donderdag 27 december 2018

Weblogbrief 14.09, 27 december 2018

Weblogbrief 14.08, 27 december 2018

Queridos amigos y familia, de datum 27 december 2018 heb ik enigszins provisorisch boven deze brief gezet, omdat het hier nu rare weken zijn. Ik heb meegekregen dat de universiteit in het nieuwe jaar tot en met 7 januari sowieso op slot zit, dus dan is het hierna afzien, tenzij ik elders onderdak vind om begin januari een brief te versturen. Of ik wel terecht kan vlak na de kerst, op derde kerstdag, is mij pas duidelijk, als ik vanmiddag zuidwaarts ga met stadsbus 12. Mochten jullie mijn brief nog te lezen krijgen in 2018, dan is het mij gelukt.

Laat ik intussen gewoon terug in de tijd gaan of er niks aan de hand is. Bij mijn bushalte op Santa Catalina zie ik een aparte reclame van Coca Cola, in de geest van de Heilige Geest. Het “Espiritu” springt eruit: ¨Comparte El Espiritu de la Navidad¨, deel met anderen de geest van kerstmis. Onderweg met de bus zie ik sommige passagiers een kruisje slaan, als ze voorbij een van de kerken komen die op de route liggen. Mijn zegen hebben ze, als ik maar niet mee hoef te doen.

Op de universiteit begin ik zoals steeds met mijn brief 14.07 te versturen en hem voor mijn archief uit te printen. Dan zijn de clips van Harry aan de beurt. Ik heb deze keer het meeste op met een nummer van Tony Joe White & Eric Clapton uit 2006: “Did somebody make a fool out of you?” Andere interessante clips komen van de Johnny Otis Show uit 1958 met “Willie and the hand jive” en ene mij onbekende jazzgitarist Alex Bourdon met “Delta blues” uit 2016.
Dan klik ik door naar Harry’s artikel over Frans Nienhuys: “Men vraagt en wij draaien”. Hij is van 1909 (gestorven in 1994) en actief als draaier van verzoekplaatjes bij de Vara vanaf 1935. Met een onderbreking van 1941 tot 1945 gaat hij daarmee door tot 1951. Waarom hij in dat jaar door de omroep aan de kant wordt gezet, blijft een beetje duister. In 1960, 1961 huurt piratenzender radio Veronica hem in om het familieprogramma voort te zetten, nog eens zo’n twaalf jaar lang.
Disc jockeys avant la lettre à la Frans Nienhuys presenteren in de tweede helft van de jaren dertig met name muziek die dan bij zijn publiek populair is: stukjes uit opera’s en operettes, genrestukjes en ook wel walsen en marsen. In de top 10 uit de periode 1935-1941 staat het nonnenkoor uit Casanova (van Anni Frind?) uit 1929 op 1. Joseph Schmidt komt maar liefst drie keer voor in de top 10, o.a. met: Ik hou van Holland” uit 1937. Ook de bekende bolero van Ravel uit 1930 is present.

In mijn nieuwe rubriek Astronomie voor de Universiteit van Nederland (grapje) laat ik deze keer een medewerker van Ralph Wijers aan het woord: Lucas Ellenbroek van dezelfde Universiteit van Amsterdam. Hij vraagt zich in een college af of er misschien buitenaards leven is in onze melkweg? Daarvoor gebruikt hij de trechter van Frank Drake, die begint met zich in te perken tot niet al te omvangrijke planeten met een vaste grond (daarmee valt bijv. de gasvormige Jupiter af). Blijven er een kleine 300 over, maar de toevoeging dat er wel vloeibaar water op de planeet moet vóórkomen (samenhangend met de afstand tot een zon) doet het aantal alweer fors dalen. Dan is bijv. ook nog de temperatuur samenhangend met onze atmosfeer van belang. Voor zo ver we het kunnen overzien, wordt het aantal potentieel interessante planeten daarmee echt teruggebracht tot een handje.
Met het opvangen en bekijken van radiostralen zou gekeken kunnen worden of er vanuit onze melkweg of verder weg in het heelal tekenen van leven zijn die ons bereiken (zoals van Proxima B). Tot dusver is er slechts eenmalig, in 1977, een “Wow”-signaal opgevangen, verder niet. Met planethunter.org en seti.nl zou iedere geïnteresseerde voor de nabije toekomst zijn radiostraling-bijdrage kunnen leveren. Lucas Ellenbroek ziet vooralsnog geen buitenaards leven verschijnen, maar wat niet is , kan nog komen.

Terug bij het Castillo de la Luz blijkt het bibliotheekje vanaf nu tot 15 januari ‘s avonds gesloten te zijn. Helaas, pindakaas. Dus loop ik vanavond om 7 uur vanaf het parkje door naar de boulevard om op zijn ouderwets nu.nl te bemonsteren op een bank tegenover La Oliva. Geen nieuws, goed nieuws, zal ik maar zeggen.

Op de vrijdagmorgen weet ik niet hoe snel ik mijn nieuwe cd bij jullie moet pushen. Tot de groepen die steevast jaar in jaar uit bovenaan staan in de top 2000 van Nederland, reken ik vlak achter Queen (met “Bohemian Rapsody”) en de Eagles (met “Hotel California”) Led Zeppelin met hun “Stairway to heaven” uit 1971. Eerder werd Led Zeppelin al bekend met o.a. “Whole lotta love” in 1969 en “Immigration Song” in 1970. Led Zeppelin is de groep van ex-Yardbirds gitarist Jimmy Page, die daarvoor naast andere muzikanten ook Robert Plant heeft aangetrokken. Van Jimmy en Robert, met hun tweeën, heb ik een cd uit 1998: “No Quarter” die ik jullie misschien ook nog wel eens ga voorzetten.
Hier en nu wil ik het eens kort over Robert Plant hebben. Hij is van 1948, dus nu 70 jaar, en komt uit het Engelse West-Bromwich (in de West Midlands). Na zijn carrière bij Led Zeppelin heeft hij op muzikaal terrein van alles gedaan, ook een aantal soloplaten gemaakt. De laatste daarvan, uit 2017, is “Carry Fire”. Die zie ik afgelopen zomer in Centre Ceramique liggen en dan is kopiëren snel gebeurd. Hier zijn voor jullie de elf nummers van “Carry Fire”:
01. The May queen
02. New world
03. Season’s song
04. Dance with you tonight
05. Carving up the world again. A wall and not a fence
06. A way with words
07. Carry fire
08. Bones of saints
09. Keep it hid
10. Bluebirds over the mountain (& Chrissie Hynde)
11. Heaven sent
Heel wat mensen blijven graag hangen bij de muziek en de artiesten die ze in hun jeugd mooi hebben gevonden. Dat geldt ook voor mij. Oudjes zoals Robert Plant kunnen mij nog van de denkbeeldige bank krijgen. Op deze best wel aimabele cd gaat mijn voorkeur – voor wie dat van me wil vernemen – vooral uit naar nummers 1, 2, 4, 7 en 9.

Vanmiddag heb ik helaas afscheid moeten nemen van mijn tijdelijke overburen op Luis Morote 19, een hoog. Zo zou je ze altijd willen hebben, meegaande types als dat tweetal. Daarvoor in de plaats zie ik even later een asociale familie op het balkon verschijnen, inclusief de nodige deugnieten van kinderen, batjakkers. Je kunt als min of meer verplichte overbuur niet altijd het geluk aan je kant hebben. Gelukkig heeft mijn onvolprezen potsvrow Sonia intussen wel mijn flat weer onder handen genomen. Die is om 6 uur weer “limpio a la plata”, brandschoon. Je kunt er weer van de vloer eten, “comer sopas”.

Op de vrijdagavond is het in de stad en ook bij mij in de straat echt gezellig. De diverse terrassen zitten vol en zelfs staan er de nodige mensen buiten te feesten. Kennelijk is men zijn vrijheid aan het vieren of doet men zijn best op een uitje met de collega’s of de familie en vrienden. Het hoogfeest is op de kalender pas over vier dagen, “nochebuena”, kerstavond een dag eerder, maar in de Luis Morote zijn de “felices fiestas” kennelijk al begonnen.
Laat ik eens naar buiten brengen dat dit het soort buiten-de-deur avonden zijn die mij bijzonder aanspreken, zelfs ook als de horeca hier er om een uur of 10 de brui aan geeft. Terzijde, bij don Manué aan de overkant zit de vaart er dan nog even in. Als ik hier nu gezelschap had – maar dat heb ik niet – zou ik me prima op een terras thuis voelen.

Op de zaterdag zie ik helaas te veel goedbedoelde kerstattributen om me heen. Vooruit, een schoolkind of nog jonger met een kerstmuts op, daar kan ik wel een paar dagen mee leven. Maar volwassenen, zelfs 50-plussers, die op hun hoofd een stuk elandgewei hebben vastgezet of enkele mini-sparretjes, dat zou toch van hoger hand zwaar afgeraden moeten worden. Een kerstman aan een touwtje aan de gevel die verwoed probeert om bij je door het raam naar binnen te klimmen, kan toch met goed fatsoen ook niet. Overigens, de Scandinavische toeristen schijnen zich veel meer dan autochtonen van deze onzin te bedienen.
Terzijde, bij mij in de straat mag ik ook al de eerste ontploffende rotjes constateren. Jongens, kunnen jullie daar misschien mee wachten tot oudejaarsavond laat, “nochevieja”? En op 1 januari na 1 uur moet voor mij het vuurwerk wel weer passé zijn.

Met enkele t-shirt-opschriften laat ik jullie merken dat ik er op mijn manier wel bij hoor. De minste van de twee van vanavond op de boulevard is voor mij: “The past is gone”, het verleden is voorbij. Zo kan ik het ook, bedenk ik dapper. Veel meer in de haak vind ik de voorgevel van een dame van middelbare leeftijd die mij verblijdt met het zinnetje: “Beyond perfect tonight”, meer dan perfect vanavond. Met zo’n slagzin kun je sier mee maken.

Terwijl het ook op zaterdagavond best gezellig is op de terrassen, kies ik voor de variatie eens voor een film op mijn laptop-buis. Het wordt er een van regisseur Andy Tennant, “Hitch” uit 2005. De film speelt in Manhattan in New York en begint met het nummer “What a wonderful world” van Sam Cooke, dus dan kan hij moeilijk meer stuk.
In de hoofdrol zie ik niemand minder dan dan troetelneger Will Smith. In de film heet hij : “Hitch”, voluit Alex Hitchens en verdient hij zijn geld als consultant in liefdeszaken, “date doctor”. Wie hem inhuurt, krijgt min of meer de toezegging dat diens potentiële liefde binnen drie afspraakjes voor de bijl zal gaan. Er komen in sneltreinvaart voorbeelden voorbij. Dan verschijnt ene Albert Brennaman (gespeeld door Kevin James) ten tonele die de sympathie probeert te winnen van celebrity Allegra Cole (gespeeld door Amber Valletta). Krijgt Hitch zijn zin en wordt het wat? Intussen heeft hij het zelf best wel moeilijk mee om New York Standard journaliste en uitgesproken vrijgezel Sara Melas (gepeeld door Eva Mendes) voor zich te winnen.
Laat ik het toegeven: ik vind de film leuker dan ik vooraf in gedachte had. Het is best een aardige komedie, eentje voor het hele gezin op de zaterdagavond.

Eerder heb ik jullie verteld dat ik een grote doos lucifers aan de dames van “De Francesco” gedoneerd heb, c.q. per ongeluk uit mijn keukenraam naar beneden heb laten vallen en daarna niet meer teruggevraagd heb. Dan blijkt dat de afstrijkrand van mijn enige overgebleven doosje “zwegele” het niet goed meer doet. Dat moet mij nou weer overkomen. Ik moet er dus op uit om nieuwe lucifers of een aansteker te kopen, als ik tenminste een acceptabele portie zuurvlees, die ik in de koelkast heb staan, wil opwarmen. Denk ik op de zondagmorgen: op de rommelmarkt moet ik toch zeker een aansteker op de kop kunnen tikken.
Ter plekke blijkt dat ik nu (naast de standaard volksmuziek op de zaterdagmorgen) ook op zondagochtend verplicht vergast wordt op onvervalste regionale muziek. Die komt deze keer van een twintigtal mannen in allemaal dezelfde Canarische klederdracht: ruime zwarte broek, los wit hemd en een zwart hoedje. Mijn vrienden zullen het niet worden, maar misschien is het deze keer eenmalig.
Op de terugweg naar huis, met een aansteker, kom ik erop dat ik mijn zuurvlees, als was het diepvriesgroente, net zo goed in de magnetron kan opwarmen. De aansteker blijft nog even buiten schot.

Ik heb niks in me van een snelwandelaar. Zoals mensen als Trudie zonder pardon 6, 7 km per uur lopen, en dat uren achter elkaar, dat is mij niet gegeven. Aan de andere kant, met een beetje doorlopen heb ik wel wat. Treuzelende meutes van een mannetje of 4, 5, 6 naast elkaar op Las Canteras hoeven voor mij niet. Die wil ik het liefste passeren, als ik mijn avondwandelingetje langs de zee maak.
Zo kom ik op een opschrift op een T-shirt dat ik zelf bedacht heb. Het is in het Spaans, zoals het hier hoort. Mijn bijdrage aan de feestvreugde voor vanavond is: “¡Dejame pasar!”, ga uit mijn weg. Zo nodig mag ik met mijn ellebogen nog enige kracht bijzetten.

Op de maandag begeef ik me naar de “mercado central” om mijn voorraad arabico koffie uit Kenia op peil te brengen. Onderweg erheen zie ik een metersgrote annonce die mij uit het hart gegrepen is. De “Servicio Canario de la Salud”, gezondheidsdienst van de provincie (“govierno”) beeldt een zorgzame dokter af, met stethoscoop, met erbij de tekst: “LO PRIMERO”, de eerste,”es acudir a urgencias de atención primaria: rapido, fácil y cerca de casa”, klop voor een urgent probleem eerst aan bij de eerstelijnszorg: snel, gemakkelijk en dicht bij huis. “Si lo nececitas , tienes un equipo de profesionales muy cerca de ti”, Als je het nodig hebt, vind je professionele zorg vlakbij.
De tekst is me uit het hart gegrepen. Hier en ook in Nederland wordt veel te snel een ambulance gebeld om een patiënt af te voeren naar de EHBO van een ziekenhuis dan wel naar een specialist gehold. Wat is er mis met de eerste lijn als poortwachter? Die is speciaal bedoeld om met kennis van zaken het vele kaf van het koren te scheiden, eventueel te helpen bij het kiezen van de juiste specialist. “Pluis of niet pluis”, hoor ik André Knottnerus al zo’n dertig jaar geleden aan me verkondigen. De makers van deze al te ware advertentie krijgen de “compleminte” van me.

Zo druk en gezellig het de afgelopen avonden was, zo rustig – is sereen het woord? - is het maandagavond, “nochebuena” bij mij in de straat. Om 8 uur zijn alleen de parfumzaken nog open om op de valreep nog een paar late klanten te kunnen bedienen.
Laat ik voor de variatie dan maar eens nu, ‘s avonds al eens een nieuw stukje muziek opzetten. Onlangs (zie boven) heeft de zwarte Rhythm & Blues coryfee Sam Cooke mij uit mijn tent gelokt met zijn “(What a) wonderful world”. Misschien is het tijd om hém eens een refill te geven.
Sam Cooke is van Clarksville, Mississippi, geboren in 1931. Zijn zangcarrière begint met gospel en loopt van 1951 tot aan zijn overlijden in 1964, als hij wordt doodgeschoten in de lobby van een hotel in Los Angeles (waar hij zich misdraagt). De jongeman is goed voor echt een hele vrachtwagen hits. Ik heb op mijn computer helaas maar weinig originele Lp’s van hem staan; vooral compilaties slaan de klok, maar daarop komt zijn veelzijdig singer-songwriterschap wel prima tot zijn recht. Laat ik eens de overzichtsplaat “Portrait of a legend 51-64” uit zijn hoes halen, waarop maar liefst 31 Sam Cooke nummers staan. Is dat wat veel van het goede om hier te presenteren? Vooruit, dan maak ik nog weer eens mijn eigen selectie daaruit van een zestiental nummers:
01. You send me
02. Only sixteen
03. For sentimental reasons (niet SC, Best, Watson)
04. I’ve come running back to you
05. Cupid
06. What a Wonderful world (SC, Adler, Alpert)
07. Chain gang
08. Bring it on home to me
09. Nothing can change this love
10. Ain’t that good news
11. Twistin’ the night away
12. Shake
13. Another Saturday night
14. Good times
15. Having a party
16. A change is gonna come
Het repertoire van Sam Cooke loopt van de vrolijkheid zelve, zoals in bijv. “(What a) wonderful world” en “Having a party” tot politiek getinte nummers als “Chain gang” en vooral “A change is gonna come”. Voor mij zijn sommige van Sam Cooke’s nummers als “For sentimental reasons” en “Good news” echte evergreens.

Als het maandagavond ietsje later echt uitgestorven is op straat, laat ik me (door mezelf) overhalen om binnen nog weer eens een film in mijn laptop te doen. Het wordt er deze keer een uit de oude doos: “Call Northside 777” van regisseur Henry Hathaway, uit 1948. Het is een beetje rare titel; ik prefereer het Spaanse “Yo Creo En Ti”, ik geloof in jou.
Hij speelt allereerst in 1932-33 in Chicago in de tijd van drooglegging, als twee Poolse mannen, Frank Wiezek (gespeeld door Richard Conte) en zijn vriend Tomek Zolesta, veroordeeld worden voor een winkelroof met de moord op agent John Bundy. Elf jaar later gaat Chicago Times journalist P.J. (Jim) MacNeal, Mac voor zijn vrienden, in het echt James Stewart, zich voor de zaak interesseren, samen met zijn baas bij de krant Kelly (gespeeld door Lee Cobb). Aanleiding: de arme moeder van Frank Wiezek looft met een annonce 5000 dollar als beloning uit voor wie kan aantonen dat haar zoon elf jaar eerder vrijuit gaat. Frank‘s vrouw is intussen opnieuw getrouwd met een ander en Wanda Skulnik, die destijds bij de moord aanwezig was, is zwaar aan lager wal geraakt. Mac twijfelt eerst nog erg aan Frank’s onschuld, maar gaat daar gaandeweg wel steeds meer in geloven. Komt het goed?
Ik vind het is een mooie film, al komt me de clou een beetje als een deus ex machina voor. Wel zet James Stewart een alleszins acceptabele journalist neer. Mede daardoor is de film me als recensiecijfer best een 7½ waard.

Een van de eerste zaken die ik gewaar word, als ik op (eerste) kerstdag op het balkon ga zitten, is een tweetal kerstmannen (kerstlui?), van kop tot teen in een roodwit kostuum. Ze komen over de Vientinueve de Abril voorbij sjezen op een grote motor. Dit is de morgen dat zo iets moet kunnen, vind ik.

Moet ik iets muzikaals met kerstmis doen? Dan vertel ik jullie dat ik op mijn computer “Jingle bells” heb staan in diverse maten en soorten. Natuurlijk is er de versie van ieder van het drietal van de Ratpack: Dean Martin, Frank Sinatra en Sammy Davis Jr. Daarnaast kan ik ook sier maken met vertolkingen van Diana Krall, Les Paul & Mary Ford, Freddie King, the Nitty Gritty band en Ricky Nelson. En laten we de bands van Count Basie en van Benny Goodman niet vergeten.
Jullie willen er nog eentje? “Rudolph the red-nosed reindeer” vind ik terug bij Dean Martin (alweer) en ook bij bijv. Bing Crosby & Ella Fitzgerald, Al Martino, Jack Johnson en Jewel. Chuck Berry komt met een interessante variant: “Run, Rudolph, run”.
Afspelen van de nummers is er voor mij niet bij.

Op de boulevard is het op (onze) kerstavond het tegenovergestelde van uitgestorven. Heet dat stampvol? Je kunt over de koppen lopen, zo druk. Bij de kerststal van zand staat een rij wachtenden van zeker dertig meter. Het wordt tijd dat ik mijn “dejame pasar” shirt uit de kast haal.
Eva en Dalí komen mij van 1 tot 5 januari een bezoek brengen. Ze logeren in hotel Cantur, waar is dat nou weer? Het opzoeken op internet is een fluitje van een cent. Ik moet ervoor zijn op Sagasta 28, op zeg 100 meter van mijn huis. Dan bedenk ik dat René, vriend van Marc, daar een tijdje terug met zijn vriendin een week gelogeerd heeft. Ze waren best content over het hotel.

Woensdag is het alweer “Boxing Day”, als in Engeland een compleet voetbalprogramma wordt afgewerkt (en Manchester City voor de tweede keer op rij verliest). Dit lijkt me de dag om jullie weer eens onder rijmwoorden te bedelven. Ik heb er een: wat rijmt er op “tapa”, als we ons beperken tot twee lettergrepen. Terzijde: een “tapa” is een deksel zoals van de wc: “tapa de inodoro” of op een glaasje om de vliegen weg te houden.
Misschien zijn rijmwoorden “lapa”, “rapa” en “zapa” te moeilijk, dus die krijgen jullie nu alvast cadeau. Een “lapa”is een soort slak en “rapa” komt van het werkwoord “rapar”, scheren, heel kortknippen (maar een scheerapparaat is een “máchina de afeitar). Een “zapa” is een schop of loopgraaf. Hoeveel andere rijmwoorden op “tapa” hebben jullie kunnen bedenken?
Alfabetisch begin ik met “capa”, in goed Nederlands een cape en een laag. Ik zie het bijv. terug in “estar de capa caida”, op zijn retour zijn en drielaags wc-papier “papél higiénico de tres capas” (om ongerief aan je hand bij het kontvegen te vermijden). Dan heb ik “grapa” voor jullie. Dat is niet primair een Italiaanse likeur, maar een nietje. Tegen een nietmachine zeggen de Spanjaarden “grapadora”, dat jullie het maar weten.
Een ander rijmwoord is uiteraard “mapa”, landkaart. Iedereen die hier voor het eerst bij mij op bezoek komt, krijgt van mij een plattegrondje van Las Palmas, gehaald bij het toeristenbureautje op de boulevard. “Napa” staat vanzelf voor het Nederlandse nappa; alleen de medeklinkers c, r, l en n (Carolina) kunnen in het Spaans dubbel voorkomen, de p niet. Blijft voor mij “papa” over. Dat is Canarisch voor aardappel, zoals in “papas arrugadas”, aardappeltjes in de schil gekookt en voor de paus, “el papa”. “Ser más papista que el papa” is roomser zijn dan de paus. Als je echter de klemtoon op de tweede lettergreep legt, is het vader, zoals in “jugar a los papás”, vadertje en moedertje spelen. En wie staat er voor “Papá Noel”? Dat is niemand minder dan de kerstman, op zijn arreslee, “en su trineo”, met elanden ervoor, “con antes antes”.

Dan is het al weer briefverstuurdag. Vanmiddag gaat hij uit, “que Dios me asista”, God sta me bij. Ik heb een mini-hoop dat ik die hierna, mijn tiende, kan posten op 2 januari, bij Eva en Dalí in hotel Cantur. Als dat niet lukt, houden jullie hem maar tegoed tot 8 januari, als nummertje 11 jullie kant op gaat komen.
Voor nu: zet eens de bloemetjes buiten. Dit zijn de dagen dat we ons moeten nat houden, toch? En wat betreft de oliebollen op oudejaarsavond, een bol of vijf de man, “mèt vlege”, plus een of twee appelflappen is toch wel het minste, om alle drank een beetje bodem te geven. Tot ziens maar weer, hasta luego, tot in 2019, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Begin november mag ik een extra 10 kilo koffertje vol boeken meesjouwen naar Las Palmas, nog los van wat Trudie daarna nog voor mij mee wil nemen. Zo hoef ik mij niet te beperken tot een rijtje recente thrillers, maar kan ik met ook allerlei anders op de proppen komen. Hoe ik er vervolgens bij kom om ook een boek van beroepsschaker Jan Timman in mijn bagage te doen, vind ik vreemd. Aan de andere kant, pourquoi pas? In 2002 verschijnt zijn boek(je) “Een sprong in de Noordzee”, dat ik hier kort ga bespreken.
Sloddervos Jan Timman is als grootmeester en net geen wereldkampioen de hele wereld de nodige keren overgevlogen Van wat hij op sommige van zijn reizen heeft meegemaakt – en dan heb ik het niet primair over zijn schaken, maar de entourage ervan – doet hij verslag. Het boek telt 19 stukjes op bijna 200 bladzijden, geschreven over een periode van 31 jaar. (Zo kan ik het ook, denk ik dan. Als ik de aardigste stukjes weblogbrief over de afgelopen 14¼ jaar zou bundelen, zou ik zonder meer uitkomen op een veelvoud ervan.)
Veel wordt ik eerlijk gezegd niet wijzer van zijn ontboezemingen. Ze variëren van zijn korte bezoek aan de Argentijnse schrijver Borges en zijn aanhoren van Donner tot zijn kennismaking met Mulisch en (alweer maar een beetje) afkeer van Kasparov, die hij wel de beste schaker van de 20ste eeuw noemt. We krijgen ook korte beschrijvingen van bijv. de beperkte schaakwereld in de Verenigde Staten en ontmoetingen met inwoners van bijv. Bosnië en Honduras. Samengevat vind ik zijn verhaaltjes nooit echt spannend of komisch. Voor wie het wil weten, de titel van het boek slaat op de zelfmoord van de Nederlandse schaakjournalist Norman van Lennep meer dan honderd jaar geleden.
Mag ik het daarbij laten? Als recensiecijfer komt Jan Timman met zijn “Een sprong in de Noordzee” nog goed weg, als ik hem met een 6½ bedeel. Meer zit er voor dit werkje niet in.

Iedere winter kom ik in deze boekenrubriek weer opnieuw aanzetten met thrillerschrijver Michael Connelly. Van hem heb ik echt alles gelezen behalve zijn allerlaatste boeken. Deze week verblijd ik jullie met mijn recensie van “The Crossing” uit 2015. De titel verwijst ernaar dat een ex-politieman eigenlijk nooit de verdediging in een strafzaak zou helpen, altijd aan de kant van de aanklager hoort te staan. Uiteraard speelt het boek, zoals nagenoeg alle werk van Michael Connelly, in Los Angeles.
Harry Bosch, de eruit gebonjourde detective met pensioen, heeft weinig om handen, als diens halfbroer advocaat Mickey Haller, hem inhuurt om te helpen bij het proces tegen Da’Quan Foster. Dat is een ex-boef die al vele jaren uit de gevangenis is gebleven, maar nu wel is opgepakt en vastgezet vanwege de vermeende moord op de vrouw van een hoge politieman, Lexi Parks. Volgens Mickey Haller zou Foster compleet onschuldig zijn, zelfs nu er wel DNA-bewijs van hem (sperma) op het slachtoffer gevonden zou zijn. Harry Bosch heeft best wel moeite met zijn rol in de verdediging, “the crossing”, maar laat zich overhalen, mits hij maar ook de echte dader(s) kan helpen opsporen.
Dat lijken al snel twee mannen van de zedenpolitie zijn: Don Ellis en Kevin Long. Zij zouden ook achter enkele andere latere moorden zitten, zoals op travestiet James Allen die verklikker voor hen was en de tweeling Ngugen van een juwelierszaak, bij wie de man van Lexi Parks een dure horloge voor haar heeft gekocht. Die horloge komt van een plastisch chirurg, dr. Schubert, die zich door het tweetal politiemensen laat chanteren. Harry Bosch krijgt als P.I. de nodige tegenwerking van de politie, die het maar niks vindt dat hij overgelopen is, maar gelukkig is er ook hulp van enkele oud-collega’s. Op het einde van het verhaal ben ik als lezer zo waar getuige van enkele regelrechte schietpartijen.
Steeds als ik aan een boek van Michael Connelly begin, blijf ik geboeid en in een hoog tempo doorlezen tot ik het uit heb. De man houdt me echt van de straat; ook bij “The Crossing” is dat het geval. Het duurt deze keer nogal voordat ik helemaal door heb hoe de vork precies in de steel zit, maar wat is het allemaal weer spannend. Als recensiecijfer kom ik deze keer uit op een 8+, zoals het bij Michael Connelly hoort. Ik heb er nog een te gaan, “Two Kinds Of Truth” uit 2017, en ik kijk ernaar uit om ook dat boek ter hand te nemen.

Ik heb er nog een: “A Philosophical Investigation” van Philip Kerr uit 1992. Ik heb me eerder voorgenomen dat ik alles van deze dit jaar overleden schrijver ga lezen en zo kom ik ook op dit boek uit. Een paar keer bekruipt me al lezende het gevoel dat ik het al eens eerder in handen heb gehad, maar dan is het toch weer: nee, niet. Het verhaal speelt in Londen, in 2013 (ruim twintig jaar na de verschijningsdatum).
Isodora Jacowicz, kortweg Jake, wordt als politie-inspecteur gevraagd om zich te verdiepen in de moorden op positief testende deelnemers van het Lombroso programma. Daarmee worden de zeldzame mensen opgespoord die geen Ventro Medical Nucleas hebben. Zij zouden dan bij stress heel agressief kunnen worden, maar ook is mogelijk dat ze heel kunstzinnig zijn. Het is voor Jake niet eenvoudig om de bestaande politie en de bedenkers van het program op een zijspoor te zetten. En het moorden gaat intussen maar door. De ene na de andere personen, steeds mannen, in het programma aangeduid met de naam van een filosoof, krijgt een nekschot. Gaandeweg kom ik te weten kom dat de dader zelf ook VMN negatief is en de naam Ludwig Wittgenstein heeft. Jake en haar medewerkers Chung, Crawshaw en Jones met op de achtergrond professor Lang doen hun uiterste best. Het duurt tot slachtoffer twaalf, voordat Jake de moordenaar weet op te sporen. Terzijde lost ze ook nog de seriemoorden van de “lipstick killer” op.
Het verhaal speelt in de toekomst, als iedereen een pictafoon heeft en sommige mensen thuis een Reality Approximation outfit hebben voor bij hun (sexueel getinte) videogame. Na zijn veroordeling wordt de dader als straf in “punitive coma” gestopt voor heel lang. “Philosophical Investigations” is een boek van Ludwig Wittgenstein, waarin zijn eerdere fouten van “Tractatus” gecorrigeerd worden.
Het moet maar eens gezegd: ik vind dit boek ietsje minder dan allerlei andere boeken van Philip Kerr, de meeste met de Berlijnse politieman Bernie Gunther in en rond de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk, er zit best spanning in, maar o.a. de stukken van de moordenaar zelf (kijk eens op blz. 250-252 voor een voorbeeld) lezen niet echt prettig weg. Als recensiecijfer kom ik zodoende niet verder dan een 7-. Wellicht kan mijn Maastrichtse buurvrouw Jenny, filosofieprofessor in Tilburg, er haar voordeel mee doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten