woensdag 30 januari 2019

Weblogbrief 14.15, 30 januari 2019

Weblogbrief 14.15, 30 januari 2019

Queridos amigos y familia, daar ben ik weer, voor de vijftiende keer. Ik begin zoals jullie van me gewend zijn, op de gezondheidsfaculteit in het zuiden van Las Palmas. Daar maak ik zes dagen terug mijn entree op 24 januari, bijna 2 uur in de middag. Helaas, Lluis is er niet; wel zie ik Jorge net uit zijn kamer komen. We zijn allebei in voor een praatje voor de vaak. Even later komt Patricia erbij, want het koppel is voornemens huiswaarts te gaan, voor een smakelijke ”almuerza”, ongetwijfeld wel mager. Met terugwerkende kracht wensen we elkaar alsnog een “próspero año”.
Cristina word ik nog steeds niet gewaar, maar wel twee van de dames die mijn kamer al een paar weken bevolken. Mijn jonge Argentijnse collega Flor, die terzijde best goed Engels blijkt te spreken, is er niet. Ik moet de andere twee wel aanwezigen toch eens opnieuw vragen hoe ze ook al weer heten, want dat ben ik vergeten. Het duo houdt me de hele middag gezelschap en dat is geen straf. Aan de andere kant: heb ik werk te doen of niet?

Harry is nog niet toe aan het loggen van een nieuw stuk over popmuziek, dus mag ik me deze middag beperken tot zijn recente clips. De aardigste van onlangs vind ik eentje van Nina Simone. Haar “Ain’t got no home, I got life”, dat ze op de live clip brengt in een zeer aparte outfit, kan mijn goedkeuring wegdragen. Nina Simone, het blijft een prent en ook nog eens een bijzondere. Daarna duik ik in mijn mail en dat heeft iets persoonlijks, dus daarover ga ik hier uitweiden.
Het is bijna half 4, als ik op YouTube een half uur lang een recent praatje van econoom Hans Labohm ga aanhoren. Hij is alweer iemand die ik eerder tot de “deniers” dan tot de “alarmists” mag rekenen, als het om de opwarming van de aarde gaat. Hij heeft een aardig verhaal, zelfs terwijl hij enkele keren hinderlijk onderbroken wordt door kennelijke “alarmists”. Ik vind mezelf geen echte “denier”, ik zit een beetje tussen ja en nee in, wat de CO2-hype betreft. Dus ga ik na Labohm’s praatje op zoek naar het wetenschappelijk geluid van een “alarmist”.
Ik kom op YouTube uit bij Herman Russchenberg, een klimaatonderzoeker van de TH Delft. In vijf keer een kwartier “Universiteit van Nederland” legt hij uit dat onze atmosfeer inderdaad te veel zonlicht doorlaat en wat we daar aan kunnen en moeten doen. Vooral zijn eerste twee praatjes van de vijf, duidelijk voor een zaal van medestanders, moeten mij in de overtuiging bevestigen dat er inderdaad iets goed mis aan het gaan is. De professor koestert mijns inziens iets te veel vertrouwen in modellen en dat staat mij een beetje tegen, maar vooruit. Hij wijst er met klem en bij herhaling op dat het klimaat en veranderingen daarin niet simpel te meten zijn. Om een eventuele verandering te ontdekken is een periode van dertig jaar of meer nodig. Het is bepaald niet een kwestie van dagen of jaren, maar van generaties of een nog groter tijdsbestek. In de drie colleges erna van Herman Russchenberg gaat het vooral over de rol van wolken, de kans op meer regen en zonlicht weerkaatsten, onderzoek hoe je een eventuele opwarming kunt gaan tackelen. Wie van jullie het verhaal van bijv. Labohm eens wil horen, heel aardig, raad ik voor het tegenwicht aan om in ieder geval ook van deel 1 en 2 van Russchenberg’s visie kennis te nemen.
Om 6 uur stap ik in bus 12 terug naar de bewoonde wereld. De automaat waartegen ik mijn pas moet houden om hem te laten afstempelen, doet het niet. Pas in Triana komt een ander geval hem vervangen. Ik mag gratis en voor niks mee, een douceurtje. Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

Mag ik nog even terug naar de heenweg van bus 12? Op weg naar de gezondheidsfaculteit ben ik al snel bij de calle Juan Manuel Durán González. Die ligt direct voorbij het kerkje op de calle Presidente Alvear, waar ook de achterkant van het noordgebouw van El Corte Inglés gesitueerd is. Aan de dwarsstraat ligt een café met de naam Bar Carnaval. Is dat niet een toepasselijke naam voor een natte nering waar het - neem ik aan – met de komende carnaval behoorlijk los zal gaan? Terzijde: een “cafetería” is eigenlijk meer een koffiehuis dan ons soort café; een echt café, soms met eten erbij, wordt hier meestal aangeduid met de naam “bar”.

De vorige alinea is vooral als opstapje bedoeld naar het carnaval in de stad hier. De festiviteiten rond het hoogfeest lopen van 15 februari t/m 10 maart. Op de 15de is ‘s avonds de aftrap, “el Pregón”, op Santa Ana, tegenover de kathedraal in Vegueta. De brenger van het goede nieuws om half 9 is dit jaar komiek Manolo Vieira. (Van hem heb ik me onlangs op de rommelmarkt nog een dvd heb toegeëigend: “Hoy No Es Lunes”, vandaag is het niet maandag. Hij is de Toon Hermans van de Canarische eilanden.) Dat gaat wat worden! Ik zit dan wel al twee volle dagen opgescheept, in de goede zin van het woord, met Marcel, Damaris, Yves & Raúl plus Trudie, mijn bezoek van 13 t/m 20 februari. Bij de Pregón zelf ook akte de présence geven, dat moet toch een zijstap zijn dat ik me kan permitteren en wie weet, krijg ik mijn bezoek of een deel ervan die vrijdag wel mee naar Triana/Vegueta en dan plaza Cairasco en Santa Ana.
In het weekend na de “Pregón” zijn er vooral festiviteiten voor de jeugd (en hun omvangrijke familie) op Santa Catalina hier. Dan, op zondagavond om 8 uur, is op het plein hier het “Gala de la Gran Dama”, best leuk voor de liefhebber en gratis. Volgen op maandag- en dinsdagavond nog twee voorrondes van de “murgas”, van half 9 en 9 uur tot in de kleine uurtjes, voordat mijn Maastrichtse gezelschap en ook ik de kuierlatten naar het hoge noorden nemen. Ik mis – helaas, pindakaas – bijv. de finale van de murgas op zaterdag 23 februari, het Gala de la Reina op vrijdag 1 maart en dat van de Drag Queen op maandag 4 maart.

Na carnaval in Maastricht kom ik in mijn eentje weer terug in Las Palmas, overdag op zaterdag 9 maart. Die avond trekt vanaf 6 uur de “Gran Cabalgata”, de groeten optoch, door de straten van de stad, van zuid naar noord. Ik verwacht hem op Santa Catalina om half 8, 8 uur en reken maar van yes dat ik daarbij wil zijn. Eerst is er het voorbij trekken en toejuichen van de medaillewinnaars van de diverse wedstrijden en dan volgt gewoontegetrouw een ware karavaan van “carrozas”. Dat zijn open bussen of vrachtwagens, meer dan honderd stuks, met luide muziek en allemaal stampvol “verkleiders”. Tussen de ene na de andere “carroza” komt de Palmese variant van onze “boonte störm” voorbij. Als er net zoveel “carrozas” zijn als vorig jaar, kan ik, mocht ik voortijdig aan slapen toe zijn, het beste mijn ramen en deuren potdicht houden vanwege de herrie, die vanaf Santa Catalina mijn woning komt binnen gewaaid.
Rest mij nog als uittree te vertellen dat “todas Las Palmas” op zondag 10 maart ‘s avonds op de Paseo de las Canteras te vinden is. Daar komt dan om een uur of 8 de grote sardine (een metertje of vijf lang) op de boulevard aan, gelardeerd met “struipe” diep bedroefde, huilende carnavalsvierders. Op het strand bij calle Gran Canaria gaat vervolgens de fik erin (de moderne variant van “el entierro”, de begrafenis) en wordt de sardine de zee in gekiept.

Een nieuwe dag, een nieuw geluid. Ik heb hier, geloof ik, al eens eerder verkondigd dat het woord “kameel” vandaag de dag niet alleen voor kameel staat, met twee bulten, maar ook voor dromedaris met maar eentje. Op de verpakking van een doosje “Camel”-sigaretten staat – echt waar – een kameel met ook maar één bult, een “dromedario”. En in onze Driekoningenoptocht (van de wijzen uit het oosten) loopt parmantig een éénbultige “camello” mee, wel met een vracht aan cadeautjes “op z’ne pókkel”.
Muziek uit Arabische (en ook Afrikaanse) landen is voor ons, wijzen uit het westen, een ver van ons bed show. Afgelopen zomer vind ik in Centre Ceramique een cd met Arabische muziek die ook nog eens verwijst naar de “camello”. Dan kan ik het niet laten. Hier is, uit 2003, “Camelspotting”. De plaat geeft precies een uur muziek en er staan elf nummers op die je met carnaval in café de Tribunal niet zult horen en die ook op het zomerse terras van café De Poort nog geen uitgesproken meezingers zijn. Hier is elf keer muziek uit Arabische contreien:
01. Amr Diab – Nour el ain
02. Ragheb Alama – Men awwal merra mehtajelha
03. Mayada el Hennaway – Min ger loka
04. Walid Tawfic – Acha’ak azab
05. Dania – Asl al hikaya
06. George al Rassy – Min ghadn el hob
07. Osama al Attar – Ma ariflak makan
08. Samira Saeed – Nafs el makan
09. Nadia Mousstafa – Mukadimah ‘84
10. Adel Kassab – Aidy bzank
11. Hamid el Shari – Tohgomy
Ik hoop maar dat ik de namen van de artiesten en de titel van de liedjes netjes heb overgepend van de cd, want een touw eraan vastknopen kan ik niet. Misschien moet ik maar eens een cursus “Arabisch Voor Beginners” gaan volgen, met al zijn keelklanken en tekst van rechts naar links. Dan kan ik eindelijk eens de dames en heren een beetje verstaan die soms naast mij op een bank hier zitten en overduidelijk een ander taaltje dan Algemeen Beschaafd Maastrichts of Mokums tegen elkaar bezigen.
Van “Camelspotting” kennen jullie, als je mijn brief van een paar maanden terug gelezen hebt, uiteraard Amr Diab uit Egypte. Diens “Nour el ain” is en blijft een hit. Van de andere tien nummers van deze Arabische compilatie gaat mijn voorkeur uit naar de nummers 2,4,6,12 en 13. Muziek uit de islamlanden, het is echt weer eens iets anders.

Ik heb begrepen dat intussen een griepepidemietje in Maastricht de kop heeft opgestoken. Ook hier voor de kust van Afrika blijven “we” niet helemaal gevrijwaard, als ik de regionale kranten mag geloven. Misschien moet ik over een tijdje weer een beroep gaan doen op mijn “Fisherman’s Friend original, caramelos comprimidos / drageias, con edulcorante”. Of het wat uithaalt, ik denk van niet, maar ik heb er vrede mee. Het geeft in ieder geval een frisse smaak.
De (para-)farmacia industrie is er ook hier in deze tijd uiteraard als de kippen bij om haar anti-griepwaren met de nodige force aan te prijzen. Ik geef jullie twee voorbeelden. “Cuídate a la grande”, ga de grote uit de weg, zegt een reclamebord, dat “Pharmagrip forte”-medicatie naar voren schuift als de remedie bij uitstek. (“Combate las sintomas de la gripe con toda su fuerza”, bestrijdt de symptomen van griep met alle kracht.) Een andere, ook een bestseller in het Nederlandse circuit van de weinig werkzame therapieën, is Bisolvon. Met “Adiós a la tos”, weg met de hoest, beleeft de firma gouden tijden. “Adiós a la tos”, dat is nog eens een slagzin!

Hoewel het vrijdagavond best acceptabel weer is, kies ik er om half 9 toch voor om Steven Spielberg in de herkansing te doen. Een paar weken terug zag ik zijn film “Artificial Intelligence” op mijn laptop hier en die leek echt helemaal nergens naar. In 2006 komt de bekende regisseur met zijn epos “Munich”, het verhaal over de nasleep van de aanslag op Israeliërs bij de Olympische spelen van 1972.

Premier Golda Meir wil dat de dood van de Münchengangers gewroken wordt. Een vijftal mannen krijgt als opdracht om de aanslagplegers op te sporen en te doden. Leider van het Israëlische commando is Azner Kaufman (gespeeld door Eric Bana) en verder zijn Robert, Steve, Hans en Carl van de partij. Als begeleider op afstand fungeert Ephraim. Hun tegenstanders, doelwitten zijn mensen uit de Zwarte September-beweging, onder supervisie van ene Ali Hassan Salameh. Bij het uitzoeken, waar de diverse Arabische terroristen stuk voor stuk verblijven, krijgt het Israëlische vijftal hulp van Fransman Louis en diens vader. Azner moet er wel fors voor betalen, maar op een miljoen meer of minder wordt niet gekeken. Dan begint de systematische afslachting van de moordenaars. Op het einde van de film, die ruim 2½ uur duurt, zijn zes van de elf Arabieren opgeruimd, vier niet omdat die in de gevangenis zitten en helaas, ook leider Salameh ontspringt de dans (tot 1979). Als zijstap zijn nog enkele andere terroristen en een vrouw uit Hoorn (in Noord-Holland) de klos. Van het vijftal dat aan de missie is begonnen, zijn er op het einde wel nog maar twee over: Azner en Steve. Vooruit, laat ik de naam van de man die Steve speelt, dan ook maar hier vermelden: Daniel Craig.
Steven Spielberg heeft zich met “Munich” voor mij gerehabiliteerd. Ik heb het een spannende film gevonden, een drama in de echte betekenis van het woord. Ik kan hem jullie, zeker de mensen die hem nog niet gezien hebben, van harte aanraden voor een avond leedvermaak. Dat hij vijf Oscar-nominaties heeft gekregen, ook als beste film van het jaar, kan ik best begrijpen. Steven Spielberg is iemand die graag het centrum van de attentie opzoekt.

Op de zaterdag houd ik het overdreven rustig. Ik heb zelfs tijd om deze brief bij te werken en een grote hap te nemen uit een boek uit 1962, dat is meer dan vijftig jaar geleden. Voor details, zie boek 2 van mijn boekenbijlage.
´s Avonds valt me op de boulevard op dat er haast geen joggers voorbij komen. Normaliter zie ik op een avond als deze enkele tientallen mannen en vrouwen die zich met alles wat nog in hun zit, tussen het flanerend volk door proberen te werken (en zich nog eens doodlopen, maar dat is mijn privégedachte over deze tak van sport). Het zal wel stilte voor de storm zijn, ze zijn zich natuurlijk geestelijk aan het opladen voor de grote dag morgen, die van de “Gran Canaria Maratón”.

Als ik zondagmorgen – Lux wordt vandaag alweer 9 – om half 9 mijn balkon op stap, komen de flarden Spaanse popmuziek me al tegemoet. Kennelijk gaat de loopwedstrijd over de Albareda naar mijn straat en dan weer terug over de Sagasta, dan naar het Castillo de la Luz en daarna over Las Canteras richting het Alfredo Kraus. In mijn straat is verderop een drietal bont uitgedoste trommelaars actief om de lopers vooruit te stuwen. Het trio wordt geflankeerd door een achttal meisjes in het geelblauw, de kleur van de provincie, wel met zwarte kniebeschermers. De dames hebben alles weg van cheerladies, zoals ik ze van Amerikaanse films ken. Steeds als er lopers voorbijkomen, gaan de handen omhoog en omlaag met daarin hun pompons (of hoe noem je die dingen van blauwwitte linten).
De echte marathon is hier in alle vroegte, omdat het later te warm wordt voor de Kenianen en andere Afrikaanse lopers. Om even voor half 10 hoor ik gejuich en weet ik dat we bijna op de helft zijn. De marathonlopers doen twee halve marathons achter elkaar. Ik ga me wassen en aankleden en ben keurig op tijd, om kwart over 10, om even later de voorste marathonlopers ten tweeden male voorbij te zien sjezen, in een tempo van zo’n twintig kilometer per uur. Ik zou ze op de fiets geen twee uur bijhouden, vrees ik. Er is nu tegelijkertijd ook een klein legioen amateurs aan het rennen, maar gelukkig gaat iedereen wel netjes opzij voor de “campeones”. De eerste tien marathonlopers zijn allemaal zonder uitzondering gitzwart van huidskleur, van kop tot teen. Daarbij zijn de eerste drie best lang, dun, maar gespierd en hebben een klein hoofd. De achtste van de tien, op ruim een kwartier van de koploper, is een al even iel zwart meisje. Zij loopt op met een van de mannelijke Afrikanen. Nummer 11 is de eerste niet-zwarte, ik denk een Marokkaan.
Voor de precieze uitslagen en tijden van de marathon en de minder lange loopnummers ben ik aangewezen op de krant van maandag. Dit muisje krijgt dus nog een staartje.

Als ik in Afrika een land mag noemen, waar heel goede muziek gemaakt wordt, kom ik uit bij Mali. Coryfeeën zoals Ali Farka Touré en Toumani Diabaté komen er vandaan. Eerder deze winter heb ik jullie een inkijkje gegeven in het blinde leven van Amadou & Mariam. Vandaag staat de groep Tinariwen op het podium. Ik heb drie cd’s van ze; de meest recente is van 2017: “Elwan”. Hier zijn de dertien nummers:
01. Tiwàyyen
02. Sastanàggàn
03. Nizzagh Ijbal
04. Hayati
05. Istus
06. Ténéré Tàqqàl
07. Imidiwàn n-àkall-in
08. Talyat
09. Assàwt
10. Arhegh ad annàgh
11. Nànnuflày
12. Fog edaghàn (intro flute)
13. Fog edaghàn
Kort en krachtig gezegd verdwaal ik deze keer alweer in de Malinese Sahara-klanken. Wat een verschillende muziek, vergeleken met groepen als de Beatles of Beach Boys. Het is puur Afrikaans, mag ik daarmee volstaan? Wie twijfelt aan mijn goede bedoeling, moet maar eens luisteren naar bijv. de nummers 1, 5, 6, 8 of 11. Geloof me, het moet er maar een keer van komen en dat is nu. Ik beloof jullie dat in mijn volgende brieven weer als vanouds met Westerse muzikanten aan zal komen zetten.

Ik heb jullie nog enkele uitkomsten van de “Maratón Gran Canaria” toegezegd en wat je belooft, moet je doen. Het aantal marathondeelnemers die de wedstrijd zondag uitgelopen heeft, is 880. Bij de mannen komen de eerste drie allemaal uit Kenia. De gouden medaille is voor Julius Kiprono in een tijd van 2:12:03, niet verkeerd. Nummer twee en drie zitten op drie en vier minuten achterstand. Bij de dames is ook een Keniaanse eerste: Shelmith Nyawira in een tijd van 2:32:55, de achtste tijd van het totaal. Achter haar eindigen twee Ethiopische dames als twee en drie.
Voor de grote meute van hardlopers is een hele marathon (ruim 42 km) iets teveel van het goede. De meeste deelnemers, 1515 in getale, zijn al bekaf na de halve afstand. Die is deze keer gewonnen door de Ugandees Micheal Kapchebusha in een tijd van 1:02:24 en bij de dames door Amare Meskeren uit Ethiopië in 1:11:58. Voor de nog minder bedeelden geef ik ook nog de 10 km, waaraan 1818 mensen mee hebben gedaan. Hier zijn zowaar Spanjolen de bovenliggende partij: Francisco Cabrera in een tijd van 30:56, terwijl bij de dames de Spaanse Aroa Merino wint in 36:10.
Eva vertelt me een aantal weken terug dat de marathon hier best iets zou kunnen zijn voor Jan Willem en zijn broer Evert Jan. Dat zijn intussen twee geharde marathonlopers, niet van een kleintje vervaard. Ze hebben zelfs al eens in Zwitserland een marathon bergop gelopen, mijn petje af. En toch, tegen het geweld uit Afrika dat hierheen komt overvliegen om na ruim twee uur gehuldigd te worden, zullen ze niet bestand zijn.

Op dinsdagavond begint het zowaar te regenen en kan ik mij terugtrekken op het balkon of elders of in huis een dvd opzetten. Ik kies voor het laatste en kom uit bij Woody Allen’s “Small Time Crook” uit 2000. De film speelt in New York en gaat over koekjes.
Ray Winkler (Woody Allen), net uit de gevangenis, wil met twee andere kleine criminelen een bankkluis leegroven vanuit een tunnel, die ze gaan graven vanuit een winkel ietsje verderop. Tegen de tijd dat er in de kelder daadwerkelijk geboord wordt, zijn ze wel al met zijn vijven. Het wordt niettemin niks. De zelf gemaakte koekjes, die Ray’s vrouw Frenchy (Tracey Ullman) intussen op begane grond verkoopt, worden echter een grote hit. Sunset Cookies heet een jaar later Sunset Farms met diverse vestigingen, franchises. Heel New York komt erop af en staat ervoor in de rij. Ray en Frenchy en ook Frenchy’s nicht May (Elaine May) die in de winkel heeft geholpen, worden er schatrijk van. Dat trekt de incrowd van de stad aan, die best wil meeprofiteren en ook David (Hugh Grant) die voor alles op het geld van Frenchy uit is. Etc…
Woody Allen was en is, vind ik, een van de beste filmmakers. In “Small Time Crook” is hij de schrijver van het script, de regisseur en ook nog eens een van de hoofdrolspelers. De film is ontegenzeggelijk hilarisch en ik kan hem jullie alleen maar aanraden.

En dan ben ik alweer toe aan het verzenden van deze brief, op de dag dat Trudie jarig is. Ze kijkt nog net niet tegen de zeventig aan. Perfisia, op naar de hoonderd!
Heel jammer blijft het dat ik de eerste schermutselingen van de “zate hermeniekes” “vaan de stasie naor de merret” a.s. zondag moet missen. Wat had ik graag “Ech woer, jeh jao” meegeblèrd, als de “groeten oonbekinde” vanaf de Spèlstraot de markt op draait. Om hem, de sneeuwprins, daarna voor de variatie eens met sneeuwballen te bekogelen, als er tenminste genoeg plaksneeuw ligt.
Mijn volgende brief is pas in februari, als ik in de vierde maand van mijn reces hier ben. Hij staat in de sterren geschreven voor dinsdag 5 februari. Voor nu, gedraag je, maar drink er zondag wel eentje op mijn gezondheid, als je gepakt en gezakt een café in gedoken bent na alle gedoe met de Tempeleers. Ik wens het jullie, tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mij staat bij dat ik eerder een boek van Gillian Flynn gelezen heb en hier besproken. In Maastricht zou ik het kunnen nakijken, maar hier heb ik het nakijken. Hoe dan ook, ze is nog jong, geboren in Kansas City in 1971. Hier is mijn recensie van haar boek “Sharp Objects” uit 2006, als ze 35 jaar is. Het verhaal speelt in de hak van Missouri, in een plaatsje van niks genaamd Wind Gap.
De ikpersoon is de 32-jarige journaliste Camille Preaker. Zij zit onder de littekens van woorden die ze in haar vlees heeft gesneden. Door haar chef bij de krant, de Daily Post in Chicago, wordt ze naar haar geboorteplaats gestuurd om de verdwijning van een schoolkind te verslaan. In Wind Gap wonen haar moeder Adora, heel rijk, met haar man Alan, niet de vader van Camille, en haar halfzuster Amma. Al weer lang geleden is een ander halfzusje van Camille overleden, na af en aan ziek te zijn geweest. Vorig jaar is de negenjarige Ann Nash gewurgd, waarbij al haar tanden uit haar mond zijn gesloopt. Nu is Natalie Keene weg en even later blijkt dat ook die gewurgd is en al háár tanden verwijderd. Wie is er verantwoordelijk voor? Politieman Bill Vickery en de te hulp geroepen onderzoeker Richard Willis (uit het enigszins naburige Kansas City) komen er niet uit. Hun verdenking valt vooralsnog vooral op Bob Nash, de vader van Ann, en op John Keene, de 18-jarige broer van Natalie. Vrouwen doen zo iets niet, is de algemene gedachte, maar moet die eens bijgesteld worden?
Ik vind “Sharp Objects” een heel goed boek. De jonge Gillian Flynn brengt het verhaal met veel verve en wat zit ik te genieten van de zoektocht naar de moordenaar en de legio aimabele bijverhalen. Ik beloon het boek met een 8½ als recensiecijfer en weet nu al dat ik de andere boeken van Gillian Flynn met voorrang wil gaan lezen.

Of het niet op kan heb ik ook een boek ter recensie uit 1962, dat is meer dan vijftig jaar terug. De schrijver is John Steinbeck (1902–1968), die 27 boeken op zijn naam heeft staan en de Nobelprijs voor literatuur krijgt in het jaar dat zijn boek “Travels With Charley” uitkomt. Ik heb het boek in Nederlandse vertaling in huis, “Op Reis Met Charley”, een Salamander uit 1976. John Steinbeck vertelt over zijn rondreis door de VS op 58-jarige leeftijd, in een kampeerwagen genaamd Rocinante, in zijn eentje, maar wel samen met een poedel genaamd Charley. Vanaf zijn woonplaats Long Island (New York) gaat hij in drie maanden tijd eerst naar het noorden, dan naar het westen van het land tot in San Francisco en zijn geboorteplaats Salinas. Dan is het zuiden aan de beurt, als hij via Arizona en Nieuw-Mexico naar Texas reist. Daarna gaat hij terug omhoog naar zijn huis in New York.
Het boek, met de ondertitel “Op zoek naar Amerika”, is een aaneenschakeling van mijmeringen en ontmoetingen met mensen uit steeds weer andere staten. In het begin in Long Island ligt orkaan Donna op de loer, vlakbij Frans Canada maakt hij kennis met aardappelrooiers die zijn cognac erg waarderen, hij leert de wereld van de vrachtwagenchauffeurs eindelijk een beetje kennen en ontdekt in stacaravans een heel nieuwe manier van wonen. Er gaat niks boven kaas uit Wisconsin, verderop krijgen de russen overal de schuld van (in 1960) en in Oregon is zijn kampeerwagen toe aan nieuwe achterbanden. Monterey en Salinas, neem ik aan, waar hij vandaan komt, mogen veranderd zijn, maar hij nog veel meer. In het Texas van begin jaren zestig eet hij heerlijke chili con carne, wordt hond Charley in Amarillo doorgesmeerd door een jonge dierenarts en daarna, in Louisiana vertoeft hij bij Lake Charles. In New Orleans kijkt hij met veel onbegrip naar mensen die van “nikkers” niks moeten hebben en cheerladies die op het obscene af demonstreren tegen het toelaten van een zwart meisje op een gemengde school.
“Travels with Charley”, op reis met Charley vind ik een alleraardigst boek. John Steinbeck weet het allemaal goed te brengen, de verschillen en overeenkomsten tussen mensen in diverse staten en zijn boek staat bol van de interessante anekdotes. Intussen wordt het wel tijd dat ik me een grote kaart van de Verenigde Staten ga aanschaffen met daarop alle staten en de grote plaatsen, liefst zonder namen erbij. Iets voor mijn verjaardag? Nu moet ik aanhoudend een atlas bij de hand houden om te weten waar ik ben in het immense land. John Steinbeck’s boek “Travels with Charley” gaat terug in de boekenkast met een 8- als recensiecijfer. De oudjes doen het nog best goed.

Deze keer heb ik – op de valreep – nog een derde boek ter recensie. De van origine Groninger Arjen Lubach, geboren in 1979, kennen jullie ongetwijfeld als televisiepresentator van “Zondag met Lubach”, een wekelijks cabaretprogramma van jewelste. Daarover heb ik ook deze winter al een paar keer met vuur geschreven. De winnaar van De Slimste Mens uit 2012 is niet voor één gat te vangen. Hij is intussen ook schrijver. In die hoedanigheid heeft hij mij in 2013 opgezadeld met het boek “IV”, een thriller die vooral in Amsterdam speelt, maar eindigt in de Franse Provence. De titel “IV” staat niet voor intraveneus, maar voor Vier, zoals in koning Willem IV.
De 83-jarige Marcus Ruys wordt, als hij een geheim ontdekt dat begint bij Cicero en een brief van Thorbecke, vermoord door het “Leger van Drie”. Dat is een privé veiligheidsdienst van het koninklijk huis. Dochter Elsa van Marcus, 29 en wiskundige, gaat er op zijn postume aanwijzing achter aan. Ze wordt daarbij geholpen door studente Robin en tv-persoonlijkheid Maarten van Eck, een oude collega van haar vader. Tegelijkertijd zijn rechercheurs John Hart en Mirjam Levi doende om dezelfde Elsa, Robin en Maarten in te rekenen, maar komen gaandeweg steeds meer tot de conclusie dat de vork heel anders in de steel zit dan ze denken. Vooral kroonprins Willem-Alexander, Willem IV, voelt zich met de goedkeuring van zijn familie geroepen om de almacht van de Oranjes kost wat kost te verdedigen. Hij doet dat in navolging van koning Willem III, een gestoord iemand van meer dan honderd jaar eerder, die Thorbecke dwars blijft zitten. Blijft “Prins Pils” de gedoodverfde troonpretendent of wordt het tijd voor een republiek?
“IV” is best een aardig boek, maar doet me op een overdreven manier denken aan de bekende boeken van Dan Brown. Het is echt kopiëren van diens stijl. Net als bij Dan Brown rennen de hoofdpersonen van hot naar haar, vooral in Amsterdam, maar komen na iedere akeligheid wel weer opnieuw bovendrijven, tot aan de ontknoping. Ik werk me vlotjes door het boek heen en heb er als recensiecijfer niet meer dan een 7- voor over.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten