté con jabali”, uit Frankrijk, ga ik zo meteen uitproberen.
Blijft de vraag wie bedacht heeft dat je lever(worst) beter paté kunt noemen. Is dat om een argeloze klant zoals ik het gevoel te geven dat hij of zij niet zo maar een stukje lever gaat eten , maar iets bijzonders, uit smulpapenland Frankrijk? Dat daar wel een prijskaartje aanhangt, wordt dan voor lief genomen. Hier in Las Palmas valt dat overigens wel mee, ook in de Carrefour. Voor een pot van 180 gram heb ik 1, 65 euro betaald – dat is goed te doen.

Op de zondag houd ik het rustig behalve dan dat ik mijn “paté con jabalí”, met 20% everzwijn, bij jullie kan aanbevelen. ‘s Avonds op Las Canteras zie ik een jongen lopen met op zijn trui: “Truth is expensive”, de waarheid zeggen is best duur. Ik zou hem niet genoteerd hebben, als hij niet ook een spreuk op de achterkant had. Daar stond: “The same lies, but with different words”, dezelfde leugens, maar nu anders gezegd. Dat maakt hem toch een bijzonderheid. Een meisje dat mij niet veel later passeert, schittert met “Don’t text your ex”, stuur geen sms’jes (mail, app) naar je vriendje met wie je net de relatie hebt verbroken. Om het af te leren heb ik nog een derde, nu van een oudere man. Op diens T-shirt staat in kapitalen: “Refuse to comply”, weiger om mee te werken. Daar kunnen mensen zoals John Urquart zaliger met zijn medische pillendoosjes het mee doen.

En dan is het alweer maandag de tiende, de dag dat ik jullie deze brief heb toegezegd. Vanmiddag ga ik hem op de universiteit op de elektronische brievenbus doen. En ik heb een surprise voor jullie: mijn volgende komt er eerder aan dan jullie voor mogelijk houden, a.s. vrijdagmiddag al, op 14 december.
Voor nu, werk alvast eens een complete chocoladeletter weg of een hele Piet van taai taai. Nieuwe christelijke feestdagen zijn in de maak en waarom zou je er met het hoogfeest van Kerstmis niet een beetje opgeblazen uit mogen zien. “Haw doe”, zouden ze in Noord-Brabant zeggen, “haw diech” en tot ziens maar weer, hasta luego, Paúl.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek deze week is er eentje dat Trudie bij mij op het balkon en op het strand heeft zitten lezen de afgelopen week. Ze heeft mij vervolgens met klem aangeraden om er ook aan te beginnen. Het is van Charles Lewinsky en heeft in het Zwitsers/Duits “Kastelau” als titel. In Nederlandse vertaling wordt dat “Alleen maar helden”, niet mijn titel. Het verhaal speelt vooral in het laatste jaar van WO II, eerst in Berlijn en dan in een plaatsje van niks: Kastelau. Dat ligt in het zuiden van Duitsland, niet ver van de Berghof, het buitenverblijf van Adolf Hitler. Het boek is uit 2014 (en in vertaling door Elly Schippers uit 2015).
Ene Samuel Saunders schrijft in de vroege jaren 90 een proefschrift over de jonge jaren van filmster Arnie Walton, die in zijn Duitse tijd nog gewoon Walter Arnold heet. We gaan terug in de tijd, naar 1944 en de eerste helft van 1945. Werner Wagenknecht schrijft (onder het pseudoniem Frank Ehrenfeldt) een filmscenario: “Liebe der Freiheit”, bedoeld als propaganda voor het Derde Rijk. De sterren in de film zijn naast Walter Arnold de akelige Maria Maar en komiek Augustin Schramm. De vriendin van Werner Wagenknecht, Tiziana Adam, krijgt een bijrol. Als Berlijn hen te heet onder de voeten wordt, verhuist het gezelschap per busje naar Kastelau, zie boven, ook regisseur Servatius en producent Kleinpeter. In een grote bus annex vrachtwagen zit de rest van de crew en het hulppersoneel, maar die wordt onderweg weggebombardeerd door een straaljager van de geallieerden. Als vervanging pikken ze in München enkele mensen op en dan komt Kastelau in beeld, met o.a. hotelhoudster Marianne Melchior en haar zoon, vader en zoon Heckenbichler (burgemeester), homo Basti Holzmayr en anderen. Ook als de film nagenoeg op is, gaat het opnemen gewoon door: blijven in Kastelau, maanden lang, wordt belangrijker gevonden dan teruggaan. Dan naderen de geallieerden en proberen ze een draai te geven aan de film en er een verzetsfilm tegen Hitler en Göring van te maken. Ongeveer laatste shot: Werner Wagenknecht, die tegen zijn zin een rolletje moet meespelen, wordt tijdens de opname doodgeschoten door Walter Arnold. Is het een vergissing?
Het boek is geen recht toe recht aan verhaal. Bijna steeds wordt gebruik gemaakt van overgebleven notities van Werner Wagenknecht voor zijn dood en nog meer van de interviews met Tiziana Adam, ruim veertig jaar later. Dat geeft het verhaal een heel aparte ingang. Andere bronnen zoals van Samuel Saunders zelf komen veel minder aan bod. Het proefschrift wordt door zijn promotor afgekeurd en Saunders eindigt als een armlastige videotheekeigenaar, wel nog op zoek naar erkenning achteraf.
Na Trudie’s loftuitingen kan ik uiteraard haast niet anders dan ook zelf Charles Lewinsky de hemel in prijzen voor zijn “Kastelau”. In eerdere boeken en een later werk heeft hij mij al laten zijn hoe goed en origineel hij als schrijver is. Met dit verhaal steek ik opnieuw de loftrompet over hem. Voor zijn “Kastelau” beloon ik hem met een volle 8 als recensiecijfer. De man staat intussen op mijn short list van favoriete auteurs.

