dinsdag 30 januari 2018

Weblogbrief 13.14, 30 januari 2018

Weblogbrief 13.14, 30 januari 2018

Querid@s amig@s y familia, wat zal ik jullie vandaag eens voorschotelen, op de dag dat Trudie 68 wordt? Laat ik beginnen met te zeggen dat ik sinds afgelopen zaterdagmorgen (om 4 uur, dat is vroeg!) weer van mijn rust geniet. En dat het hier in Las Palmas sinds vrijdagavond minstens zo veel carnaval is als in Maastricht. Geloven jullie dat niet? Dan wacht maar eens af tot ik jullie daarover in Maastricht met carnaval kom bijpraten.
Laat ik “zum Anfang” weer teruggaan naar afgelopen woensdag. Op de gezondheidsfaculteit is het dan best rustig, maar op twee hoog rechts aangekomen zie ik de nodige mensen op de afdeling Sociale Geneeskunde. Ik spreek Jorge, uiteraard over zijn ontmoeting met Trudie in bus 12, Patricia, Almudena, Cristina en ook Lluis komt even uit zijn kamer. Zoals wel vaker op mijn kamer met Isabel (en soms Mariela) vertrekt die zo ongeveer als ik eraan kom. Geen opzet! Ik doe mijn ding; deze keer besteed ik nogal wat tijd aan het doorspitten van Harry’s website met diverse aparte clips en een aardig stuk over de vroege jaren van (I)van Morrison. Weten jullie wel dat The Man in zijn late tienerjaren in Belfast met de Monarchs vooral saxofoon speelde en pas later, in 1963 als zanger van Them is ontdekt? Dat de Monarchs eerst in Duitsland (Heidelberg, Frankfurt, Keulen) enige naam maakten, voordat het thuisland belangstelling voor hen kreeg?

Uitzonderingen op regels moeten er zijn, dus stap ik op de terugweg voor de variatie eens niet uit bij het Lichtkasteel, maar drie haltes eerder onderaan de Luis Morote. Gewapend met een acht litervat water en anderhalve liter perziksap kom ik om kwart over 5 in mijn woning aan, waar de Agualand-gangers al op me zitten te wachten. Hun bezoek aan het waterpark vinden ze best aardig – het is mooi weer – maar ze hebben zich bijna alleen opgehouden rond het “pieringebad” met glijbaantjes van niks. Van de diverse “mega- sjievele” hebben ze geen gebruik gemaakt, zelfs niet Marcel, toch een waterrat, als ik zijn record naar de barra en terug erbij haal. Eerlijk gezegd vindt men Agualand een nogal commerciële bedoeling. Ik ben er nog nooit geweest en wil dat graag zo laten, als jullie het niet erg vinden.

We gaan naar beneden voor onze aperitief, maar dan blijkt de sigarenman, met zijn sigaar van Cubaans formaat, opnieuw bij Carlos te zitten. We wijken om die reden uit naar de overkant, Don Manué, maar daar gaat de keuken pas een half uur later open. Het wordt daar één drankje voor iedereen en dan gaan Marcel en ik Sangre de Toro Gran Reserva (wat lekker!), olijven en pepers plus schapenkaas bij De Spar kopen. Dan is het eten en drinken in de bijkeuken, terwijl Damaris ook met de fusilli (pasta in spiraalvorm) in de weer is. Om half 8 laat de avondmaaltijd en het nagerecht zich goed smaken.

Op de donderdag begin ik met een nieuw muziekje. Leo Blokhuis en zijn vriendin Ricky Koole hebben (bij mijn weten) een aantal jaren een theatertour gemaakt, “Songs We Shouldn’t Forget”, waarin ze toeschouwers vragen naar hun favoriete liedjes. Daarvan zijn vervolgens dubbelCD’s gemaakt, in totaal zes stuks. (Het verbaast me dat de platenmaatschappijen dat allemaal maar goed hebben gevonden, maar vooruit.) In 2011 komt de dubbelCD “Back On Track” op de markt. Daarop staan 18 + 17 nummers, iets te veel om hier compleet te memoreren. Zelfs nummers van bijv. Aretha Franklin, Chet Baker, Little Richard en Stevie Wonder blijven hier onvermeld. Ik beperk me tot mijn persoonlijke favorieten, waarbij ik de vijfendertigtal terug breng tot het LP-formaat van twaalf nummers:
1.02.Sammi Smith – Saunders ferry lane
1.03.Cloudmachine – Save haven
1.09.Ben Taylor – How can I tell you
1.11.Danya Kurtz – Love gets in the way
1.15.Johnny Cash – Hurt
1.17.Matthew’s Southern Comfort – My lady
2.02.Tim Hardin – Misty roses
2.12.David Wiffen – One step
2.13.Ryan Adams – La cienega just smiled
2.15.Tony Joe White – For ol’ times sake
2.16.Alan Price – To Ramona
2.17.Buffy Sainte-Marie – Goodnight
Hoeveel van de twaalf artiesten kennen jullie? Ik moet het antwoord schuldig blijven bij een vier- of vijftal. Mooi blijven ze, de liedjes die Ricky & Leo ons met hun compilaties nalaten. Zo’n nummer als “To Ramona” (oorspronkelijk van Bob Dylan, 1964) van Alan Price of “Goodnight” van Buffy Sainte-Marie (van de “Universal soldier”), daar doe ik het voor.

Ik heb nog een verhaaltje over donderdagmorgen. Al tijden lang staan nogal wat meisjes daar ´s morgens vroeg tussen zeg even over 8 en 5 voor half 9 te smiespelen, terwijl de jongens met een klein maatje voetbal in de weer zijn. Ik heb nog niet gezien dat ook maar iemand daar aanstoot aan neemt, integendeel. Vanaf mijn balkon zie ik het tafereel steeds met plezier aan. Hier op mijn stukje straat is de straat niet vergeven aan het snelverkeer, maar heeft de jeugd weer kortstondig een plek.
Om onduidelijke reden staan er ietsje verderop bij de school altijd bovenmatig veel politiemensen het verkeer zogenaamd in goede banen te leiden. Vanmorgen komt een van de “govies” naar het groepje jongens toe en pakt hen de bal af. Hij houdt vervolgens een hele preek, waarnaar met tegenzin geluisterd wordt. Ook enkele volwassenen komen zich afvragen wat er mis is met het kwartiertje straatvoetbal tussen een paar palmbomen, maar de man van hermandad is onverbiddelijk. De bal wil hij uiteindelijk nog wel teruggeven, maar met het voetballen op straat moet het afgelopen zijn. Dit is dus de manier waarop de politie vervreemdt van het alledaagse leven.

Bij de lunch – eigenlijk het middageten, want twee hele kippen gaan eraan plus de nodige aardappeltjes in de knoflook en tomaten en paprika’s – wordt Yves omstandig door Damaris en Marcel gevraagd naar wat zijn favoriete rij muzieknummers is. Geloof het of niet, maar hier komt zijn top 11, alfabetisch:
01.Baila me (Gipsy Kings)
02.Bie ba, boe ba, bord nu leeg (Kinderen voor kinderen)
03.En ik (ik ben te dik) (Kinderen voor kinderen)
04.Happy birthday to you
05.Het aapje
06.Meer, kom oet de zedeleer
07.Olifantje in het bos
08.Roed, geel en greun
09.Sjarel (kom noe naor bove tow)
10.Tourne, tourne, petit moulin
11.Zie ginds komt de stoomboot
Het zal moeilijk zijn om hem te overtreffen, maar vooruit, als iemand van jullie zijn favorieten of voor mijn part die van zijn kleinkinderen aan mij wil melden, bijv. per e-mail, zal ik kijken of ik die eveneens een plaats in een van mijn illustere brieven kan geven.

Om half 6 komt Damaris naar het balkon, waar ik met Trudie zit te lezen. De stroom is net uitgevallen in de beide keukengedeeltes, meldt ze me. Dat is met name voor Trudie echt een klusje waarvoor ze helemaal geknipt is. Zonder enige hapering belt ze met Lluis om hem te sommeren zo snel mogelijk een elektricien naar mijn adres te sturen. Daarna gaan we met zijn allen op het terras van Carlos beneden aan de drank en tapas, maar houden wel een oog op onze buitendeur.
En inderdaad, niet veel later staat inderdaad zelfs een duo elektriciens voor de deur. Trudie gaat met ze mee naar boven om een en ander aan ze te “verdutse”. Er blijkt sprake te zijn van kortsluiting in een groepje elektriciteitsdraden dat al tijden uit de keukenmuur steekt. Daar zou ook de brandlucht vandaan komen die iedereen behalve ik de dag ervoor geroken heeft. De twee deskundigen zijn ruim een half uur bezig, maar dan is het leed geleden, althans grotendeels. De doucheboiler doet het weer, de wasmachine kan weer draaien en het ijskastlicht gaat vanzelf weer aan. Morgenmiddag om 2 uur een van de twee komt wel terug met een plaatje om de draadjes achter op te bergen en tevens om een nieuwe gloeilamp in het plafondlicht op de slaap- en computerkamer te installeren. (Dat blijkt de dag erop een illusie.)
Als we beneden uitgetapaat en -gedronken zijn, kunnen we boven nog terecht voor boterhammen en yoghurtjes. Niet veel later zoeken we allemaal ons bed op.

Dan is het vrijdag en al weer de laatste dag voor mijn bezoek. Zoals de diverse weerberichten al aankondigden is het vandaag tijd voor enkele regenbuitjes (van niks) tussen de droge periodes door. Wel is het ook de hele dag bewolkt. Mijn bezoek gaat eerst ontbijten, dan koffie drinken bij Carlos en daarna richting El Corte Inglés. Daarna is het weer lunchen en ondanks het ontbreken van veel zon toch nog eens het strand opzoeken.
Ik sla een paar uur over en zie op het einde van de middag bij mij thuis allerlei tassen en koffers ingepakt worden. Dan mogen we naar La Oliva voor een drankje (ik een gin tonic), waarna ik de gastheer mag spelen bij Casa Carmelo. Om half 9 zijn we weer huis en kan er voorzichtig aan slapen gedacht worden. Ik herinner me vaag dat Trudie om half 4 van Marcel te horen krijgt dat het tijd is om op te staan. Om 10 voor 4 steek ik eventjes één arm boven de dekens voor een vaarwel en dan mag ik weer doorslapen tot acht uur.

Mijn zaterdag begint in alle rust. Het lukt me om een ouderwetse pot koffie te zetten, op de manier waarop het Damaris steeds is gelukt, ik kan weer lezen tot sint juttemis en ook hoef ik nu pas om half 11 te gaan douchen en mijn haar wassen. Daarna bel ik met Lux, die vandaag 8 jaar is geworden. De ansichtkaart die ze al van opa gekregen heeft, vindt ze leuk, maar “helemaal te gek” is de Ty Sky High reuze pop, paars met grote ogen, die ze uitpakt in mijn telefonisch bijzijn. Haar dag kan niet meer stuk, lijkt het wel. En ze heeft nog een hele middag bezoek met cadeautjes te gaan.
Als de volksgroep bij Santa Catalina luidkeels begint te kwelen, maak ik dat ik weg kom en zoek El Corte Inglés op voor o.a. nieuwe rollen “tres capas” WC-papier. Mijn koffieman op de Mercado Central voorziet me van zes verse pakken koffie van een kwart kilo, vier keer Kenia en twee keer Columbia; 1x2 koffiefilters heeft zelfs hij niet. In mijn favoriete kaaswinkeltje vul ik mijn kaasvoorraadje aan met een mooi stuk regionale “curado”, zelfs “duro”.
Op de weg terug van de markt naar huis valt mijn oog op een appetijtelijke reclame van “Medicos sin fronteras”, Artsen zonder grenzen, een organisatie die ook hier best op mijn sympathie kan rekenen. “No sabemos ni dónde ni cuándo, pero estaremos allí.”, we weten nog niet waar en wanneer, maar we zullen erheen gaan. Ik herinner me dat een ex-vriendin van Noé, een apotheekster van beroep, met “Artsen zonder grenzen” een jaartje ergens in Afrika heeft gezeten tot de grond onder haar voeten er te heet werd en zij en haar clubje op de vlucht moest slaan.
Als ik op de Tomas Miller langs de Daily Price loop, blijkt de winkel in tweedehands CD’s en DVD’s definitief het loodje te hebben gelegd, na zoveel jaren trouwe dienst aan mensen zoals ik. Ik herinner me dat in Nederland hetzelfde een aantal jaren terug gebeurd is met de platenwinkels (de naam ben ik kwijt) van de man van de rondborstige Vanessa. In de platenwinkel in de Maastrichtse Wolfstaat zie ik mezelf nog rondkijken en bijv. een keertje een dvd van Maria Dolores Paradeer uit de schappen halen.

Om 1 uur zit ik aan een ouderwetse, maar daarom niet minder smakelijke portie vissticks met mayonaise en “barra gallega”. Voor de gezondheid doe ik er een half bakje “manzanillos” bij, groene pitloze olijven met een toefje paprika in het midden.
In dagblad Canarias7 staat een aankondiging van een concert van Joaquín Sabina in de “Arena de Siete Palmas”. Op 2 mei gaat de Bob Dylan van Spanje er optreden en misschien moest ik voor de ongetwijfeld wervelende show maar eens een kaartje zien te bemachtigen.

Eerder op de vrijdagavond komt de Pregón er niet van. Je kunt niet tegelijkertijd op Santa Ana bij de kathedraal in Vegueta staan en in Casa Carmelo aan Las Canteras de gastheer spelen. Bovendien wordt mijn bezoek verondersteld op tijd in bed te liggen, want om 4 uur ´s morgens staat een taxi gereed om iedereen naar het vliegveld te brengen. Uit de krant mag ik zaterdag vernemen dat Kike Pérez er een potje van gemaakt heeft.
Trudie appt me op de zaterdagmiddag dat het vliegtuig er ruim vijf uur over gedaan heeft om van hier naar Keulen te vliegen. Vanwege de turbulentie is volgens haar het eerste stuk waarschijnlijk niet over zee gedaan, maar boven het vasteland van Marokko.

Op de zaterdagavond ga ik, met mijn Schotse trui met lange mouwen aan, mijn eerste kijkje nemen op Santa Catalina. Bij de twee zaken van “MESÓN CONEJO” kun je behalve Canarische konijn ook andere gerechten kunt krijgen, zoals bijv. “hamburguesas”, “perritos calientes” (dat laat ik onvertaald) en “papas fritos” in een puntzakje (“cono”). Ik zie ook de nodige snoepkramen en biertaps. Het carnavalspodium midden op het plein ziet er ook dit jaar weer cool uit, “whatever that may be”. Daar zijn achter elkaar allerlei “comparsas infantiles” aan het gymnastieken, soms wel met meer dan vijftig “man” (vooral meisjes). Op de tribunes en stoelen beneden is het erg druk – veel familieleden? – maar het podium kan me niet erg boeien. Daar had ik eerdere jaren ook al last van; het is me allemaal te veel in elkaar gestoken door de diverse dansscholen. Bovendien vind ik dat de begeleidende muziek niet hard staat, maar veel te hard. Die mag volgens mij best een tandje minder en ik ben nog wel een liefhebber. Gelukkig heb ik er thuis in de Luis Morote geen last van. Daar is de muziek net te ver weg om me in mijn woning erg te verontrusten, laat staan me uit mijn slaap te houden.

Gaan we naar de zondagmorgen. Op mijn balkon gezeten met mijn eerste bakje (van de vier) valt me op dat nachtcafé “369” er de brui aan gegeven heeft. Dat zal de zwarte eigenaar in zijn rolstoel pijn aan het hart gedaan hebben. Gisteren was er nog niks te bespeuren, maar nu hangt er boven de entreedeur een groot bord met “se alquila”. Wie gaat er als volgende op afkomen? Welke nachtelijke uitbater gaat hierna de straat in rep en roer zetten?
Als ik om 11 uur naar de rastro wil gaan, begint het net te regenen, meer druppelen dan plenzen, dat weer wel. Bij mij tegenover in de straat gaan diverse mensen onder een afdak staan tot het buitje voorbij is. Toch gaat mijn animo om de rommelmarkt te bezoeken, er een beetje van over. Ik lees nog een stukje in mijn (tweede) boek en verhuis dan naar de keuken om een van de twee pannen “zoervleis” te warmen en die vervolgens in zijn geheel soldaat te maken met brood en augurkjes. Zelfs op Trudie kan ik wel eens afdingen, maar haar “zoervleis” mag er zeer zeker zijn. Ik heb nu nog één grote portie te gaan; die bewaar ik in mijn (net niet) diepvriesvak tot komend weekend.

In de vroege avond slenter ik eens over Las Canteras, maar druk kan ik er niet van maken. Wat later, op Santa Catalina, is het (nog?) rustig, zondagavond? Om kwart voor 8 begint Barça zijn liga-wedstrijd tegen Avalés, maar ik zie mezelf tot half 10 op een terrasstoel zitten. (Gelukkig maakt Barça geen fout en wint met 2-1.)
Dus kies ik thuis voor een film op de zondagavond. Het wordt: “Prizzi’s Honor” van regisseur John Huston uit 1985. Laat ik jullie eerlijk bekennen dat ik hem nog niet eerder gezien heb, schande! De hoofdrollen zijn weggelegd voor Jack Nicholson en Kathleen Turner, maar ik word verondersteld in ieder geval ook oog te hebben voor Angelica Huston (de dochter van), die voor haar bijrol een Oscar krijgt.
In een notendop is het een film over een maffiafamilie in Brooklyn, met als padrino Don Corrado Prizzi (mooie rol van William Hickey) en diens zijn twee zonen Eduardo en Dominic. Jack Nicholson, in de film moordenaar van de Prizzi’s op commando Charley Partanna, speelt het ex-liefje van kleindochter Maerose (Angelica Huston). Hij wordt nu echter holderdebolder van Irene Walker (Kathleen Turner), net zoals hij een “contractor”, en trouwt ook stante pede met haar. Er gaat echter van alles mis, met het terughalen van bijna een miljoen dollar, het kidnappen van een bankdirecteur, het vermoorden van omstanders, op het einde ook Prizzi’s en andere kopstukken. Hoe denken jullie dat het af gaat lopen? En hoe loopt het af?
Ik vind “Prizzi’s honor” best een aardige film, maar ik heb wel een probleem. De film is vind ik absoluut niet spannend, hoogstens geestig en dat hoort niet voor een maffiaprent. Is dat mijn makke? Als een film over de Amerikaanse maffia gaat, liefst uit Sicilië, geef ik de voorkeur aan adembenemende spanning zoals in “The Godfather 1, 2 & 3”. “Prizzi’s Honor” is mij eerlijk gezegd te opgewekt.

Als ik maandagmorgen om kwart over 8 op het balkon ga zitten, is het buiten druilerig. De schooljongens, die in de straat niet meer met een voetbal mogen spelen, op last van de politie, laten vandaag zelfs het voetballen met een plastic halfliterflesje voor wat het is. Het is 17 graden en niet meer.

Intussen is het wel hoog tijd voor een nieuw muziekje (geen “meziekske”, want dat is een mondharmonica, liefst van het merk Hohner). Laat ik weer eens terugvallen op mijn best omvangrijke collectie fado. De fadomuziek is zo ongeveer geboren in Lissabon, maar vergeet niet dat er ook een haard is in het noorden van Portugal, in Coimbra. Een van de artiesten uit die contreien is Fernando Machado Soares. Van hem heb ik twee albums, geleend van de Rotterdamse bibliotheek, die allebei als “The Fado Of Coimbra” geboekt staan. Eentje is uit 1988 en de andere uit 1994. Min of meer “random” leg ik die van 1994 maar eens op de draaitafel. Hier zijn de twaalf nummers:
01.A ilha e sonho
02.Senhora d’aires
03.Eligia
04.Santa Luzia
05.Variations in A minor
06.Teu nome
07.Balada para uma vida
08.Noites de festa
09.Balada de outono
10.Cançao de Alcipe
11.Trova du ventu que passa
12.Fado mentira
Dit is dus best een aparte plaat en nog wel van een mannelijke fadista, terwijl ik eigenlijk meer op heb met de dames. Luister, al was het maar om mij een lol te doen, eens naar nummers zoals “A ilha e sonho”, “Eligia”, Variations in A minor” (instrumentaal), “Cançao de Alcipe” (idem) en “Fado mentira”. Daar zeg ik geen nee tegen, integendeel.

Als ik doende ben met mijn middageten, merk ik dat “iemand” op mijn plat is geweest. Erg veel stelt het niet voor wat er gedaan is. Er zijn wat plastic zakjes verwijderd en een aantal wasknijpers (vooral van de vroegere bovenburen). Het timmermanspotlood ligt er nog en intussen is alweer een nieuwe vuilniszak opgedoken. Als ik daarbij zie hoeveel modder er nog is, kan ik bepaald niet als een tevreden mens aan mijn lunch beginnen. Het schoonmaken kan stukken beter!

Om even voor 3 uur komt Laura poetsen en laat zien hoe het wel moet. Ze klaagt een beetje over het weer, omdat er af en toe een buitje te constateren valt en een keer zelfs een onweer, althans een paar donderslagen. Het plaatje van mijn oude koffiezetapparaat ondergaat een schrobbeurt op mijn verzoek, maar Laura kan me niet verzekeren dat het apparaat nu definitief weer bij de les is. Als ze de volgende keer komt, in de week na de carnavalsweek, zal de een tweede poging doen om mijn koffiezetapparaat van de ondergang te redden.
Aan het in orde maken van het dikke gordijn bij mijn balkon begint ze niet, omdat dat volgens haar paarlen voor de zwijnen is. Ze vraagt me vriendelijk, doch dringend om daar de “dueño” voor in te schakelen. Op zijn eenvoudigst dient er een stuk van het gordijn weggeknipt te worden. De rest is breed genoeg om de balkonramen ‘s nachts af te schermen. En niet te vergeten, als Laura om half 6 weer vertrekt, ziet alles in huis er weer zeer proper uit, ook de zijkamer en tussenruimte.

‘s Avonds is het droog, maar als ik over de boulevard loop, valt me oprecht op hoe weinig mensen een wandelingetje maken. Na 8 uur ga ik richting Santa Catalina, maar dan blijkt – tot mijn ergernis? – dat het terrein, waar de eerste zeven murgas zouden gaan schitteren, afgesloten is. Kennelijk heeft de organisatie besloten dat er beter een avondje gewacht kan worden. Blijft voor mij staan wanneer dan precies de eerste serie murgas (los Legañosos, las Traviesas, los Trapasones, los Chancletas, Las Suspiritas, Ladys Chancletas en los Nietos de Sary Manchez) op het podium hun opwachting zullen maken. Ik zal me er dinsdagmiddag op de universiteit over moeten onderhouden.
Als goedmakertje kijk ik thuis nog eens naar de film “Green Zone” met o.a. Matt Damon. Dat is en blijft een kroonjuweel.

Goodbye Ruby Tuesday, who could hang a name on you? Kennen jullie dat nummer van de Rolling Stones nog? Het is van de LP “Between the buttons” uit 1967. Hier in de Luis Morote is het vanmorgen nog natter dan gisteren. Is het wel weer om een voorronde van de murgas op het programma te zetten? Kan men daarvoor niet beter uitwijken naar het plaatselijke MECC of zo? Vanmorgen is het hier echt behelpen.
Beloofd is beloofd, dus ga ik vanmiddag wel naar het zuiden van de stad om mijn brief aan jullie te posten. Dat betekent dat ik hem hoe dan ook nu door de spellingscontroller moet halen en ook overzetten op mijn memory-stick. Waarvan acte!
Jullie hebben nog één weblogbrief van mij te goed, voordat ik me in Maastricht bij jullie kom voegen voor “die drei daog”, die er dit jaar vijf zijn. Wie mij al op vrijdagmiddag vóór carnaval wil treffen, kan vanaf een uur of 5 in café de Poort terecht. Later zal ik met Trudie afdalen naar de Tribunal en wie weet, komt ook de Sint Pieterstraat nog in het vizier. Maar dat is toekomst, nabije toekomst, maar toch. Eerst krijgen jullie, waarschijnlijk op maandag 5 februari nog brief 13.15 voor de kiezen. En ik had wel graag dat jullie de komende week werk maken van je “reipe rok, slippejas en bolhoed”, anders wordt het helemaal niks met “meer, kom oet de zedeleer”. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Er heb er weer een uit van Philip Kerr. De Britse moordboekschrijver heeft meestal vooral de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog in het vizier, met een Berlijnse commissaris van politie (Bernie Gunter) als hoofdrolspeler. Zijn “Hitler´s peace” gaat wel ook over een paar maanden van die oorlog, in het najaar van 1943, maar het perspectief is anders, veel Amerikaanser. Het boek is van 2005 en speelt niet alleen in Duitsland, maar vooral ook vanuit Washington op weg naar en in Teheran.
Hoofdpersoon is Will(ard) Mayer, een Amerikaanse professor filosofie, die door president Roosevelt (FDR) gevraagd wordt om een rapport te beoordelen over de afslachting van 4.500 (of zelfs veel meer) Poolse militairen in het Poolse Katyawoud door de Russen. Alsof dat niet genoeg is, wordt dezelfde Will Mayer vervolgens gevraagd om met Roosevelt als vertaler mee te gaan naar een geheime bespreking in Teheran met Stalin en Churchill. Intussen verneem ik over een nog omvangrijkere massamoord in Beketovska bij Stalingrad, waarbij honderdduizenden krijgsgevangen Duitse soldaten in een Russisch kamp dood zouden zijn gegaan. Ook dit rapport van de Duitsers komt bij de Amerikanen terecht.
Zal ik het nog wat ingewikkelder maken? Er bestaat het plan om een bom op The Big Three in Teheran te gooien en ook nog eens een plan om Hitler of Stalin apart te vermoorden. Dat lijkt me wel stof genoeg voor de bijna 450 bladzijden van het boek. Gelooft Hitler nog in een overwinning? Hoe krijgen Roosevelt, Churchill en wie weet ook Hitler te horen over de massaslachtingen door de Russen. Waarom komt er van de moord op de diverse leiders niet echt iets terecht?
Heb ik zo genoeg inhoud prijsgegeven? Dan kan ik naar mijn onvermijdelijk positieve beoordeling. Het boek – gebaseerd op historische feiten – leest als een trein, ik heb me geen moment verveeld en spannend is en blijft het, zeer zeker. Ik ga deze keer mee met de Amerikaanse beoordelaars van het boek en kom uit op een recensiecijfer 8+. Schrijver Philip Kerr heeft het voor de zoveelste keer voor elkaar.

woensdag 24 januari 2018

Weblogbrief 13.13, 24 januari 2018

Weblogbrief 13.13, 24 januari 2018

Queridos amigos y familia, hier ben ik weer. Hopelijk gaat deze brief helemaal zoals ik hem bedoeld heb. De vorige is, zoals mijn trouwe volgers weten, grotendeels de mist in gegaan. Nou heb ik de neiging om net te doen of hij nooit geschreven is en om nu allerlei voorbij nieuws naar boven te halen of ik het net bedacht heb. Niettemin, toch maar niet! Ik wil wel wat onderwerpen noemen die jullie gemist hebben, maar verder ga ik niet.

Er zijn twee CD’s de revue gepasseerd. Ik herinner me dat ik “Windy City” van Alison Krauss een interessante plaat vond en vind. Hij is uit 2017, recenter kan haast niet. De voormalige bluegrass zangeres doet op de CD vooral haar best – met succes – om nummers van vroeger opnieuw in de schijnwerper te zetten. Mijn andere, nog wel dubbelCD betreft een compilatie uit 2016 van de singles (A- en B-kant) van Freddie Mercury, solo en samen met operazangeres Montserrat Caballé. Hun gezamenlijk nummer “Barcelona”, opgenomen in 1988 (met dank aan Harry), maar bovenal populair in 1992 als opening van de Olympische Spelen in die stad, blijf ik prachtig vinden. Verder valt het muzikale geweld van vooral performer Freddie Mercury, geboren in 1946 en gestorven in 1991, mij eigenlijk een beetje tegen, op uitzondering van enkele liedjes na.
Heel mooi heb ik de film “Sunshine” uit 2000 gevonden, van de Hongaarse regisseur István Szabó, met in de hoofdrol Ralph Fiennes. Hij speelt Ignatz, Adam & Ivan, drie generaties mannen in een Hongaars verhaal over de familie Sonnenschein, van vóór 1900 tot bijna in 2000. De rol van de nicht en vrouw van Ignatz, Valerie, is vergeven aan Jennifer Ehle en later in haar leven Rosemary Harris. Het lijkt soms wel of ik “Het lot van de familie Meijer”, het meesterwerk van Charles Lewinsky, opnieuw voorgeschoteld krijg, maar dan niet in Zwitserland, maar in Boedapest.
Mijn weggeraakte brief bevat tevens allerlei wetenswaardigheden over wat er in mijn straat gebeurt, hoe de boulevard en mijn kapper hier erbij staan en of de universiteit en vooral de afdeling van Lluis hier nog bestaansrecht hebben. Er is de afgelopen week ook weer het een en ander door mijn hoofd gegaan en vergeet niet mijn ongezouten commentaar op nieuws van het thuisfront, zoals over Rolam Nievergeld van Engie (Rolam? Het lijkt wel een aanbieding van de poelier). Wat ben ik trouwens blij dat ik weer mijn geregelde uitjes naar een bibliotheekje heb.
Laat ik hier wel nog de aanvulling op mijn top 100 liedjes opnieuw geven, want die heb ik apart ook nog eens bewaard. Eerder heb ik jullie gevraagd om na mijn crematie naar een favoriet café af te zakken voor de nodige drank en dan mag daar mijn persoonlijke top 100 gespeeld worden. Ik heb bij de presentatie van mijn top 100 gezegd dat ik gemakkelijk met een aanvulling kon komen. Hier zijn (alvast) veertig extra liedjes die ik net zo bijzonder vind. De zit na mijn crematie wordt daarmee nog een stuk langer, maar minstens zo prettig. Voor mijn eerste honderd verwijs ik naar een eerdere brief, hier is een rest, met net zo prima nummers:

André van den Heuvel & Leen Jongewaard – Op een mooie Pinksterdag
Andrew Sisters – Rum and Coca Cola
Angelo Badalamenti - Theme from Twin Peaks
Astor Piazzolla – Adios nonino
Beppie Kraft & Math Haaken – Mestreechter wäörd
Big Bopper - Chantilly lace
Billie Ward and The Dominos – Stardust
Bobby Darin - You must have been a beautiful baby
Brook Benton & Dinah Washington - Baby, you’ve got what it takes
Buena Vista Social Club - Chan chan

Carlos Gardel – Buenos Aires querido
Chuck Berry – Sweet little sixteen
Cliff Richard - Traveling light
Platters - Smoke gets in your eyes
Eagles – Hotel California
Eminem - Cleaning out my closet
Ferré Grignard – Drunken sailor
Fietsefreem – ‘ne Wals mèt Maria
Floyd Cramer – Last date
Frans Halsema & Jenny Arean – Vluchten kan niet meer

Gerry Rafferty – Mary Skeffington
Guns n’ Roses – November rain
Hermenie Laat En Zaat – De zaate hermenie
Jacques Brel – Le plat pays
James Blunt – You’re beautiful
Jennifer Warnes & Joe Cocker – Up where we belong
Johnny & The Hurricanes – Red river rock
Johnny Tillotson – Without you
Mikis Theodorakis - Zorba’s dance

Natalia Juskiewicz – Com que voz
Queen - We are the champions
Rooftop Singers – Walk right in
Roy Orbison – California girl
Stealers Wheel – Late again
Shadows - Theme from The Deer Hunter
Straotzengers (Harrie Heltzel) – D’n appelesenewals
Teddy Scholten – Een beetje
Tony Joe White - Polk Salad Annie
Toon Hermans - Lente me
Willy (Mink) DeVille – Hey Joe

Dan is vanaf nu het hier en nu weer aan de beurt. Op “het werk” praat ik donderdag met Lluis die nog niks aan mijn “tapa de inodoro”, WC-bril gedaan heeft, laat staan dat hij ervoor gezorgd heeft dat mijn plat, waar ik niet bij kan, weer spic en span is. Hij belooft me voor de zoveelste keer dat beide zaken in orde zijn vóór zaterdagmiddag, als mijn bezoek in de kelder van Santa Catalina aankomt. Verder is het heel rustig op de universiteit. Van de afdeling zie ik later alleen Adriana later op de middag voorbij schuifelen.
Het is als vanouds goed toeven op mijn bank bij “El Kiosko” naast het “Castillo De La Luz”. Er wordt die middag een splinternieuw bord van Tropical neergezet, waarop de huidige baas met enige bravoure weer “Vino De Verano 0.95 €” kalkt. In het bibliotheekje verder op is het veel minder druk dan eerder aan dat bij Las Canteras. Nieuws van enige importantie of humor kan ik in de bladen niet ontdekken. Ik loop om kwart over 8 op mijn gemak terug naar huis, maar koop bij De Spar wel alvast nog een Fuenteror watervat van acht liter. Koffiefilters (“filtros de café”) in de maat 1x2 hebben ze er niet, net zo min als eerder de Hiperdino en El Corte Inglés. Mijn laatste hoop op de aangewezen maat is mijn koffieman in de Mercado Central. De filters die ik nu gebruik, doen het niet echt goed, moet ik bijknippen.

Muziek! Laat ik eens een oude bekende optrommelen, in een nieuw jasje, maar op de keper beschouwd niet echt veranderd. Wie het over de Engelse invasie in het Europese vasteland en de VS in de zestiger jaren heeft, komt vanzelf uit bij de Beatles en de Rolling Stones. Toch was ik destijds, zeker als het om dansbare muziek of om mee te deinen ging, ook best een fan van de Kinks. Het boegbeeld van die groep destijds was Ray Davies, met een spleetje tussen zijn voortanden. Hij zong een beetje vals, maar hoe mooi waren de nummers die uit zijn pen kwamen, zeker ook de teksten.
Anno 2017 – Ray Davies moet de zeventig intussen gepasseerd zijn – verrast hij mij met een nieuwe CD: “Americana”. Luister eens met mij naar de vijftien nummers van zijn revival:
01.Americana
02.The deal
03.Poetry
04.Message from the road
05.A place in your heart
06.The mystery room
07.Silent movie
08.Rock ‘n’ roll cowboys
09.Change for change
10.The man upstairs
11.I’ve heard that beat before
12.A long drive home to Tarzana
13.The great highway
14.The invaders
15.Wings of fantasy
De oudjes doen het nog steeds, in ieder geval Ray Davies. Zijn stem is nu misschien nog ietsje beroerder dan ze vroeger al was, maar gelukkig nog niet afgedaald tot het niveau van iemand als Bob Dylan of Neil Young. Een nieuwe “Well respected man” of “Dedicated follower of fashion” zie ik er op “Americana” niet bijzitten, hoewel, de tekst van bijv. “The deal” is niet voor de poes. Er zijn diverse andere uitschieters naar boven: “Poetry”, “Message from the road”, “A place in the heart”, “Rock ‘n’ roll cowboys”, “I’ve heard that beat before” en “Wings of fantasy”. Ik vind “Americana” een heel mooie CD. Laat die Ray Davies maar schuiven op zijn oude dag, is mijn idee, ook in zijn eentje.

Van Lluis kun je veel zeggen, maar op zijn tijd houdt hij zich best wel eens aan zijn beloftes. Vrijdagmiddag staat een dame van middelbare leeftijd voor de deur met spullen om het plat schoon te maken. Echter, als zij gevraagd wordt om vanaf het raam naar het plat een meter af te dalen, geeft ze niet thuis. Ik schakel mijn buurman van Los Gofiones in – hij is voorzitter van de bewonersvereniging (zijn naam weet ik niet meer) – en besloten wordt dat dan maar de “dueño” (huismeester?) moet worden ingeschakeld. Die heet Nestor, net als de butler van kapitein Haddock, maar laat ik niet afdwalen. Hij belooft om op zaterdagmorgen komen om het plat te doen. (Daar blijkt weer niks van terecht te komen, helaas.)
‘s Avonds om 7 uur staat Lluis zelf voor mijn deur, of liever: op twee hoog, want ik heb de bel weer eens niet gehoord. Hij heeft een mooie houten WC-bril bij zich, die hij met enig gehannes keurig op mijn WC vastzet. Daarna nemen we getweeën op het balkon plaats met bier. Hij vertelt me over zijn optreden voor TedX in La Laguna, dat precies 20 minuten en geen minuut minder of meer moest duren. Ik vond het een aardig verhaal, maar had hij niet moeten toevoegen dat het onderzoek naar het mediterrane dieet wel herhaald dient te worden in een ander land. Trots vertelt hij mij nu dat het waarschijnlijk in Australië gaat gebeuren, waar hij net op bezoek is geweest.
Als ik Lluis dan ook maar eens bevraag over zijn interview over de nieuwe vrucht, een combinatie van banaan en kokosnoot, schiet hij in de lach. Heb ik dan niet begrepen dat dat een “broma”, grapje was? Zoals wij elkaar in Nederland op 1 april voor de gek mogen houden, is dat hier het geval op 28 december, de dag van de onnozele kinderen. Een reporter van een Canarische zender heeft hem die dag gevraagd om voor de radio eens komisch uit de hoek te komen. Ik ben er weer eens ingetuind.

Dan is het zaterdag. Ik krijg bezoek van het thuisfront en dat zal ik weten ook. Trudie staat op het einde van de middag voor de deur en in haar kielzog Marcel, Damaris, Yves & Raúl. Overdag zit ik vooral te lezen en te wachten tot het zo ver is. Om kwart over 4 vertelt een appje me dat ze geland zijn op het vliegveld hier. Dan is er de route naar de hal, het wachten op een koffer en kinderwagen, de weg naar de streekbus, daar wachten en tenslotte de rit naar Santa Catalina. Om kwart voor 6 mag ik ze een voor een verwelkomen.
Van de kelder van Santa Catalina naar café La Alemana is een kippeneindje. Geloof het of niet, maar op het terras daar is het nog altijd goed van innemen. Om half 8 zijn we bij mijn woning, tot mijn verrassing wordt er nog driftig met bedden geschoven en zowel in mijn balkonkamer als in de zijkamer is het vervolgens uitpakken. Ik begeef me alvast naar het keukengedeelte om mijn immense ketel soep op een vuurtje te zetten en tafel, stoelen en borden gereed te zetten. Paul Bocuse is net dood, maar om 8 uur zitten wij aan een verrukkelijk (niet mijn woorden) mengsel van vlees, diverse groenten en tomatenpuree. De hele ketel soep gaat eraan, hoe bestaat het, met daarna nog de nodige yoghurtjes en voor jongeheer Yves een ijslollie.
Na de maaltijd mogen wij volwassenen nog even op het balkon zitten , maar Klaas Vaak komt voor Marcel, Damaris en Trudie snel om de hoek. Nog vóór 11 uur klim ik ook maar in het tweepersoonsbed.

Er wordt behoorlijk doorgeslapen, prima. Als het op de zondagmorgen buiten net helemaal licht is, zijn er nog nauwelijks mensen op straat te bekennen, maar bij ons komt er leven in de brouwerij. Marcel gaat voor een vroege duik naar de zee en de barra en de dames maken de keuken gereed voor het ontbijt. Als Marcel zijn proefrondjes op en neer naar de barra heeft voltooid en de club met vers brood aan komt zetten, gaat iedereen aan het brood en beleg plus koffie, thee en melk – ik alleen aan de koffie. Lange pauzes is mijn bezoek niet gegeven; even later al word ik meegetroond naar de rommelmarkt met aansluitend een drankje bij Don Mathé aan de overkant in mijn straat. Vlakbij zien we vele duizenden hardlopers voorbijkomen, eerst van de marathon en daarna de halve marathon en de tien kilometerwedstrijd.
Of het niks is, of ze niet net nog ontbeten hebben, zit ons gezelschap om 1 uur al weer aan de uitgebreide lunch. Nu kan ik niet langer achterblijven. Ongeveer alles wat ik aan broodbeleg in huis heb - en dat is best veel - wordt deze keer geprobeerd en daarnaast nog enkele spullen die Marcel en Damaris net bij de Spar hebben gehaald (zoals kaas uit La Mancha, Nutella en frambozenjam). Mijn anderhalve liter perziksap gaat er bijna compleet aan. Pas als ik aardig los ben, maakt het vijftal zich op voor een bezoek aan het strand en de zee (oceaan, volgens Yves). Eindelijk heb ik weer een paar uur rust op mijn balkon.
Op het einde van de middag komen de dames en heren zich douchen en optutten. Marcel is ook nog eens druk met de diverse voorbereidingen voor zijn groentesaus met royaal gehakt voor bij de pasta (“penne”). Daarna mogen we naar beneden voor enkele consumpties met tapas bij “De Francesco”. Boven gaan de anderen later door met de “vino tinto” (van El Coto). Ik mag nog even op het balkon zitten, maar dan staat het avondeten op tafel. Na afloop probeert Marcel op de laptop mijn verloren gegane weblogbrief van 18 januari terug te vinden, maar helaas, pindakaas, de brief blijft foetsie. Damaris heb ik gevraagd om eens naar mijn vorige koffiezetapparaat te kijken. Na enige inspectie en gepruttel moet ze constateren dat met name het plaatje onder de kan zo doorgeroest is dat ze er niet veel meer kan van maken. Ik beloof haar plechtig dat ik vanaf nu steeds ervoor zal zorgen dat het plaatje en de onderkant van de koffiekan van mijn koffiezetapparaten kurkdroog zijn.
Om half 11 is mijn woning in slaapmodus.

Het is tijd voor een tussenstukje. De pasta zondagavond was een “penne”. Ik ben voor zover al van pasta sprake is geweest, opgegroeid met elleboogjes van Honig en die zijn me altijd prima bevallen. Later kwam daar op een onbewaakt moment nog wel eens spaghetti bij, maar ik herinner me daarover ook dat ik de spaghetti op mijn bord eerst altijd in stukjes knipte voordat ik hem naar binnen slurpte.
Vandaag de dag komen er zoveel soorten pasta uit Italië dat ik me serieus af begin te vragen wat de meerwaarde is van bijv. “penne”. Op het balkon kom ik met hulp van de anderen al snel tot ook: cannelloni (vaag bekend), farfalle, fusili, gnocchi, lasagne (die ken ik), linguine, macaroni (die ken ik ook), ravioli, tagliatelle en vermicelli (voor in de soep). Dan haalt Marcel het internet erbij en krijg ik stante pede nog een hele trits voorgeschoteld: conchiglie rigate, rigatoni, cavatelli, fettuccine, maltagliati, orecchiette, pappardelle, pici, pizzoccheri, risoni, strozzapartei, tortellini, tortelloni en trofie.
Ik weet niet of ik alle namen goed geschreven heb, maar waarom zou ik? Volgens mij worden we met zijn allen echt voor de gek gehouden. Ik persoonlijk zou de diverse soorten absoluut niet van elkaar kunnen en willen onderscheiden. Kan een Italiaanse mama al die flauwekul wel uit elkaar houden? Is het gedoe met pastasoorten wellicht niet meer dan een truc van de Italiaanse horeca om iets simpels met veel poeha als extra lekker of voedzaam te verkopen? Voor mij mogen wij Nederlanders weer helemaal terug naar onze elleboogjes en voor het spaarzame buitenlandse werk naar lasagne, macaroni en spaghetti en verder helemaal niks. Vooruit, ik doe vermicelli er nog bij voor in de soep, maar daarmee basta.

De kinderen zijn vroeg wakker en Damaris zet op maandagmorgen voor mij een grote pot koffie als binnenkomer, op het oude apparaat dat het soms (maar zeker niet steeds) wel weer doet. Mijn dank is groot! Voor Damaris moest maar eens een standbeeld opgericht worden.
Trudie heeft in Maastricht een brief gekregen , waarin ze door de rechtbank gesommeerd wordt om op 26 februari hier om 12 uur te verschijnen in verband met een diefstal van haar en Marij’s spullen op het eiland acht jaar geleden. Daarvan heeft ze destijds aangifte gedaan, maar weinig meer over teruggehoord. Wat een farce! Over reis- en verblijfskosten wordt in de brief niet gerept en als ze nu niet zou verschijnen, staat haar een boete te wachten die kan oplopen tot 5000 euro. ‘s Ochtends gaat ze maar eens naar het politiebureau op Santa Catalina vragen wat ze met de brief aan moet. Daar verwijst men haar naar het paleis van justitie op de calle Malaga in het zuiden van de stad. Morgenvroeg zal ze zich er gaan melden voor nadere uitleg.
Bij het late ontbijt ben ik opnieuw alleen toeschouwer, maar als we om half 1 richting “100 Montaditos” (100 = cien) gaan voor een broodjeslunch, ben ik geen spelbreker. In de Muelle is het personeel van de nering volgens Marcel te lui om ons fatsoenlijk te helpen, dus wijken we met zijn zessen uit naar de “100 Montaditos” op Las Canteras. Dat bevalt stukken beter. Als iedereen uitgegeten is, kan ik thuis mijn tweede boek gaan uitlezen. Later – dat is om even voor 5 – zijn we weer compleet.

Is er nog tijd voor een tweede plaat van de week? Dat wordt dan wederom een ouwetje in een vers jasje. Deze keer krijgt John Phillips van voorheen de Mamas & Papas (met ook Mama Cass) een herkansing. In 2001, vlak na zijn overlijden, hij is geboren in 1935, komt zijn “Pay Pack & Follow” uit, met negen nummers:
01.Mr. Blue
02.She’s just 14
03.Wilderness of love
04.Oh Virginia
05.Sunset boulevard
06.Pussycat
07.Zulu warrior
08.Very dread
09.2001
Laat ik eerlijk zijn: de veertig minuten van deze CD zijn niet helemaal mijn ding. Sommige nummers zoals “Mr. Blue” en “Oh Virginia” zijn best te pruimen, maar over de breedte is de plaat in mijn eenvoudige perceptie ondermaats. Het kan niet iedere keer feest zijn bij de oudjes, denk ik dan maar, ook al doet John Phillips nog zo zijn best. Geef mij dan maar Ray Davies in zijn nadagen. De CD “Pay Pack & Follow” gaat zonder ster terug in zijn doosje.

Maandagavond vindt mijn gezelschap het te rokerig op het terras van Nuevo Murias en vervolgens te fris op dat van Gelizia. Dus zitten we een beetje beschut bij Reina Isabel achter het scherm aan de drank en tapas, weer eens wat anders. Anderhalf uur later staat Chinees restaurant Hong Kong op het programma voor een bezoek. Het aantal gerechten waar je uit mag kiezen, is daar zo enorm dat ik hier maar laat zitten wie wat allemaal gehad heeft. Daarna gaat het snel huiswaarts en redelijk vroeg liggen wij er allemaal in. De voorspelling is dat ook de dinsdag nog een weerdag met een 9 wordt: dus met heel goed weer.

Al voor 9 uur vertrekt Trudie dinsdag naar het paleis van Justitie, met bus 12, om verhaal te halen over haar brief, waarin ze gesommeerd wordt om zich op de rechtbank hier over ruim een maand opnieuw te vervoegen. Onderweg stapt Jorge in dezelfde bus, dus haar dag begint goed. Ter plekke in het grote gebouw met vier kolossen van flats wordt ze geholpen door ene Mariola, die haar probleem voortvarend oplost. Trudie legt ter plekke een verklaring af en hoeft op 26 februari hier niet meer te verschijnen.
Als iedereen om elf uur terug is in de Luis Morote, ook Marcel met zijn zwemmen, wordt er gebruncht, iets tussen ontbijt en lunch in, en dan mag ik meedoen. Daarna vertrekt het gezelschap in twee afleveringen weer naar het strand en de zee. Marcel verbetert zijn record “naar de barra en weer terug” voor de ogen van Damaris en Trudie met ruim een minuut. Het staat nu op 5 minuten 51 seconden. Hij heeft nog een beetje schuin gezwommen en alleen daarom al is er nog ruimte voor verdere verbetering.
‘s Avonds wordt er omstandig met drank en tapas eten omgesprongen bij Carlos beneden. Daarna mogen Marcel en Damaris op stap. Raúl, Yves, Trudie en ik zitten even later aan de “wortelerats mèt zoervlies”. Wat zal ik er nog van zeggen? Ik heb twee grote borden naar binnengewerkt en daarna ben ik enigszins uitgeteld op het balkon gaan zitten.

Woensdagmorgen bedenk ik dat ik vanmiddag mijn brief aan jullie moet gaan versturen. Gelukkig, vanaf 9 uur ben ik alleen, want de meute gaat een dag naar het zuiden: Aqualand staat voor vandaag op de rol en daar hoef ik niet bij te zijn. Dit is het moment om mijn brief nog eens door te lopen, te controleren op laatste ongerechtigheden.
Als dat gebeurd is, is het tijd voor mijn uitlui en dan mag hij op mijn memory-stick. Thuisfront, wees niet te hard voor me over mijn afgelopen dagen hier. Ik heb me maar te schikken gehad en dat gaat vanaf vanavond tot zaterdag in alle vroegte nog eens gebeuren. Ik kan er ook van maken: vanaf a.s. zaterdag heb ik helaas het rijk weer alleen. Mijn volgende brief kunnen jullie a.s. dinsdag 30 januari tegemoet zien, op Trudie’s 68ste verjaardag.
Jullie zijn inmiddels druk doende om veren en beestjes op je fonkelnieuwe carnavalshoed te deponeren, want met name op 11, 12 en 13 februari kun je je zonder enige outfit niet met goed fatsoen op straat vertonen, laat staan in de “kaffees”. Er mag al ingedronken worden, maar met mate. Hier begint het nu ook allemaal a.s. vrijdagavond, als komiek Kike Pérez op Santa Ana mag aftrappen met zijn “Prégon”. Nog ruim twee weken en “we” staan in Maastricht weer mee te dansen en te zingen in de diverse etablissementen. Tot kijk, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Er gaat geen winter voorbij of ik heb wel een thriller van Michael Connelly op mijn boekenlijst staan. Zijn verhalen zijn steeds weer goed voor een 8 of hoger. Zal dat ook het geval zijn met “The Wrong Side Of Goodbye” uit 2016? Het verhaal speelt zich af in Los Angeles en omgeving, deze keer tot in San Diego toe.
Harry Bosch is weggebonjourd uit het politiekorps van LA en zelfs oude cases boven water halen wordt hem niet langer toegestaan. Toch kruipt zijn bloed waar het niet gaan kan en zo komt hij in deeltijd terecht op een nieuwe politiestek in het naburige plaatsje San Fernando. Betaald wordt hij niet, maar dat kan hem niks schelen, als hij maar achter boeven aan kan. Hij deelt een kamer met Bella Lourdes en Danny Sisto en vlakbij zit hun baas Trevino met daar weer boven Valdez. In het boek komen Bosch’s dochter Maddie en zijn halfbroer Mike Haller ook in beeld. De politie van San Fernando krijgt van doen met een “serial rapist”, weer eens wat anders dan een “serial killer”. Vooral Bella kan zich de “creep”, als ze hem eindelijk te pakken hebben, nog goed en lang voor de geest halen.
En dan is er een privézaak: Harry Bosch wordt gevraagd door een 85-jarige miljardair, Whitney Vance, een soort Howard Hughes, om na te gaan of hij wellicht een erfgenaam heeft. De man zou als jongeman een meisje zwanger gemaakt hebben, maar is er in zijn verdere leven niet meer achteraan geweest. Het eventuele kind, nu ook al over de middelbare leeftijd, zou het fortuin van de hoogbejaarde man erven volgens een nieuwe wilsbeschikking. Vance heeft al decennia dezelfde nu ook al oude secretaresse (Ida) en een dito beveiliger (Sloan). Met zijn achttien koppige board van zijn bedrijf Advanced Engineering ligt hij geregeld in de clinch. Wie komt eigenlijk niet in aanmerking om hem van zijn fortuin te bevrijden?
Laat ik Mark Billingham eens citeren: “Connelly is probably the best storyteller in crime fiction.” Daar kan ik een heel eind in meegaan. Ook deze keer verrast de schrijver mij met een uiterst knap staaltje “hoe houd ik mijn lezer bij de les?” “The Wrong Side Of Goodbye”, de naam van een kunstwerk, is spannend zat “to read with your knuckles” om de New York Times eens te citeren. Ik heb er als recensiecijfer een 8½ voor over, welverdiend. Michael Connelly is nog niet van me af. Zijn volgende boek “Two Kinds Of Truth” – is het al uitgekomen? - ga ik zeker ook lezen.

Ik heb, ondanks al mijn bemoeienis met de orde van zaken in mijn woning, nog een tweede boek helemaal uitgelezen, een niet al te grote “novel” van 258 bladzijden met het nodige wit. Het is het debuut van Nic Pizzolatto: “Galveston”, uit 2010. Het verhaal speelt in New Orleans in het zuiden van de VS en nog meer in het Texaanse Galveston, over de grens met Louisiana. We schrijven het jaar 1987.
De ik-persoon is de 43-jarige Roy Cody die net te horen heeft gekregen dat hij (kleincellige) longkanker zou hebben. Hij is in New Orleans een hulpje van mafioso Stan Ptitko, maar bij een afrekening wordt hij bijna vermoord door helpers van Ptitko. Roy Cody rekent met enig geluk af met zijn belagers en slaat op de vlucht, samen met een meisje van 18, Rocky, dat ter plekke aanwezig is. Even later komt daar nog een driejarig zusje (?) van Rocky bij: Tiffany. Ze belanden met zijn drieën in Galveston in een motelcomplex aan de zee, met allerlei nieuwe figuren: eigenaren van het motel Nancy & Lance, de bejaarde dames Dehra & Nonie (die Tiffany wel kunnen opeten) en drugsdealer Tray Jones. Roy Cody heeft bij zijn ontsnapping in New Orleans allerlei papieren meegenomen, die hij nu te gelde probeert te maken bij Ptitko en diens helpers. Lukt dat? Laat ik het verhaal niet verder verklappen…
Amerikaanse moordboeken worden steeds weer omlijst met de meest fantastische aanprijzingen van recensenten. Over dit boek meldt bijv. collegaschrijver Dennis Lehane: “The best roman noir in a decade. It’s dark, brutal, sexy, sad, and filled with so much drop-dead-gorgeous writing that I felt authentic envy while reading it.” Daar heb ik dus ongezouten en glashard een andere mening over. Zouden bekende thrillerschrijvers misschien zelfs betaald worden om een paar aansprekende volzinnen over een ander boek op papier te zetten? Het komt voor dat ik als lezer halverwege een boek er de brui aan geven of lees ik het wel uit, maar met niet al te veel animo. Dat is bij dit boek het geval. Het debuut van Nic Pizzolatto komt bij mij niet verder dan een 6- qua recensiecijfer. Vergelijk ik zijn boek met dat van Michael Connelly, dan heb ik het over prutswerk tegenover een echte “pageturner”.

donderdag 18 januari 2018

Weblogbriefje 13.12, 18 januari 2018

Weblogbrief 13.12, 18 januari 2018

Queridos amigos y familia, vanmorgen wil ik mijn weblogbrief 13.12 gaan controleren op schrijf- en andere fouten, blijkt hij grotendeels verdwenen te zijn. Ik probeer hem terug te halen met “ongedaan maken” en vanuit de prullenbak. Als dat niks oplevert, probeer ik hem op te sporen met de zoekfunctie. Lou loene. Heb ik hem niet goed opgeslagen of is er ergens anders op het einde iets misgegaan, toen ik de laptop om 12 over 11 gisteravond uitzette? Ik zal Marcel of Trudie zaterdagavond nog eens vragen of ze weblogbrief 13.12, ergens verstopt, nog op de laptop kunnen vinden. Ik weet nog dat hij eindigt met iets van: “Steek ‘ns e bougieke op in de Slevrouwekerk”, daar is volgens Trudie niks mis mee, of zet anders alvast een veer op je hoed of honkbalpet. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK. Zo niet, dan moeten jullie het met dit briefkaartje doen.
Dan zit ik in de boekbijlage, waarin ik een boek van C.J. Sansom de hemel in prijs. Hieronder is mijn originele recensie van het boek uit 2010, nu zonder onderstrepingen en doorhalingen, die wonderwel bewaard is gebleven. Zou het met die doorhalingen ergens fout gegaan zijn met mijn brief? Hoe dan ook, mijn welgemeende excuses en kijk uit naar mijn volgende brief op woensdag 24 januari aanstaande.
P.S. Mijn muziek van de afgelopen brief is de meest recente CD van Alison Krauss, “Windy City” uit 2017, en een CD-verzameling van de singles van Freddie Mercury, deels samen met Montserrat Caballé, o.a. met “Barcelona” uit 1988.

BOEKBIJLAGE

Deze week heb ik maar één boek uit, maar wat voor een. Eerder las ik van C.J. Sansom o.a. zijn vorige vier boeken die spelen in het Engeland van de zestiende eeuw, in de dagen dat Henri VIII daar de scepter zwaaide (tot zijn dood in 1547). Dat zijn “Dissolution”, “Dark Fire”, “Sovereign” en “Revelation”. In 2010 komt het vijfde deel in deze serie uit: “Heartstone”. Een heartstone is een botje vlakbij het hart van een hert, dat degene toekomt die het hert met een pijl doodschiet. Uiteraard is ook dit boek gesitueerd in het Londen in die tijd,1545. dat dan 60.000 inwoners telt. Daarnaast spelen flinke stukken meer naar het zuiden richting Porthmouth aan de zuidkust (bij het Isle of Wight).
Advocaat Matthew Shardlake, 43 jaar en gebocheld, krijgt met zijn rechterhand Jack Barak te maken met vooral twee zaken. Eentje betreft de erfenis van wees Hugh Curteys, die, sinds zijn ouders en zus Emma dood zijn, inwoont bij het gezin Hobbey, Nicolas, Abigail en zoon David. Nicolas Hobbey wordt verondersteld het grote landgoed te bewaken totdat Hugh 21 en volwassen is, maar het is verre van duidelijk wat daarvan terechtkomt, omdat hij diep in de schulden zit. De tweede zaak betreft een afschuwelijke gebeurtenis in het leven van de nu 35-jarige Ellen Fettiplace negentien jaar terug. Sindsdien zit ze in een gekkenhuis in Londen, maar papieren waarin ze officieel gek verklaard is, zijn niet te vinden. Matthew en Barak reizen af naar het landgoed van de Hobbeys en Hugh vlakbij Porthmouth en doen onderweg ook het dorpje aan waar Ellen vandaan komt. En hoe kan het anders, havenstad Porthmouth wordt ook enkele malen bezocht, vlak voordat daar een zeeslag gaat plaatsvinden tussen de Engelse en Franse troepen, met koning Henri VIII als toeschouwer. Verdwijnt het Engelse oorlogsschip de Mary Rose daarbij naar de zeebodem? Houdt het andere, nog grotere oorlogsschip de Great Harry wel stand?
Enkele bijrollen die ik hier een plekje wil geven, betreffen aan de positieve kant tutor Michael Calfhill van Hugh en Emma, die zich zelf van het leven zou hebben beroofd, en koningin Catherine Parr (voorheen Lady Latimer, welbekend met Shardlake) en haar vertrouweling advocaat Robert Warner, die voor Ellen opkomen. Aan de kwade kant van de streep vind ik o.a. Shardlakes botte huismeester William Coldiron (en diens dochter Josephine) en de norse advocaat Vincent Dyrick, die Shardlake opponent is in de Hobbey en Hugh affaire.
Gods holy wounds, wat zie ik een mooie foto van de roos op de voorsteven van de Mary Rose, op de kaft van het boek! Laat er geen misverstand over bestaan: ik heb de 715 bladzijden van “Heartstone” met de nodige snelheid en alle egards voor de schrijver uitgelezen. Het is een prachtig boek: best wel spannend, minutieus gedocumenteerd, en een verademing bij wat ik soms onder ogen krijg. Dit boek van C.J. Sansom gaat met een volle 9 als recensiecijfer terug mee naar Maastricht en krijgt een mooi plekje in mijn kast met boeken van de beste soort. v

vrijdag 12 januari 2018

Weblogbrief 13.11, 12 januari 2018

Weblogbrief 13.11, 12 januari 2018

Queridos amigos y familia, het leven herneemt zijn gang en ik ga afgelopen maandagmiddag om even voor 1 uur op mijn akkertje in de richting van bus 12. Dan pas besef ik dat Santa Catalina vanaf vandaag busvrij is tot na carnaval. Er is al eerder begonnen met het opbouwen van het nieuwe carnavalspodium, maar nu moet ook het bussenstuk eraan geloven. Het is niet anders, ook wel leuk. Ben ik weer aangewezen op de tijdelijke halte zo’n 100 meter meer naar links.
Onderweg daarheen zie ik bij Ale-Hop een grote stenen koe bij de ingang staan. Ze heeft net haar paraplu opgestoken. Daarop staat de tekst: “Sonrie, que no va a llover todo el día”, glimlach, dat het niet de hele dag gaat regenen. Ik ben geen fan van de Ale-Hopwinkels, die ik nu op verscheidene plekken in de hele stad tegenkom. En toch - er vallen net een aantal druppels – vind ik hem wel aardig.

Kom ik om half 2 bij de gezondheidsfaculteit aan, blijkt de hele santenkraam gesloten te zijn. Dan kun je niet anders dan op je schreden terugkeren naar de bewoonde wereld. Ik stap terug uit bij mijn woning en trakteer mezelf op een soda (spuitwater, niet-alcoholisch drankje) bij La Alemana. Dan app ik Lluis, want ik wil wel graag weten wanneer ik dan wel weer op de afdeling terecht kan. Blijkt hij gewoon in het gebouw te zitten. Hij beweert zelfs de lakens die ik kwijt ben, gewassen en gestreken op kantoor te hebben. Echter, ik weet met 100% zekerheid dat de buitendeur van het faculteitsterrein bij de bushalte, voor de voetgangers, om half 2 op slot zat. Is ze wellicht vlak na mijn vertrek opengezet? Lluis en ik spreken elkaar morgenmiddag op de faculteit. Dan wil ik wel boter bij de vis.

Vanmorgen heb ik geen koffie kunnen zetten. Water en koffie heb ik genoeg in huis, maar mijn koffiezetapparaat krijg ik niet aangezet; het lampje blijft op de uitstand. Volgens mij is het niet meer dan een los draadje, maar toch is goede raad duur. Mijn ervaring met “bricolaje” (doe-het-zelven) is uiterst beperkt. Vanaf nu iedere ochtend naar Carlos’ Nuevo Murias afzakken voor mijn bekers koffie zie ik niet als een oplossing. Dus ben ik aangewezen op de aanschaf van een nieuw apparaat. Ik ga bij Visanta in de Ripoche een Philips koffiezetapparaat kopen, Hollands (?) glorie.
‘s Avonds blijkt Visanta inderdaad zo’n machine in huis te hebben. Voor 27 euro 50 is hij mijn eigendom. Als ik de doos thuis uitgepakt heb, blijkt het apparaat er prima uit te zien, ook prima in te passen links op mijn aanrecht, maar de hoeveelheid koffie die je in een beurt kunt zetten, is wel aan de krappe kant. Mijn vorige apparaat was goed voor bijna vier bekers, maar met mijn nieuwe Philips geval kom ik niet verder dan twee stuks. Ik zal ermee moeten leren leven. Laat ik mijn oude apparaat nog even bewaren. Misschien kan mijn aanstaande bezoek het over een week repareren.

Wat heb ik nog meer voor de maandag? Trudie appt me dat we eventueel op “asselegoonsdag” bij Marij terecht kunnen voor “eigesgemaakde friete met zoervleis en slaoj”. Nou is carnaval op de woensdag een stuk minder, sinds Rocky het roer van de Poort heeft overgegeven aan Jeroen (en die weer aan ene John). Dus heb ik toegezegd, met enige pijn in het hart en met de belofte aan mezelf dat ik van de dinsdag dan wel ook een echte carnavalsdag ga maken, tot het neerhalen van het mooswief op het Vrijthof toe. Als mijn logees Piet en Tonnie woensdag op stap willen, moeten ze dat helaas zonder mij doen (tenzij ik me nog bedenk). En ik had wel graag van Marij op woensdagavond ook een haring, panharing of rolmops bij mijn frieten gehad.

Met de kerststal van zand, de lampjesboom en de tentjes op Saúlo Torón heb ik niet veel. (Terzijde, voor Raúl, de jongensnamen Saúl en Saúlo komen hier ook voor.) Op mijn uitstapje maandagavond over de boulevard houd ik op het pleintje halt om te constateren dat het kerststalleed grotendeels geleden is. Nog even en dan ziet het strand ter plekke er weer uit “as usual”, hoop ik, zonder dat ik naar bijv. een zandsculptuur van Herodes moet kijken, op jacht naar kinderen onder de twee in Bethlehem.

In mijn vorige brief heb ik het over Bill Monroe’s Blue Grass gehad en toen kwam het licht dat er in zijn liedjes af en toe aardig gejodeld wordt. (Volgens van Dale is dat zingen, waarbij je kopstem en keelstem elkaar in snel tempo afwisselen.) Op de maandagavond bedenk ik dat ik eens moet opzoeken hoeveel jodelliedjes ik eigenlijk op mijn Verbatim schijf heb staan. Dat lukt uiteraard niet, maar als ik me beperk tot liedjes waarin het woordje “Yodel” in de titel voorkomt, kom ik tot een acceptabel, klein lijstje. Ik beperk me hier tot steeds maar één nummer van een artiest of groepje en dan kom ik tot de volgende verzameling:
Andrew Sisters & Bing Crosby – Yodel Your Troubles Away Bill Haley & The Comets – A Yodellers Lullaby
Bill Monroe – Blue Yodel #7
Bob Dylan & Johnny Cash – Blue yodel #1
Darby & Tarlton – Travelin’ Yodel Blues
Delmore Brothers – Lonesome Yodel Blue
Dolly Parton – Mule Skinner Blues (Blue Yodel #8)
Gene Autry – A Yodeling Hobo
Jim Eaves – Blue Yodel #1
Jimmie Rodgers – The Brakemans Blues (Yodel Your Blues Away)
John Fogerty (Blue Ridge Rangers) – Blue Yodel #4 (California Blues)
Lefty Frizzell – Blue Yodel #6
Merle Haggard – Jimmy Rodgers Last Blue Yodel
Ik weet het: het is maar een slap aftreksel van wat er aan Amerikaanse jodelmuziek bestaat. Waarschijnlijk ook maar een fractie van wat ik zelf aan jodelaars in huis heb, verstopt achter titels waarin het woord “Yodel” niet voorkomt. En dan reken ik de jodelaars uit Tirol, veel minder bluesy, niet mee.
Als ik het wel heb, is het hele Amerikaanse jodelen terug te voeren op Jimmie Rodgers, niet de popartiest van nummers zoals “Honeycomb” en “Kisses sweeter than wine”, maar volgens de deskundigen de eerste country superster ooit. Vanwege diens tuberculose werd hij maar 35 jaar oud. Hij werd geboren in een plaatsje in Mississippi in 1897 en overleed in New York in 1933. De muzikale carrière van de man met de bijnamen “The Singing Brakesman” en “The Blue Yodeler” is echt kortstondig, vanaf 1927 tot aan zijn dood zes jaar later. Hij zet in die paar jaar wel 113 eigen nummers op de plaat, waaronder (vind ik leuk) Mule Skinner Blues in 1931 en twaalf “Blue Yodel” liedjes die hij gewoon 1 t/m 12 als titel meegeeft. Bijv. Blue Yodel #1 is het bekende “T for Texas, T for Tennessee”. De muziek van Jimmie Rodgers is terug te vinden op “Classic Sides 1927-1933” (en op “Left me with a broken heart”). De “Classic Sides” ga ik me zeker nog een keer aanschaffen.

Bij dezen verklap ik jullie dat ik mijn vorige brief, de tiende, dus ook niet op tijd verstuurd heb, maar een dag te laat, op de dinsdag. Het is met iemand als mij wel behelpen.
Op de afdeling van Lluis heb ik moeite om de Spaanse naam te vinden van (Trudie’s) schoondochters. Ik weet het: een schoonmoeder is een “suegra”, een schoonzus een “cuñada”, maar hoe heten schoondochters zoals Damaris en Lucinda hier? Het Spaanse woord is “nuera”. Peter in Eindhoven is dus Trudie’s “nuero”, denk ik vervolgens, maar als ik nog eens in mijn woordenboek kijk, om tevens Jan Willem correct te benoemen, komen die (ook) met “yerno” aanzetten. Wisten jullie al dat een “suegra” behalve schoonmoeder ook het kapje is van een brood. Dat zegt mijn woordenboek tenminste.

Willen jullie weer een mooie reclame? Als ik dinsdagmiddag met bus 12 helemaal terugrijdt naar het “Castillo de la Luz”, zie ik er een van McDonalds. Daarvan zijn er twee in Las Palmas: bij El Corte Inglés in de straat en aan het begin van de calle Mayor de Triana. Yves, let op, deze maand is de maand van de Mcnifico, een hamburger met spek en kaas, voor slecht 1 euro 50.

In mijn parkje bij El Cambullonero zit ik prima te lezen in mijn eerste boek van deze week, dat ik bijna uit heb. Het is net Driekoningen geweest, dus het is aardig druk met familie die het grut aanmoedigt, dat op nieuw verworven fietsjes in alle maten en soorten zit: van driewielers via tweewielers met zijwieltjes tot echte kinderfietsen. De kinderen hebben meestal wel een helmpje op hun hoofd.
Als ik later met Eva bel, want die is vandaag 41 geworden, vertelt ze me dat Dalí nu al zonder hulp rondfietst in de straat. De oudere Lux kan nog enige steun van haar of Jan Willem gebruiken. Op de foto zijn ze allebei gehelmd, net als de kinderen in het parkje hier. Lux heeft – als zevenjarige – trouwens een mooi verhaal geschreven voor een kinderwedstrijd van een boekhandel. Eva heeft me er een kopietje van gestuurd, met als onderschrift: Prachtig toch!
Bij El Kiosko Terraza Castillo La Luz (zonder De) is de “Vino De Verano” in de reclame. Een glas kost nu 95 eurocent, te geef. Voor wie het niet weet: een vino de verano is half om half rode wijn en spa bruis. Je zou er meer van kunnen drinken zonder dat je aangeschoten raakt. “Goede wijn behoeft geen krans” is “El vino bueno no ha menester pregonera”. Zie verder op voor de betekenis van het woord “pregonera”.

Nou ik toch in mijn kolenspaans aan het woord ben, zal ik ook eens de Spaanse woorden “buenos días”, “buenas tardes” en “buenas noches” van mijn commentaar voorzien. Goedendag is in mijn simpele geest niet “buenos días”, maar “buen día”, in het enkelvoud, en dat hoor je hier gelukkig ook wel zeggen. Goedemorgen wordt dan in hetzelfde stramien “buena mañana”, goedemiddag en goedenavond (zolang het licht is) “buena tarde” en daarna is het “buena noche”, ook goedenacht. Op de bank bij het NH hotel Imperial zijn de kanariepieten het absoluut niet met mij eens.
Dan komt een man in een uitgelebberd t-shirt voorbij, met als opschrift: “MAKE CLOTHES, NOT WAR”.

Over twee dagen wordt in Maastricht Prins Carnaval uitgeroepen. Ik hoop jullie het in mijn volgende brief te kunnen vertellen wie het geworden is – voor zo ver je het al niet uit de krant hebt of op TV Maastricht hebt gezien. Hier in Las Palmas is de carnavalsdagen meer uitgesmeerd. Er wordt wel al druk gewerkt aan de opbouw van het immense podium op Santa Catalina. Het motto van carnaval deze winter is “Magia y criaturas fantásticas”.
De officiële opening hier, de Pregón, is op 26 januari, bijna twee weken later dan in Maastricht. We gaan aan de andere kant wel een weekend langer door, tot 18 februari. Op 26 januari, om half 9 ‘s avonds, komt de “Pasacalles Anunciador” ons uitleggen dat we op het Santa Ana moeten zijn, tegenover de kathedraal in Vegueta, waarna daar om 9 uur de carnaval begint met een speech van – dit jaar – komiek Kike Pérez. Het is een hele eer om daarvoor uitgekozen te zijn. Eerdere “pregoneras” zijn o.a. Mary Sanchez, de frontman van de Chancletas (een murga) en vorig jaar zangeres Rosanna. Haar optreden en toespraak vond ik hilarisch.
Hier is een opsomming van de belangrijkste publieke evenementen daarna. Die zijn allemaal bij mij om de hoek, op het “mágico escenario” van Santa Catalina:
27 januari, 7 uur: Comparsas infantiles
28 januari, 11 uur: Disfraces infantiles
29, 30, 31 januari, half 9: voorronden murgas
1 februari, 9 uur: Disfraces adultos
2 februari, 9 uur: Comparsas adultos
3 februari, half 9: murgas finale
4 februari, 12: carnaval canino
4 februari, 7 uur: Gala de la reina infantil
9 februari, Gala de la Reina
12 februari, 9 uur: Gala Drag Queen
17 februari, 5 uur: Gran Cabalgata
18 februari, 6 uur: Entierro De La Sardina
Ik heb het een en ander overgeslagen, maar het programma heeft mijn volledige zegen. Hoogtepunten voor mij worden ongetwijfeld de finale van de optredens van de buurtgroepen, de murgas, op 3 februari en “de groeten optoch” op 17 februari. In de periode 7 tot 17 februari zit ik in Maastricht, dus moet ik de twee gala’s met de uitverkiezing van de koningin en de drag queen aan me voorbij laten gaan. Ik zie de winnende dames en heren wel terug aan het begin van de “Gran Cabalgata”, als ik de 17de op tijd terug ben.

Zijn jullie uitgejodeld en is het wachten nu alleen nog op de “Classic Sides” van Jimmie Rodgers? Dan lijkt me een nieuwe CD op zijn plaats. Wat vinden jullie van zangeres Alison Krauss? Bij haar blijf ik niet helemaal in gebreke. Ik kan zelfs kiezen uit een aantal CD’s. Ik heb er twee die ze samen met het Union Station opgenomen heeft: “Lonely Runs Both Ways” uit 2004 en “Paper Airplane” uit 2011. Daarnaast heb ik twee solo CD’s van haar: “A Hundred Miles Or More” uit 2007 en “Windy City” uit 2017. En – het kan niet op – op mijn extra harde schijf staat ook nog de verzamelplaat: “Essential Alison Kraus” uit 2009.
Vooruit, het wordt voor deze weblogbrief haar allerrecentste: “Windy City”. Als die uitkomt, is Alison Krauss 56 jaar. Hier zijn de zeventien nummers, beter gezegd dertien, want de laatste vier zijn een herhaling van zetten:
01.Losing you
02.It’s goodbye and so long
03.Windy city
04.I never cared for you
05.River in the rain
06.Dream of me
07.Gentle on my mind
08.All alone am I
09.Poison love
10.You don’t know me
11.Make the world go away (& Jamey Johnson)
12.Till I gain control again
13.Angel flying too close to the ground
De tijd dat Alison Krauss als Blue Grass zangeres furore maakt bij de Union Station, ligt al weer even achter ons. Vandaag de dag is ze vooral een goede performer van populaire liedjes, die blijkens deze plaat ook best van een tijd terug mogen zijn. “Angel flying too close to the ground”, kennelijk live gezongen, vind ik alleen al vanwege de titel, helemaal in orde. Het titelnummer “Windy city” (is dat Chicago?) heb ik niet van een andere artiest, maar mooi blijft het. Andere liedjes die ik hier graag krediet geef, zijn “Losing you” (ook van Dusty Springfield en van Brenda Lee), “Gentle on my mind” (van o.a. Dean Marin), “All alone am I” (ook van Timi Yuro en vooral Brenda Lee) en “You don’t know me” (ook van o.a. Emmylou Harris, Van Morrison en Ray Charles). Alison Krauss kan er nog steeds wat van. Deze CD mag daarvan getuigen.

Wat is het verschil tussen erwten en kikkererwten? Een erwt, zegt mijn van Dale, is een voedzame vrucht en wat wij, Nederlanders, daaronder verstaan, is een spliterwt: geschild en groen (en door een schokker in tweeën gedeeld). Het Spaanse woord voor die erwten is “guisantes”. Hier zijn ook kikkererwten (kekers) populair als voedsel. Die zijn gelig, en smaken nogal hetzelfde. Het Spaanse woord voor kikkererwten is “garbanzos”.
Op donderdagmiddag werk ik bij mijn tosti’s met ham en kaas een heel bakje “garbanzos” weg. Ergens staat mij bij dat mensen niet pure vleeseters zijn, maar op gezette tijden ook groente en fruit nodig hebben. Met het meeste fruit heb ik niet veel op – te veel gedoe, of het moet ananas uit blik zijn of iets dergelijks. Groente heb ik meestal wel op het menu staan. Zo mag ik graag erwtjes & worteltjes bij mijn vlees of vis uitserveren. Binnenkort zal ik jullie ook eens de verschillende boonsoorten presenteren. Zo zijn er witte bonen, bruine bonen, sperziebonen, “dikke boene”, blauwe bonen, boonwas, rumbonen en ga zo maar door...

Als ik op donderdagavond om 7 uur naar de boulevard loop voor mijn wandeling, bedenk ik dat ik nodig weer eens mijn haar moet laten “snije” (op zijn Maastrichts). Dus dien ik mij eerst aan bij kapperszaak voor heren “Las Canteras”, tegenover “Minimarket Ario” in de Alfredo Jones. Naast “Ario” is “Caprichos De La Abuela”, nu met uithangbord, waar ik wel eens een grillkip met aardappeltjes haal. Ik zeg tegen de “peluquero de señores” dat ik het heel kort wil en dan vraagt hij mij of het stand 1 of 2 moet zijn. Die terminologie ken ik. Normaliter knipt Trudie me met stand 2 en dat lijkt me ook nu de juiste stand. Tien minuten later ligt een hele “wösj” grijswit haar op de grond en begint de coiffeur al aan de afwerking. Daar reken ik ook het uitdunnen van mijn wenkbrauwen bij.
Op Las Canteras is het rustig. Bij La Oliva, waar ik internet heb, houd ik halt om eens op NU.NL te kijken. De temperatuur in Nederland staat op 5 graden. Veel nieuws kan ik niet ontdekken, zowel niet Nederlands als internationaal. De man van Wikileaks, Julien Assange, nog steeds met o.a. de Amerikaanse overheid achter zich aan, zit intussen al vijf jaar op de ambassade van Ecuador in Londen. Hij krijgt nu ook asiel in dat land, met een sofinummer. Blijft de vraag hoe hij ongeschonden in het Zuid-Amerikaanse land kan komen.
Ik zie een jongen voorbijkomen, met zijn honkbalpet achterstevoren op zijn hoofd, die op zijn trui met grote letters “DOPE” heeft staan. Is hij voor doping of is Dope een truienmerk? Ik vergeet het hem te vragen. Er hangen op diverse plaatsen grote affiches van Carnaval 2018, maar echt mooi kan ik die niet vinden.

En zo is het vrijdagmorgen en komt alweer een einde aan een weblogbrief van mij, de elfde. Ik ga hem vanmiddag posten. Mijn volgende komt eraan op donderdag 18 of vrijdag 19 januari. Vlak daarop krijg ik een week lang aanspraak van Raúl en Yves en allez, Marcel, Damaris en Trudie mogen meekomen.
Ik zit aankomend weekend gewoon hier in Las Palmas, dus gok niet op mij als de nieuwe “Prins Carnaval vaan Groet Mestreech”. Als ik jullie was, zou ik zondagmiddag wel eens in de stad gaan kijken, eerst naar de optocht en dan naar het “oetrope” op de markt. Daarna mag je dan nog een paar uurtjes het café in om je in te drinken. Ik zal er hier ‘s middags eentje op de goede afloop nemen. Tot ziens, hasta luego, Paul֍K.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze doordeweekse week is er een van Tod Goldberg: “Gangsterland”. Daarmee wordt Las Vegas bedoeld, maar een klein deel van het boek speelt in Chicago. Het is van 2014 en ik heb het in het Nederlands als echt boek gelezen. Volgens The New York Times Book Review “is het een magnifieke, originele en ongelooflijk grappige maffiaroman”.
Het is het verhaal van Sal “Rain Man” Cupertine, 35 jaar, die huis en haard moet verlaten, nadat hij in Chicago – foutje, bedankt – drie FBI-agenten plus een Mexicaanse informant om zeep heeft geholpen. Zijn vak is huurmoordenaar, in dienst van de Familie en de Gangster 2-6. Hij heeft misschien al wel honderd mensen naar de andere wereld geholpen, maar een stel FBI-ers afmaken is andere kost. Met hulp van neef en maffiafiguur Ronnie belandt hij in een buitenwijk van Las Vegas, waar hij als rabbijn David Cohen de kost gaat verdienen na een plastisch chirurgische verbouwing. Zijn sporen in Chicago lijken intussen compleet uitgewist. In Las Vegas komt hij onder de hoede van mafioso Bennie Savone en de oude rabbijn Cy Kales. De FBI agent die destijds de zaak leidde, Jeff Hopper, is min of meer ontslagen, maar blijft daarna, met zijn hulp Matthew Drew, uitkijken naar zijn rivaal. Komen ze elkaar weer tegen in een stripbar of casino van Las Vegas dan wel op straat of in een synagoge?
“Gangsterland” van Tod Goldberg is een alleszins aardig boek. Je ziet David Cohen groeien in zijn rol als rabbijn en Jeff Hopper steeds dichter bij zijn doel komen. Toch komt het verhaal, oorspronkelijk in een veel kortere versie als “Mitzvah” gepubliceerd, maar moeizaam tot leven, als ik mijn eerlijke mening mag geven. Echt spannend kan ik er niet van maken. Een “instantklassieker”, zoals de kaft suggereert, is het niet. Ik blijf steken op een recensiecijfer 7.

Wilfried de Jong vind ik een beetje een aparte gozer. Rotterdammer, wat moet ik nog meer zeggen? Vóór “De Man En Zijn Fiets” heeft hij de boeken “Aal” en “De linkerbil van Bettini” geschreven. In 2009 komt dit derde boek uit, ook wel “Naakt Met Wiel” gedoopt. Het zijn columns uit NRC Handelsblad, het wielerblad de Muur en bij enkele andere gelegenheden. Sommige verhalen in het boek zijn nieuw.
Een boek met zo’n vijftig losse stukjes laat zich niet goed recenseren. Zijn laatste in deze bundel, “Naakt met wiel”, geeft de sfeer wel goed aan. In de woorden van recensent Bert Wagendorp: “Wilfried de Jong is niet primair een tv-maker. Hij is een schrijver”. En dat doet de man van ook tv-programma “Holland Sport” best goed. Zijn tien beste stukjes in het boek zijn, volgens mij op dit moment: Munkzwalm (gehucht in de Ronde van Vlaanderen), De wetten van Post (vooral over Sportpaleis Ahoy in Rotterdam), Luchtgekoeld (Ullrich in de ronde van Zwitserland), Boer op de weg (trainen in de Achterhoek) en de Vogelzangstraat (Omloop het Volk met Vlaams commentaar). Ik ben pas op de helft, hier komt deel 2: Een rondje met Jan Janssen (68, die fiets ik er zo uit), Waaiers (met Erwin Kroll), Hard naar boven (zoals Ricardo Riccò), Heilige Geest (met de fiets van Cadel Evans) en Viagratandwiel (klimmen in de Vuelta).
Wilfried de Jong is niet achterlijk: zonder doping vaart (bijna) geen renner wel. Toch is hij een echte liefhebber en dat weet hij in zijn “Wielerverhalen” (ondertitel) goed te verwoorden. Volgens Matthijs van Nieuwkerk, als die dat zelf bedacht heeft, is Wilfried de Jong “de enige schrijver die op papier kan demarreren”. Ik stuur hem voor “De Man En Zijn Fiets” met een 8½ terug de kasseien op.

dinsdag 9 januari 2018

Weblogbrief 13.10, 8 januari 2018

Weblogbrief 13.10, 8 januari 2018

Querid@s amig@s y familia, de feestdagen zijn voorbij, gelukkig maar. We mogen ons langzaam gaan opmaken voor het hoogfeest van carnaval. In Maastricht wordt prins carnaval dit jaar oetgerope op zondag 14 januari, over minder dan een week. Hier in Las Palmas geeft het die niet, wij doen het met een “drag queen” en drie koninginnen, jong, volwassen en oudere. De keuze wordt weer een heel gedoe in februari, hier op Santa Catalina.

De meeste van mijn vorige brieven begonnen op de universiteit of anders wel in bus 12. Voor mijn negende brief lukte dat niet. De verscheidene gebouwen van de gezondheidsfaculteit zijn in de eerste week van het nieuwe jaar hermetisch gesloten. Enkele kennissen bij wie ik hier wel eens op bezoek kom, vertoeven elders, zoals Juli in Barcelona. Als ik mijn laptop beneden bij Carlos zou gaan aanzetten, moet er waarschijnlijk eerst een hele dag worden geüpdatet, voordat hij het internet op wil en met mijn veredelde telefoon kom ik evenmin aan mijn trekken. Het versturen van mijn negende brief, van 3 januari, heeft moeten wachten tot ik deze ook verstuur, op maandag 8 januari. Misschien moet ik nu van jullie wel verlangen dat je eerst de vorige leest, voordat je aan deze mag beginnen.
Ik had deze keer natuurlijk wel speciaal voor jullie naar “el cambullonero” bij het “Castillo de la Luz” kunnen lopen om van daaruit deze brief op poten te zetten. Luiheid en niks anders heeft me daarvan weerhouden. Ik start deze tiende brief gewoon op donderdag 4 januari vanuit mijn bureaustoel.

Wel kan ik het niet laten om prompt verse muziek op te zetten. In mijn vorige brief noemde ik een mooie clip van Harry, waarop o.a. John Hiatt meespeelt. Dan ben ik vanzelf “in the mood” om weer een hele CD van John Hiatt (gitarist, componist, zanger) aan jullie te presenteren. De magere man met het krulhaar in zijn nek loopt al een heel tijdje mee. Hij is geboren in 1952, maakt hij zijn eerste plaat in 1974 en anno nu is hij nog steeds niet uitgeteld (om eens een boksterm te gebruiken). Ik heb intussen al meer dan 20 CD’s van hem en dan tel ik die van diverse live optredens, ook in Nederland, geeneens mee. De titels van alle studio-albums van John Hiatt met alle bijbehorende nummers zijn op internet gemakkelijk terug te vinden.
In 1998 komt zijn “The Crossing Muddy Waters Demos & Outtakes” uit. Laat ik die deze week eens draaien. Vooraf al: met de bluesmuzikant Muddy Waters heeft de CD niks uitstaande. Het is trouwens allemaal eerder pop of C&W dan blues en bij mijn weten staat er geen enkel nummer op waaraan Muddy Waters een bijdrage heeft geleverd. Hier zijn de 19 liedjes:
01.All the lilacs in Ohio
02.Crossing Muddy Waters
03.What did I do?
04.Malcolm was right
05.God’s golden eyes
06.Come on up
07.Only the song survives
08.Lincoln town
09.All that love
10.Come home to you
11.Take it back
12.Rock of your love
13.Do I get wha I want?
14.Mr. Stanley
15.Hangin’ around here
16.Something broken
17.Just as long as I’m here
18.On the run
19.Under construction (humming song)
Er staat van alles op de CD en vooral een aantal nummers, waarin er weinig geschreeuwd wordt, “geit miech aon mien prij”. Uitschieters boven het maaiveld? Dan heb ik het bijv. over “All the lilacs in Ohio”,, “God’s golden eyes”, “Only the song survives”, “Come home to you”, “Do I get what I want?”, “Something broken” en “Just as long as I’m here”.
Voor alle duidelijkheid, er is nog een CD, uit 2000, die “Crossing Muddy Waters” gedoopt is en zes van de nummers op bovenstaande CD bevat plus een zestal andere, waarvan ik hier “Before you go” en vooral “Take it down” onder jullie niet aflatende aandacht hoor te brengen.
“Lilacs” zijn overigens geen lelies, voor wie dat denk, maar seringen. Ik heb het nagekeken in mijn woordenboek en zo is het maar net. Komt dat, omdat seringen vaak lila zijn? In het Spaans is het “lilas”, bijna hetzelfde als in het Engels. Waarom wijkt het Nederlands weer eens af, waarom noemen wij die bloemen seringen? Ik heb toch al zo’n moeite om de verschillende bloemen uit elkaar te houden, zelfs in mijn tuin in Maastricht. En onder ons gezegd heb ik geen idee hoe seringen er precies uitzien. (En gelukkig, lelies heten in het Engels “lillies” en in het Spaans “lirios”, bijna hetzelfde.)

Op de boulevard is het rustig ‘s avonds, heel rustig. Dat zal morgenavond ongetwijfeld heel anders zijn, nadat Los Reyes Magos zich gepresenteerd hebben.
Er komt een jongeman voorbij, met baardje, achter een kinderwagen die hij met één hand vooruit manoeuvreert. Hij lijkt me geen godsdienstig persoon, maar wie weet. Op zijn trui heeft hij staan, helaas in het Engels: “DON’T BELIEVE THE TRUTH”, geloof niet in de waarheid. Over zo’n zinnetje kan ik dan best een tijdje zitten mijmeren. Zit er een filosofische wijsheid achter?

Vanaf mijn balkon heb ik een prima gezicht op wat beneden allemaal voorbij komt. Laat ik me voor de variatie eens over het manvolk uitlaten. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat van de mannen van zeg 50 jaar en ouder een royale meerderheid geen echte bos haar meer op zijn hoofd heeft. Het grootste deel is in mindere of meerder mate kalend tot kaal. Nogal eens wordt het euvel verstopt achter een honkbalpet; daar is niks mis mee. Een platte pet kan ook en sinds een paar jaar is de hoed weer in opkomst. Dan heb ik het in de nieuwerwetse tijd niet meer over zo’n ouderwets, stoffen geval met een brede rand en een lint om het centrum, maar de kleinere uitvoering. Die is ons met pijn en moeite opgedrongen en ongelukkigerwijs zie ik aardig wat mensen van mijn leeftijd met zo’n geval op hun kalende kanis. Het nieuwerwetse hoedje heeft geen lint meer, is van stro (in alle kleuren) of stof en de rand rondom is flinterdun. Op de rommelmarkt is het geval voor een paar euro, niet méér, te koop, maar bij de betere winkel zoals El Corte Inglés betaal je uiteraard een veelvoud.
Er is altijd, nu nog, iets loos geweest met de hoeden en hoedjes, dat ik maar niet begrijp. De voorkant van zo’n hoed is meestal niet gewoon recht en rond, maar links en rechts vooraan is hij opzettelijk een beetje ingedeukt. In vooraanzicht ontstaat er dan iets onduidelijks dat op een split lijkt, met een nis van niks aan elke zijkant. Om het “af te maken” is hetzelfde hoedje, net als zijn voorganger van lang geleden, aan de bovenkant ietsje ingedeukt. Bijv. de bejaarde die nog steeds iedere dag langs mijn woning op en neer sjokt met zijn Spaanse muziekdoos, heeft zo’n freubelgeval op in het zwart, compleet met de (door mij niet) gewenste deuken. Hij zal toch niet denken dat je met die deuk bovenop de regen kunt tegenhouden.
Ik mopper intussen: welke idioot heeft destijds bedacht dat kletskoppen verborgen moeten worden onder een hoed, met aan de voorkant en bovenop deuken? Is dat soms chic? In dat geval is het niet mijn chic.

Gaan we naar 5 januari, als Los Reyes Magos hun jaarlijkse, glorieuze intocht in de stad maken. Hoe zo, Driekoningen? Als ik om 10 over 12 enkele kanonschoten hoor, weet ik dat de drie boten in aantocht zijn. En als ik om 1 uur weer even op het balkon sta, is het best druk met al dat grut dat aan de hand van familie door de straat loopt.
Toch heb ik onder mijn lunch een Spaans lesje voor jullie in gedachte: van De Spar die in haar nieuwe lijfblaadje met suggesties (“propósitos”) komt om 2018 goed te beginnen. Ik zou er niet direct opkomen, maar mijn winkel aan de Alfredo Jones is onderverdeeld in (minstens) negen afdelingen. Ik ga die hier eens opsommen, steeds met één aanbieding erbij.
Bij de “Frutas Y Verduras” (wij draaien het om: groente en fruit) wijs ik jullie op de ”calabaza” (pompoen) in de aanbieding. Een aansprekend voorbeeld van de “Carnicería” (slagerij) is de “costilla carnuda de cerdo” (varkensribjes), terwijl de “Charcutería” (voor de fijne vleeswaren) o.a. met “Salami Extra” adverteert en belegen kaas met paprika (”queso semicurado pimentón”) van Maxorata. Bij de “Congelados y Lacteos” (diepvries en melkproducten) ligt de “yogur Spar” voor het grijpen en in de “Desayunos” de “cacao original” van Colacáo. Een heel gezond idee op de afdeling “Alimentación” lijken mij de “salchichas” (worstjes) van Bocklunder en bij de “Bebidas” kan ik uiteraard niet om de “tónica” van Schweppes heen. Dan ben ik er nog niet, want ik heb nog de “Higiene” te gaan, met o.a. de “champú clásico” van Revlon Flex en de “Limpieza” met o.a. de “quitagrasas” (vetverwijderaar) van Volgrass.
Op de kaft van de Spar-folder staan een man en een vrouw afgebeeld, die ietsje jonger zijn dan ik, meer in de leeftijd: Rim en Désirée. Hij wil vooral gezond eten en sporten (comer sano y hacer ejercicio físico), zij gaat meer voor gelukkig zijn en meer reizen (ser feliz y viajar más).

Om 6 uur is het zo ver; dan mag ik naar beneden om me met vele anderen gaan vergapen aan de “cabalgata” (optocht) met als apotheose “Los Reyes Magos”, de drie wijzen uit het oosten. Wijs zullen ze wel zijn, maar of ze ook geleerd zijn, staat te bezien. Ik heb van eerder jaren geleerd dat je niet te vroeg langs de kant moet gaan staan, want dan beginnen je benen net te zwabberen, als je verondersteld wordt enthousiast terug te zwaaien, als het drietal wuivend voorbijkomt. 6 Uur lijkt me een prima tijd om aan te treden op Santa Catalina. Dan kan ik nog net nog even met mijn buren langs de kant verkeren voordat de diverse karren met snoep, de ijsjesverkopers en de motorpolitie het begin van de stoet aankondigen.
“Daor koume ze”, zegt tout Mestreech, als de reuzen “govies” het begin van de carnavalsoptocht inluiden. Hier hoor ik “Ya vienen” om me heen roepen, een prima equivalent. Van de vele “verkleiders” vooraan in de stoet – het lijkt wel Disney in het kwadraat – heb ik vooral oog voor twee kennelijke prinsessen op behoorlijk hoge stelten. Santa Catalina ligt vol met verraderlijke stenen, maar gelukkig hebben de “opgeschoten” jongedames enkele begeleiders bij zich om een eventuele val te breken. Van de diverse hoge wagens springen voor mij die van El Corte Inglés en van de Hiperdino eruit. Dat heb ik in eerdere jaren ook al eens gezegd. Iets van een processie kan ik van de Driekoningen “cabalgata” niet maken, integendeel. Het is meer een voorbode van het aankomende carnaval dan een religieus gezelschap dat om de koningen heen gedrapeerd is.
Na een half uurtje is het zo ver en is zelfs het Romeinse leger gepasseerd. Gelukkig zitten de brengers van goud, wierook en mirre dit jaar weer gewoon op hun kameel, eigenlijk dromedaris. De karren van vorig jaar, waarop ze “vanwege de veiligheid” moesten plaatsnemen, zijn weer op stal. Traditiegetrouw komt eerst Melchor (zonder i) voorbij, daarna Gaspar (met een g) en tenslotte de zwarte Baltasar (zonder h). Om hen heen zijn legio bedienden in de weer om de brieven van kinderen in ontvangst te nemen.
Met name Gaspar heeft, vind ik, zijn beste tijd gehad. Vlak voor waar ik sta zet hij zijn kroon maar eens af en gaat met zijn handen verwoed door zijn haar. Hij heeft dan pas een kikkereindje afgelegd, vanaf het “Castillo de la Luz”. In mijn looptempo heeft hij nog een uur te gaan, voordat hij in Triana/Vegueta van zijn woestijnpaard mag stappen. Met de legio oponthouden erbij (en een plaspauze voor de dromedaris) kan het ook ook zo maar een uur of drie worden. Een smaakmaker van de “día de Reyes” mag zich m.i. vooraf best een beetje moed indrinken. Gaspar maakt vanavond op mij echter de indruk dat hij al behoorlijk boven zijn theewater is. Of die het tot het einde trekt...
Na afloop van de optocht staan de bakkers van o.a. de Spar, Granier en ik neem aan verderop ook de Hiperdino klaar om ons een “roscón” te verkopen. Dat is een grote, ronde cake met vulling. Het begint trouwens flink te waaien, vind ik. Als ik later toch maar eens over de boulevard loop, zou ik mijn hoedje hebben vastgehouden, als ik er een op had gehad.

Op de zaterdag is mijn haar weer aan een wasbeurt toe. Ik heb hier een prima merk “champú”: Reflon Flex. Omdat mijn haar niet echt vettig is, ga ik voor de “cuidado clásico” variant, voor ieder type haar, wel met “keratina”, volgens mijn fles voor de verzachting en vitaliteit. Bij De Spar is een fles met het spul, 650 ml “formato ahorro”, voordelig, momenteel in de aanbieding (zie boven).
Op mijn Spaanse shampoofles, van een firma uit Barcelona, staat niets over hoe lang de shampoo moet intrekken (in mijn hoofd? in mijn haar?), voordat ik het er weer met goed fatsoen uit kan wassen. Mij staat bij dat daar op Nederlandse flessen twee minuten voor staat, maar waar is de toevoeging precies op gebaseerd? Ik sluit niet uit dat “men” het bij het rechte eind heeft, maar vooralsnog zit er toch iets raars in. Zijn daar bonafide onderzoekingen naar gedaan?
Het wordt toch al vlug zo iets als de mededeling van de tandarts dat je wel ieder half jaar op controle moet komen, ook als je al tijden geen probleem met je gebit hebt. (Dat idee blijkt afkomstig te zijn van niets anders dan een cartoon uit de 19de eeuw in Engeland. Die heb ik in mijn werkzame leven wel eens vertoond, als ik een praatje moest houden over de verworvenheden van de medische industrie.)
Wat me bij nog weer een ander onderwerp brengt. Ik poets mijn tanden doorgaans in de middag, na de lunch. Op een gegeven moment denk je: mijn tandpasta is bijna op, laat ik maar een nieuwe tube in huis halen. Dan besluit ik dapper dat ik de oude blijft gebruiken tot ze echt leeg is. Dan blijkt dat je er nog heel lang mee verder kunt. Is dat niet wonderbaar?

Wie kent hem niet, Bill Monray. Hij is de bedenker van een stroming in de Country & Western muziek die ik op zijn tijd graag mag horen: Blue Grass. Die heeft af en toe zelfs iets van jodelen (yo-de-le-hi yo-de-le-ho) en op zijn tijd slaat de stem van de zanger expres een beetje over. Van Bill Monroe heb ik een doosje van vier CD’s uit 2003 met “All The Classic Releases” uit 1937-1949 en tevens een doosje uit 2015 met zes LP’s uit de jaren 1955-1962. Daartussen in zitten de “Complete Sessions” uit 1950-1952, die hij samen met The Blue Grass Boys in de “Castle Studio” heeft opgenomen. Het gaat om legio probeersels op vijf CD’s van in totaal 37 verschillende liedjes. Om jullie er niet te veel mee te vermoeien heb ik eerst van ieder nummer de beste versie gekozen en vervolgens uit die 37 de vijftien die mij extra aanspreken. Hier komen ze chronologisch:
1.07.New mule skinner blues
1.12.My little Georgia rose
1.18.I’m on my way to the old home
2.08.The old fiddler
2.25.Letter from my darling
3.08.Poison love
3.18.Prisoner’s song
3.31.Brakeman’s blues
3.36.Travelin’ blues
4.02.When the cactus are in bloom
4.06.Sailor’s plea
5.04.Lonesome truck driver’s blues
5.13.Cabin of love
5.36.The first whippoorwill
Uitschieters naar boven binnen deze serie ga ik niet noemen, want ik heb ze al gekozen als uitschieters. En ik weet het best: Blue Grass is een beetje een vergeten genre, iets van vroeger, maar als ik het de moeite waard is, moeten jullie er maar een keer aan geloven. Bill Monrow & The Blue Grass Boys maken er een potje van, in de goede betekenis van het woord.
Terzijde, ik heb ook enkele verzamelplaten met allerlei Blue Grass muziek, uiteraard met nummers van Bill Monroe al dan niet met zijn Blue Grass Boys, maar ook van anderen zoals: de Bailey Brothers, Jim Eanes, Lester Flatt & Earl Scruggs, Lonesome Pine Fiddlers, Mac Wiseman, Molly O’Day, en Stanley Brothers. Wellicht laat ik een van mijn verzamel-CD’s later nog eens aan bod komen.

Als het zaterdagavond op de boulevard echt waait, kan ik thuis niet om een nieuwe film heen. Het wordt er een van regisseur Mike Barker: “A Good Woman” uit 2004, die ik in een Thaise versie heb. Is het iets voor Ellen & Sjaak, die na zoveel jaren Chang Mai toch een aardig mondje Thai paraat moeten hebben? Gelukkig kan ik hem, anderhalf uur lang, hier afkijken in het Engels, met ook nog Engelse ondertiteling. Het verhaal speelt in 1930 aan de Amalfi kust in de buurt van Rome, waar heel vroeger bij Homerus de sirenen de zeelui op de klippen joegen.
Oorspronkelijk is het een boek van Oscar Wilde, die het uitbracht onder de titel “Mrs. Windermere’s Fan”, eerlijk gezegd een toepasselijker titel dan het wat flauwe “A Good Woman”. Hoofdrolspeelster is Helen Hunt (van o.a. “As Good As It Gets” met ook Jack Nicholson) en als belangrijkste antagoniste de blonde (niet uit een flesje) Scarlett Johansson. Voor een prima bijrol houd ik de oudere Tom Wilkinson verantwoordelijk.
Helen Hunt speelt Stella Erlynne, een dame van middelbare leeftijd, platzak, die zich komt mengen in het societyleven van de heel rijken in het badplaatsje. Ze dringt zich een beetje op bij ene Robert Windemere, die sinds een jaar getrouwd is met Meg (Scarlett Johansson) en zelfs op vakantie vooral lijkt op te gaan in zijn werk. Zijn vriend en playboy John Darlington probeert dan Meg voor zich te winnen, maar hij krijgt de kous op de kop. Meg van haar kant raakt er wel van overtuigd dat haar Robert zijn hart aan het verliezen is aan Stella. Daarbij speelt door de hele film een waaier een aparte rol, die Meg voor haar verjaardag van Robert krijgt. Op de achtergrond zie ik allerlei ouderwetse miljonairs van bezadigde leeftijd zich gepast vermaken, onder wie Tuppy Augustus (Tom Wilkinson), vrijgezel na de nodige eerdere huwelijken. Hij wil nu maar al te graag Stella voor zich winnen en of hem dat lukt?
Ik vind dat Mike Barker met “A Good Woman” een alleraardigste film heeft afgeleverd, heel geslaagd voor een avondje dat ik geen boek hoef uit te lezen. Helen Hunt, toch ook niet meer de jongste, zelfs niet in 2004, weet mij prima bij de les te houden en Tom Wilkinson en zijn vrienden zijn goed voor een gulle lach. Ik ga de DVD bewaren.

Dan is het de dag des Heren, ook de verjaardag van mijn oma zaliger. Als ik om half 9 op het balkon ga zitten, is het daar voor Canarisch begrip nog vrij fris, 18 graden. Beneden op begane grond kan er dan nog eens een graad of twee graden vanaf. Ik moet geduld hebben tot een uur of 10, voordat de (hoe zo magische?) grens van 20 graden bereikt is. Regenen doet het niet, hoewel, gisteravond vielen wel een paar druppels, maar het waait wel nog.
Op de rommelmarkt rond het middaguur duikel ik een plaat op die ik al een tijd op mijn verlanglijstje heb staan: “Tango” van Julio Iglesias. De CD is uit 1996 en er staan echt alleen maar klassieke tango’s op, die zo waar ik kan meezingen (met de tekst erbij, als er niemand in de buurt is). Als ik hem soldaat maak - voor een eurootje, daar kun je geen buil aan vallen – zit hij nog keurig in de cellofaan. Een groot inlegvel geeft de tekst van alle twaalf nummers en ik bespeur ook een prachtfoto van een tangocafé plus – het kan niet op – een hele woordenlijst van het taaltje, “Lunfargo”, dat eind 19de, begin 20ste eeuw onder de immigranten van Buenos Aires gesproken wordt.
Zal ik jullie de twaalf nummers van mijn tango-plaat van Julio Iglesias neerpennen? Of de lijst met zo’n zestig slangwoorden? Toch maar niet, besluit ik, maar als iemand belangstelling heeft, mag hij of zij zich uiteraard bij mij melden. Eerder heb ik iets dergelijks ook eens aan de hand gehad bij een boek van Hemingway over stierenvechten. Daarin zat op het einde een heel woordenboekje van dingen die bij stierenvechten gangbaar zijn.
Ik kom intussen een beetje op mijn weigering terug. Hier is toch een stukje “Mi Buenos Aires querido”, omdat ik het zo mooi vind:

El farolito de la calle en que nací
Fue el centinela de mis promesas de amor
Bajo su quieta lucecita yo la ví
A mi pebeta luminosa como un sol
Hoy que la suerte quiere que te vuelva a ver
Ciudad porteña de mi único querer
Y oigo la queja de un bandoneón
Dentro del pecho pide rienda el corazón

Mi Buenos Aires querido
Cuando yo te vuelva a ver
no habrá más penas ni olvido.

Jullie weten het: als ik Unicef een hak kan zetten, hoe klein ook, doe ik het. Het is de tijd van de goede voornemens, dus Las Palmas hangt vol dezer dagen met reclameborden van deze m.i. halve zwendelaars. Unicef adverteert met “No más hambre (geen honger meer), No más discriminacines (geen discriminatie meer), No más injusticias (geen onrecht meer), No más enfermedades (geen ziektes meer). Ayudanos construir un mundo en el que no seamos necesarios (help ons een wereld op te bouwen waarin wij niet nodig zijn).
Beste mensen, en nu maar hopen dat jullie niet aan Unicef gaan doneren. Foei! Foei!
Ik heb er een sport van gemaakt om iedere winter hier dertig weblogbrieven te versturen, grofweg vijftien vóór carnaval en vijftien erna. Met deze brief zit ik op 1/3, aardig op schema. Mijn volgende mogen jullie a.s. vrijdag tegemoet zien, op 12 januari. Ik heb nog geen idee wat daarin komt te staan, maar ik zal weer mijn best doen om er iets van te bakken.
Voor nu wens ik jullie een zachte winter, un invierno benigno, voor mij hoeven de mensen van de Friese Elfstedentocht niet bij elkaar te komen. Zelfs hier in Las Palmas houdt het momenteel niet over: wind en af en toe een regenbuitje. Voor ‘s avonds op mijn balkon heb ik mijn Schotse trui met lange mouwen (en een capuchon) uit de kast gehaald. “Hace frio” en dat zullen we weten, zelfs in de buurt van de evenaar. Tot ziens, hasta luego, PaulK☼.

BOEKBIJLAGE

Denk je langzamerhand toch redelijk bekend te zijn met de Engelstalige thrillerwereld en dan blijkt dat je toch weer alleen een topje van de ijsberg in je handen hebt gehad. Deze week heb ik voor jullie een boek ter bespreking, “Eight Million Ways to Die”, ik denk uit 1982, van een New Yorkse auteur van wie ik nog niet gehoord had: Lawrence Block. Hij heeft niettemin al een heleboel prijzen in de wacht gesleept, Edgar Allen Poe Awards, Shamus Awards en noem maar op, maar voor mij is hij nieuw.
Zijn boekenheld is Matt Scudder, een voormalige politieman die sinds een paar jaar als privédetective werkt, zonder vergunning overigens. Tot zijn ondeugden hoort dat hij alcoholist is, maar hij bezoekt in Manhattan wel redelijk trouw de bijeenkomsten van Alcohol Anonymus. Zijn vriendin Jan Keane helpt hem om niet in de alcoholfout te vervallen.
Prostituée Kim Dakkinen wil van haar pooier af, Chance, en vraagt aan Matt Scudder om daarover met Chance te gaan praten. Even later, als Chance net lijkt te hebben ingestemd met haar vertrek, wordt ze vermoord. Dan vraagt Chance aan Matt Scudder om hem te helpen de moordenaar op te sporen. Matt Scudder kan het al snel goed vinden met politieman Joe Durkin en vooral met die gaat hij voor de moordzaak samenwerken. De andere prostituées van Chance, terzijde een kenner van Afrikaanse kunst, zijn Sunny, Fran, Donna, Ruby en Mary Lou. Dan lijkt Sunny zich van kant te maken. Het wordt alleen maar erger, als travestiet Cookie Blue op dezelfde grove manier als Kim geslachtofferd wordt. Gaandeweg komt Matt Scudder wel steeds dichter bij wat er precies aan de hand is, mede ook door de hulp van informant Danny Boy Bell, een jas van mink en een ring van smaragd.
“Eight Million Ways To Die” (de titel wordt o.a. verklaard op blz. 134) vind ik een zeer leesbaar boek, dat op zijn tijd ook best spannend is. Me vervelen is er niet bij. De uiteindelijke oplossing van de moorden had mij ietsje geloofwaardig gekund en om die reden blijf ik steken op een recensiecijfer onder de 8, een 7½ om precies te zijn. Toch blijft het best een goed boek van Lawrence Block.

Weblogbrief 13.09, 3 januari 2018

Weblogbrief 13.09, 3 januari 2018

Querid@s amig@s, we zijn weer een jaartje verder, of we het nou leuk vinden of niet. En toch, de mensen lopen hier gewoon door mijn straat of er niks gebeurd is. Misschien – wie weet – valt het wel heel erg mee. In ieder geval hebben we hier nog Driekoningen voor de boeg, op 5 en 6 januari. Ik heb deze weblogbrief enkele dagen daarvóór gedateerd, maar of het me lukt om hem te posten is een andere zaak. Laten we afspreken dat ik op 3 januari ‘s middags gewoon mijn volgende opstart.

Als ik de vorige ga posten op 28 december, 2017 wel te verstaan, in het grote gebouw van de gezondheidsfaculteit, ben ik, vermoed ik, zo ongeveer de enige die daar ‘s middags zijn ding komt doen. Op Harry’s website vind ik, helaas, geen nieuw stuk over popmuziek, wel enkele recente citaten, waaronder eentje van Anneke Grönloh dat haar moeder de nasibal in Nederland geïntroduceerd zou hebben. Ook zie ik een verhaal over een pater die zich in en vlak na WO II in het Chinese Poyang eerst de Japanners van het lijf moet houden en daarna de communisten van Mao. Het wachten is op een nieuw popartikel van mijn oudere broer na zij stukken over de Altman Brothers, een eendagsvlieg uit Brabant en Mary Hopkin. Vóór de Altman Brothers had hij het over Dion DiMucci, in de jaren rond 1960. Dat was zonder meer een van zijn beste bijdragen.
Harry verrast me ook geregeld met zijn clips, die hij dag na dag op me afstuurt. Vandaag op de vrijdag is “Yellow moon” aan de beurt, in een zeer acceptabele uitvoering van de Neville Brothers en John Hiatt. Onlangs verraste hij mij met “Merry Christmas, baby” van Bonnie Raitt en Charles Brown uit 1992. Een hoogtepunt van de laatste weken vind ik, net als Harry, het nummer “Perfect” van Ed Sheeran samen met Andrea Bocelli. Die versie van het nummer is veel beter dan Sheehan’s duet met Beyoncé, dat nu als hit de hele wereld over gaat.

Om mijn kennis over de Nederlandse cabaretwereld op peil te houden bekijk ik op mijn computer een mini-conference van Pieter Derks. Ze duurt maar vijf minuten, maar ik voorspel jullie hier en nu: dit is de gedoodverfde opvolger van Freek en Youp. Trudie appt me dat jullie a.s. zondagavond laat weer vergast gaan worden op een voordracht van pestkop Youp van ‘t Hek. Ook leuk, maar die zal ik voor later moeten bewaren.
Via NU.NL kom ik terecht bij de 27-jarige Tom Dumoulin. Hij is intussen heilig verklaard, nu hij ook Nederlands sportman van het jaar is geworden, vóór Max Verstappen en Sven Kramer. Komende zomer gaat mijn Maastrichtse stadgenoot zijn wereldtitel tijdrijden en zijn overwinning in mei in de Giro d’Italia verdedigen. De nieuwe Giro is van 5 t/m 27 mei. Tot de andere deelnemers hoort o.a. Chris Froome, die een beetje een Franse kater heeft na al dan niet op doping betrapt te zijn. De Tour de France, voor wie daarin geïnteresseerd is, is van 7 t/m 29 juli en of Tom Dumoulin daarin ook zal figureren, bekijkt hij na de Giro. Voor de compleetheid geef ik jullie dan ook maar de dagen van de Vuelta d’España: die is van 25 augustus t/m 16 september. We weten het: zelfs met pillen zijn dit soort wedstrijden niet of nauwelijks meer te doen. Niettemin zit ik wel steeds “gekluisterd” aan de buis, zeker bij de Tour de France.

Voor de goede orde – beloofd is beloofd – laat ik jullie nu de schriftelijke versie van “Canarias Canta” horen van Los Gofiones, uit 1999. Ik vind de plaat helemaal niks, dus één keer afdraaien van de negen nummers lijkt me royaal genoeg. Ik ben zo blij als een kind, als ik de 35 minuten Canarisch gekweel achter de rug heb en me met de nodige animo kan gaan afvragen welke betere muziek ik vandaag in de aanbieding heb.

Voor een potje goudeerlijke muziek neem ik jullie mee naar de 43-jarigee Ryan Adams. Geloof het of niet, maar ik spaar zijn platen of het sigarenbandjes zijn. Als dan heel recent, in 2017, een nieuwe cd van de man verschijnt, “Prisoner”, wil ik die stante pede aan jullie presenteren. Er staan twaalf nummers op de plaat:
01.Do you still love me?
02.Prisoner
03.Doomsday
04.Haunted house
05.Shiver and shake
06.To be without you
07.Anything I say to you now
08.Breakdown
09.Outbound train
10.Broken anyway
11.Tightrope
12.We disappear
Het moge niet de allerbeste cd van Ryan Adams zijn, maar er valt op “Prisoner” m.i. toch het nodige te genieten. De man blijft me bezighouden. Deze keer springen “Prisoner”, “Hauted house”, “To be without you”, “Anything I say to you now” en “Tightrope” er voor mij uit.

Dan heb ik hier een euvel. Op mijn moderne telefoon zit een knop om muziek af te luisteren. Ik doe dat het liefste gratis, dus zonder dat ik ervoor hoef te betalen. Spotify of dergelijke is aan mij nog niet besteed. Dus heeft Trudie’s broer John Google Play Music voor mij op het apparaat gezet.
Ik heb moeite moeten doen om muziek van mijn computer op mijn telefoon te zetten, maar in ieder geval één keer is het me met hulp van John gelukt om een cd of 10, 20 over te zetten, eind oktober, die ik voor dat doel al op een memory stick had staan. Echter, sinds eergisteren geeft mijn Google Play Music geen sjoege meer. Ik word verondersteld er vanaf nu voor te betalen. Weet iemand raad? Is er een andere site die mij wel gratis kan bedienen?

Als ik eerlijk ben – en waarom zou ik dat niet zijn? – heb ik de afgelopen vrijdag vooral op mijn balkon doorgebracht. Ik ben in een boek bezig van 900 bladzijden en dat had ik toch graag a.s. woensdag uit gehad.
Als ik toch een boodschapje ga doen, want op zijn tijd ben ik een man van vers brood, zie ik dat de geldautomaat van mijn bank op de hoek, Banka, gesloopt wordt door een professioneel bedrijf. Het filiaal zelf is al een tijd buiten bedrijf, maar tot voor kort werkte in ieder geval een van de twee automaten wel nog. Nu is dat kennelijk ook een gepasseerd station. Waar de automaten stonden te prijken, is nu een lelijk, gemetseld muurtje. Ik vraag me af waar ik in de buurt vanaf nu voor een aanvulling van mijn geld het beste terecht kan. Er zijn geldautomaten zat; ik zal er eens een paar uitproberen. Het dichtstbij is wellicht die tegenover mijn Spar in de Alfredo Jones.

Op het einde van de vrijdagmiddag hoor ik luide muziek in mijn stukje straat. Bij mij schuin tegenover links, vóór het terras van Don Manu, staat vanuit het niets ineens een groep van vijf muzikanten, allemaal mannen, een potpourri van hier welbekende nummer te spelen. Ik heb het over drie gitaristen of dergelijke, een man met een tamboerijn en eentje met een kleine trekharmonica. Ze zijn gekleed in mij iets te fraaie kostuums, zwart met blauwe banen, bij twee van de vijf zie ik ook capes met daarop allemaal emblemen van steden of zo geborduurd. Wat is de naam van zo’n groepje muzikanten ook al weer? Is het een “conjuncto musical”, misschien toch gewoon een “banda” of “grupo”? (Als ik het aan mijn drink- en eetvrienden op de zondagavond vraag, komt na enig geaarzel de juiste naam boven: het heet een “tuna”.)
Op het terras wordt druk meegezongen met de groep. Ook mensen die binnen bezig zijn om het oude jaar alvast een beetje uit te luiden, komen naar buiten om hun steentje bij te dragen. Even later wordt er zelfs nog gedanst ook. Het moge intussen bij jullie bekend zijn: ik heb bijzonder weinig op met dit soort muziek (“Clavelitos”, “Besame mucho” en dergelijke), zeker als die nummers me ook nog eens voorgeschoteld worden door mensen die de nummers verkeerd brengen, althans volgens mij. Niettemin, het terras van Don Manué geniet, zelfs een aantal voorbijgangers en mensen bij “De Francesco” en “Nuevo Murias” schromen niet om mee te gaan doen.
Ik kijk er als balkon-geveltoerist een kwartiertje naar en besluit dan om het jullie maar te vertellen. Bij dezen.

Nou ik toch over de vier cafés op mijn stukje straat bezig ben, zal ik ze eens nader voor jullie “duiden”. Het café bij mij beneden, waar Carlos sinds de zomer de scepter in zijn eentje zwaait, nu zonder mijn favoriete ober Tóbalo, is al in alle zeer vroegte open, “de madrugada” – het heet niet voor niks “Cafetería” Nuevo Murias. Zeker in de ochtenduren, en later op de dag maar ietsje minder, is koffie uitserveren de hoofdmoot. Dan kan Carlos op schoolborden en de muur nog zoveel gerechten bij de klandizie aanbevelen, hij moet het vooral hebben van zijn café solo, cortado en con leche.
Mijn benedenbuurman links, de baas van “De Francesco” met zijn twee dames, doet aanhoudend pogingen om naast drank ook taart aan de man te brengen, die hij zelf gebakken heeft, “home made”. Er staan er ook diverse in de vitrines binnen, waarop zijn waar ligt uitgestald. De verkoop ervan lukt aardig, maar overhouden doet het nog niet.
Ga ik naar de overkant, “La Taberna Don Manué”. Oorspronkelijk was dat café een Cubaanse bedoeling, maar of de huidige Don Manué uit Havana of dergelijke komt, weet ik niet. Sterker nog, ik weet eerlijk gezegd niet wie van het personeel Manué heet, als dat al de naam is van een van de mensen van het bedienend personeel. Ik vind de nering van Don Manué van de drie wel verreweg het meest weghebben van een echt café, een kroeg, met een keur aan tapas e.d., maar vooral ook gewoon bier, wijn e.d. Ik moet er nodig eens wat meer geld gaan brengen. Terzijde, alle drie de zaken moeten het minstens zoveel van het terras buiten hebben, hun vier tafeltjes daar, als van plaats binnen.
En dan is er nog nachtcafé “369”, dat voor mij in raadselen blijft gehuld. “369” gaat ‘s avonds om ongeveer 10 uur open, nu met een zwarte portier voor de deur, maar wat zich daar precies binnen afspeelt, is mij vreemd. Het heeft wel een aantal kenmerken van een drugshol. Raar vind ik ook dat de zaak soms ineens dicht is voor een paar dagen. Bijv. dezer dagen, toch rond de jaarwisseling, is de buitendeur op slot, wat de baas, een dikke, zwarte man in een rolstoel, niet leuk zal vinden. Zou er weer eens met succes door mensen in de straat geklaagd over de herrie voor de deur in de kleine uurtjes?

Een van de vele al te hygiënische gewoontes in onze westerse wereld is dat mensen zich te vaak en te uitgebreid wassen. Ik heb dit wijze woord niet alleen van mezelf, maar ook van goed geschoolde dermatologen. Het is echt niet nodig om minimaal twee keer per dag onder de douche te staan, ook nog met een zeepspons, laat staan dat je ook nog eens iedere dag je haar gaat staan wassen. Met de “dagshampoo” of hoe het spul heet bekostigen bazen van firma’s die daarin gespecialiseerd zijn, hun maîtresses en extra vakanties naar exotische oorden. Ik was zijn haar maar één keer per week; dat moet maar genoeg zijn. Mijn kop inzepen op zaterdag stamt nog uit de tijd dat ik doordeweeks op tijd naar mijn werk moest en alleen in het weekend echt tijd te over had. Nog steeds moet met name mijn hoofdhaar er meestal aan geloven op de zaterdagmorgen.
Dat doe ik vandaag ook maar, als het gezelschap bij het beeld van Lolita Pluma met haar katten mij zoals gebruikelijk uit mijn rust komt halen. Na het douchen hang ik mijn lakens op, die ik eerder bij 40 graden heb gewassen. Dat is ook zo’n typische zaterdagmorgen bezigheid: een was draaien.

Laat ik het op de zaterdag als tussenstukje maar eens over “morgen”, “mañana” hebben. Hoe kan dat toch dat één woord twee echt verschillende betekenissen heeft. Het betekent zowel morgen zoals in de dag van morgen als morgen in vanmorgen. Laat ik er titels van liedjes bijhalen om mijn bewering te onderstrepen. Mooie Spaanse voorbeelden van niet-Spanjaarden zijn: “Cuando despierto mañana” van Carel Kraayenhof (& Juan Pablo Dobal) en “Mañana is good enough for me” van Peggy Lee. Terzijde kom ik vanzelf ook op het Duitse, tweeledige “Tanze mit mir in den Morgen” van Gerard Wendland. Jullie willen liever iets Nederlands? Wat vinden jullie van “Elke morgen gaat de zon op” van Jaap Fischer dan wel “Morgen ben ik de bruid” van Willeke Alberti?
Het bijzondere aan het woord “morgen” is dat het wel in het Nederlands en Spaans (en Duits) bestaat in de dubbele betekenis, maar niet in bijv. het Engels of Frans. In het Engels is het “morning” en “tomorrow”, zoals in “Early in the morning” van Buddy Holly en “Will you still love me tomorrow” van de Shirelles. Met Franstalige muziek heb ik minder, maar hier zijn uiteraard wel voorbeelden: “Les paumes du petit matin” van Jacques Brel, het origineel van “De nuttelozen van de nacht”, en “Demain l’on se marie” van dezelfde singer-songwriter. Allochtoon Georges Moustaki in Frankrijk is zelfs de zanger van zowel het lied “Matin” als “Demain”.

Als ik zaterdagavond laat mijn was binnenhaal, zit er een beest op of in mijn kussenovertrek dat mij erg aan een kakkerlak doet denken. Kakkerlakken, ook kleintjes, kunnen een klein beetje vliegen en wie weet, is hij of zij vanaf het dak naar mijn platje gevlogen en vandaar hoppa mijn kussensloop in, wachtend op een later onthaal binnen.
Hoe dan ook, ik gun het beestje geen lang leven: de dood aan “cucarachas” en “mosquitos” in mijn woning! De kussenovertrek krijgt op zondag samen met ander wasgoed een tweede beurt – voor alle zekerheid.

Op zondagmorgen, vanavond is het Nochevieja, niet te verwarren met Nochebuena, heb ik een appje van Luis binnen. Het is een audio, een kort interview van een Canarische zender over een nieuw soort fruit: “Plataco”. Dat is een mix van “plátano”, banaan, en “coco”, kokosnoot. Binnenkort zou het hier in de schapppen van winkels liggen. Met enig gezag weet Luis, als professor in de voeding en gezondheid, uit te leggen dat het best gezond zal zijn.
Het nieuwe fruit is voor mij enigszins in dezelfde orde als nectarine, dat bij mijn weten een mix is van perzik en appel. Echter, als ik het in mijn van Dale nog eens nakijk, blijk ik ernaast te zitten. Een nectarine is een perzikvariant, oorspronkelijk uit China, met een glad, onbehaard vel.
Intussen denk ik, steeds meer overtuigd van mijn gelijk, dat voeding en gezondheid, extreme uitwassen daargelaten, niks met elkaar van doen hebben. Als ik zie wat de meeste mensen eten en drinken, zou ik zo vlug geen enkel voorbeeld weten van een product dat niet door de beugel kan. Zelfs staat m.i. ook ter discussie of bepaalde eetpatronen zoals het mediterrane dieet een stuk gezonder zouden zijn dan bijv. wat wij in Nederland aan maaltijd gewend zijn te consumeren. Op de afdeling van Luis, gespecialiseerd in voeding en gezondheid, maak ik daar geen vrienden mee, helaas. Niettemin houd ik vol dat de miljarden aan onderzoeksgeld op dit terrein niet langer welbesteed zijn. Er wordt door de voedingsindustrie grof betaald om de onderzoekingen uit te voeren, maar men wil dan wel geregeld dat er voor dezelfde industrie welkome resultaten worden gepresenteerd.

Op de laatste dag van het oude jaar, overdag, wordt mij nog een mooie foto toegestuurd van Trudie met mijn beide “nietas”, N.B. vandaag gemaakt in mijn huis in Maastricht. Die krijgt een speciaal plekje!
Echter, ik wou het over ‘s avonds hebben: Nochevieja. Om half 10 word ik verwacht bij Rafaela op de calle Cirilo Moreno 29 III voor een copieuze maaltijd. Als goedmakertje kom ik aanzetten met een fles wijn van “El Coto” en drie halve liters Bandido van Tropical. We zitten met negen personen aan tafel: naast ikke (zei de gek) en Rafaela zijn dat Noé, Lorena, Noé’s vriend de wiskundige en zijn intussen gepromoveerde vriendin Nerete, een koppel uit oorspronkelijk Mexico (hij) en Andalusië (zij) en tenslotte een vriend van Noé, die in Tenerife-Noord een boekwinkel heeft. De moeder van Noe’s vriend is van origine Nederlandse en als ik niet al te moeilijk doe, kan ik met hem Huilands praten.
Gaan we naar het eten, naast de spa, de wijn, het bier plus stokbrood en India’s brood. Eerst is er een hele tafel tapas: twee soorten kaas, een bak olijven, toastjes met paté, een soort filet americain, en twee schalen met ceviche. Dat Peruaanse (?) gerecht heb ik hier al eens vermeld, met allerlei stukjes vis in een citroensaus. Gaan we naar de hoofdschotels: allereerst een grote bak Marokkaanse couscous, met rijst, groenten en schapenvlees, ook twee bakken garnalen met een whiskeysaus en, het kan niet op, nog een schaal kalfsvlees plus met een bak aardappelsalade met veel ui.
Hoe we het voor elkaar krijgen, is mij een raadsel, maar net voor 12 zijn we klaar met eten, op tijd voor de twaalf druiven, elkaar zoenen en op de rug kloppen en daarna cava en een wel heel zoete cake.
Als de anderen om 1 uur aan de gin-tonic beginnen, besluit ik als “anciano” om weer eens op huis aan te gaan. In no time dommel ik weg, neem ik maar aan.

Op nieuwjaarsdag, vreemd genoeg hier ook als “el dia de la Sagrada Familia” aangeduid – was dat niet een week eerder – ga ik jullie als opening melden dat nachtzaak “369” deze nacht wel degelijk zijn deur open heeft. Van ‘s avonds heel laat tot in de kleine uurtjes en daarna tot in de middag is het een komen en gaan van mensen die daar hun vertier zoeken. De feestgangers zijn ook nog eens chic gekleed, het lijkt wel afgelopen 11 november in de Amsterdamse Shell-toren. Zelfs de man aan de deur heeft zich een beetje aangepast: voor de gelegenheid heeft hij een grijs jasje aan, met een wit hemd en een stropdas.
De andere drie “normale” cafés in mijn stukje Luis Morote zijn wel nog steeds dicht. Dat is nou weer een verschil met Maastricht en Amsterdam. Daar zijn zowel oudejaarsavond als nieuwjaarsdag voor de cafés topdagen. Hier in Las Palmas is mijn straat, uitgezonderd “369”, haast uitgestorven. Niet alleen op de zondagavond (“awejaorsaovend), maar zelfs ook op de maandag zit Carlos bij moeder de vrouw thuis. Bij Marja in Maastricht staat intussen de erwten- en tomatensoep te pruttelen en verdringt men zich om de nodige “pistolekes” met vlees en kaas te pakken te krijgen. Daar moet op gedronken worden, hi ha ho!

Vorige winter heb ik jullie al verteld over John Moreland van wie ik nodig eens wat muziek moest zien te krijgen. Van hem heb ik intussen een aantal cd’s opgeduikeld bij de cd-bibliotheek van Rotterdam en de ontbrekende zijn mij door Rocky op een presenteerblaadje aangereikt. Hier zijn ze alle zeven:
(2008) Endless Oklahoma Sky
(2011) Eastbound Blues
(2011) Everything The Hard Way
(2011) Things I Can’t Control
(2014) In The Throes
(2015) High On Tusla Heat
(2017) Big Bad Luv
Singer-songwriter John Moreland vind ik echt een aanwinst. Hij heeft zich nu al een bijzonder plekje in mijn (vergrote, dat wel) hart weten te verwerven. Voor deze brief moet ik kiezen: welke cd zal ik jullie eens voorzetten? Laat ik er eens twee inzetten, de eerste en de laatste: “Endless Oklahoma Sky” en “Big Bad Luv”. Ik heb het dan over twee keer elf nummers:
1.01.All I know
1.02.Endless Oklahoma sky
1.03.Everything’s my fault
1.04.Gotta be on my way
1.05.Hand over fist
1.06.It ain’t about gettin’ out
1.07.The state line (hardcore, hard luck)
1.08.Sweat & cigarettes
1.09.Thought you were different
1.10.Tired of the world
1.11.What you get paid for
7.01.Sallisaw blue (= Big bad luv)
7.02.Old wounds
7.03.Every kind of wrong
7.04.Love is not the answer
7.05.Lies I chose to believe
7.06.Amen, so be it
7.07.No glory in regret
7.08.Ain’t we gold
7.09.Slow down easy
7.10.It don’t suit me (like before)
7.11.Latchkey kid
De laatste cd vind ik eerlijk gezegd beter dan de eerste, die mij aan de rommelige kant is. Dikzak John Moreland’s stem lijkt een beetje op die van Bruce Springsteen en van the late Tom Petty. Bij “Endless Oklahoma Sky” hoor ik de Heartbreakers of de E Street Band er ietsje te vaak doorheen komen. Tien jaar later is “Big Bad Luv” is naar mijn bescheiden mening een stuk puurder, rechter uit het hart en wie weet, is ook de productie beter.
Mag ik dat ook laten doorklinken in de keuze van mijn favoriete nummers? Dan kies ik op “Endless Oklahoma Sky” voor het titelnummer alsmede “Gotta be on my way”, “Sweat & cigarettes” en “What you get paid for”, vier stuks, en op “Big bad luv” voor een zestal: “Old wounds”, “Every kind of wrong”, “Love is not the answer”, “No glory to regret”, “Ain’t we gold” en “Latchkey kid”. En voor wie het niet wist, zoals ik: een “latchkey” is een huissleutel.

Op de boulevard is het op nieuwjaarsavond – bestaat dat woord wel? – heel erg druk. Iedereen wil zijn gezicht daar laten zien, lijkt het wel, zowel de vracht aan Spaanstaligen als de schare import. Dat bevordert de doorstroming niet echt. Schrijver Hendrik Groen heeft me geleerd dat ik in ieder geval met het looptempo van hoogbejaarden compassie moet hebben. Het woest opzij duwen van overgrootmoeders, “bisabuelas”, zat me al niet in het bloed, maar is mij door hem compleet afgeleerd. Als ik klein grut zich op zijn driewielers en steppen met extra wieltjes een moeizame weg banen tussen de meute door zie banen, ben ik ook daarin uiterst coulant.
Heb ik dan toch nog iets te mekkeren over het gestuntel van mensen op Las Canteras? Dan is het de situatie dat een clubje mensen op zijn dooie gemak met zijn vijven of meer naast elkaar over de boulevard hobbelt dan wel enkele groepen die elkaar eens voluit staan te bekloppen zonder ook maar een duim breed te willen wijken, als iemand er eens langs wil. Enig meeleven voor mensen die een vrij normaal wandeltempo aanhouden zoals ik, is en blijft wenselijk. Aan de doorgewinterde snelwandelaars die graag een tempo van zes of meer per uur willen aanhouden of mensen die zelfs de hardloper willen uithangen, heb ik het vriendelijke, doch dringende verzoek, om op een avond als vanavond een tikje in te binden of anders elders hun vreemde hobby te gaan uitoefenen.

Eva stuurt me een mooie foto met Lux die met Jan Willem ernaast verwoede pogingen doet om zich voor het eerst op een gewone fiets rijdende te houden, zelfs een flauwe bocht te nemen. Dat lukt wonderbaarlijk en ik vraag me af of Dalí ook al bijna zo ver is. Fietsers, ook fietsende kinderen, zijn hier op de boulevard niet toegestaan, evenmin als honden. We gaan er geen complete janboel van maken, mensen.

Wat doet een man alleen op een avond als deze, als het op straat weer wat rustiger aan het worden is? Ik in ieder geval vind het dan weer tijd voor een film. Een aantal dagen terug heb ik “The Fury” met Kirk Douglas en John Cassevetes al snel de prullenmand in gekiept, omdat het niks was. Nu is “Green Zone” van regisseur Paul Greengrass uit 2010 aan de beurt om mijn goedkeuring te verwerven. In een bijbehorende korte documentaire ziet Paul Greengrass er best kek uit met zijn lange haar en zijn norse kop. Hij vindt dat acteurs niet teveel tekst uit het hoofd moeten leren, maar enige vrijheid in hun actie horen te krijgen om een levensecht beeld te krijgen. Dat idee is aan hoofdrolspeler Matt Damon, welbekend van de Bourne trilogie, welbesteed.
Hij speelt in de film Roy Miller, leider van een speciale militaire eenheid om in 2003 in Irak “Massive Destruction Weapons” op te sporen en en die dan triomfantelijk aan CNN en andere pers te laten zien. Ronduit vervelend is het, als die wapens er vervolgens niet lijken te zijn, eerder een verzinsel zijn van het Amerikaanse Pentagon. Communiceren daarover met de autoritaire woordvoerder Clark Poundstore (gespeeld door Greg Kinnear) is haast onmogelijk. Roy Miller’s gedachten krijgen wel enige ondersteuning van CIA-man Marty Brown (Brendan Gleeson) en journaliste Lawrie Dayne (Amy Ryan). Verder is Roy Miller vooral aangewezen op wat Irakezen zoals Freddy en Hamza hem proberen te vertellen en later ook generaal Mohammed Al Rawi, klaveren boer in het kaartspel van George Bush. Al Rawi houdt vol dat het democratiseren van Irak zonder het leger erin te betrekken, nooit wat kan worden. Dat de door de Verenigde Staten aangewezen nieuwe president van Irak na Saddam Hussein, ene Ahmed Zubaidi, er weinig van bakt, mag nu, vijftien jaar later, geen groot nieuws zijn.
Ik heb de 1 uur en 50 minuten durende, heel spannende film met rode oortjes en ogen uitgekeken. Wat een pracht van een oorlogsfilm, waarbij nu eens niet het westen als vanzelfsprekend aan de goede kant van de streep staat en de tegenpartij, in dit geval de Sjiieten, Soennieten en Koerden, uit alleen maar regelrechte boeven bestaat. Het relaas van militair Monty Gonzales (Roy Miller in het echt) destijds is verfilmd zoals het helemaal betaamt. Wie deze bloedstollende tragedie uit Irak nog niet gezien heeft, mag hem van me komen lenen in Maastricht.

Op de dinsdagmiddag staat Laura voor de deur om te komen “pótse”, maar dan zit ik wel dapper op mijn laptop te typen aan deze brief. Hoe kan ik het vergeten dat de bel gaat. Niettemin, eenmaal binnen is er voor haar geen redden meer aan. Stofkleren aan en dan gaat ze als een wervelwind door mijn huis, van keuken achter tot en met de balkonrand aan de voorkant. Haar Engels is bij nader inzien beter dan ik dacht. Aan de andere kant vind ik dat ik hier in Las Palmas wel beter Spaans met haar kan praten. Ze corrigeert me, als ik een fout maak. Zo hoort het, daar steekt een mens iets van op. Om even voor 5 is ze uitgepoetst en kan ik eens op mijn gemak naar de WC; dat moet op zijn tijd ook gebeuren. Over twee weken helpt ze me met de bedden in de zijkamer.

Ik kan het dinsdagavond niet langer voor me houden: “Wok Buffet HONG KONG” bij mij op het eind van de straat is weer open. Dat is ongetwijfeld tot groot genoegen van Trudie, die mij plus het viertal Marcel, Damaris, Yves & Raúl er over drie weken zeker heen zal tronen, als ze hier zijn. Ik zie wel weer allerlei Chinese tekens aan de buitenmuur, maar in het Spaans staat er enkel “comida internacional”. Daar is geen woord Frans bij. Ze hebben binnen nog steeds “más de 100 platos calientes y 30 platos fríos” en het is nog steeds de bedoeling om naar hartenlust toe te tasten: “sirvase todo lo que quiera”. Alleen is het weer ietsje minder goedkoop: met wokken en grillen erbij 11.30 euro voor volwassenen en 6.80 euro voor kinderen. Wie zuinig aan wil doen en het wokken weglaat, betaalt 6.95 euro als volwassene en 4.10 als kind.

Woensdag, gehaktdag, en ik zit me suf te lezen om mijn boek van 900 bladzijden uit te krijgen. Om kwart voor 3 is het zo ver; dan kan de vlag uit. Zie verder mijn boekbijlage.
Veel anders heb ik overdag op woensdag niet meer in mijn mars. Dus besluit ik om 3 uur om maar eens de spelling- en grammaticacontrole op mijn brief los te laten en dan de puntjes op de i te zetten. Een mispunt daarna is wel of en hoe ik deze brief over het internet bij jullie bezorgd krijg. Ik ga nu net doen of hij helemaal voor de bakker is en als ik hem niet verstuurd krijg, gebeurt dat volgende week, tegelijk met mijn tiende van deze winter. We hebben het dan over 9 januari, Eva’s 41ste verjaardag.
Zijn jullie de feestdagen ongeschonden doorgekomen? Geen belangrijk letsel opgelopen, ook niet geestelijk en sociaal? Dan mogen jullie nu weer gewoon met je alledaagse bezigheden doorgaan. Mij rest hier nog het hoogfeest van Driekoningen, de Palmese variant van sinterklaas. Alleen hebben we hier behalve één Piet, Baltasar, twee sinterklazen, Melchor en Gaspar. A.s. vrijdagmiddag komen ze hier met hun boten aan in de haven, bij mij om de hoek achter Santa Catalina. Daarover heb ik misschien volgende keer nog een smakelijk verhaal.
Voor nu, vooruit maar weer met de geit, en neem de os, de ezel en de schapen maar mee op stap. Ik wens jullie het beste voor de komende tijd en tot ziens maar weer, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Het gebeurt me niet al te vaak dat ik een boek van (bijna) 900 bladzijden verondersteld word door te nemen. Niettemin, van Ken Follett heb ik eerder “Fall of giants” gelezen en ik vind dat de opvolger ervan: “Winter of the world” uit 2012 ook al mijn aandacht verdient.
In het kort beschrijft het boek de wereldgeschiedenis van de periode 1933-1949, vooral de jaren van de echte Tweede Wereldoorlog, met name in Europa en in mindere mate ook de Pacific. Dat gebeurt aan de hand van families die ik al van het eerdere boek ken, dat in en rond de Eerste Wereldoorlog speelt. Plekken waar heel veel gebeurt, zijn ook deze keer Berlijn, Buffalo en Washington, Aberowen (Wales) en Londen, Noord-Spanje, Moskou, Hawaii, Santa Fé in New Mexico, enz. Jullie willen daar ook echte namen bij? Dan zou ik hier de “cast of characters” uit het boek kunnen gaan overpennen, maar dat is me te veel werk en wat voegt het toe. Enkele belangrijke families zijn die van von Ulrich, Franck, Rothmann en Macke in Duitsland, Dewar, Peshkov en Roosevelt in de VS, Williams, Fitzherbert, en Leckwith in Groot-Brittannië en (nogmaals) Peshkov, Stalin en Dvorkin in Rusland. Om het nog iets ingewikkelder te maken, is bijv. de Amerikaanse Daisy Peshkov eerst aan het sjansen met Charlie Farquharson in Buffalo, dan aan het dansen met Boy Fitzherbert in Londen en later, als die dood is, trouwt ze met Lloyd Williams in hetzelfde Londen. Door de jaren heen verandert ze van een rijke, rechtse snob in een zeer sociaal en hulpvaardig mens. Diverse andere personen in het boek doen niet voor haar onder. Zo zit bijv. Volodya Peshkov uit Moskou ook in Berlijn en in Santa Fé, belandt marineman Chuck Dewar in Hawaii en vindt Carla von Ulrich haar geluk en ongeluk in al haar jaren in Berlijn. Het boek staat bol van de politiek en grote oorlogen, maar gaat ook over liefdes die komen en verdwijnen.
Ik vind “Winter of the world” net zo geslaagd als “Fall of giants”. Met dit boek ben ik weer eens bijgepraat over de wereldpolitiek in de jaren in en rond WO II, die mij op de middelbare school onthouden zijn. Als recensiecijfer geef ik Ken Follett voor zijn epos een volle 8, well done. Deel 3 van zijn millenniumtrilogie zal er t.z.t. ook aan moeten geloven.