donderdag 24 januari 2019

Weblogbrief 14.14, 24 januari 2019

Weblogbrief 14.14, 24 januari 2019

Queridos amigos y familia, het schiet op, begint in ieder geval aardig op te schieten. Ik ben nu al bij brief 14.14 van de veronderstelde dertig. Na deze heb ik er nog zestien te gaan, althans voor deze winter. Winter? Dan dien ik wel een jaar in te delen in maar twee helften: zomer en winter. Mijn winter hier loopt deze keer van 3 november 2018 tot aan mijn vertrek naar het hoge noorden op 8 mei 2019.

Op de universiteit is het de afgelopen vrijdagmiddag heel rustig. Als ik eraan kom, zie ik alleen licht op Jorge’s kamer en gelukkig ook op de mijne. Daar zijn de drie jonge voedingsdeskundigen, “nutrólogas”, druk doende met hun data te ordenen over overgewicht en adipositas. Terwijl ik achter de mij toegewezen computer ga zitten, vraag ik maar eens om me heen wat het nut eigenlijk is van hun onderzoek naar adipositas. Zo ongeveer de hele wereld houdt zich er tegenwoordig mee bezig, ik kan maar niet begrijpen waarom. Is het een nieuwe epidemie of toch weer een hausse?
Bijna een uur lang moet ik vervolgens aanhoren hoe interessant “de ziekte” adipositas is. Ook andere risicofactoren waar ik niet veel geld op zou zetten, komen voorbij. We leven in een tijd, vind ik, waarin de farmaceutische en voedingsindustrie goud verdient aan het (vermeende) voorkómen dat we ziek worden. Is voorkómen wel zoveel beter dan genezen? Later gaat de discussie meer over hoe we met ons eten en onze lichaamsbeweging terug naar de natuur moeten om allerlei dreigend onheil verre van ons te houden. Hoewel er er best stevig aan toegaat, vind ik wel dat de drie hun standpunt aardig kunnen verwoorden.

Het naar jullie toesturen van mijn vorige brief gebeurt daardoor pas een uur later. Ik neem maar aan dat niemand in de vroege middag al een paar keer naar mijn weblog geschakeld heeft om te kijken of hij er al was. Daarna is mijn e-mail aan de beurt. Harry & Greetje zijn net terug uit Andalucia (in het Nederlands met SIË op het eind), dus heb ik van Harry nog weinig door te nemen.
Dus kan ik al snel door naar voor mij interessante filmpjes op You Tube. Ik ben de laatste tijd een fan van Pieter Derks, wisten jullie dat al? Op radio 1 van de NPO mag hij iedere week aanschuiven als “druktemaker”. En dan komt er steeds weer, week in, week uit, een verhaaltje uit zijn pen dat ik de moeite waard vind. Zijn er onder jullie ook fans van deze nieuwe versie van Freek of Youp?