Eén boek klinkt zo zuinig, dus ben ik blij dat ik nog een tweede te bespreken heb: Hypnose (in het Zweeds Hypnotisören) van Lars Kepler. Het is uit 2009 en speelt in Stockholm. En dik is het ook, 557 bladzijden. Ik ben wat blij dat ik het nog op tijd uit heb gekregen.
Hoofdpersonen in het boek zijn Erik Bark en zijn vrouw Simone (Sixan), plus hun aan hemofilie lijdende zoon Benjamin. Erik is psychiater van zijn vak met een speciale belangstelling voor hypnose. Hij heeft tien jaar terug een klasje van zeven patiënten gehad bij wie hij toen groepshypnose toepaste. Hun namen: Sibel, Pierre, Charlotte, Marek, Jussi, Lydia en Eva. Het ging mis, toen Lydia hem van poging tot moord beschuldigde. Erik moest toen beloven dat hij zich niet meer met hypnose zou inlaten.
Tien jaar later, nu dus, vraagt politieman Joona Linne aan Erik om de vijftienjarige, comateuze Josef Ek te hypnotiseren om zo inlichtingen over de dader te krijgen. Diens ouders en zusje zijn net vermoord, hij zit onder de messteken en zijn andere zus Evelyn, 23, is in gevaar. Dan ontrolt zich een verhaal dat steeds ingenieuzer wordt, zeker als ook nog eens zoon Benjamin van Erik ontvoerd wordt. Is Jozef behalve slachtoffer ook dader, wat hebben Evelyn, Eva en Lydia ermee van doen? Bijrollen zijn er o.a. van co-assistente Maja, kunstenaar Sim Shulman, Joona’s assistente Anja, Simone’s vader Kennet en Wailord, een figuur uit het Pokemonspel.. Laat ik verklappen dat op het einde zelfs Lapland nog in beeld komt.
Ik heb een hele zit gehad aan “Hypnose” van Lars Kepler. Het boek begint veelbelovend, maar gaandeweg wordt het mij allemaal echt wat veel van het goede (slechte). Dat drukt mijn recensiecijfer, zoals jullie je wel kunnen voorstellen. Ik kom uit op een 7- als eindresultaat. Lars Kepler wordt geen vriend van mij, hooguit een vage kennis.