woensdag 30 januari 2019

Weblogbrief 14.15, 30 januari 2019

Weblogbrief 14.15, 30 januari 2019

Queridos amigos y familia, daar ben ik weer, voor de vijftiende keer. Ik begin zoals jullie van me gewend zijn, op de gezondheidsfaculteit in het zuiden van Las Palmas. Daar maak ik zes dagen terug mijn entree op 24 januari, bijna 2 uur in de middag. Helaas, Lluis is er niet; wel zie ik Jorge net uit zijn kamer komen. We zijn allebei in voor een praatje voor de vaak. Even later komt Patricia erbij, want het koppel is voornemens huiswaarts te gaan, voor een smakelijke ”almuerza”, ongetwijfeld wel mager. Met terugwerkende kracht wensen we elkaar alsnog een “próspero año”.
Cristina word ik nog steeds niet gewaar, maar wel twee van de dames die mijn kamer al een paar weken bevolken. Mijn jonge Argentijnse collega Flor, die terzijde best goed Engels blijkt te spreken, is er niet. Ik moet de andere twee wel aanwezigen toch eens opnieuw vragen hoe ze ook al weer heten, want dat ben ik vergeten. Het duo houdt me de hele middag gezelschap en dat is geen straf. Aan de andere kant: heb ik werk te doen of niet?

Harry is nog niet toe aan het loggen van een nieuw stuk over popmuziek, dus mag ik me deze middag beperken tot zijn recente clips. De aardigste van onlangs vind ik eentje van Nina Simone. Haar “Ain’t got no home, I got life”, dat ze op de live clip brengt in een zeer aparte outfit, kan mijn goedkeuring wegdragen. Nina Simone, het blijft een prent en ook nog eens een bijzondere. Daarna duik ik in mijn mail en dat heeft iets persoonlijks, dus daarover ga ik hier uitweiden.
Het is bijna half 4, als ik op YouTube een half uur lang een recent praatje van econoom Hans Labohm ga aanhoren. Hij is alweer iemand die ik eerder tot de “deniers” dan tot de “alarmists” mag rekenen, als het om de opwarming van de aarde gaat. Hij heeft een aardig verhaal, zelfs terwijl hij enkele keren hinderlijk onderbroken wordt door kennelijke “alarmists”. Ik vind mezelf geen echte “denier”, ik zit een beetje tussen ja en nee in, wat de CO2-hype betreft. Dus ga ik na Labohm’s praatje op zoek naar het wetenschappelijk geluid van een “alarmist”.
Ik kom op YouTube uit bij Herman Russchenberg, een klimaatonderzoeker van de TH Delft. In vijf keer een kwartier “Universiteit van Nederland” legt hij uit dat onze atmosfeer inderdaad te veel zonlicht doorlaat en wat we daar aan kunnen en moeten doen. Vooral zijn eerste twee praatjes van de vijf, duidelijk voor een zaal van medestanders, moeten mij in de overtuiging bevestigen dat er inderdaad iets goed mis aan het gaan is. De professor koestert mijns inziens iets te veel vertrouwen in modellen en dat staat mij een beetje tegen, maar vooruit. Hij wijst er met klem en bij herhaling op dat het klimaat en veranderingen daarin niet simpel te meten zijn. Om een eventuele verandering te ontdekken is een periode van dertig jaar of meer nodig. Het is bepaald niet een kwestie van dagen of jaren, maar van generaties of een nog groter tijdsbestek. In de drie colleges erna van Herman Russchenberg gaat het vooral over de rol van wolken, de kans op meer regen en zonlicht weerkaatsten, onderzoek hoe je een eventuele opwarming kunt gaan tackelen. Wie van jullie het verhaal van bijv. Labohm eens wil horen, heel aardig, raad ik voor het tegenwicht aan om in ieder geval ook van deel 1 en 2 van Russchenberg’s visie kennis te nemen.
Om 6 uur stap ik in bus 12 terug naar de bewoonde wereld. De automaat waartegen ik mijn pas moet houden om hem te laten afstempelen, doet het niet. Pas in Triana komt een ander geval hem vervangen. Ik mag gratis en voor niks mee, een douceurtje. Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

Mag ik nog even terug naar de heenweg van bus 12? Op weg naar de gezondheidsfaculteit ben ik al snel bij de calle Juan Manuel Durán González. Die ligt direct voorbij het kerkje op de calle Presidente Alvear, waar ook de achterkant van het noordgebouw van El Corte Inglés gesitueerd is. Aan de dwarsstraat ligt een café met de naam Bar Carnaval. Is dat niet een toepasselijke naam voor een natte nering waar het - neem ik aan – met de komende carnaval behoorlijk los zal gaan? Terzijde: een “cafetería” is eigenlijk meer een koffiehuis dan ons soort café; een echt café, soms met eten erbij, wordt hier meestal aangeduid met de naam “bar”.

De vorige alinea is vooral als opstapje bedoeld naar het carnaval in de stad hier. De festiviteiten rond het hoogfeest lopen van 15 februari t/m 10 maart. Op de 15de is ‘s avonds de aftrap, “el Pregón”, op Santa Ana, tegenover de kathedraal in Vegueta. De brenger van het goede nieuws om half 9 is dit jaar komiek Manolo Vieira. (Van hem heb ik me onlangs op de rommelmarkt nog een dvd heb toegeëigend: “Hoy No Es Lunes”, vandaag is het niet maandag. Hij is de Toon Hermans van de Canarische eilanden.) Dat gaat wat worden! Ik zit dan wel al twee volle dagen opgescheept, in de goede zin van het woord, met Marcel, Damaris, Yves & Raúl plus Trudie, mijn bezoek van 13 t/m 20 februari. Bij de Pregón zelf ook akte de présence geven, dat moet toch een zijstap zijn dat ik me kan permitteren en wie weet, krijg ik mijn bezoek of een deel ervan die vrijdag wel mee naar Triana/Vegueta en dan plaza Cairasco en Santa Ana.
In het weekend na de “Pregón” zijn er vooral festiviteiten voor de jeugd (en hun omvangrijke familie) op Santa Catalina hier. Dan, op zondagavond om 8 uur, is op het plein hier het “Gala de la Gran Dama”, best leuk voor de liefhebber en gratis. Volgen op maandag- en dinsdagavond nog twee voorrondes van de “murgas”, van half 9 en 9 uur tot in de kleine uurtjes, voordat mijn Maastrichtse gezelschap en ook ik de kuierlatten naar het hoge noorden nemen. Ik mis – helaas, pindakaas – bijv. de finale van de murgas op zaterdag 23 februari, het Gala de la Reina op vrijdag 1 maart en dat van de Drag Queen op maandag 4 maart.

Na carnaval in Maastricht kom ik in mijn eentje weer terug in Las Palmas, overdag op zaterdag 9 maart. Die avond trekt vanaf 6 uur de “Gran Cabalgata”, de groeten optoch, door de straten van de stad, van zuid naar noord. Ik verwacht hem op Santa Catalina om half 8, 8 uur en reken maar van yes dat ik daarbij wil zijn. Eerst is er het voorbij trekken en toejuichen van de medaillewinnaars van de diverse wedstrijden en dan volgt gewoontegetrouw een ware karavaan van “carrozas”. Dat zijn open bussen of vrachtwagens, meer dan honderd stuks, met luide muziek en allemaal stampvol “verkleiders”. Tussen de ene na de andere “carroza” komt de Palmese variant van onze “boonte störm” voorbij. Als er net zoveel “carrozas” zijn als vorig jaar, kan ik, mocht ik voortijdig aan slapen toe zijn, het beste mijn ramen en deuren potdicht houden vanwege de herrie, die vanaf Santa Catalina mijn woning komt binnen gewaaid.
Rest mij nog als uittree te vertellen dat “todas Las Palmas” op zondag 10 maart ‘s avonds op de Paseo de las Canteras te vinden is. Daar komt dan om een uur of 8 de grote sardine (een metertje of vijf lang) op de boulevard aan, gelardeerd met “struipe” diep bedroefde, huilende carnavalsvierders. Op het strand bij calle Gran Canaria gaat vervolgens de fik erin (de moderne variant van “el entierro”, de begrafenis) en wordt de sardine de zee in gekiept.

Een nieuwe dag, een nieuw geluid. Ik heb hier, geloof ik, al eens eerder verkondigd dat het woord “kameel” vandaag de dag niet alleen voor kameel staat, met twee bulten, maar ook voor dromedaris met maar eentje. Op de verpakking van een doosje “Camel”-sigaretten staat – echt waar – een kameel met ook maar één bult, een “dromedario”. En in onze Driekoningenoptocht (van de wijzen uit het oosten) loopt parmantig een éénbultige “camello” mee, wel met een vracht aan cadeautjes “op z’ne pókkel”.
Muziek uit Arabische (en ook Afrikaanse) landen is voor ons, wijzen uit het westen, een ver van ons bed show. Afgelopen zomer vind ik in Centre Ceramique een cd met Arabische muziek die ook nog eens verwijst naar de “camello”. Dan kan ik het niet laten. Hier is, uit 2003, “Camelspotting”. De plaat geeft precies een uur muziek en er staan elf nummers op die je met carnaval in café de Tribunal niet zult horen en die ook op het zomerse terras van café De Poort nog geen uitgesproken meezingers zijn. Hier is elf keer muziek uit Arabische contreien:
01. Amr Diab – Nour el ain
02. Ragheb Alama – Men awwal merra mehtajelha
03. Mayada el Hennaway – Min ger loka
04. Walid Tawfic – Acha’ak azab
05. Dania – Asl al hikaya
06. George al Rassy – Min ghadn el hob
07. Osama al Attar – Ma ariflak makan
08. Samira Saeed – Nafs el makan
09. Nadia Mousstafa – Mukadimah ‘84
10. Adel Kassab – Aidy bzank
11. Hamid el Shari – Tohgomy
Ik hoop maar dat ik de namen van de artiesten en de titel van de liedjes netjes heb overgepend van de cd, want een touw eraan vastknopen kan ik niet. Misschien moet ik maar eens een cursus “Arabisch Voor Beginners” gaan volgen, met al zijn keelklanken en tekst van rechts naar links. Dan kan ik eindelijk eens de dames en heren een beetje verstaan die soms naast mij op een bank hier zitten en overduidelijk een ander taaltje dan Algemeen Beschaafd Maastrichts of Mokums tegen elkaar bezigen.
Van “Camelspotting” kennen jullie, als je mijn brief van een paar maanden terug gelezen hebt, uiteraard Amr Diab uit Egypte. Diens “Nour el ain” is en blijft een hit. Van de andere tien nummers van deze Arabische compilatie gaat mijn voorkeur uit naar de nummers 2,4,6,12 en 13. Muziek uit de islamlanden, het is echt weer eens iets anders.

Ik heb begrepen dat intussen een griepepidemietje in Maastricht de kop heeft opgestoken. Ook hier voor de kust van Afrika blijven “we” niet helemaal gevrijwaard, als ik de regionale kranten mag geloven. Misschien moet ik over een tijdje weer een beroep gaan doen op mijn “Fisherman’s Friend original, caramelos comprimidos / drageias, con edulcorante”. Of het wat uithaalt, ik denk van niet, maar ik heb er vrede mee. Het geeft in ieder geval een frisse smaak.
De (para-)farmacia industrie is er ook hier in deze tijd uiteraard als de kippen bij om haar anti-griepwaren met de nodige force aan te prijzen. Ik geef jullie twee voorbeelden. “Cuídate a la grande”, ga de grote uit de weg, zegt een reclamebord, dat “Pharmagrip forte”-medicatie naar voren schuift als de remedie bij uitstek. (“Combate las sintomas de la gripe con toda su fuerza”, bestrijdt de symptomen van griep met alle kracht.) Een andere, ook een bestseller in het Nederlandse circuit van de weinig werkzame therapieën, is Bisolvon. Met “Adiós a la tos”, weg met de hoest, beleeft de firma gouden tijden. “Adiós a la tos”, dat is nog eens een slagzin!

Hoewel het vrijdagavond best acceptabel weer is, kies ik er om half 9 toch voor om Steven Spielberg in de herkansing te doen. Een paar weken terug zag ik zijn film “Artificial Intelligence” op mijn laptop hier en die leek echt helemaal nergens naar. In 2006 komt de bekende regisseur met zijn epos “Munich”, het verhaal over de nasleep van de aanslag op Israeliërs bij de Olympische spelen van 1972.

Premier Golda Meir wil dat de dood van de Münchengangers gewroken wordt. Een vijftal mannen krijgt als opdracht om de aanslagplegers op te sporen en te doden. Leider van het Israëlische commando is Azner Kaufman (gespeeld door Eric Bana) en verder zijn Robert, Steve, Hans en Carl van de partij. Als begeleider op afstand fungeert Ephraim. Hun tegenstanders, doelwitten zijn mensen uit de Zwarte September-beweging, onder supervisie van ene Ali Hassan Salameh. Bij het uitzoeken, waar de diverse Arabische terroristen stuk voor stuk verblijven, krijgt het Israëlische vijftal hulp van Fransman Louis en diens vader. Azner moet er wel fors voor betalen, maar op een miljoen meer of minder wordt niet gekeken. Dan begint de systematische afslachting van de moordenaars. Op het einde van de film, die ruim 2½ uur duurt, zijn zes van de elf Arabieren opgeruimd, vier niet omdat die in de gevangenis zitten en helaas, ook leider Salameh ontspringt de dans (tot 1979). Als zijstap zijn nog enkele andere terroristen en een vrouw uit Hoorn (in Noord-Holland) de klos. Van het vijftal dat aan de missie is begonnen, zijn er op het einde wel nog maar twee over: Azner en Steve. Vooruit, laat ik de naam van de man die Steve speelt, dan ook maar hier vermelden: Daniel Craig.
Steven Spielberg heeft zich met “Munich” voor mij gerehabiliteerd. Ik heb het een spannende film gevonden, een drama in de echte betekenis van het woord. Ik kan hem jullie, zeker de mensen die hem nog niet gezien hebben, van harte aanraden voor een avond leedvermaak. Dat hij vijf Oscar-nominaties heeft gekregen, ook als beste film van het jaar, kan ik best begrijpen. Steven Spielberg is iemand die graag het centrum van de attentie opzoekt.

Op de zaterdag houd ik het overdreven rustig. Ik heb zelfs tijd om deze brief bij te werken en een grote hap te nemen uit een boek uit 1962, dat is meer dan vijftig jaar geleden. Voor details, zie boek 2 van mijn boekenbijlage.
´s Avonds valt me op de boulevard op dat er haast geen joggers voorbij komen. Normaliter zie ik op een avond als deze enkele tientallen mannen en vrouwen die zich met alles wat nog in hun zit, tussen het flanerend volk door proberen te werken (en zich nog eens doodlopen, maar dat is mijn privégedachte over deze tak van sport). Het zal wel stilte voor de storm zijn, ze zijn zich natuurlijk geestelijk aan het opladen voor de grote dag morgen, die van de “Gran Canaria Maratón”.

Als ik zondagmorgen – Lux wordt vandaag alweer 9 – om half 9 mijn balkon op stap, komen de flarden Spaanse popmuziek me al tegemoet. Kennelijk gaat de loopwedstrijd over de Albareda naar mijn straat en dan weer terug over de Sagasta, dan naar het Castillo de la Luz en daarna over Las Canteras richting het Alfredo Kraus. In mijn straat is verderop een drietal bont uitgedoste trommelaars actief om de lopers vooruit te stuwen. Het trio wordt geflankeerd door een achttal meisjes in het geelblauw, de kleur van de provincie, wel met zwarte kniebeschermers. De dames hebben alles weg van cheerladies, zoals ik ze van Amerikaanse films ken. Steeds als er lopers voorbijkomen, gaan de handen omhoog en omlaag met daarin hun pompons (of hoe noem je die dingen van blauwwitte linten).
De echte marathon is hier in alle vroegte, omdat het later te warm wordt voor de Kenianen en andere Afrikaanse lopers. Om even voor half 10 hoor ik gejuich en weet ik dat we bijna op de helft zijn. De marathonlopers doen twee halve marathons achter elkaar. Ik ga me wassen en aankleden en ben keurig op tijd, om kwart over 10, om even later de voorste marathonlopers ten tweeden male voorbij te zien sjezen, in een tempo van zo’n twintig kilometer per uur. Ik zou ze op de fiets geen twee uur bijhouden, vrees ik. Er is nu tegelijkertijd ook een klein legioen amateurs aan het rennen, maar gelukkig gaat iedereen wel netjes opzij voor de “campeones”. De eerste tien marathonlopers zijn allemaal zonder uitzondering gitzwart van huidskleur, van kop tot teen. Daarbij zijn de eerste drie best lang, dun, maar gespierd en hebben een klein hoofd. De achtste van de tien, op ruim een kwartier van de koploper, is een al even iel zwart meisje. Zij loopt op met een van de mannelijke Afrikanen. Nummer 11 is de eerste niet-zwarte, ik denk een Marokkaan.
Voor de precieze uitslagen en tijden van de marathon en de minder lange loopnummers ben ik aangewezen op de krant van maandag. Dit muisje krijgt dus nog een staartje.

Als ik in Afrika een land mag noemen, waar heel goede muziek gemaakt wordt, kom ik uit bij Mali. Coryfeeën zoals Ali Farka Touré en Toumani Diabaté komen er vandaan. Eerder deze winter heb ik jullie een inkijkje gegeven in het blinde leven van Amadou & Mariam. Vandaag staat de groep Tinariwen op het podium. Ik heb drie cd’s van ze; de meest recente is van 2017: “Elwan”. Hier zijn de dertien nummers:
01. Tiwàyyen
02. Sastanàggàn
03. Nizzagh Ijbal
04. Hayati
05. Istus
06. Ténéré Tàqqàl
07. Imidiwàn n-àkall-in
08. Talyat
09. Assàwt
10. Arhegh ad annàgh
11. Nànnuflày
12. Fog edaghàn (intro flute)
13. Fog edaghàn
Kort en krachtig gezegd verdwaal ik deze keer alweer in de Malinese Sahara-klanken. Wat een verschillende muziek, vergeleken met groepen als de Beatles of Beach Boys. Het is puur Afrikaans, mag ik daarmee volstaan? Wie twijfelt aan mijn goede bedoeling, moet maar eens luisteren naar bijv. de nummers 1, 5, 6, 8 of 11. Geloof me, het moet er maar een keer van komen en dat is nu. Ik beloof jullie dat in mijn volgende brieven weer als vanouds met Westerse muzikanten aan zal komen zetten.

Ik heb jullie nog enkele uitkomsten van de “Maratón Gran Canaria” toegezegd en wat je belooft, moet je doen. Het aantal marathondeelnemers die de wedstrijd zondag uitgelopen heeft, is 880. Bij de mannen komen de eerste drie allemaal uit Kenia. De gouden medaille is voor Julius Kiprono in een tijd van 2:12:03, niet verkeerd. Nummer twee en drie zitten op drie en vier minuten achterstand. Bij de dames is ook een Keniaanse eerste: Shelmith Nyawira in een tijd van 2:32:55, de achtste tijd van het totaal. Achter haar eindigen twee Ethiopische dames als twee en drie.
Voor de grote meute van hardlopers is een hele marathon (ruim 42 km) iets teveel van het goede. De meeste deelnemers, 1515 in getale, zijn al bekaf na de halve afstand. Die is deze keer gewonnen door de Ugandees Micheal Kapchebusha in een tijd van 1:02:24 en bij de dames door Amare Meskeren uit Ethiopië in 1:11:58. Voor de nog minder bedeelden geef ik ook nog de 10 km, waaraan 1818 mensen mee hebben gedaan. Hier zijn zowaar Spanjolen de bovenliggende partij: Francisco Cabrera in een tijd van 30:56, terwijl bij de dames de Spaanse Aroa Merino wint in 36:10.
Eva vertelt me een aantal weken terug dat de marathon hier best iets zou kunnen zijn voor Jan Willem en zijn broer Evert Jan. Dat zijn intussen twee geharde marathonlopers, niet van een kleintje vervaard. Ze hebben zelfs al eens in Zwitserland een marathon bergop gelopen, mijn petje af. En toch, tegen het geweld uit Afrika dat hierheen komt overvliegen om na ruim twee uur gehuldigd te worden, zullen ze niet bestand zijn.

Op dinsdagavond begint het zowaar te regenen en kan ik mij terugtrekken op het balkon of elders of in huis een dvd opzetten. Ik kies voor het laatste en kom uit bij Woody Allen’s “Small Time Crook” uit 2000. De film speelt in New York en gaat over koekjes.
Ray Winkler (Woody Allen), net uit de gevangenis, wil met twee andere kleine criminelen een bankkluis leegroven vanuit een tunnel, die ze gaan graven vanuit een winkel ietsje verderop. Tegen de tijd dat er in de kelder daadwerkelijk geboord wordt, zijn ze wel al met zijn vijven. Het wordt niettemin niks. De zelf gemaakte koekjes, die Ray’s vrouw Frenchy (Tracey Ullman) intussen op begane grond verkoopt, worden echter een grote hit. Sunset Cookies heet een jaar later Sunset Farms met diverse vestigingen, franchises. Heel New York komt erop af en staat ervoor in de rij. Ray en Frenchy en ook Frenchy’s nicht May (Elaine May) die in de winkel heeft geholpen, worden er schatrijk van. Dat trekt de incrowd van de stad aan, die best wil meeprofiteren en ook David (Hugh Grant) die voor alles op het geld van Frenchy uit is. Etc…
Woody Allen was en is, vind ik, een van de beste filmmakers. In “Small Time Crook” is hij de schrijver van het script, de regisseur en ook nog eens een van de hoofdrolspelers. De film is ontegenzeggelijk hilarisch en ik kan hem jullie alleen maar aanraden.

En dan ben ik alweer toe aan het verzenden van deze brief, op de dag dat Trudie jarig is. Ze kijkt nog net niet tegen de zeventig aan. Perfisia, op naar de hoonderd!
Heel jammer blijft het dat ik de eerste schermutselingen van de “zate hermeniekes” “vaan de stasie naor de merret” a.s. zondag moet missen. Wat had ik graag “Ech woer, jeh jao” meegeblèrd, als de “groeten oonbekinde” vanaf de Spèlstraot de markt op draait. Om hem, de sneeuwprins, daarna voor de variatie eens met sneeuwballen te bekogelen, als er tenminste genoeg plaksneeuw ligt.
Mijn volgende brief is pas in februari, als ik in de vierde maand van mijn reces hier ben. Hij staat in de sterren geschreven voor dinsdag 5 februari. Voor nu, gedraag je, maar drink er zondag wel eentje op mijn gezondheid, als je gepakt en gezakt een café in gedoken bent na alle gedoe met de Tempeleers. Ik wens het jullie, tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mij staat bij dat ik eerder een boek van Gillian Flynn gelezen heb en hier besproken. In Maastricht zou ik het kunnen nakijken, maar hier heb ik het nakijken. Hoe dan ook, ze is nog jong, geboren in Kansas City in 1971. Hier is mijn recensie van haar boek “Sharp Objects” uit 2006, als ze 35 jaar is. Het verhaal speelt in de hak van Missouri, in een plaatsje van niks genaamd Wind Gap.
De ikpersoon is de 32-jarige journaliste Camille Preaker. Zij zit onder de littekens van woorden die ze in haar vlees heeft gesneden. Door haar chef bij de krant, de Daily Post in Chicago, wordt ze naar haar geboorteplaats gestuurd om de verdwijning van een schoolkind te verslaan. In Wind Gap wonen haar moeder Adora, heel rijk, met haar man Alan, niet de vader van Camille, en haar halfzuster Amma. Al weer lang geleden is een ander halfzusje van Camille overleden, na af en aan ziek te zijn geweest. Vorig jaar is de negenjarige Ann Nash gewurgd, waarbij al haar tanden uit haar mond zijn gesloopt. Nu is Natalie Keene weg en even later blijkt dat ook die gewurgd is en al háár tanden verwijderd. Wie is er verantwoordelijk voor? Politieman Bill Vickery en de te hulp geroepen onderzoeker Richard Willis (uit het enigszins naburige Kansas City) komen er niet uit. Hun verdenking valt vooralsnog vooral op Bob Nash, de vader van Ann, en op John Keene, de 18-jarige broer van Natalie. Vrouwen doen zo iets niet, is de algemene gedachte, maar moet die eens bijgesteld worden?
Ik vind “Sharp Objects” een heel goed boek. De jonge Gillian Flynn brengt het verhaal met veel verve en wat zit ik te genieten van de zoektocht naar de moordenaar en de legio aimabele bijverhalen. Ik beloon het boek met een 8½ als recensiecijfer en weet nu al dat ik de andere boeken van Gillian Flynn met voorrang wil gaan lezen.

Of het niet op kan heb ik ook een boek ter recensie uit 1962, dat is meer dan vijftig jaar terug. De schrijver is John Steinbeck (1902–1968), die 27 boeken op zijn naam heeft staan en de Nobelprijs voor literatuur krijgt in het jaar dat zijn boek “Travels With Charley” uitkomt. Ik heb het boek in Nederlandse vertaling in huis, “Op Reis Met Charley”, een Salamander uit 1976. John Steinbeck vertelt over zijn rondreis door de VS op 58-jarige leeftijd, in een kampeerwagen genaamd Rocinante, in zijn eentje, maar wel samen met een poedel genaamd Charley. Vanaf zijn woonplaats Long Island (New York) gaat hij in drie maanden tijd eerst naar het noorden, dan naar het westen van het land tot in San Francisco en zijn geboorteplaats Salinas. Dan is het zuiden aan de beurt, als hij via Arizona en Nieuw-Mexico naar Texas reist. Daarna gaat hij terug omhoog naar zijn huis in New York.
Het boek, met de ondertitel “Op zoek naar Amerika”, is een aaneenschakeling van mijmeringen en ontmoetingen met mensen uit steeds weer andere staten. In het begin in Long Island ligt orkaan Donna op de loer, vlakbij Frans Canada maakt hij kennis met aardappelrooiers die zijn cognac erg waarderen, hij leert de wereld van de vrachtwagenchauffeurs eindelijk een beetje kennen en ontdekt in stacaravans een heel nieuwe manier van wonen. Er gaat niks boven kaas uit Wisconsin, verderop krijgen de russen overal de schuld van (in 1960) en in Oregon is zijn kampeerwagen toe aan nieuwe achterbanden. Monterey en Salinas, neem ik aan, waar hij vandaan komt, mogen veranderd zijn, maar hij nog veel meer. In het Texas van begin jaren zestig eet hij heerlijke chili con carne, wordt hond Charley in Amarillo doorgesmeerd door een jonge dierenarts en daarna, in Louisiana vertoeft hij bij Lake Charles. In New Orleans kijkt hij met veel onbegrip naar mensen die van “nikkers” niks moeten hebben en cheerladies die op het obscene af demonstreren tegen het toelaten van een zwart meisje op een gemengde school.
“Travels with Charley”, op reis met Charley vind ik een alleraardigst boek. John Steinbeck weet het allemaal goed te brengen, de verschillen en overeenkomsten tussen mensen in diverse staten en zijn boek staat bol van de interessante anekdotes. Intussen wordt het wel tijd dat ik me een grote kaart van de Verenigde Staten ga aanschaffen met daarop alle staten en de grote plaatsen, liefst zonder namen erbij. Iets voor mijn verjaardag? Nu moet ik aanhoudend een atlas bij de hand houden om te weten waar ik ben in het immense land. John Steinbeck’s boek “Travels with Charley” gaat terug in de boekenkast met een 8- als recensiecijfer. De oudjes doen het nog best goed.

Deze keer heb ik – op de valreep – nog een derde boek ter recensie. De van origine Groninger Arjen Lubach, geboren in 1979, kennen jullie ongetwijfeld als televisiepresentator van “Zondag met Lubach”, een wekelijks cabaretprogramma van jewelste. Daarover heb ik ook deze winter al een paar keer met vuur geschreven. De winnaar van De Slimste Mens uit 2012 is niet voor één gat te vangen. Hij is intussen ook schrijver. In die hoedanigheid heeft hij mij in 2013 opgezadeld met het boek “IV”, een thriller die vooral in Amsterdam speelt, maar eindigt in de Franse Provence. De titel “IV” staat niet voor intraveneus, maar voor Vier, zoals in koning Willem IV.
De 83-jarige Marcus Ruys wordt, als hij een geheim ontdekt dat begint bij Cicero en een brief van Thorbecke, vermoord door het “Leger van Drie”. Dat is een privé veiligheidsdienst van het koninklijk huis. Dochter Elsa van Marcus, 29 en wiskundige, gaat er op zijn postume aanwijzing achter aan. Ze wordt daarbij geholpen door studente Robin en tv-persoonlijkheid Maarten van Eck, een oude collega van haar vader. Tegelijkertijd zijn rechercheurs John Hart en Mirjam Levi doende om dezelfde Elsa, Robin en Maarten in te rekenen, maar komen gaandeweg steeds meer tot de conclusie dat de vork heel anders in de steel zit dan ze denken. Vooral kroonprins Willem-Alexander, Willem IV, voelt zich met de goedkeuring van zijn familie geroepen om de almacht van de Oranjes kost wat kost te verdedigen. Hij doet dat in navolging van koning Willem III, een gestoord iemand van meer dan honderd jaar eerder, die Thorbecke dwars blijft zitten. Blijft “Prins Pils” de gedoodverfde troonpretendent of wordt het tijd voor een republiek?
“IV” is best een aardig boek, maar doet me op een overdreven manier denken aan de bekende boeken van Dan Brown. Het is echt kopiëren van diens stijl. Net als bij Dan Brown rennen de hoofdpersonen van hot naar haar, vooral in Amsterdam, maar komen na iedere akeligheid wel weer opnieuw bovendrijven, tot aan de ontknoping. Ik werk me vlotjes door het boek heen en heb er als recensiecijfer niet meer dan een 7- voor over.

donderdag 24 januari 2019

Weblogbrief 14.14, 24 januari 2019

Weblogbrief 14.14, 24 januari 2019

Queridos amigos y familia, het schiet op, begint in ieder geval aardig op te schieten. Ik ben nu al bij brief 14.14 van de veronderstelde dertig. Na deze heb ik er nog zestien te gaan, althans voor deze winter. Winter? Dan dien ik wel een jaar in te delen in maar twee helften: zomer en winter. Mijn winter hier loopt deze keer van 3 november 2018 tot aan mijn vertrek naar het hoge noorden op 8 mei 2019.

Op de universiteit is het de afgelopen vrijdagmiddag heel rustig. Als ik eraan kom, zie ik alleen licht op Jorge’s kamer en gelukkig ook op de mijne. Daar zijn de drie jonge voedingsdeskundigen, “nutrólogas”, druk doende met hun data te ordenen over overgewicht en adipositas. Terwijl ik achter de mij toegewezen computer ga zitten, vraag ik maar eens om me heen wat het nut eigenlijk is van hun onderzoek naar adipositas. Zo ongeveer de hele wereld houdt zich er tegenwoordig mee bezig, ik kan maar niet begrijpen waarom. Is het een nieuwe epidemie of toch weer een hausse?
Bijna een uur lang moet ik vervolgens aanhoren hoe interessant “de ziekte” adipositas is. Ook andere risicofactoren waar ik niet veel geld op zou zetten, komen voorbij. We leven in een tijd, vind ik, waarin de farmaceutische en voedingsindustrie goud verdient aan het (vermeende) voorkómen dat we ziek worden. Is voorkómen wel zoveel beter dan genezen? Later gaat de discussie meer over hoe we met ons eten en onze lichaamsbeweging terug naar de natuur moeten om allerlei dreigend onheil verre van ons te houden. Hoewel er er best stevig aan toegaat, vind ik wel dat de drie hun standpunt aardig kunnen verwoorden.

Het naar jullie toesturen van mijn vorige brief gebeurt daardoor pas een uur later. Ik neem maar aan dat niemand in de vroege middag al een paar keer naar mijn weblog geschakeld heeft om te kijken of hij er al was. Daarna is mijn e-mail aan de beurt. Harry & Greetje zijn net terug uit Andalucia (in het Nederlands met SIË op het eind), dus heb ik van Harry nog weinig door te nemen.
Dus kan ik al snel door naar voor mij interessante filmpjes op You Tube. Ik ben de laatste tijd een fan van Pieter Derks, wisten jullie dat al? Op radio 1 van de NPO mag hij iedere week aanschuiven als “druktemaker”. En dan komt er steeds weer, week in, week uit, een verhaaltje uit zijn pen dat ik de moeite waard vind. Zijn er onder jullie ook fans van deze nieuwe versie van Freek of Youp?

Het is om half 5 nog geen tijd om naar Triana/Vegueta te bussen, dus kijk ik vervolgens naar een aantal mensen die ik niet tot de “alarmers”, maar tot de “deniers” vind horen, als het om de klimaatverandering gaat vanwege de door de mens veroorzaakte gestegen CO2-concentratie in de atmosfeer. Ik geef jullie hier twee van de namen van deskundigen naar wie ik heb zitten kijken. Alweer vijftien jaar terug interviewt Theo Richel (met wie ik in die tijd bevriend ben) professor Kees de Jager, hoogleraar astronomie in Utrecht, op het station in Utrecht. Harry heeft in zijn jonge jaren nog les van hem gehad. De nu gepensioneerde legt uit dat het effect van de wisselende zonneactiviteit veel belangrijker is dan het gemier over CO2, waar iedereen het vandaag de dag over heeft. Hij denkt dat er helemaal geen broeikaseffect is. In de tweede helft van de 17de eeuw hebben we een kleine ijstijd gehad (tot 1715) en misschien komt er nu langzaam weer eentje aan, wie weet. Vooralsnog is daar overigens nog niet al te veel van te merken.
Mijn tweede “denier” is ene Ivar Giaever, oud Nobelprijswinnaar en nu alweer behoorlijk bejaard. Hij komt in zijn half uur lezing in 2015 met allerlei verhalen die weinig heel laten van de beweringen van “alarmists” zoals Al Gore. Inderdaad, er ligt nu minder ijs op de noordpool, maar kan hem ook uitgelegd worden waarom er op de zuidpool nu veel meer ijs ligt dan eerder. Over de laatste twintig jaar is de gemiddelde temperatuur op aarde gelijk gebleven en een minimale stijging de laatste tijd komt, denkt hij, omdat er, in tegenstelling tot eerder, nu ook diverse meetpunten zijn in de oceanen. Sowieso vind hij het gedoe over temperatuurveranderingen van minder dan een graad vooral geleuter. Een opmerkelijke stijging van het zeeniveau is bij zijn weten ook nog niet geconstateerd.
Laat ik daar als aardigheidje nog de mening van onze eigen Midas Dekkers aan toevoegen. Wie weet, zegt hij, is een ietsje hogere temperatuur wel goed voor sommige dieren en slecht voor andere, zoals de giraf en de pinguïn. De giraf heeft zo’n lange nek, omdat hij dan, in tegenstelling tot andere dieren, wel bij het bovenste deel van bomen kan om te eten. Misschien krijgt hij zijn te lange nek nog eens op zijn brood, als daar verandering in komt, maar dan zullen andere dieren zich misschien weer happier bij gaan voelen. De ijsbeer aan de noordpool is volgens Midas Dekkers niet meer dan een afdankertje van de beer, eentje die het alleen nog in het hoge noorden uithoudt. Als het daar opwarmt en de knuffelijsbeer alleen nog maar in een ijskast te dulden is, gaan andere beren wellicht wat meer naar het noorden toe wonen.

Na zoveel verweer tegen de klimaatverandering - en niet van de minsten – moet ik echt mijn gedachte omzetten, als ik nu eens niet in bus 12 terug, maar in de 13 stap. Die voert mij eerst boven langs door San José, maar zet mij daarna af bij de markt van Vegueta. Over mijn wandeling en zitvlees in Vegueta en Triana daarna zal ik het deze keer maar eens niet hebben. Een sympathiek uitje blijft het wel.

Om 9 uur zit ik, met een half literglas Ricard met spa, aan de knoppen van mijn laptop om naar een film te kijken. Het wordt “The Last Great Magician”, als dat tenminste dezelfde titel is als in het Spaans. De film is uit 2007 met als regisseur Gillian Armstrong. In de hoofdrollen zie ik Guy Pearce die de rol van escapist Harry Houdini speelt en Catherine Zeta-Jones als psychisch medium Mary McGarvie. Mooie bijrollen zijn er voor Houdini’s manager Mr. Sugarman, gespeeld door Timothy Spall, en Mary’s dochtertje Benji, gespeeld door Saoirie Ronan.
Het onderliggende verhaal is snel verteld. In 1926 doet escapist Harry Houdini Edinburgh aan. Hij is nog onder de indruk van de dood van zijn moeder en belooft 10.000 dollar aan de degene die hem kan vertellen wat de laatste woorden van haar waren, vlak voordat ze ging hemelen. Naar dat bedrag heeft Mary McGarvie wel oren en zij dringt zich aan hem op als grote kanshebber voor de prijs. Dan wordt Harry Houdini verliefd op haar, wat de zaak compliceert. De rest van het verhaal laat ik hier graag in het midden.
Ik zie in “The Last Great Magician” best anderhalf uur vermaak. De film met klem aanraden aan jullie wil ik niet, maar mocht je hem eens onder ogen krijgen, dan kun je er best voor gaan zitten.

Op zaterdagmorgen staat Sonia om kwart voor 10 al voor de deur om te komen poetsen, “limpiar” (en dan niet de plaat, want dan kom ik in het Spaans uit op: “pirarse”, er vandoor gaan). Ze weet steeds weer dingen in huis te vinden, waarvan ik gedacht heb dat ze vanzelf in orde blijven. Deze keer krijgt het gasstel een grote beurt en dan blijkt dat alle vier de pitten eens tot in detail moeten worden schoongemaakt. Als ze het pand om even voor 1 verlaten heeft, kan ik eindelijk aan mijn lunch, maar de woning is wel weer “spic en span”.

Voor mijn muziek ga ik deze keer naar Jimmie Rodgers, pionier van de country & westernmuziek en daarbij een jodelaar “avant la lettre”. Hij is van 1897 en in de jaren 1926 tot 1932 kwam hij toe aan het schrijven van allerlei aardige liedjes die hij ook zelf zong met zijn gitaar als begeleiding. Er is een doosje cd’s waarop ze allemaal staan, 122 stuks al ik het wel heb, maar dat heb ik nog niet kunnen bemachtigen, zelfs niet bij Muziekweb in Rotterdam. Niettemin, wat niet is, kan nog komen. Nu moeten jullie het doen met een compilatie van hem, ook van de Rotterdamse cd-theek, in de serie “The Rough Guide To Country Legends”. Jimmie Rodgers brengt daarop 25 van zijn beste (neem ik maar aan) nummers. Voor wie 25 te veel van het goede vindt, beperk ik me hier tot de helft, de nummers die ik de beste vind:
01. Mule skinner blues (Blue yodel #8)
03. Frankie and Johnnie
04. Waiting for a train
08. In the jailhouse now 2
10. T B blues
12. Dear old sunny south by the sea
13. T is for Texas (Blue yodel #1)
15. Ben Denberry’s final run
17. JR’s last blue yodel
18. When the cactus is in bloom
21. My little lady
24. My rough and rowdy ways
Als dat geen mooie serie is! En de teksten gaan niet steeds weer over dames die je hart breken, letterlijk of figuurlijk, maar ook over andere wereldse onderwerpen. Ik mag graag eens meejodelen met bijv. zijn Mule Skinner Blues, dat is de blues van een muilezeldrijver. (Ik heb trouwens van Dolly Parton een mooie veel latere versie van het nummer.) Wat vinden jullie van het nummer T B Blues, waarbij dat T B staat voor tuberculose? Dat is de ziekte die Jimmie Rodgers in 1933, als hij 36 jaar is, definitief zal vellen.

Zaterdagavond lees ik de “Donut Ecomonie” van Kate Kaworth uit. Ik voel me niet competent om als een criticaster mijn mening te geven, maar ze heeft wel een punt, als ze vraagtekens zet bij de mainstream economie van de afgelopen diverse decennia. Er is iets grondig mis met het idee dat zolang het bruto binnenlands product maar jaarlijks met enkele procenten blijft stijgen, het met ons huishouden en de wereld wel goed komt. Economie gaat niet primair om meer geld verdienen op de korte termijn, is Kate Kaworth’s visie, maar om menselijke voorspoed te bevorderen, ook in de toekomst. Hiervoor is een circulaire economie gewenst die gebruik mag maken van economisch ideeën, maar ook die uit andere disciplines. Misschien is kapitaal wel veel minder belangrijk dan arbeid en grondstoffen/natuur. Dat de bazen op een aantal zeer prestigieuze universiteiten en de topbladen het daar niet mee eens zijn, is misschien vooral jammer voor diezelfde instituties. De jeugd heeft de toekomst en een forse verandering van het economisch denken acht ik zeer wel op zijn plaats.
T.z.t. ga ik het boek nog eens opnieuw lezen. Wie weet, wordt mijn oordeel over de bestaande economie dan alleen nog maar vernietigender.

Dan is het al weer tijd zondagmorgen, tijd om in plaats van naar de kerk naar de rommelmarkt te gaan. Zelfs de aanwezigheid van al weer een regionale zang- en dansgroep kan de pret niet drukken en daarbij is het redelijk weer. Het kan nu ‘s avonds best fris zijn en dan ben je blij, als er nog een film op je ligt te wachten. Ik ben bijna door mijn dvd-tjes heen en dus ben ik pas gerust gesteld, als ik in een kraam met tweedehands spullen een berg films zie liggen, waartussen zeker een en ander van mijn gading moet liggen. Ik zoeken en wikken en wegen en dan ben ik de trotse eigenaar van tien nieuwe dvd’s, allemaal in het Engels (en meestal met ook nog Engelse ondertiteling). In mijn komende weblogbrieven zullen jullie er wel iets van meekrijgen.
Na de markt zit ik uit te blazen op een bank, als een goed geproportioneerde vrouw voorbij komt met over de breedte van haar T-shirt: “Strange friends tell great stories”. Dat vind ik een zinnetje om over te mijmeren.

Sinds een aantal jaren woon ik in een autovrije straat, althans mijn stuk van de calle Luis Morote. Die laat van het snelverkeer alleen nog politieauto’s, ambulances en wagens van de gemeentereiniging e.d. passeren. Het laatste stuk van de straat tot aan de zee, vanaf de Vientinueve de Abril, is wel nog een drukke doorgang van het autoverkeer, tot nu althans. In ieder geval tot aan de Tomas Miller zijn personenauto’s nu ook al taboe. Zelfs staan voor de lagere school met katholiek kerkje in dat stuk sinds kort de nodige banken. Het wachten is nu op de middenstand die op dat stuk een café met rookterras wil proberen. Op mijn stuk is het een succes gebleken.
Een nadeel van banken voor je deur is dat er naast brave burgers en toeristen ook graag zwervers op gaan zitten en als je pech hebt, niet voor even, maar uren lang. De laatste maanden heb ik persoonlijk vooral hinder van een al te luidruchtige Canadees bij wie het “piss off”, “fuck you” en “you liers” voor in de mond ligt. Nu er veel meer banken in de straat zijn, is de overlast van dit soort zwervers minder. Ik heb hem al een paar keer zien ageren op een bank in het volgende stuk van de straat, op genoeg afstand van mij. Zijn tijd pal voor mijn deur is sinds kort drastisch gedaald.

Het is op de zondagavonden hier net zo uitgestorven als in Nederland, denk ik. Bijna iedereen zit binnen of op zijn balkon met Studio Sport of dergelijke (en Arjen Lubach neemt een pauze). Dus wat doe ik deze avond: ik loop om kwart voor 8 naar Santa Catalina om naar Barcelona-Leganés te gaan kijken. El Palikeo is dicht vandaag, maar ik kan zonder probleem bij La Cháchara (het geklets) terecht. Om de feestvreugde te verhogen begint het, als ik net zit, te regenen en moet ik wel uitwijken naar het midden van de zaak om niet nat te worden.
Barcelona is stukken beter dan Leganés, ook zonder Leo Messi die aan de kant wordt gehouden om hem niet te overbelasten. Het duurt niettemin tot minuut 32 voordat het overwicht zichtbaar wordt in een doelpunt. Rechtsbuiten Ousmane Dembélé, al eerder goed voor het pingelen en de actie, schiet de bal in de uiterste hoek, binnenkant paal: 1-0. Daarna gebeurt er in de eerste helft niet veel meer, ook niet in het begin van de tweede helft. Dan, met nog een half uur te gaan, trekt Leo Messi zijn trainingspak uit en het stadion veert “als één man” op. Net op dat moment maakt Leganés wel gelijk, 1-1, met een intikkertje na een voorzet van rechts. De club heeft iets recht te zetten, te meer daar Dembélé, tot dan de beste man op het veld, datzelfde veld af moet wegens een knieblessure. Leo komt op en legt even later aan voor zijn eerste schot. Dat gaat richting driehoek, de keeper van Leganés (ene Cuéllar) kan hem met een gestrekte arm nog net tegenhouden, maar dan is Luis Suárez er als de kippen bij om de kans alsnog te verzilveren, 2-1. Even later loopt Cuéllar pontificaal tegen Suárez op, wat hem best op een gele kaart (plus een penalty) had kunnen komen te staan. Rest mij nog te vertellen dat de meester zelf er vlak voor tijd nog 3-1 van maakt, voor de statistiek.
Als ik om kwart voor 10 terug op het honk ben, begin ik met mijn “fris gewassen” beddengoed dat buiten in de regen heeft gehangen, binnen te halen en over mijn bank en het logeerbed te draperen. Binnen wordt het zeker droog, als ik het maar genoeg tijd geef.

Op maandagmorgen draai ik vervolgens nog eens een was, nu van vooral kleren en handdoeken. Ik hoop maar dat die niet ook een regenbui over zich heen krijgt. Het weer hier blijft een beetje behelpen op het moment. Het is bewolkt, het waait een beetje (maar niet op mijn balkon) en op mijn buitenthermometer is het om 10 uur 18 graden. Een half uur later zit ik op 19 graden. Daarbij mogen jullie van mij aannemen dat het dan beneden op straat een graadje of twee minder warm is. Zelfs hier doet de winter zich nu kennelijk voelen.
Als ik naar De Spar ga om een verse “barra gallega” te halen - altijd weer opnieuw een traktatie - zie ik een grote advertentie van het Rode Kruis, N.B. betaald door de provincie. De organisatie, “cada vez más cerca de las personas”, steeds dichter bij de mensen, komt daarin voor de variatie eens op voor de oudere medemens, afgeschreven types zoals ik. Naast een grote foto van iemand op wie ik een beetje lijk, staat te lezen: “El respeto, dignidad y libertad no tienen edad. Por freno a los malos tratos”. Vertaald is dat: Respect, waardigheid en vrijheid kennen geen leeftijd. Zet een rem op het slecht bejegenen (van opa Paul).

‘s Middags vind ik het tijd om met nieuwe popmuziek aan te komen zetten. Het wordt deze keer zo waar iets Nederlands: de sympathieke Waylon. De jongeman, geboren in 1980, heet eigenlijk Willem Bijkerk, maar heeft zich als muzikant de naam van country-ster Waylon Jennings aangemeten. Ik heb drie cd’s van hem, uit 2009, 2014 en 2018, en dan reken ik die van de Common Linnets uit 2014, samen met Ilse DeLange, niet mee. Hier zijn de twaalf nummers van zijn meest recente “The World Can Wait” uit 2018:
01. Back together
02. Outlaw in ‘em
03. Shadows in the park
04. That’s how she goes
05. Home
06. Paperboy
07. Highway of heartaches
08. She just wants to play
09. Thanks, but no thanks
10. The world can wait
11. Country don’t hurt
12. Something stronger
Het is niet allemaal even beregoed, geef ik eerlijk toe, maar luister eens naar nummer 1, 3, 5, 6 en 9; die liedjes kunnen er toch zeker mee door. Vooral het negende nummer op de plaat: “Thanks, but no thanks (Baby, I ‘d rather be lonely)” vind ik in de roos.

Als ik ‘s avonds over (Parque?) Santa Catalina loop, is al een behoorlijk stuk afgeschermd. Er zijn allerlei hekken neergezet om de mensen weg te houden. Men treft voorbereidingen om het nieuwe carnavalspodium: ”Una noche en Rio” op poten te zetten. Tot na 10 maart, “El entierro de la Sardina” ga ik tegen het obstakel aan blijven kijken. De bussen rijden nu wel nog over het plein, nog niet eronder door, maar daar komt volgende week ook een halt aan.

‘s Avonds is weer een dvd aan de beurt, in de warmte van de kamer, waar mijn laptop is geïnstalleerd. Het wordt “The Human Stain”, een film uit 2003 van de bekende Amerikaanse regisseur Robert Benson. Zoek hem maar eens op!
In de hoofdrollen zie ik Anthony Hopkins als Coleman Silk en Nicole Kidman als Faunia Farley. Coleman Silk, over de 70, is met ruzie vertrokken van de universiteit waar hij decaan en professor klassieke talen was en woont nu ergens buiten. In het huis naast hem zit een schrijver met een “writer’s block”, Nathan Zuckerman, gespeeld door Gary Sinise. Op zijn oude dag begint Coleman een emotionele relatie met de 34-jarige Faunia Farley. Die leeft gescheiden van haar man Lester, een getormenteerde ex-Vietnamganger met een post traumatisch stress syndroom, gespeeld door Ed Harris. Op het eind van de film blijkt hoe vreemd Coleman zijn hele leven is omgegaan met zijn achtergrond in een zwart gezin.
Ik heb de film in het Engels bekeken met Spaanse ondertiteling. Dat was voor mij de enige acceptabele optie. Ik vraag me serieus af of hij in Nederland in de bioscoop gedraaid heeft. Mooi is en blijft “The Human Stain”. Vooral Anthony Hopkins, die in het dorp woont waar ook Marleen van Marij met haar Derek zitten (wel wat kleiner gehuisvest, vermoed ik), speelt een glansrol.

Heb ik voor de dinsdag nog een verhaaltje? Laat ik eens uit een mailtje van Trudie citeren. Ik had haar geschreven dat het intussen wat minder weer is, met af en toe zelfs een kortdurend buitje, en wat krijg ik als antwoord? Zij is in het weekend gaan cashen (in Erpe-Mere, waar is dat?) en wat was het een prachtig weer: “ganse blow loch, en dus zon, geine wind en eve oonder nul, heerlik um te wandele”.
Gelukkig staat in dezelfde mail, op dinsdagavond, dat het die dag wel is beginnen te sneeuwen. “’t Verkier zit noe vas in de snie! Gein lol aon um met ‘t otoke weg te goon”. Ik pak er bij Carlos op de bank nog even nu.nl bij. Nederland ligt onder een laag sneeuw van 3 tot 5 cm. Dit is de eerste keer dit jaar dat de temperatuur in de Bilt zelfs overdag niet boven nul is gekomen. Er is ook weer eens een record gebroken: we kijken tegen de langste file sinds ooit aan: bijna 2300 km. De jongens van Rijkswaterstaat hebben vandaag al 7,2 miljoen kilo zout gestrooid.

Op woensdagmorgen zit ik aan mijn laptop thuis en vermeld maar eens dat die al enkele jaren niet meer is bijgewerkt. Mijn Windows-pakket of wat daarop lijkt, in Maastricht krijgt de afgelopen zomer haast wekelijks een aantal updates te verwerken. Daarnaast heb ik via mijn Maastrichtse computerman, Rutger de Vries (een aanrader!), een antiviruspakket van McAfee gehuurd dat echt alle computergespuis tegenhoudt behalve wat ik wil bekijken. Het doet zijn werk op mijn laptop in Maastricht prima en ik neem aan daarmee ook op mijn tablet (dat ik zelden gebruik) en mijn telefoon met diverse fratsen, die aan mijn laptop gekoppeld zijn.
Hier is niks bijgewerkt en ben ik verstoken van McAfee. Ik ben geen idioot, als ik beweer dat mijn laptop hier snel besmet zou worden, als ik hem aan het internet zou leggen. Echter, niet getreurd, ik gebruik hem alleen om te typen en zo en voor mijn muziek. Anders ligt het met mijn telefoon. Die is hier wel permanent blootgesteld aan de onhebbelijkheden van het internet, als ik bij Carlos of La Oliva iets extra’s doe. Ik weet het: bij mij is het bijna alleen e-mail, whatsapp en nu.nl en heel af en toe wikipedia, maar toch. Niettemin prijs ik mij gelukkig dat mijn telefoon nog steeds virusvrij is. Godzijdank!

Kennen jullie het woord “rins” nog? Voor mij bestaat het alleen in “rinse appelstroop”, waarbij ik dat “rinse” ook nog eens met een halve z pleeg uit te spreken. Dan heb ik het over de overheerlijke stroop voor in mijn zuurvlees van de firma Guill. Henquet uit Eysden. Dat Guill. is trouwens ook raar; ik weet dat Trudie’s vader zijn naam ook zo schreef, maar ik zou altijd “Giel” schrijven. Het woord Guill., de afkorting van het Franse Guillaume – in het Spaans is het Guillermo – wil ik graag reserveren voor de man van Máxima.
Terug naar “rins”; dat lijkt me echt een woord uit de oude doos. Volgens de Van Dale is het een verbastering van Rijns, van de Rijn, en staat het voor “lichtelijk zuur”. Dat klopt ook wel, als je naar de ingrediënten op de verpakking van “rinse appelstroop” van Henquet kijkt. Er zit geconcentreerd citroensap in, naast een vracht suikerbietenstroop en 160 gram appel per 100 gram stroop.

Willen jullie nog zo’n apart woord, maar dan een Spaans? Vervelen is in het Spaans “aburrir” en navenant zich vervelen “aburrirse”. Het voltooid deelwoord verveeld is dan “aburrido”, bijv. in “no mires tan aburrido”, kijk niet zo verveeld. Het gerundium vervelend is “aburriendo”, zoals in (denk ik dan) “no hagas tan aburriendo”, doe niet zo vervelend.
Kan iemand mij uitleggen waarom het gangbare woord voor vervelend echter ook “aburrido” is? Volgens mij is dat niet correct. Een vervelend persoon is voor mij “una persona aburrienda” (of “pesada”, “latosa”, “fastidiosa”, “insulsa”) en dat is heel iemand anders dan “una persona aburrida”. Maar wie ben ik?

Dromen doe ik hier net zo goed als in Nederland. Vannacht was ook Frenkie de Jong van de partij. Je bent 21 en speelt anderhalf jaar in het eerste van Ajax. Dan krijgt Barcelona lucht van je en zit je een contract te tekenen, waarbij meer dan 75 miljoen over de tafel gaat. Is de voetbalwereld sinds het Bosman-arrest stapel?

Op donderdagmorgen zit ik heerlijk te lezen op mijn balkonnetje, maar dan is de tijd gekomen om deze brief te kuisen en dan met hem op een USB-stick naar de gezondheidsfaculteit af te reizen. “Zoe geit dat!” Mijn volgende staat gepland voor a.s. woensdag 30 januari. Wie wordt dan soixante-neuf? Mijn enige echte “novia” Trudie. Daarvóór is eerst Lux nog aan de beurt, die op de dag van de marathon hier 9 jaar wordt. Proficiat allebei, bij voorbaat. En verschil moet er zijn, ook in leeftijd.
Ik krijg hier van verscheidene kanten het nieuws door dat Nederland onder een laag sneeuw ligt en dat het vriest (dat het kraakt?). Dat lijkt me een uitstekende gelegenheid voor jullie om de ijzers weer eens onder te binden. Ik zie het ook als een verlate kans om weer eens iemand van het andere geslacht te strikken (voor de homo’s: zelfde geslacht). Als die twee dingen allebei niet meer lukken – bijv. omdat je te stram bent geworden – kun je nog terecht bij de gaarkeuken naast de ijsbaan, waar voor luttele euro’s een mok erwtensoep verstrekt wordt, met bijbetaling zelfs met roggebrood.
Daar laat ik het graag bij. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Tussen de boeken op mijn boekenverlanglijst staat er een van Peter Temple: “Truth” uit 2010 dat ik na jaren nog steeds niet te pakken heb kunnen krijgen. Hoe kom ik dan aan “The Broken Shore” uit 2005 van dezelfde auteur, dat ik wel heb? Ik weet het niet meer. Ik heb het vooral in het weekend zitten lezen en hier is mijn al dan niet gefundeerde mening erover. Het verhaal speelt zich af aan de Australische zuidkust, in Port Monro en Cromarty, ten westen van Melbourne.
Ikpersoon in het boek is “senior sergeant” Joe Cashin die bij de vreselijk toegetakelde bejaarde Charles Bourgoyne gehaald wordt. Later in het ziekenhuis overlijdt hij. Als Joe Cashin ziet dat diens peperdure Breitling horloge weg, is dat een ingang om naar de dader(s) te gaan zoeken. Dan blijkt dat drie jongens, Donny Coulter, Luke Erikcsson en Corey Pascoe, met het horloge bij een pandjesbaas in Melbourne zijn geweest. De politie maakt op hun terugweg naar Cromarty met een aantal auto’s jacht op hen en twee van de drie worden doodgeschoten. Alleen Donny blijft in leven, hij smeert hem, maar wordt later wel dood aangetroffen aan “The Broken Shore” in de buurt. Joe Cashin en zijn Aboriginal collega Paul Dove zijn overigens geen getuige van de eerdere slachtpartij, omdat hun auto het ter plekke begeeft. Als vervolgens een pedofiel, Arthur Pollard, vermoord wordt aangetroffen in een voormalig theater, komt een eerdere zaak aan het licht. Een jeugdkamp van de “Moral Companions” was in de jaren 1977-1983 een broeinest van pedofilie, tot het in 1983 afbrandde. Joe Cashin krijgt steeds meer de indruk dat het verleden en het heden over eenzelfde probleem gaan.
In belangrijke bijrollen kom ik Dave Rebb, zwerver en Hopgood, Finucane, Villani en andere politiemensen tegen. Daarnaast is er een aantal interessante advocates in het spel: de bejaarde Cecily Addison, Helen Castleman, buurvrouw van Joe en Charles Bourgoyne stiefdochter Erica. Jamie, de stiefzoon van Charles, zou jaren eerder verdronken zijn. Voor een mooie zijsprong vermeld ik de aanwezigheid van Aboriginal Bobby Walshe van de “United Australia” partij. Die weet van de zogenaamde criminaliteit van de zwarte buurt een issue op de televisie te maken.
Ik vind “The Broken Shore” van Peter Temple een spannend boek, net zoals bijv. thrillerschrijvers John Harvey en Michael Connelly vinden, die het eerder mochten beoordelen. Er gebeurt een heleboel in de 400 bladzijden. Af en toe wordt het me ietsje te veel, maar dan kan ik bijv. nog op blz. 389 e.v. terecht om weer op het rechte pad uit te komen. Ik geef het boek een 8 als recensiecijfer, best goed. Peter Temple is nog niet van me af.

Op één been kun je niet goed lopen (staan valt wel mee), dus heb ik er nog een voor jullie: “Zwijgen kan niet verbeterd worden” van niemand minder dan Willem Elsschot (pseudoniem voor Alfons de Ridder), uit 1979. Hij is mijn favoriete Vlaamse schrijver, geboren en getogen in Antwerpen. Het boek bevat (voor zover bekend) alle ongebundelde teksten die niet in het in 1976 uitgegeven “Verzameld Werk” van Querido staan (behalve zijn reclameboodschappen). De brenger van het extra nieuws is ene Annemarie Kets-Vree.
De echte tekst bevat allereerst een poëzie-deel dat mij niet erg kan boeien. Het zijn gedichten uit “Het Cahier”, “De Alvoorder”, “De Arbeid” en andere al dan niet literaire blaadjes. Een aardige uitschieter uit 1900 – hij is dan 18 jaar – vind ik op blz. 41. Het gedichtje begint met de zinnen: “‘K heb in mijn jeugd als een beest gezopen Aan al de passies van een menschenleven. Ik heb de beker huilend omhoog geheven En aangegaapt met lippen gulzig open.”
Dan is het proza aan de beurt. Zijn “Brief aan mijn zoon” in Bern uit 1939 staat erin. (“Er zijn mensen die werkelijk sneuvelen, en anderen die de hand gaan drukken van de nabestaanden. En ik vind nu eenmaal dat jij aangewezen bent om deel (uit) te maken van de laatste categorie.”) Daarna komt zijn journalistiek schrijfwerk aan bod als Vlaams correspondent voor de NRC in Rotterdam in 1919. Vooral de diamantbranche van Antwerpen, de haven en mogelijke uitbreiding komen daarin aan bod. Ik lees ook een mooi verhaal over het onrecht dat mensen wordt aangedaan die Vlaams als eerste taal spreken.
Op blz. 108 kom ik iets over Limburg tegen dat mij nog niet bekend is. Elsschot begint een artikel over “Een kanaal van Antwerpen naar de Moerdijk” in 1919 met de zinnen: “Het naasten, door België, van Zeeuwsch-Vlaanderen en Hollandsch Limburg is dus feitelijk van de baan. Het is vreemd, hoe ‘t publiek direkt vrede heeft gehad met de wetenschap, dat op die twee stukjes grond de Nederlandse driekleur zal blijven wapperen. Men zou haast zeggen, dat het de menschen hier geen zier kan schelen en dat men het nooit zoo erg gemeend heeft met die “overname””. Wie van jullie weet hier meer over?
Ik zit intussen op blz. 125, als de wrok van Willem Elsschot tegenover publiciteit naar voren komt. Hij gebruikt zijn verhaal “Kaas” om zijn afkeer te concretiseren: “De ons allen bekende bollen die men grijpen kan, die stinken en tegensteken” (ons tegenstaan). Verderop op blz. 142-144 wordt Louis Paul Boon in 1946 de hemel in geprezen met zijn “Mijn Kleine Oorlog”. Dat boek heb ik volgens mij ongelezen thuis in Maastricht in de boekenkast staan. Ik zal het met voorrang gaan lezen. Heb ik zo genoeg verteld over “Zwijgen kan niet verbeterd worden” van Willem Elsschot? Dan ga ik hier – als uitsmijter voor jullie – bekennen dat ik hem en dan vooral ”Een ontgoocheling”, eerst versie uit 1914, een verademing heb gevonden.

vrijdag 18 januari 2019

Weblogbrief 14.13, 18 januari 2019

Weblogbrief 14.13, 18 januari 2019

Queridos amigos y familia, wie maar vier dagen heeft voor het in elkaar steken van een nieuwe brief, kan het niet te gek maken. Aan de andere kant, je probeert er toch het beste van te maken en alles wat je opmerkelijk vindt, aan het elektronische geschrijf toe te vertrouwen. Hier is-t-ie, om het boek “De Uitvreter” van Bordewijk eens te parafraseren: mijn dertiende brief van deze winter.
Ik begin zoals meestal in de bus of daaromtrent. Laat ik maar eens als eerste in herhaling vervallen. Eerder heb ik jullie al eens deelgenoot mogen maken van mijn ongenoegen hoe Unicef aan zijn geld pleegt te komen, eigenlijk uit onze zak probeert te kloppen, om het vervolgens maar heel deels in noodlijdende projecten te stoppen. Ik sta op stadsbus 12 bij de universiteit in het zuiden te wachten om me terug te laten voeren naar mijn deel van Las Palmas. Dan lees ik daar op een groot reclamebord dat er iedere dag 7000 kinderen doodgaan zonder dat ze een naam krijgen. Hoe zo? Kan ik daar iets aan veranderen, het bijbehorende leed verlichten? Hoe dan ook, er dient nu acuut hulp worden geboden en dat kan volgens de reclame het beste via Unicef. Of ik maar met een “donativo” over de brug wil komen. Niet dus!
Willen jullie ook een reclameboodschap die dichter bij mij staat, die mij meer aanspreekt? Iberia Express kondigt aan mee te gaan doen met de prijsvechters in de vliegtuigwereld. Bij een foto van een plein in de Spaanse hoofdstad vind ik de tekst: “Estás a €19 de Madrid”. Ik weet het: we moeten minder vliegen en zeker niet voor ieder wissewasje. Aan de andere kant, Madrid is wel een stad waar ik nog best eens heen wil. Als ik dat voor twee keer 19 euro op en neer kan naar de stad van Noé, pourquoi pas? “Iberia express, la aerolínea low cost, más punctual.”

Eerder heb ik op mijn kamer op de universiteit twee filmpjes bekeken over het veranderende klimaat en de opwarming van de aarde. Eentje is van de Eindhovense professor Begemann, een echte deskundige. Hij is zelfs al een aantal keren in het hoge noorden poolshoogte gaan nemen. Hij zet intussen vraagtekens bij sommige officiële wetenschappelijke rapporten achter de opwarming van de aarde. Met een rijtje voorbeelden als achtergrond gaat hij zelfs nog een stukje verder. We worden een beetje voor de gek gehouden, vindt hij. De veelgenoemde bijdrage van de mens aan het CO2-pobleem komt hem nogal overdreven voor. Linkse politici hebben er (sinds de film van Al Gore?) een issue van jewelste van gemaakt. De uitstoot van giftige dampen dient volgens iedereen nu acuut gestopt te worden. Aan de andere kant zou er intussen weinig geld meer beschikbaar zijn voor onderzoek dat met andere dan de gangbare opvatting over het klimaat komt.
Het andere filmpje da ik gezien heb, is van journaliste Marianne Zwagerman. Ook zij komt met allerlei voorbeelden dat het klimaat misschien toch niet zo’n immens zorgenkind is als politiek wel gedacht wordt. Hoe zo: de meeste geleerden zijn het erover eens dat… Daarbij, misschien heeft de minderheid wel gelijk. In de wetenschap gaat het er niet om hoeveel mensen je aan je kant hebt staan, maar of het echt waar is wat je beweert. Voor haar mening wordt ze intussen letterlijk en bij herhaling beschimpt door een hele colonne mensen. Die weten al lang – soms zonder zich ook maar enigszins in het onderwerp te verdiepen – dat we op de afgrond afstevenen, dat het einde der tijden nabij is, Tenzij we vandaag nog legio miljarden opzij zetten om het klimaatprobleem te klaren.
Kijk ik de verkeerde films? Ik herinner me dat allerlei vrienden en familie me echt kapittelen, als ik eens beweer dat het allemaal misschien even anders ligt dan op de televisie (vooral door het KNMI) en in de andere pers erin gehamerd wordt. Misschien sturen we op een nieuwe ijstijd aan, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs vooral veroorzaakt te zijn doordat de mens al te slordig met zijn grondstoffen omgaat. Intussen ben ik wel voor een veel beter milieu en laten we eens gaan uitzoeken hoe we een eventueel aankomende ijstijd het beste te lijf kunnen gaan.

Terug naar hier en nu zie ik aan de boulevard om kwart voor 7 of zo de zon de zee in zakken. Zoals jullie weten uit een eerdere brief van mij, is dat overigens ruim acht minuten eerder dan het moment waarop wij het zien gebeuren. Aan de hemel is intussen ook al een tijdje ook een maan te bespeuren, een halve maan. Alleen de rechter helft is zichtbaar, in een vaalwitte kleur. Vraag: wordt de maan de komende week kleiner of groter?

Dan is het dinsdagmorgen, tijd voor een verse dosis muziek. Vanmorgen ga ik jullie – voor zover jullie er nog niet mee bekend zijn – deelgenoot maken van mijn belangstelling voor Wilco. Wat of wie is dat nu weer? Uit de contreien van Chicago is begin jaren negentig een groep boven komen drijven met die naam. Van hun popmuziek in de jaren negentig heb ik (nog steeds) geen enkel kopietje kunnen trekken, maar ik heb – naast drie albums met live muziek – wel een zestal cd’s uit de periode van na het millennium. Voor details verwijs ik jullie naar bijv. de Wikipedia. Met enige moeite doet de muziek me denken aan de platen van de Beatles uit de tweede helft van de jaren zestig, maar wie ben ik? De leider en zanger van de groep Wilco is ene Jeff Tweedy, met twee effe in zijn voornaam, geboren in 1967.
Ik ga voor jullie een keuze maken en kom uit op Wilco’s cd uit 2011: “The Whole Love”. Daar staan twaalf nummers op; hier komen ze achter mekaar:
01. Art of almost
02. I might
03. Sunloathe
04. Damned on me
05. Black moon
06. Born alone
07. Open mind
08. Capitol city
09. Standing O
10. Ring red lung
11. Whole love
12. One Sunday morning
Soms – zoals deze keer – is het niet gemakkelijk om uit het totaal nog weer eens de opmerkelijkste nummers uit te pikken. Op dit album kies ik na ampel overwegen voor de nummers 3, 5, 6, 7, 10 en 12. Vooral dat laatste nummer, “One Sunday Morning” met een lengte van twaalf minuten, vind ik “extraordinario”. Het heeft nog een ondertitel: “Song for Jane Smiley’s boyfriend”. Waar staat dat nou weer voor? Ik neem aan dat het op You Tube te vinden is. In dat geval is mijn verzoek: neem eens een kwartiertje pauze en speel het af op je laptop of zo. Mooi hè?

Het bibliotheekje bij het Castillo De La Luz is weer open. Als ik daar aanbeland als vanouds weer dezelfde bibliotheekman achter zijn bureau zie zitten, is mijn avond goed. Spannend nieuws kan ik overigens niet echt in de kranten ontdekken. Ik zie vooral meer van hetzelfde. Dus ga ik maar eens naar de wc om te plassen (in een “mingitorio”, staand urinoir) en bedenk ter plekke dat het woord: uitwerpselen iets raars heeft. Even los ervan dat het niet het soort woord is dat ik omarm, waarom kun je het alleen in het meervoud zeggen?
Terug in de leeszaal bezorgt El Mundo me een aardig stuk over de diverse gevolgen van de stemming vanavond in het Britse parlement over de Brexit-regeling met de EU (in het Spaans UE). Het gaat van complete acceptatie van de regeling door een meerderheid in het parlement tot een volledige afwijzing en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen. Ik kan wel uitgebreider op de mogelijkheden ingaan, met ook de consequenties voor het aanblijven van Theresa May, maar – bedenk ik dan – over een paar uur is bekend wat er daadwerkelijk gestemd is.
Als ik om 9 uur op mijn bank tegenover Cafetería Nuevo Murias, bij Carlos dus, naar nu.nl schakel op mijn telefoon, is er nog steeds geen nieuws over de uitkomst van de stemming. In mijn woning boven heb ik wel televisie, maar die heb ik al heel lang niet meer aangezet. (Een van de redenen dat ik hier zit en niet in Nederland, is dat ik een tijdlang geen tv wil kijken.) Het wordt voor mij wachten tot morgen. Ik lees mijn voorlaatste hoofdstuk in de “Donut Economie” van Kate Raworth en zoek dan mijn bed op.

Op woensdagmorgen zie ik om 8 uur, als ik op het balkon opkom, een jongetje met een balletje spelen. Hij kan er best wat van. Het balletje is gelig, nogal slap en niet groter dan een hockeybal. Een oom agent die voorbij komt, heeft er kennelijk geen moeite mee. Tien minuten later is een hele schare kinderen met het gevalletje in de weer.

Later in de morgen ga ik speciaal naar beneden om bijgepraat te worden over de stemming in het Britse Lagerhuis over de Brexit-regeling. Er zijn sprekers die zeggen dat de EU het Verenigd Koninkrijk wel een loer gedraaid heeft. Als er iets bezijden de waarheid is, is het dat wel. De EU heeft de Britten er niet uitgeknikkerd, ze hebben zichzelf in een positie buiten de EU gemanoeuvreerd. Daar helpt geen lief moedertje aan.
De stemming gisteravond is faliekant verkeerd uitgevallen voor Theresa May en haar regering. De stemverhouding was 202 voor het voorstel van de regering en 432 tegen. Dat is nog eens een “nee”-uitslag. De tegenstemmers komen uit de hoek van de oppositie en daarnaast zijn het mensen die wel degelijk een Brexit willen, maar dan wel anders dan met de nuances in het voorstel van May. De belangrijkste opties (gebruik ik dat woord ook eens) zijn nu: geen deal en de bestaande chaos opruimen, toch weer proberen de Brexit-deal bij te stellen, een nieuwe verkiezing van het parlement en het uitkomen op een nieuw referendum. Ik denk dat bij ons de regering, gestrand op zo’n belangrijk onderwerp, zou aftreden en er een nieuwe kamerverkiezing zou komen. In Groot-Brittannië ligt dat kennelijk anders. Daar bepaalt de regering of er voortijdig opnieuw naar de stembus moet worden gegaan en als het geen gunstig moment is, houdt ze de boot nog even af.
Later op de woensdag krijg ik mee dat de socialisten van Jemery Corbyn intussen een motie van wantrouwen tegen de regering hebben ingediend. Als die wordt aangenomen, komen er nieuwe verkiezingen. Over de motie wordt de hele woensdagmiddag in het Lagerhuis gedebatteerd en dan blijkt dat de socialisten wel de andere linkse partijen meekrijgen, maar dat tegelijkertijd de conservatieve rechtse gelederen redelijk gesloten blijven. Ook de uiterst rechtse DUP uit Noord-Ierland, die voor de conservatieven de afgelopen tijd een beslissend steuntje in de rug was (in ruil voor een smak geld), sluit zich deze keer weer aan bij rechts. De stemming om 8 uur ‘s avonds is 306 voor de motie en 325 tegen, waarmee de motie van wantrouwen is verworpen. Jeremy Corbyn en zijn maten kunnen voorlopig weer terug in hun hok. Theresa May en haar regering moeten wel maandag met een aangepast voorstel van de Brexit-regeling komen. Wordt vervolgd, misschien ook op mijn weblog.

Woensdagavond is mijn tijd gekomen om weer eens een filmpje op dvd te bekijken. Het wordt deze keer CRASH, een film uit 2004 van regisseur Paul Haggis. In de hoofdrollen zie ik o.a. Sandra Bullock (als verwaande rijkaard) en Matt Dillon (als oudere, racistische politieman). De film vertelt over een dag in Los Angeles.
Eigenlijk is er sprake van een hele serie verhalen, los van elkaar en ook elkaar overlappend. Dan heb ik het o.a. over een Chinese vrouw op zoek naar haar man die een ongeluk heeft gehad, een detective bij de politie die bij een moord geroepen wordt en zijn oude moeder nog maar moeilijk op de rails krijgt, twee zwarte jongens die een auto stelen, een hoofdofficier van politie met zijn vrouw (zie boven) die van de trap valt, een winkelier uit Iran met zijn vrouw en dochter die beroofd wordt en verhaal gaat halen, een slotenmaker en zijn dochtertje die daarvan het slachtoffer dreigen te worden, een televisieregisseur met zijn opstandige vrouw, een oudere, racistische agent (zie boven) die wel ook een zwarte vrouw uit de brandende auto haalt en zijn jonge ex-collega die het met hem gehad heeft en nu in zijn eentje in een politieauto zit. Bij elkaar breien al deze mensen het verhaal tot een spektakel dat echt de moeite van het bekijken waard is.
De film “Crash” heeft in 2004 een Oscar (Academy Award) gekregen als beste film van het jaar. Daarbovenop zijn er ook nog eens Oscars aan de film vergeven voor het draaiboek en de montage. Ik sluit me in mijn oordeel aan bij de loftuitingen uit de filmwereld: het is gewoon een prima film, in allerlei opzichten.

Kun je met je muziek ook in herhaling vervallen zonder dat het kwaad kan, zonder dat je mensen voor de kop stoot? In het wel steeds “pars pro toto”, als ik maar een enkele cd van deze of gene op mijn weblog aanprijs? Mijn briefweek is deze keer erg kort, maar vier dagen, en laat ik daarom Wilco eens ten tweeden male op de draaitafel leggen. Op donderdagmorgen kies ik nogmaals voor een cd die ik van de groep heb. Deze keer is Jeff Tweedy mijn man met de cd “Schmilco” uit 2016. En nou maar hopen dat er niet al nog weer een cd na is gekomen, die ik nog ontbeer. Hier zijn de twaalf nummers van “Schmilco”:
01. Normal American kids
02. If I ever was a child
03. Cry all day
04. Common sense
05. Nope
06. Someone to lose
07. Happiness
08. Quarters
09. Locator
10. Shrug and destroy
11. We aren’t the world (Safety girl)
12. Just say goodbye
Ik ga hier toegeven dat Wilco ook vijf jaar na “The Whole Love” nog steeds de moeite waard is. Natuurlijk zijn er ook deze keer nummers die mij iets minder liggen, maar wat vinden jullie van bijv. nummertjes 1, 2, 4, 5 en 10 op “Schmilco”? “Muy agradable”, toch? Bij nummertje 2: “If I ever was a child” neem ik zelfs het woord “fantastico” in de mond. Laat Jeff Tweedy en zijn jongens maar schuiven, dan komt het best goed. Misschien moet ik ook eens achter de ontbrekende cd’s, vooral uit de jaren negentig, aangaan.

Mijn werkster, Sonia, loopt door mijn huis, als ze aan het poetsen is, het liefste in een T-shirt van de firma Arehucas. Dat is een van de vier rumbedrijven op Gran Canaria, gevestigd in het plaatsje Arucas, ten westen van Las Palmas in het noorden van het eiland. Ik heb me al eens eerder afgevraagd waarvan rum gemaakt wordt en nou wil ik het weten ook. Volgens mijn grote van Dale is de grondstof het sap van suikerriet, melasse. Volgens hetzelfde woordenboel is melasse is een dikke, vloeibare, suikerhoudende massa die bij de suikerbereiding overblijft en waaruit de suikerdelen niet meer kristalliseren. Kan dat wel, in deze tijd van “geen suiker”? Dat julllie het maar weten. Als ik de kans krijg, wil ik graag eens bij Arehucas op bezoek gaan om het naadje van de kous te ontdekken (en wie weet ook zo’n T-shirt te scoren). Het spul is overigens zeer te drinken, echt waar, bijv. in een glas Cola Zero.
Nou het toch in drankenland verkeer, begin ik ook maar eens over allerlei wijn die mij in Nederland door obers wordt aangeprezen, soms met te veel dedain. Ik heb eerlijk gezegd maar weinig of geen idee waar men het over geeft. Jullie willen sprekende voorbeelden? Jullie weten waarschijnlijk wel dat “bordeaux” wijn uit het gebied van Bordeaux, van de Gironde in Frankrijk komt, maar moet ik dat zien als een aanbeveling? Mijn woordenboek vermeldt bij “chardonnay” dat het een droge, witte wijn van chardonnay druiven is uit de Franse Bourgogne. Moet ik daarom meer voor een fles betalen? “Sauvignon” wijn komt van witte druiven uit het gebied van de Loire, Bordeauxstreek en Languedoc. Dat is best een groot gebied; is dat een garantie voor kwaliteit? Bij “merlot” kom ik niet verder dan dar er blauwe druiven in het spel zijn.
Ik ben niet zo’n fan van wijn, weet er eigenlijk maar weinig van. Zal ik er eens een boek van een echte connoisseur op naslaan, of krijg ik dan extra informatie in de stijl van: rolt prima op je tong? Hier zijn al die “dure” wijnen uit Frankrijk nauwelijks in trek. We hebben onze eigen Spaanse wijn met, niet te vergeten, ook aardige Canarische varianten.

Vanmorgen heeft het even geregend. Het is de afgelopen dagen, weken zelfs, droog geweest en dan ben je blij voor het gras en zo dat er een paar druppels vallen.
Vanavond is het droog, als ik op mijn rustbank zit bij de calle Ferreras. Voor de variatie heb ik deze keer eens niet een muziekje op mijn telefoon, maar een gesproken boek van Nico Dijkshoorn. Het heet: “ND Vertelt” en hij presenteert mij dertien verhaaltjes. Af en toe schiet ik – ongebruikelijk voor mij – echt in de lach. Hier zijn ze:
01. Molletje
02. Duitsland
03. Het busje
04. Run DMC
05. Italië
06. Bruiloften en partijen
07. Marktplaatsbashing
08. Gedichten
09. Paralympische Spelen
10. Mart Smeets in Oeral
11. Sybran Royal
12. De bijtschildpad
13. Sierwortel snijden
Je hebt altijd baas boven baas. Ik vind deze gesproken stukjes van Nico Dijkshoorn zo mooi dat ze zonder meer in herhaling gaan. Wat wou ik graag zo kunnen schrijven en declameren als deze man. Ik raad jullie dringend aan om het boek eens te lenen bij Centre Ceramique.
Om half 9 is het mooi geweest en loop ik nog even de Hiperdino in vlakbij mijn bank. Als ik daarna weer de straat op wil lopen, begint het me toch ineens te kletteren, vreselijk. Ik geloof niet wat ik zie. Hoosbuien voor zo ver ze hier voorkomen, zijn meestal kort en krachtig en dus blijf ik met tientallen anderen wachten tot ze over is. Na een kwartiertje druppelt het alleen nog maar een beetje en kan ik op huis aan.

Dan is het vrijdag en tijd om jullie met deze brief te verrassen. Als ik bedenk dat er maar weinig dagen in deze brief zitten, vind ik hem best wel gaan. Mijn volgende komt waarschijnlijk over zes dagen, op donderdag 24 januari. We zitten dan nog maar drie dagen af van de altijd interessante marathon van Las Palmas.
Heb ik nog een advies voor de komende dagen? Ik heb deze week een nieuwe trui gekocht, een dunne katoenen polo in de kleur donkergrijs. Bij C&A hier ligt hij in de uitverkoop voor 9 euro. Misschien is in Nederland nu een dik wollen geval adequater, gezien de temperaturen die ik op nu.nl voorbij zie komen. Het zij dan maar zo. Nog een paar maanden en de lente zit weer in de lucht. Ik wens jullie een prettige voortzetting van waar je mee bezig was en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek in deze korte periode is zowaar een Nederlandse thriller. Dan kom je al snel uit bij Tomas Ross. In 1982 verschijnt zijn boek “De Moord Magnaten” met als ondertitel “F” met een dubbel streepje in het middenstuk. Als Tomas Ros samen met Maj Sjöwall een serie thrillers in een speciaal jasje stopt, is dit boek daar ook bij. Het is puur Nederlands en speelt vooral in Den Haag en omstreken.
Hoofdinspecteur van politie Pieter Boorsma krijgt met zijn mensen van de CRI, afdeling Bijzondere Zaken Centrale, de opdracht om uit te zoeken wie achter de bomexplosie bij Boxtel in een intercitytrein zit. Er zijn twaalf doden te betreuren. Collega’s van Boorsma zijn o.a. André Pool en de jonge Maarten Banning en van een aanpalende afdeling Van der Kallen. Een jongeman zou een rugzak met een bom in de restauratiewagen hebben achtergelaten. Dan blijkt er sprake te zijn van een zwart geld wisselcircuit, met diverse postbusbedrijven en ook nog eens een seksclub in Noord-Brabant: club Rosita. Er is een vertakking naar de ultrarechtse Falanx-organisatie. Namen ga ik hier verder niet geven, maar die zien jullie wel, als je het boek zelf gaat lezen.
Tomas Ross is voor mij een van de weinige interessante Nederlandse moordboekenschrijvers. Zijn boek “De Moord Magnaten” bevalt me wel met zijn witwaspraktijken en persoonlijk gewin onder het mom van een zogenaamd hoger belang. Terzijde maken de inkijkjes in het privéleven van een aantal hoofdpersonen het lezen des te meer acceptabel. Ik beloon Tomas Ross voor dit boek met een 8 als recensiecijfer. Ik vind het gewoon een goed boek.

Omdat ik het boek van Tomas Ross al op maandagavond uit heb, kan ik hier met goed fatsoen nog een boek de revue laten passeren: “From Potter’s Field” van Patricia Cornwell, uit 1995. Potter’s Field is een begraafplaats voor arme mensen in New York, maar is dat genoeg reden om het voor de boektitel te gebruiken? De Nederlandse uitgever heeft er nog een schepje bovenop willen doen door er in de vertaling “Het Kaïns Teken“ van te maken, met een K. Even goed, als Patricia Cornwell om zich heen slaat, valt er meestal wel wat te beleven. Het boek speelt vooral in het Amerikaanse Richmond, onder Washington, en in New York.
Patholoog Kay Scarpetta van Richmond, ook werkzaam voor de FBI, zit in het boek achter Temple Gault aan, een seriemoordenaar die al een aantal jaren niet van ophouden weet. Scarpetta’s collega’s zijn hoofdinspecteur Peter Marino van de plaatselijke moordbrigade en FBI profiler Benton Wesley met wie Kay Scarpetta ook af en toe het bed deelt. Het boek begint met sheriff Lamont Brown die zijn cokeverslaving op iemand botviert, maar daarna gaat Temple Gault zelf er in New York fors tegenaan. Hij doodt eerst een onbekende vrouw (die we Jane zullen noemen), dan een agent en – of het niet op kan – vervolgens de eerder genoemde sheriff Lamont Brown, tijdelijk op vrije voeten en dan nog een politieman. Een bijzondere rol speelt Kay’s nichtje Lucy in het verhaal, die voor de Technische Research Afdeling (TRA) van de FBI een opsporingsprogramma CAIN (Crime A.I. Network) heeft opgezet. Haar programma is gekraakt door haar ex-vriendin en nu stuurt Temple Gault af en toe boodschappen via Cain de wereld in. Gelukkig wordt Temple Gault wel steeds slordiger en dus zitten Kay, Pete en Benton hem steeds meer op de hielen.
Laat ik eerlijk zijn: Patricia Cornwell heb ik wel eens beter uit de hoek zien komen. “From Potter’s Field” is als boek best aardig, maar niet heel spannend. Mij bekruipt een beetje het gevoel dat het een tussendoortje is, na allerlei veel meer doorwrochte verhalen van haar. Ik kom helaas niet verder dan een 7- voor dit boek.

maandag 14 januari 2019

Weblogbrief 14.12, 14 januari 2019

Weblogbrief 14.12, 14 januari 2019

Queridos amigos y familia, voor niks gaat de zon op, zeker als het zelfs in de winter zomer is. Toch ga ik jullie toegeven dat het in januari hier wel even kan duren voordat de temperatuur op 20 graden zit. Vanochtend, en dan heb ik het over 9 januari, de verjaardag van Eva, is het om 8 uur op het balkon zelfs nog geen 17 graden. Daar mogen jullie er nog twee aftrekken om de temperatuur beneden te kennen. Gelukkigerwijs voeg ik toe dat het om 10 uur wel al weer 19 graden is. En waaien of regenen doet het godzijdank niet.
Ik ga nog even terug naar gisteren, de achtste. Als mijn bus om 1 uur op Santa Catalina aankomt, zit hij al aardig vol. Gelukkig ben ik een van de eersten die mag instappen en zodoende kan ik nog een zitplaats vinden. Een halte verder, bij Mesa y López, dringt zich een ware heks van een oud mens buiten de bus naar voren, met een fout boodschappenwagentje. In de bus aangekomen verordonneert ze een jongeman om voor haar op te staan. Dat heeft succes, maar dan zet ze vervolgens het karretje schaamteloos in het middenpad. Mensen doorlaten naar verderop in de bus is er niet of nauwelijks bij. De chauffeur bemoeit zich ermee, twee keer zelfs, maar kan er ook maar beperkt een draai aan geven. Het mens is gewoon een etter. Wat is de complete bus blij, als ze bij de markt van Vegueta eindelijk uitstapt.

Op de universiteit is het nog altijd vakantie, tenminste als ik kijk naar het aantal aanwezigen om 2 uur. Wel zijn op mijn kamer eerst een, en later drie voedingsdeskundigen present, een nieuwe zet van Lluis. Hij komt even later uit het niets toch even buurten. Ik mag hem een “próspero año” wensen en dan met het nog jonge spul handen schudden (eigenlijk is het drukken).
Dan doe ik eerst mijn plicht: mijn brief aan jullie. Dan lees ik een nieuw artikel van Harry over popmuziek. Hij bespreekt een lijvig werk over de popindustrie in Nederland van ene Peter Voskuil. Daarin gaat hij speciaal in op de rol van Willem van Kooten, algemener bekend als Joost de Draayer. Bij de clips vind ik vooral een cover van Alan Price van Bob Dylan’s “To Ramona” uit de kunst. Ik ken echt helemaal niemand die Bob Dylan (Zimmerman) zijn Nobelprijs zou willen ontzeggen.
Om half 6 zit ik weer in de bus terug naar het “Casillo de la Luz”. Ik ben nog royaal op tijd om daar de zon onder te zien gaan. Mijn uithuizigheid eindigt deze keer met een avondbezoek aan De Spar in de Alfredo Jones. Jullie kennen nog wel de voltreffer: Kopen bij De Spar is sparen bij de koop. Trudie maakt mij er met een appje op attent dat DE SPAR staat voor: Door Eendrachtig Samenwerken Profiteren Allen Regelmatig. Helaas, Trudie, ik kende hem al, maar leuk blijft-ie. Dan is hier mijn opgave voor deze week: Naast de diverse Sparwinkels zijn er hier ook legio van de HIPERDINO in Las Palmas. Kan iemand van jullie – en dan bedoel ik niet alleen Trudie – ook daar eens een leuke eerste letterzin van fabriceren?

Op de woensdag begin ik de dag met een verse grammofoonplaat op te zetten. Kennen jullie de Old Crow Medicine Show al? Dat is een groep uit het Amerikaanse Virginia, een mannetje of zes, die een soort van hillbilly op de mat leggen. Om niet geheel opgehelderde reden heet hun (zelf bedachte) muziek vandaag de dag ineens Americana, maar daarom niet getreurd. Ze fabriceren cd’s vanaf 1998. Van het Rotterdamse Muziekweb heb ik hun cd “Remedy” uit 2014 kunnen kopiëren. Hier zijn de dertien nummers van dat album:
01. Bushy mountain conjugal trailer
02. 8 Dogs 8 banjos
03. Sweet amarillo
04. Mean enough world
05. Dearly departed friend
06. Firewater
07. Brave boys
08. Doc’s day
09. O Cumberland river
10. Tennessee bound
11. Shit creek
12. Sweet home
13. The warden
Op zijn tijd ligt me die muziek zeker wel, in de stijl van Lester Flatt & Earl Scruggs, maar in een modern jasje. Vanzelfsprekend zijn er ook op deze plaat liedjes die nog weer boven het maaiveld uitsteken, maar ik reken er “Sweet amarillo” niet bij, hoewel dat nou net een hit schijnt te zijn geweest. Mijn voorkeur op “Remedy” gaat uit naar nummertjes 1, 2, 5, 8, 10 en 11. Als jullie de muziek van de Old Crow Medicine Show nog niet machtig zijn, raad ik je aan daar toch eens een uurtje aan te besteden, bijv. via You Tube. Best goed!

Intussen ben ik echt blij dat de “felices fiestas” zelfs hier weer finito zijn en het gewone leventje zijn gang weer heeft kunnen hernemen. Tegelijkertijd laat het volgende hoogtepunt wel op zich wachten dit jaar. De opening van het carnaval in Las Palmas is pas over meer dan een maand, op 15 februari, in Maastricht iets eerder: op 3 februari. Ik kan me best nog jaren voor de geest halen dat het carnavals”pekske” dan al weer terug naar de zolder kan, in de doos met oude kleren die je maar niet kunt weggooien.

Mijn favoriete bibliotheekje bij het Castillo de la Luz is nog steeds dicht, tot 15 januari. Bij het andere aan de zee kan ik ‘s avonds wel in alle rust mijn statistieken bijwerken. De dertiende “belén de arena”, kerststal van zand, heeft in de 39 dagen dat hij bezocht kon worden, een totaal aantal van 243.000 bezoeken opgeleverd. Daarmee is het record gebroken (mede doordat Dalí er twee keer geweest is).
Binnenkort - alweer op 15 januari, dus a.s. dinsdag – stemt het Britse parlement over de uit en te na onderhandelde Brexit-regeling van de EU met Groot-Brittannië. Vanuit het Britse parlement is men opnieuw uit op aanpassingen, maar die vlieger gaat niet meer op. Het gaat nog wat worden, een dag nadat deze brief aan jullie verstuurd gaat worden. Ik vermoed dat “we” op een harde Brexit uitkomen, een vechtscheiding om het eens in een huwelijksterm te zeggen. Dat gaat Europa en de Britten nog de nodige pietermannen kosten. Wie weet, is het tevens het einde van Theresa May als leider van het land.
Hoewel van een geheel andere orde, op zondag 27 januari is hier de al weer tiende marathon van Las Palmas, in het Spaans “maratón” zonder h en met een “accent aigu”. Als ik het wel heb, gaan de Afrikanen, vooral uit Kenia, voor de zoveelste keer de dienst uitmaken. In de regionale kranten staan ook namen, maar die zal ik jullie sparen.
Willen jullie ook nog een nieuwtje op voetbalgebied? Nu mensen zoals Piqué hun beste tijd gehad lijken te hebben, althans volgens enkele insiders van de club, heeft Barcelona Jean-Clair Tobido opgekocht. De 19-jarige speelt op dit moment nog bij het Franse Toulouse, maar is op het eind van dit seizoen vrij om te gaan en te staan waar hij wil. Het wordt dus Barça, tot zijn eigen tevredenheid en die van zijn manager. Met verdediger Tobido haalt de club de vierde Fransman binnen in de huidige gelederen, naast Umtiti (echt goed), Dembélé (echt duur) en Lenglet.

Ik zie het al heel lang als een gemis dat ik op school geen les heb gehad in de economie. Wat heb je aan Grieks en Latijn, als je in (een deel van) dezelfde tijd een begin kunt maken met het leren van een taal als Spaans en een vak zoals economie? Geen economie op je curriculum vitae breekt je ook nog eens op, als je in gezelschap je onderbouwde mening wil geven over wat er zo al gaande is in de grote, boze buitenwereld. Twee jaar terug heeft een vroegere vriend en Centraal Planbureau econoom Bert Minne me eens een keer bijgepraat over het onderwerp. Ik heb er toen ook in een weblogbrief aandacht heb besteed (“Waarom zou de economie eigenlijk ieder jaar moeten groeien?”). Ik heb destijds ook nog eens een economieboekje met allerlei financiële cijfers zitten lezen. Niettemin, alles bij elkaar voel ik me nog steeds een debiel als het om economie gaat.
Voor mijn 72ste verjaardag in september jongstleden krijg ik van Marcel, Damaris en de jongens het boek “Donut Economie” van Kate Raworth cadeau. Het is van december 2017 en heeft als ondertitel: “In zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw”. Sinds een paar weken lees ik ‘s avonds af en toe een stukje van het boek, in muizenstapjes, maar ben intussen toch al gevorderd tot blz. 196 van de bijna 300 bladzijden. Laat ik hier alvast toegeven dat ik het best knap geschreven vind, ook redelijk begrijpbaar. Mijn makke is nu vooral dat ik niet of nauwelijks de kennis heb om de legio nieuwigheden die Kate Raworth delibereert, in het licht van de bestaande kennis van de economie te kunnen plaatsen. Staat haar idee mijlenver af van wat de universiteitsprofessors in de economie er van dit moment van vinden? Is zij een ziener of een links buitenbeentje?
Heeft iemand van jullie het nogal linkse “Donut Economie” al helemaal gelezen? Ik vrees dat ik het minstens twee keer zal moeten doornemen, voordat ik er – heel voorzichtigjes – mijn mening aan vast ga koppelen. De tweede keer zal ik voor mezelf ook het een en ander willen onderstrepen. De recensent van The Guardian heeft het op de kaft over “de Keynes van de 21e eeuw”, maar dat kan, denk ik, ook een literaire overdrijving zijn. Ik ben er nog lang niet uit, maar beloof jullie dat ik er in een latere brief wel op terug ga komen.

Als ik ‘s avonds langs mijn buurtschool naar Las Canteras loop, zie ik dat het personeel van “Nuestra Señora Del Carmen” zich in de vaart der volkeren aan allerlei moderns heeft bezondigd. Niet alleen kunnen de lagere schoolkinderen er nu ook Engelse les krijgen, er zijn ook bijeenkomsten voor wie bijv. het edele schaakspel een beetje onder de knie wil krijgen. En – het kan niet op in deze tijd van “Use them or lose them” – ook worden de kinderen aangespoord om fanatiek mee te gaan doen met basketbal en/of zaalvoetbal.
De “belén de arena” is intussen compleet met de grond gelijkgemaakt, of zeg je dat niet zo. In ieder geval is het zand weer zand zoals vanouds en van de grote kerstboom staat alleen nog een staketsel overeind, zonder ster.

“‘t Is Fris” is geloof ik de naam van een café in de Rechtstraat in Maastricht, maar vanavond is het ook van toepassing op het weer hier. Ik ben blij, als ik weer op het honk ben. Dit is echt een avond voor een aparte film op de computer. Het wordt “Artificial Intelligence” van regisseur Steven Spielberg uit 2001. Hij duurt twee uur en twintig minuten en dan mag je toch best enig vuurwerk verwachten. Het blijkt echter één grote tegenvaller te zijn. Ik zie de belevenissen van een mini-robot dat liefde zou kunnen voelen voor zijn “mommy”. Misschien is de film meer iets voor kinderen; ik kan er helaas geen chocola van maken, laat staan A.I. “Artificial Intelligence” gaat linea recta op het stapeltje films dat ik binnenkort een keer onbeheerd op een bank hier laat liggen (voor wie eens gratis wil toetasten).

Ik ben dinsdagmorgen uitgegleden in de keuken. Vrees niet, ik heb niks gebroken en er is niks uit de kom. Overdag heb ik eigenlijk geen centje pijn, niet met lopen en staan en ook niet met zitten. Echter, als ik ‘s avonds laat mijn bed in kruip, heb ik het gevoel dat ik niet teveel op mijn rechterzij moet gaan liggen, want dat merk ik wel. Heb ik links een rib gekneusd of zit daar ergens een hematoom? Vooral op mijn rug blijven liggen gaat prima, maar dat is niet mijn favoriete houding. Door het weinig bewegen blijf ik wel wakkerder dan normaal. Ook in de nachten erna heb ik het nog, hoewel al in mindere mate.
In mijn hazenslaap ben ik extra begaan met het nummer “To Ramona” van Bob Dylan. Het staat op diens klassieker “Another Side Of Bob Dylan” uit 1964, zijn derde langspeler. De versie van Alan Price heb ik gelukkig ook op mijn computer staan, op een verzamel-cd waarvan de herkomst mij nog niet duidelijk is, maar die is ook best in orde. (Voor de goede orde, de man is van 1942, afkomstig uit het Engelse Durham.) Ik ken Alan Price vooral als toetsenist van de Animals (met Eric Burdon als zanger) in de vroege jaren zestig en van latere solonummers zoals “I put a spell on you”, “Hi-Lilly, Hi-Lo”, “Simon Smith And His Amazing Dancing Bear” plus “Rosetta” samen met Georgie Fame.
Is het verhaal over “To Ramona” daarmee verteld? En kom nou niet aanzetten met “Ramona” van de Blue Diamonds (Ruud & Riem), want dat is een heel andere deun. Ik ga jullie wijzen op nog een versie van het nummer die ik op mijn computer heb, en een heel goede ook nog, van de Texas Tornados. Die zijn actief vanaf 1990 (tot 2010). Ik heb maar één complete cd van ze: “Hangin’ On By A Thread” uit 1992, maar daarop is wel hun “To Ramona” te vinden. Voor wie het niet weet: de Texas Tornados is een viertal muzikanten uit het stukje Texas niet ver van de Mexicaanse grens: Angie Meyers. Doug Sahm, Flaco Jiménez & Freddy Fender. Wat maken ze er een carnaval van en voor zover ze aan zingen toekomen, is dat zowel in het Engels als in het Spaans. (Dat is overigens iers anders dan Spanglish.) “To Ramona”, het vierde nummer van de tien op de plaat, is deels in het Engels en deels in het Spaans/Mexicaans. Hier zijn ze allemaal, de liedjes van “Hangin’ On By A Thread”:
01. Hangin’ on by a thread
02. Tus mentiras
03. Guacamole
04. To Ramona
05. A mover el bote
06. One and only
07. Adiós mi corazón
08. La grande vida
09. Trying
10. Ando muy borracho
Als dit niet weer eens iets heel anders is! De Tex-Mex van de Texas Tornados vind ik echt een Mexicaanse verademing na het al te veel Amerikaans gezemel op een heleboel van mijn platen. Freddy Fender op de gitaar is genieten geblazen en wie kent Flaco Jiménez niet, het Texaanse trekharmonica voorbeeld van Rowwen Hèze’s Tren van Eckevort. Van Flaco Jiménez heb ik intussen al een tiental cd’s en misschien moet ik ook nog maar eens naar zijn overige platen op zoek gaan. “Hangin’ On By A Thread”, het is 37 minuten lang volksmuziek van de bovenste plank. Op “To Ramona” vind ik vooral Flaco Jiménez schitteren en – hoe kan het anders – anderhalf couplet is in onvervalst Mexicaans.

In “El Muelle” zie ik op zaterdagavond een kraampje waar nog steeds geroosterde tamme kastanjes verkocht worden. In het Spaans zijn dat “castañas tostadas”. Ze worden uiteraard op een ambachtelijke manier aan de man gebracht: “artesanalmente”. Als Trudie hier was, zou ze zeker “’n tuutsje kestaanjele” van me willen hebben.
Echter, deze maand zit ik verder zonder Nederlands bezoek en dus moet ik het doen met vooral appjes en e-mails. Dat brengt me vanzelf bij een appje van Trudie gisteravond. Daarin vertelt ze me dat ze net terug is de “cinema”, waar ze de recente film “Bohemian Rhapsody” uit 2018 over Queen en het leven van Freddy Mercury heeft gezien. Ze zou zelfs een traantje hebben weggepinkt.
Dan kan ik niet achterblijven en om kwart over 7 op de zaterdagavond volg ik haar voorbeeld hier in Cinesa in El Muelle. Hier in Las Palmas is alle tekst in films in het Spaans en dat is voor mij (helaas, maar nog steeds) niet heel goed te volgen, zeker als ik er geen Spaans onderschrift bij heb. Echter, alle liedjes van “Bohemian Rhapsody” zijn zelfs hier in het Engels en dat geeft tenminste enige compensatie.
Queen is zoals jullie behoren te weten een van de succesrijkste popgroepen ter wereld geweest, actief vanaf 1970 tot aan Freddy Mercury’s AIDS en overlijden (op 45-jarige leeftijd in 1991). De vier leden van de groep zijn zanger en pianist Freddy Mercury zelf (oorspronkelijke naam Farrock Bulsara, geboren in 1946 in Zanzibar), sologitarist Brian May, drummer Roger Taylor en basgitarist John Deacon. De film, die veel meer over Freddy gaat dan over de rest van de groep, is genoemd naar het nummer “Bohemian Rhapsody”. Dat staat op het eerste album van Queen: “A Night At The Opera” uit 1975. DJ Kenny Everett zou in het begin een rol hebben gespeeld bij het promoten van de single, die veel langer is dan de gangbare maximale drie minuten. Het staat in Nederland wel al vele jaren bovenaan de top 2000 aller tijden. De regisseur van de film is Bryan Singer (samen met Dexter Fletcher). De rol van Freddy Mercury in de film wordt voortreffelijk neergezet door Rami Malek. Voor wie ook de rollen van de andere Queen-muzikanten wil, dat zijn Gwylim Lee (BM), Ben Hardy (RT) en Joe Mazello (JD).
Ik heb het zaterdagavond in de bioscoop droog gehouden, Trudie. Hoewel, op het einde bij het optreden van Queen op Live Aid in 1985 (“We are the champions”) heb ik me wel even de ogen moeten uitwrijven. “Bohemian Rhapsody”, het is inderdaad een aanbevelenswaardige (muziek-)film.

Zondag rustdag. ´s Morgens zie ik vlak na elkaar alle drie de toeristen vertrekken die bij mij tegenover op nummer 19 hebben gelogeerd. Voor de twee appartementen die grenzen aan dat van “Vader en zoon” is het één week vakantie geweest, voor één hoog rechts een tweetal. Terzijde, met de logees op één hoog links heb ik weinig opgehad. In mijn perceptie waren en zijn die van het slag vreemden waar ik verre van wil blijven.
Later op de dag zie ik eerst juist daar weer nieuwe mensen verschijnen. In de vroege avond is ook twee hoog rechts weer bezet. Eén hoog rechts blijft nog even in de luwte. Dat geldt trouwens ook voor de woning van “Vader en zoon”: volgens mij zijn die twee tijdelijk elders. Opvallender nog vind ik dat boven “Besito volao” al meer dan een maand geen toeristen meer huizen.
‘s Avonds op de boulevard is het ‘lou loene”; er gebeurt bitter weinig dat het vermelden waard is. Laat ik jullie dan maar vertellen dat Barcelona ook zijn laatste competitiewedstrijd in de eerste helft gewonnen heeft. Messi staat nu op 400 doelpunten voor de ploeg in de dertien jaar of zo dat hij meedoet. Later op mijn balkon zit ik wel weer te lezen in de “Donut Economie”. Ik ben intussen al gevorderd tot blz. 252, als ik de was van het plat ga halen en daarna mijn “moede” hoofd ter ruste mag leggen. Zmmm!

Op de maandag zie ik tientallen kinderen van de school weer allemaal voor de deur verschijnen. Voetballen is er niet meer bij en dat vind ik een gotspe. Het is me beneden al te rustig. Dat geldt ook een beetje voor de rest van het leven hier in afwachting van het begin van carnaval en eerder de marathon. Harry & Greetje wens ik vandaag een behouden thuiskomst uit Andalusië. Daarmee sluit ik mijn brief af. Mijn volgende komt a.s. vrijdag al weer, op 18 januari aanstaande.
Vergeet niet om morgenavond op de televisie – liefst de BBC, dan heb je het uit de eerste hand – te kijken hoe er in het Bitse parlement over de Brexit-deal gestemd is en wat ons nu vanuit Londen te wachten staat. Dichter bij huis stel ik voor om bij jullie vanaf nu de verwarming een graadje lager te zetten om je bijdrage aan het milieu te leveren. Overweeg eens, als je niet in een flat woont zoals Peter & Marianne, om zonnepanelen op het dak van je huis te zetten (als je ze niet al hebt). Ik wens jullie een kalme voortzetting van de maand, dan zit ik er niet ver naast, denk ik. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.
BOEKENBIJLAGE

Laat ik die maar weer eens beginnen met een trio boeken te noemen die het hier in het nieuwe jaar heel goed doen. Allereerst kom ik dan uit bij Joël Dicker. Zijn eerdere twee vond ik uit de kunst. Nu ligt de “De verdwijning van Stephanie Mailer” in veelvoud in de boekenschappen hier. Ik ga het zeker lezen t.z.t. Hetzelfde geldt voor “Na de val” van Dennis Lehane. Wel hoop ik maar dat de vertaalde titels hetzelfde zijn als de oorspronkelijke. Ik completeer deze intro met een Spaanstalige bestseller: “Reina roja” van Juan Gómez-Jurado. Daarvan zie ik bij El Corte Inglés ook hele pallets liggen. Het wachten voor mij is op een vertaling ervan in het Engels of Nederlands.

Dat gezegd hebbend ga ik nu weer mijn mening geven over een boek dat ik de afgelopen dagen gelezen heb: “The Ghost Orchid” van Carol Goodman. De schrijfster uit Philadelphia is van 1959 en is, als het boek in 2007 uitkomt, dus 48 jaar. Eerder heb ik haar “The seduction of water” best mooi gevonden.
Ellis Loomis is een jonge, beginnende schrijfster die een beurs krijgt om de winter door te brengen in een schrijvershuis met beeldentuin met vijvers en kerkhof: Bosco, in het Amerikaanse New England. Dat bevalt haar prima, want ze is bezig een boek te schrijven over een spiritueel iemand, een medium genaamd Corinth Backwell, die daar in huis was in 1893.
Nu heeft ik-persoon Ellis van doen met veelschrijfster Bethesda Graham, biografe van dezelfde Corinth Backwell, de nuchtere schrijver Nat Loomis die veel succes heeft gehad met zijn eerste boek, maar nu problemen heeft met het schrijven van zijn tweede, de dichter Zalman Bronsky, iedere dag goed voor minstens één sonnet, en tuinarchitect David Fox die de verwaarloosde tuin in kaart brengt. Voor de dagelijkse gang van zaken in huis zorgen o.a. Diana Tate en haar nichtje Daria. In de vijftien oneven hoofdstukken (1, 3 etc. t/m 29) vertelt Carol Goodman hun wederwaardigheden.
De andere vijftien even hoofdstukken gaan over 1893 en nog eerder. Er gaat dan echt van alles mis. De vrouw des huizes, Aurora Latham, heeft eerder vier miskramen gehad en ze zou drie kinderen verloren hebben aan difterie. Nu is alleen nog dochtertje Alice over. Haar nuchtere man Milo is vooral zakenman, doet in hout en handschoenen. De vraag is wie onlangs Corinth Backwell in huis heeft gehaald: Aurora met haar alternatieve ideeën en terugverlangen naar haar kinderschare dan wel Miro, met wie Corinth een erotische relatie heeft. In de villa Bosco zijn op dat moment ook aanwezig Corinth’s vriend en goochelaar Tom Quinn (The great Quintini), dan ook werkzaam voor Milo Latham, de schrijfster Violet Ransdale, tuinarchitect Frank Campbell en fonteinenbouwer Giacomo Lantini. Als hulp in de huishouding fungeert ene Wanda Norris.
Als het verhaal zich ontrolt, wordt alles voor mij steeds ingewikkelder, in het verleden en in de huidige tijd. De deelnemers aan de twee verhalen blijken bovendien veel meer met elkaar te maken hebben dan vooraf gedacht wordt. In 1893 vallen vervolgens de nodige doden en in de moderne tijd zijn het gewonden. Laat ik er verder mijn mond maar over houden.
Om schrijfster Carol Goodman’s Engels bij te benen moet je als lezer van behoorlijke huize komen. Terzijde, een “bog orchid” is een witte moeras-orchidee met een luchtje van vanille. Het verhaal speelt zich af vlakbij een moeras, en omdat er ook nog eens de nodige geesten lijken rond te waren, is de titel “The Ghost Orchid” begrijpelijk. Laat ik hier ook alvast verklappen dat “hellebore” nieskruid is en dat schijnt behoorlijk giftig te zijn.
Het heeft me (ook nog als niet “native speaker”) de nodige moeite gekost om de 450 bladzijden van het boek te lezen en gaandeweg nog steeds wijs uit het verhaal te worden. En toch, het is me net te zoetsappig, te gemaakt. Laat mij daarbij alsjeblieft niet te lang tussen de geesten verkeren; daar doe je me geen plezier mee. Ik ben blij, als ik het boek uit heb en het toch niet tussentijd terzijde heb gelegd. Het moge me spijten voor Carol Goodman, maar “The Ghost Orchid” is niet het soort waar ik echt warm voor loop. Ik bedeel haar daarom voor het boek met niet meer dan een 6- als recensiecijfer. Echter, bij dezen beloof ik jullie wel dat ik t.z.t. wel nog eens aan haar bestseller “The Lake Of Dead Languages” zal gaan beginnen.

Ik heb er nog een ter bespreking: “Een Vlucht Regenwulpen” van Maarten ‘t Hart uit 1978. Het was destijds een bestseller en wat raar dat ik het boek eind jaren zeventig niet heb gelezen. Het speelt zich vooral af in de geboorteplaats van ‘t Hart: … en in Leiden waar hij als bioloog heeft gewerkt. Voor een buitenlands avontuur gaat hij op het einde van het boek naar Bern in Zwitserland.
In het heden is de ik-persoon 30 jaar en hoogleraar weefselkweek in Leiden. Dat is verrekte snel! Van seksuele omgang met vrouwen heeft hij dan nog steeds geen kaas gegeten, misschien omdat zijn eerste liefde op 18-jarige leeftijd, Martha, niks van hem lijkt te moeten hebben. Hij maakt nu een afspraakje om met een jongere zus van Martha naar een concert te gaan over twee weken. Dan blijkt hoe eenzelvig hij nog steeds is, met zijn pleinvrees en vooral allerlei dwanggedachten. Zelfs denkt hij dat hij binnen de twee weken tot de afspraak zal overlijden. Allerlei gedachten over zijn jeugd gaan hem door het hoofd, over de tomaten die zijn vader kweekt in plaats van druiven (die je moet krenten), de immense teleurstelling, als Martha al een vriend lijkt te hebben, het bezoek van twee ouderlingen aan zijn doodzieke moeder, zijn toenemende afkeer van de Kerk als instituut. Vlak voordat hij Martha’s zus weer gaat zien, maakt hij in de “schoorsteen” van een berg bijna een doodsmak en dan weet hij zeker dat hij beter van de vrouwen kan afblijven.
Terzijde blijkt hoeveel ik ik-persoon van vogeltjes af weet, of het nou merels, meerkoeten, futen, roerdompen, roetzangers, wilde raven, vinken of wat ook zijn. “Een Vlucht Regenwulpen” gaat over veel meer dan het weemoedig gefluit van de best zeldzame wulpen in het voorjaar.
Als jarenlange fan van Maarten ‘t Hart kan ik er zeker vrede mee hebben dat “Een Vlucht Regenwulpen” destijds een bestseller was. Nu, veertig jaar later, is het boek voor mij nog steeds het lezen meer dan waard. Mijn recensiecijfer is een 8.