Het is om half 5 nog geen tijd om naar Triana/Vegueta te bussen, dus kijk ik vervolgens naar een aantal mensen die ik niet tot de “alarmers”, maar tot de “deniers” vind horen, als het om de klimaatverandering gaat vanwege de door de mens veroorzaakte gestegen CO2-concentratie in de atmosfeer. Ik geef jullie hier twee van de namen van deskundigen naar wie ik heb zitten kijken. Alweer vijftien jaar terug interviewt Theo Richel (met wie ik in die tijd bevriend ben) professor Kees de Jager, hoogleraar astronomie in Utrecht, op het station in Utrecht. Harry heeft in zijn jonge jaren nog les van hem gehad. De nu gepensioneerde legt uit dat het effect van de wisselende zonneactiviteit veel belangrijker is dan het gemier over CO2, waar iedereen het vandaag de dag over heeft. Hij denkt dat er helemaal geen broeikaseffect is. In de tweede helft van de 17de eeuw hebben we een kleine ijstijd gehad (tot 1715) en misschien komt er nu langzaam weer eentje aan, wie weet. Vooralsnog is daar overigens nog niet al te veel van te merken.
Mijn tweede “denier” is ene Ivar Giaever, oud Nobelprijswinnaar en nu alweer behoorlijk bejaard. Hij komt in zijn half uur lezing in 2015 met allerlei verhalen die weinig heel laten van de beweringen van “alarmists” zoals Al Gore. Inderdaad, er ligt nu minder ijs op de noordpool, maar kan hem ook uitgelegd worden waarom er op de zuidpool nu veel meer ijs ligt dan eerder. Over de laatste twintig jaar is de gemiddelde temperatuur op aarde gelijk gebleven en een minimale stijging de laatste tijd komt, denkt hij, omdat er, in tegenstelling tot eerder, nu ook diverse meetpunten zijn in de oceanen. Sowieso vind hij het gedoe over temperatuurveranderingen van minder dan een graad vooral geleuter. Een opmerkelijke stijging van het zeeniveau is bij zijn weten ook nog niet geconstateerd.
Laat ik daar als aardigheidje nog de mening van onze eigen Midas Dekkers aan toevoegen. Wie weet, zegt hij, is een ietsje hogere temperatuur wel goed voor sommige dieren en slecht voor andere, zoals de giraf en de pinguïn. De giraf heeft zo’n lange nek, omdat hij dan, in tegenstelling tot andere dieren, wel bij het bovenste deel van bomen kan om te eten. Misschien krijgt hij zijn te lange nek nog eens op zijn brood, als daar verandering in komt, maar dan zullen andere dieren zich misschien weer happier bij gaan voelen. De ijsbeer aan de noordpool is volgens Midas Dekkers niet meer dan een afdankertje van de beer, eentje die het alleen nog in het hoge noorden uithoudt. Als het daar opwarmt en de knuffelijsbeer alleen nog maar in een ijskast te dulden is, gaan andere beren wellicht wat meer naar het noorden toe wonen.

Na zoveel verweer tegen de klimaatverandering - en niet van de minsten – moet ik echt mijn gedachte omzetten, als ik nu eens niet in bus 12 terug, maar in de 13 stap. Die voert mij eerst boven langs door San José, maar zet mij daarna af bij de markt van Vegueta. Over mijn wandeling en zitvlees in Vegueta en Triana daarna zal ik het deze keer maar eens niet hebben. Een sympathiek uitje blijft het wel.

Om 9 uur zit ik, met een half literglas Ricard met spa, aan de knoppen van mijn laptop om naar een film te kijken. Het wordt “The Last Great Magician”, als dat tenminste dezelfde titel is als in het Spaans. De film is uit 2007 met als regisseur Gillian Armstrong. In de hoofdrollen zie ik Guy Pearce die de rol van escapist Harry Houdini speelt en Catherine Zeta-Jones als psychisch medium Mary McGarvie. Mooie bijrollen zijn er voor Houdini’s manager Mr. Sugarman, gespeeld door Timothy Spall, en Mary’s dochtertje Benji, gespeeld door Saoirie Ronan.
Het onderliggende verhaal is snel verteld. In 1926 doet escapist Harry Houdini Edinburgh aan. Hij is nog onder de indruk van de dood van zijn moeder en belooft 10.000 dollar aan de degene die hem kan vertellen wat de laatste woorden van haar waren, vlak voordat ze ging hemelen. Naar dat bedrag heeft Mary McGarvie wel oren en zij dringt zich aan hem op als grote kanshebber voor de prijs. Dan wordt Harry Houdini verliefd op haar, wat de zaak compliceert. De rest van het verhaal laat ik hier graag in het midden.
Ik zie in “The Last Great Magician” best anderhalf uur vermaak. De film met klem aanraden aan jullie wil ik niet, maar mocht je hem eens onder ogen krijgen, dan kun je er best voor gaan zitten.

Op zaterdagmorgen staat Sonia om kwart voor 10 al voor de deur om te komen poetsen, “limpiar” (en dan niet de plaat, want dan kom ik in het Spaans uit op: “pirarse”, er vandoor gaan). Ze weet steeds weer dingen in huis te vinden, waarvan ik gedacht heb dat ze vanzelf in orde blijven. Deze keer krijgt het gasstel een grote beurt en dan blijkt dat alle vier de pitten eens tot in detail moeten worden schoongemaakt. Als ze het pand om even voor 1 verlaten heeft, kan ik eindelijk aan mijn lunch, maar de woning is wel weer “spic en span”.

Voor mijn muziek ga ik deze keer naar Jimmie Rodgers, pionier van de country & westernmuziek en daarbij een jodelaar “avant la lettre”. Hij is van 1897 en in de jaren 1926 tot 1932 kwam hij toe aan het schrijven van allerlei aardige liedjes die hij ook zelf zong met zijn gitaar als begeleiding. Er is een doosje cd’s waarop ze allemaal staan, 122 stuks al ik het wel heb, maar dat heb ik nog niet kunnen bemachtigen, zelfs niet bij Muziekweb in Rotterdam. Niettemin, wat niet is, kan nog komen. Nu moeten jullie het doen met een compilatie van hem, ook van de Rotterdamse cd-theek, in de serie “The Rough Guide To Country Legends”. Jimmie Rodgers brengt daarop 25 van zijn beste (neem ik maar aan) nummers. Voor wie 25 te veel van het goede vindt, beperk ik me hier tot de helft, de nummers die ik de beste vind:
01. Mule skinner blues (Blue yodel #8)
03. Frankie and Johnnie
04. Waiting for a train
08. In the jailhouse now 2
10. T B blues
12. Dear old sunny south by the sea
13. T is for Texas (Blue yodel #1)
15. Ben Denberry’s final run
17. JR’s last blue yodel
18. When the cactus is in bloom
21. My little lady
24. My rough and rowdy ways
Als dat geen mooie serie is! En de teksten gaan niet steeds weer over dames die je hart breken, letterlijk of figuurlijk, maar ook over andere wereldse onderwerpen. Ik mag graag eens meejodelen met bijv. zijn Mule Skinner Blues, dat is de blues van een muilezeldrijver. (Ik heb trouwens van Dolly Parton een mooie veel latere versie van het nummer.) Wat vinden jullie van het nummer T B Blues, waarbij dat T B staat voor tuberculose? Dat is de ziekte die Jimmie Rodgers in 1933, als hij 36 jaar is, definitief zal vellen.

Zaterdagavond lees ik de “Donut Ecomonie” van Kate Kaworth uit. Ik voel me niet competent om als een criticaster mijn mening te geven, maar ze heeft wel een punt, als ze vraagtekens zet bij de mainstream economie van de afgelopen diverse decennia. Er is iets grondig mis met het idee dat zolang het bruto binnenlands product maar jaarlijks met enkele procenten blijft stijgen, het met ons huishouden en de wereld wel goed komt. Economie gaat niet primair om meer geld verdienen op de korte termijn, is Kate Kaworth’s visie, maar om menselijke voorspoed te bevorderen, ook in de toekomst. Hiervoor is een circulaire economie gewenst die gebruik mag maken van economisch ideeën, maar ook die uit andere disciplines. Misschien is kapitaal wel veel minder belangrijk dan arbeid en grondstoffen/natuur. Dat de bazen op een aantal zeer prestigieuze universiteiten en de topbladen het daar niet mee eens zijn, is misschien vooral jammer voor diezelfde instituties. De jeugd heeft de toekomst en een forse verandering van het economisch denken acht ik zeer wel op zijn plaats.
T.z.t. ga ik het boek nog eens opnieuw lezen. Wie weet, wordt mijn oordeel over de bestaande economie dan alleen nog maar vernietigender.

Dan is het al weer tijd zondagmorgen, tijd om in plaats van naar de kerk naar de rommelmarkt te gaan. Zelfs de aanwezigheid van al weer een regionale zang- en dansgroep kan de pret niet drukken en daarbij is het redelijk weer. Het kan nu ‘s avonds best fris zijn en dan ben je blij, als er nog een film op je ligt te wachten. Ik ben bijna door mijn dvd-tjes heen en dus ben ik pas gerust gesteld, als ik in een kraam met tweedehands spullen een berg films zie liggen, waartussen zeker een en ander van mijn gading moet liggen. Ik zoeken en wikken en wegen en dan ben ik de trotse eigenaar van tien nieuwe dvd’s, allemaal in het Engels (en meestal met ook nog Engelse ondertiteling). In mijn komende weblogbrieven zullen jullie er wel iets van meekrijgen.
Na de markt zit ik uit te blazen op een bank, als een goed geproportioneerde vrouw voorbij komt met over de breedte van haar T-shirt: “Strange friends tell great stories”. Dat vind ik een zinnetje om over te mijmeren.

Sinds een aantal jaren woon ik in een autovrije straat, althans mijn stuk van de calle Luis Morote. Die laat van het snelverkeer alleen nog politieauto’s, ambulances en wagens van de gemeentereiniging e.d. passeren. Het laatste stuk van de straat tot aan de zee, vanaf de Vientinueve de Abril, is wel nog een drukke doorgang van het autoverkeer, tot nu althans. In ieder geval tot aan de Tomas Miller zijn personenauto’s nu ook al taboe. Zelfs staan voor de lagere school met katholiek kerkje in dat stuk sinds kort de nodige banken. Het wachten is nu op de middenstand die op dat stuk een café met rookterras wil proberen. Op mijn stuk is het een succes gebleken.
Een nadeel van banken voor je deur is dat er naast brave burgers en toeristen ook graag zwervers op gaan zitten en als je pech hebt, niet voor even, maar uren lang. De laatste maanden heb ik persoonlijk vooral hinder van een al te luidruchtige Canadees bij wie het “piss off”, “fuck you” en “you liers” voor in de mond ligt. Nu er veel meer banken in de straat zijn, is de overlast van dit soort zwervers minder. Ik heb hem al een paar keer zien ageren op een bank in het volgende stuk van de straat, op genoeg afstand van mij. Zijn tijd pal voor mijn deur is sinds kort drastisch gedaald.

Het is op de zondagavonden hier net zo uitgestorven als in Nederland, denk ik. Bijna iedereen zit binnen of op zijn balkon met Studio Sport of dergelijke (en Arjen Lubach neemt een pauze). Dus wat doe ik deze avond: ik loop om kwart voor 8 naar Santa Catalina om naar Barcelona-Leganés te gaan kijken. El Palikeo is dicht vandaag, maar ik kan zonder probleem bij La Cháchara (het geklets) terecht. Om de feestvreugde te verhogen begint het, als ik net zit, te regenen en moet ik wel uitwijken naar het midden van de zaak om niet nat te worden.
Barcelona is stukken beter dan Leganés, ook zonder Leo Messi die aan de kant wordt gehouden om hem niet te overbelasten. Het duurt niettemin tot minuut 32 voordat het overwicht zichtbaar wordt in een doelpunt. Rechtsbuiten Ousmane Dembélé, al eerder goed voor het pingelen en de actie, schiet de bal in de uiterste hoek, binnenkant paal: 1-0. Daarna gebeurt er in de eerste helft niet veel meer, ook niet in het begin van de tweede helft. Dan, met nog een half uur te gaan, trekt Leo Messi zijn trainingspak uit en het stadion veert “als één man” op. Net op dat moment maakt Leganés wel gelijk, 1-1, met een intikkertje na een voorzet van rechts. De club heeft iets recht te zetten, te meer daar Dembélé, tot dan de beste man op het veld, datzelfde veld af moet wegens een knieblessure. Leo komt op en legt even later aan voor zijn eerste schot. Dat gaat richting driehoek, de keeper van Leganés (ene Cuéllar) kan hem met een gestrekte arm nog net tegenhouden, maar dan is Luis Suárez er als de kippen bij om de kans alsnog te verzilveren, 2-1. Even later loopt Cuéllar pontificaal tegen Suárez op, wat hem best op een gele kaart (plus een penalty) had kunnen komen te staan. Rest mij nog te vertellen dat de meester zelf er vlak voor tijd nog 3-1 van maakt, voor de statistiek.
Als ik om kwart voor 10 terug op het honk ben, begin ik met mijn “fris gewassen” beddengoed dat buiten in de regen heeft gehangen, binnen te halen en over mijn bank en het logeerbed te draperen. Binnen wordt het zeker droog, als ik het maar genoeg tijd geef.

Op maandagmorgen draai ik vervolgens nog eens een was, nu van vooral kleren en handdoeken. Ik hoop maar dat die niet ook een regenbui over zich heen krijgt. Het weer hier blijft een beetje behelpen op het moment. Het is bewolkt, het waait een beetje (maar niet op mijn balkon) en op mijn buitenthermometer is het om 10 uur 18 graden. Een half uur later zit ik op 19 graden. Daarbij mogen jullie van mij aannemen dat het dan beneden op straat een graadje of twee minder warm is. Zelfs hier doet de winter zich nu kennelijk voelen.
Als ik naar De Spar ga om een verse “barra gallega” te halen - altijd weer opnieuw een traktatie - zie ik een grote advertentie van het Rode Kruis, N.B. betaald door de provincie. De organisatie, “cada vez más cerca de las personas”, steeds dichter bij de mensen, komt daarin voor de variatie eens op voor de oudere medemens, afgeschreven types zoals ik. Naast een grote foto van iemand op wie ik een beetje lijk, staat te lezen: “El respeto, dignidad y libertad no tienen edad. Por freno a los malos tratos”. Vertaald is dat: Respect, waardigheid en vrijheid kennen geen leeftijd. Zet een rem op het slecht bejegenen (van opa Paul).

‘s Middags vind ik het tijd om met nieuwe popmuziek aan te komen zetten. Het wordt deze keer zo waar iets Nederlands: de sympathieke Waylon. De jongeman, geboren in 1980, heet eigenlijk Willem Bijkerk, maar heeft zich als muzikant de naam van country-ster Waylon Jennings aangemeten. Ik heb drie cd’s van hem, uit 2009, 2014 en 2018, en dan reken ik die van de Common Linnets uit 2014, samen met Ilse DeLange, niet mee. Hier zijn de twaalf nummers van zijn meest recente “The World Can Wait” uit 2018:
01. Back together
02. Outlaw in ‘em
03. Shadows in the park
04. That’s how she goes
05. Home
06. Paperboy
07. Highway of heartaches
08. She just wants to play
09. Thanks, but no thanks
10. The world can wait
11. Country don’t hurt
12. Something stronger
Het is niet allemaal even beregoed, geef ik eerlijk toe, maar luister eens naar nummer 1, 3, 5, 6 en 9; die liedjes kunnen er toch zeker mee door. Vooral het negende nummer op de plaat: “Thanks, but no thanks (Baby, I ‘d rather be lonely)” vind ik in de roos.

Als ik ‘s avonds over (Parque?) Santa Catalina loop, is al een behoorlijk stuk afgeschermd. Er zijn allerlei hekken neergezet om de mensen weg te houden. Men treft voorbereidingen om het nieuwe carnavalspodium: ”Una noche en Rio” op poten te zetten. Tot na 10 maart, “El entierro de la Sardina” ga ik tegen het obstakel aan blijven kijken. De bussen rijden nu wel nog over het plein, nog niet eronder door, maar daar komt volgende week ook een halt aan.

‘s Avonds is weer een dvd aan de beurt, in de warmte van de kamer, waar mijn laptop is geïnstalleerd. Het wordt “The Human Stain”, een film uit 2003 van de bekende Amerikaanse regisseur Robert Benson. Zoek hem maar eens op!
In de hoofdrollen zie ik Anthony Hopkins als Coleman Silk en Nicole Kidman als Faunia Farley. Coleman Silk, over de 70, is met ruzie vertrokken van de universiteit waar hij decaan en professor klassieke talen was en woont nu ergens buiten. In het huis naast hem zit een schrijver met een “writer’s block”, Nathan Zuckerman, gespeeld door Gary Sinise. Op zijn oude dag begint Coleman een emotionele relatie met de 34-jarige Faunia Farley. Die leeft gescheiden van haar man Lester, een getormenteerde ex-Vietnamganger met een post traumatisch stress syndroom, gespeeld door Ed Harris. Op het eind van de film blijkt hoe vreemd Coleman zijn hele leven is omgegaan met zijn achtergrond in een zwart gezin.
Ik heb de film in het Engels bekeken met Spaanse ondertiteling. Dat was voor mij de enige acceptabele optie. Ik vraag me serieus af of hij in Nederland in de bioscoop gedraaid heeft. Mooi is en blijft “The Human Stain”. Vooral Anthony Hopkins, die in het dorp woont waar ook Marleen van Marij met haar Derek zitten (wel wat kleiner gehuisvest, vermoed ik), speelt een glansrol.

Heb ik voor de dinsdag nog een verhaaltje? Laat ik eens uit een mailtje van Trudie citeren. Ik had haar geschreven dat het intussen wat minder weer is, met af en toe zelfs een kortdurend buitje, en wat krijg ik als antwoord? Zij is in het weekend gaan cashen (in Erpe-Mere, waar is dat?) en wat was het een prachtig weer: “ganse blow loch, en dus zon, geine wind en eve oonder nul, heerlik um te wandele”.
Gelukkig staat in dezelfde mail, op dinsdagavond, dat het die dag wel is beginnen te sneeuwen. “’t Verkier zit noe vas in de snie! Gein lol aon um met ‘t otoke weg te goon”. Ik pak er bij Carlos op de bank nog even nu.nl bij. Nederland ligt onder een laag sneeuw van 3 tot 5 cm. Dit is de eerste keer dit jaar dat de temperatuur in de Bilt zelfs overdag niet boven nul is gekomen. Er is ook weer eens een record gebroken: we kijken tegen de langste file sinds ooit aan: bijna 2300 km. De jongens van Rijkswaterstaat hebben vandaag al 7,2 miljoen kilo zout gestrooid.

Op woensdagmorgen zit ik aan mijn laptop thuis en vermeld maar eens dat die al enkele jaren niet meer is bijgewerkt. Mijn Windows-pakket of wat daarop lijkt, in Maastricht krijgt de afgelopen zomer haast wekelijks een aantal updates te verwerken. Daarnaast heb ik via mijn Maastrichtse computerman, Rutger de Vries (een aanrader!), een antiviruspakket van McAfee gehuurd dat echt alle computergespuis tegenhoudt behalve wat ik wil bekijken. Het doet zijn werk op mijn laptop in Maastricht prima en ik neem aan daarmee ook op mijn tablet (dat ik zelden gebruik) en mijn telefoon met diverse fratsen, die aan mijn laptop gekoppeld zijn.
Hier is niks bijgewerkt en ben ik verstoken van McAfee. Ik ben geen idioot, als ik beweer dat mijn laptop hier snel besmet zou worden, als ik hem aan het internet zou leggen. Echter, niet getreurd, ik gebruik hem alleen om te typen en zo en voor mijn muziek. Anders ligt het met mijn telefoon. Die is hier wel permanent blootgesteld aan de onhebbelijkheden van het internet, als ik bij Carlos of La Oliva iets extra’s doe. Ik weet het: bij mij is het bijna alleen e-mail, whatsapp en nu.nl en heel af en toe wikipedia, maar toch. Niettemin prijs ik mij gelukkig dat mijn telefoon nog steeds virusvrij is. Godzijdank!

Kennen jullie het woord “rins” nog? Voor mij bestaat het alleen in “rinse appelstroop”, waarbij ik dat “rinse” ook nog eens met een halve z pleeg uit te spreken. Dan heb ik het over de overheerlijke stroop voor in mijn zuurvlees van de firma Guill. Henquet uit Eysden. Dat Guill. is trouwens ook raar; ik weet dat Trudie’s vader zijn naam ook zo schreef, maar ik zou altijd “Giel” schrijven. Het woord Guill., de afkorting van het Franse Guillaume – in het Spaans is het Guillermo – wil ik graag reserveren voor de man van Máxima.
Terug naar “rins”; dat lijkt me echt een woord uit de oude doos. Volgens de Van Dale is het een verbastering van Rijns, van de Rijn, en staat het voor “lichtelijk zuur”. Dat klopt ook wel, als je naar de ingrediënten op de verpakking van “rinse appelstroop” van Henquet kijkt. Er zit geconcentreerd citroensap in, naast een vracht suikerbietenstroop en 160 gram appel per 100 gram stroop.

Willen jullie nog zo’n apart woord, maar dan een Spaans? Vervelen is in het Spaans “aburrir” en navenant zich vervelen “aburrirse”. Het voltooid deelwoord verveeld is dan “aburrido”, bijv. in “no mires tan aburrido”, kijk niet zo verveeld. Het gerundium vervelend is “aburriendo”, zoals in (denk ik dan) “no hagas tan aburriendo”, doe niet zo vervelend.
Kan iemand mij uitleggen waarom het gangbare woord voor vervelend echter ook “aburrido” is? Volgens mij is dat niet correct. Een vervelend persoon is voor mij “una persona aburrienda” (of “pesada”, “latosa”, “fastidiosa”, “insulsa”) en dat is heel iemand anders dan “una persona aburrida”. Maar wie ben ik?

Dromen doe ik hier net zo goed als in Nederland. Vannacht was ook Frenkie de Jong van de partij. Je bent 21 en speelt anderhalf jaar in het eerste van Ajax. Dan krijgt Barcelona lucht van je en zit je een contract te tekenen, waarbij meer dan 75 miljoen over de tafel gaat. Is de voetbalwereld sinds het Bosman-arrest stapel?

Op donderdagmorgen zit ik heerlijk te lezen op mijn balkonnetje, maar dan is de tijd gekomen om deze brief te kuisen en dan met hem op een USB-stick naar de gezondheidsfaculteit af te reizen. “Zoe geit dat!” Mijn volgende staat gepland voor a.s. woensdag 30 januari. Wie wordt dan soixante-neuf? Mijn enige echte “novia” Trudie. Daarvóór is eerst Lux nog aan de beurt, die op de dag van de marathon hier 9 jaar wordt. Proficiat allebei, bij voorbaat. En verschil moet er zijn, ook in leeftijd.
Ik krijg hier van verscheidene kanten het nieuws door dat Nederland onder een laag sneeuw ligt en dat het vriest (dat het kraakt?). Dat lijkt me een uitstekende gelegenheid voor jullie om de ijzers weer eens onder te binden. Ik zie het ook als een verlate kans om weer eens iemand van het andere geslacht te strikken (voor de homo’s: zelfde geslacht). Als die twee dingen allebei niet meer lukken – bijv. omdat je te stram bent geworden – kun je nog terecht bij de gaarkeuken naast de ijsbaan, waar voor luttele euro’s een mok erwtensoep verstrekt wordt, met bijbetaling zelfs met roggebrood.
Daar laat ik het graag bij. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Tussen de boeken op mijn boekenverlanglijst staat er een van Peter Temple: “Truth” uit 2010 dat ik na jaren nog steeds niet te pakken heb kunnen krijgen. Hoe kom ik dan aan “The Broken Shore” uit 2005 van dezelfde auteur, dat ik wel heb? Ik weet het niet meer. Ik heb het vooral in het weekend zitten lezen en hier is mijn al dan niet gefundeerde mening erover. Het verhaal speelt zich af aan de Australische zuidkust, in Port Monro en Cromarty, ten westen van Melbourne.
Ikpersoon in het boek is “senior sergeant” Joe Cashin die bij de vreselijk toegetakelde bejaarde Charles Bourgoyne gehaald wordt. Later in het ziekenhuis overlijdt hij. Als Joe Cashin ziet dat diens peperdure Breitling horloge weg, is dat een ingang om naar de dader(s) te gaan zoeken. Dan blijkt dat drie jongens, Donny Coulter, Luke Erikcsson en Corey Pascoe, met het horloge bij een pandjesbaas in Melbourne zijn geweest. De politie maakt op hun terugweg naar Cromarty met een aantal auto’s jacht op hen en twee van de drie worden doodgeschoten. Alleen Donny blijft in leven, hij smeert hem, maar wordt later wel dood aangetroffen aan “The Broken Shore” in de buurt. Joe Cashin en zijn Aboriginal collega Paul Dove zijn overigens geen getuige van de eerdere slachtpartij, omdat hun auto het ter plekke begeeft. Als vervolgens een pedofiel, Arthur Pollard, vermoord wordt aangetroffen in een voormalig theater, komt een eerdere zaak aan het licht. Een jeugdkamp van de “Moral Companions” was in de jaren 1977-1983 een broeinest van pedofilie, tot het in 1983 afbrandde. Joe Cashin krijgt steeds meer de indruk dat het verleden en het heden over eenzelfde probleem gaan.
In belangrijke bijrollen kom ik Dave Rebb, zwerver en Hopgood, Finucane, Villani en andere politiemensen tegen. Daarnaast is er een aantal interessante advocates in het spel: de bejaarde Cecily Addison, Helen Castleman, buurvrouw van Joe en Charles Bourgoyne stiefdochter Erica. Jamie, de stiefzoon van Charles, zou jaren eerder verdronken zijn. Voor een mooie zijsprong vermeld ik de aanwezigheid van Aboriginal Bobby Walshe van de “United Australia” partij. Die weet van de zogenaamde criminaliteit van de zwarte buurt een issue op de televisie te maken.
Ik vind “The Broken Shore” van Peter Temple een spannend boek, net zoals bijv. thrillerschrijvers John Harvey en Michael Connelly vinden, die het eerder mochten beoordelen. Er gebeurt een heleboel in de 400 bladzijden. Af en toe wordt het me ietsje te veel, maar dan kan ik bijv. nog op blz. 389 e.v. terecht om weer op het rechte pad uit te komen. Ik geef het boek een 8 als recensiecijfer, best goed. Peter Temple is nog niet van me af.

Op één been kun je niet goed lopen (staan valt wel mee), dus heb ik er nog een voor jullie: “Zwijgen kan niet verbeterd worden” van niemand minder dan Willem Elsschot (pseudoniem voor Alfons de Ridder), uit 1979. Hij is mijn favoriete Vlaamse schrijver, geboren en getogen in Antwerpen. Het boek bevat (voor zover bekend) alle ongebundelde teksten die niet in het in 1976 uitgegeven “Verzameld Werk” van Querido staan (behalve zijn reclameboodschappen). De brenger van het extra nieuws is ene Annemarie Kets-Vree.
De echte tekst bevat allereerst een poëzie-deel dat mij niet erg kan boeien. Het zijn gedichten uit “Het Cahier”, “De Alvoorder”, “De Arbeid” en andere al dan niet literaire blaadjes. Een aardige uitschieter uit 1900 – hij is dan 18 jaar – vind ik op blz. 41. Het gedichtje begint met de zinnen: “‘K heb in mijn jeugd als een beest gezopen Aan al de passies van een menschenleven. Ik heb de beker huilend omhoog geheven En aangegaapt met lippen gulzig open.”
Dan is het proza aan de beurt. Zijn “Brief aan mijn zoon” in Bern uit 1939 staat erin. (“Er zijn mensen die werkelijk sneuvelen, en anderen die de hand gaan drukken van de nabestaanden. En ik vind nu eenmaal dat jij aangewezen bent om deel (uit) te maken van de laatste categorie.”) Daarna komt zijn journalistiek schrijfwerk aan bod als Vlaams correspondent voor de NRC in Rotterdam in 1919. Vooral de diamantbranche van Antwerpen, de haven en mogelijke uitbreiding komen daarin aan bod. Ik lees ook een mooi verhaal over het onrecht dat mensen wordt aangedaan die Vlaams als eerste taal spreken.
Op blz. 108 kom ik iets over Limburg tegen dat mij nog niet bekend is. Elsschot begint een artikel over “Een kanaal van Antwerpen naar de Moerdijk” in 1919 met de zinnen: “Het naasten, door België, van Zeeuwsch-Vlaanderen en Hollandsch Limburg is dus feitelijk van de baan. Het is vreemd, hoe ‘t publiek direkt vrede heeft gehad met de wetenschap, dat op die twee stukjes grond de Nederlandse driekleur zal blijven wapperen. Men zou haast zeggen, dat het de menschen hier geen zier kan schelen en dat men het nooit zoo erg gemeend heeft met die “overname””. Wie van jullie weet hier meer over?
Ik zit intussen op blz. 125, als de wrok van Willem Elsschot tegenover publiciteit naar voren komt. Hij gebruikt zijn verhaal “Kaas” om zijn afkeer te concretiseren: “De ons allen bekende bollen die men grijpen kan, die stinken en tegensteken” (ons tegenstaan). Verderop op blz. 142-144 wordt Louis Paul Boon in 1946 de hemel in geprezen met zijn “Mijn Kleine Oorlog”. Dat boek heb ik volgens mij ongelezen thuis in Maastricht in de boekenkast staan. Ik zal het met voorrang gaan lezen. Heb ik zo genoeg verteld over “Zwijgen kan niet verbeterd worden” van Willem Elsschot? Dan ga ik hier – als uitsmijter voor jullie – bekennen dat ik hem en dan vooral ”Een ontgoocheling”, eerst versie uit 1914, een verademing heb gevonden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten