vrijdag 27 april 2018

Weblogbrief 13.27, 27 april 2018

Weblogbrief 13.27, 27 april 2018

Querid@s amig@s y familia, hier ben ik weer, N.B. op de verjaardag van zijne majesteit. Naar de Oranje rommelmarkt, waar je eindelijk die CD gaat uithalen waarnaar je al jaren op zoek bent, kun je best een uurtje later gaan. Eerst wordt je verondersteld deze brief te lezen. Ik heb hem deze keer niet al te lang gemaakt, maar hij is wel van eredivisie kwaliteit. Avanti (of is dat mijn zoveelste fout, als ik iets Italiaans probeer?).

Als ik de afgelopen maandagmiddag op mijn kamer op de universiteit aankom, ben ik redelijk laat en even later al is het half 3 en zie ik Isabel, naar me zwaaiend, alweer naar de gang en elders verdwijnen. Ik doe mijn ding: mijn vorige brief aan jullie versturen, een kopie naar de printer sturen en in een moeite door ook een artikel van Cooper et al. Uit 2003 over yoga en astma afdrukken. Daarmee hoop ik later die middag sier te maken. Later print ik ook nog twee mooie foto’s: eentje van de familie van Ton op Aruba en de andere van Eva en Jan Willem met hun getuigen en aanhang. Ze hebben de afgelopen zaterdagavond bij Beluga in Maastricht aan tafel gezeten; dat is nog eens een aardige nasleep van de bruiloft in november.
Dan is het tijd voor yoga en Jorge. Hij heeft op 23 april naamdag, San Jorge (Sjors van Jimmy ook) en dus krijgt hij een hand van me. Als hij me later in de avond vertelt dat Lluis die dag jarig is, krijgt die nog een telefonische felicitatie van me. Helaas heeft Jorge mijn CD van Joaquín Sabina niet op het internet kunnen vinden, maar hij vertelt mij het verhaal op een manier dat ik denk dat hij niet echt serieus gezocht heeft.
Vanaf half 6 hebben we een best wel geslaagde discussie met de twee studenten. Aleida heeft er nog wat moeite mee dat ik zo maar allerlei artikelen over pranayama en COPD het raam uit gooi, omdat m.i. de verkeerde controlegroep (ga maar weer naar huis, geen placebo) gekozen is en ik de paar stukken met een acceptabele placebo controlegroep, waar niks uit komt, een beetje de hemel in zit te prijzen. Rubén – zo heet de andere student – zit wel veel meer op mijn lijn. Hij heeft ook al aardig door hoe het eventueel in nieuw onderzoek wel moet. Over twee weken komen we met zijn vieren voor de laatste keer bij elkaar.

Dinsdagmorgen kies ik als mijn “arbeidsvitaminen” voor de allerlaatste CD die ik van Vangelis heb: “Rosetta” uit 2016. Hier zijn de dertien nummers, eerder onderdelen, want de nummers horen bij elkaar, vormen een geheel:
01.Origin (Arrival)
02.Starstuff
03.Infinitude
04.Exo genesis
05.Celestial whispers
06.Albedo 0.06
07.Sunlight
08.Rosetta
09.Philae’s descent
10.Mission accomplié (Rosetta’s waltz)
11.Perihelium
12.Elegy
13.Return to the void
Vangelis timmert met zijn enigszins alternatieve muziek voor de zoveelste keer aan de weg, maar laat mij dat wel iets te erg weten. Niettemin kan ik zijn CD “Rosetta” best weer waarderen. Ik noem hier speciaal “Infinitude”, “Rosetta” (in engere zin) en “Return to the void” als mooie muziek.

Dinsdagmiddag eet ik “atún con aceite de girasol”, tonijn in de zonnebloemolie van de firma “Miau”. Die is uit Calahorra in de wijnstreek La Rioja. Ik zou persoonlijk voor een andere naam dan “Miau” gekozen hebben. Het merk doet me ietsje teveel aan kattenvoer denken. Niettemin, de smaak is raak!

Vandaag de dag worden we geregeld gezegend met nieuwe woorden die rechtstreeks uit het Engelse taalgebied afkomstig is. Alleen Frankrijk, lijkt het, onttrekt zich nog aardig aan de verengelsing (en heeft bijv. een eigen mooi woord voor pinautomaat dat ik onlangs hoorde: DAP, distribanque, distributeur automatique de billets). Een van de lelijkste van de laatste tijd vind ik “app” of nog erger “WhatsApp”. Als ik in mijn boek het woord “flashlight-app” tegenkom in N.B. een Nederlandse vertaling, spring ik een beetje uit mijn vel. Van het Engelse woord moet toch een aangenamer equivalent in het ABN gemaakt kunnen worden.
Aan de andere kant herinner ik me wel nog levendig hoe een flashlight-app me een beetje gered heeft, toen ik bij het diner op de bruiloft van Eva & Jan Willem als eerste een kort praatje moest afsteken. Geloof het of niet, maar ik had net mij papiertje te voorschijn gehaald als geheugensteuntje, toen het licht nagenoeg verdween in de Amsterdamse eetzaak, waar we met zijn tachtigen zaten. Dan ben je zelfs als routinier wel onthand. Ik sloeg me er niettemin aardig doorheen, maar was blij dat ik na een minuut of twee werd bijgelicht door iemands “flashlight-app”.
Bij mijn volgende praatje, als het er nog ooit van komt, weet ik nu al dat ik een klein zaklampje bij me ga hebben, voor alle zekerheid, voor het geval dat mijn publiek me onverhoeds in de duisternis zet. Heb ik ook zo’n app (excusez le mot!) op mijn mobieltje? Het zal wel, maar hem vinden is mij nog niet echt gegeven.

Dan is het dinsdagavond en maak ik mij op om naar Bayern München tegen Real Madrid te gaan kijken. Blijkt, als ik me op tijd installeer bij El Palikeo, dat vanavond Liverpool tegen AS Roma is en morgen pas Bayern-Real. Het zij zo, dan kan ik in ieder geval eens Mohamed (Mo) Salah aan het werk zien, de rechtsbuiten met nummer 11 en sterspeler van Liverpool. Er doen ook een paar Nederlandse mee zoals Wijnaldum bij Liverpool (na een kwartier) en Strootman bij AS Roma. Dan is het tijd voor nog een laatste keer “You’ll never walk alone” op Anfield Road, in de versie van Gerry and the Pacemakers, en kan de wedstrijd beginnen.
Het verhaal van de wedstrijd is eenvoudig verteld. Na enkele kansen over en weer schiet Salah na ruim een half uur magistraal de 1-0 binnen, in de verre kruising, en vlak voor de rust maakt hij er 2-0 van met een mooie doorloopbal. De man is inderdaad van het kaliber Ronaldo en Messi, lijkt het wel. Na de rust wordt het vervolgens 3-0 (Mané) en 4-0 (Firmino) uit voorzetten van Salah en dan ook nog eens 5-0 uit een kopbal van Firmino bij een corner. Einde verhaal? Nog niet voor de 100%, want vlak voor tijd komt AS Roma zo maar terug met 5-1 door Dzeko en 5-2 uit een penalty. Met AS Roma tegen Barcelona in het achterhoofd een paar weken terug kan het volgende week misschien toch nog vuurwerk worden.

Als ik woensdagmiddag wil gaan pinnen tegenover mijn Sparwinkel in de Alfredo Jones, blijkt dat ik daar vanaf nu 1.95 euro voor iedere transactie verondersteld word te gaan betalen. Dat lijkt natuurlijk nergens op, maar Trudie heeft me er eerder, toen ze in december hier was, al voor gewaarschuwd.
Vroeger pinde ik altijd gewoon naast de deur bij een filiaal van Bankía, maar de vestiging is vorig jaar opgeheven. Het aantal filialen van Bankia en ook van de andere banken is nu drastisch minder, met het nodige ontslag van personeel, maar er zijn wel veel meer geldautomaten. Dat lost het probleem een beetje op, maar natuurlijk niet helemaal. En dan zou je nu serieus voor je pinnen moeten gaan betalen?
Eerst stoppen de banken ermee om me nog rente te geven op mijn saldo en dan is ook ineens de rente op mijn spaarrekening passé. Nu is het pinnen aan de beurt. Beste bankiers, wat hebben jullie voor hierna in gedachte? De volgende stap – bedenk ik voor hen – is dat je verplicht wordt om een bedragje aan je bank af te staan, als je salaris of pensioen op je rekening wordt overgemaakt.
(Ik laat mijn “cajero automático” in de Alfredo Jones dus maar voor wat ze is en pin even later bij de ATM, automatic teller machine, van Santander. Daar hoef ik gelukkig nog geen provisie te betalen. Ik neem mijn veroordeling van de grote banken weer enigszins terug.)

Woensdagmiddag laat mag Vangelis weer terug in zijn mand en schakel ik over op Country- en Westernster Jim Reeves. Wie kent hem niet, van o.a. “He’ll have to go” (Put your sweet lips a little closer to the phone). Hij werd geboren in 1923 en kwam om bij een vliegtuigongeluk in 1964; oud is hij dus niet geworden, integendeel. Via de CD-theek in Rotterdam heb ik van de zomer een doosje met vier CDs van Jim Reeves kunnen bemachtigen, eigenlijk acht LPs van twaalf nummers per stuk, allemaal uit de periode 1956-1960. Voor de variatie kies ik nou eens niet de eerste of de laatste die ik heb, maar voor een tussendoortje: “Songs To Warm The Heart” uit 1959. Hier zijn de twaalf liedjes:
01.Someday (you’ll want to want me)
02.Just call me lonesome
03.(Now and then there’s) A fool such as I
04.’Till the end of the world
05.How’s the world treating you
06.Throw another log on the fire
07.Making believe
08.Satan can’t hold me
09.Am I losing you
10.Scarlett ribbons (for her hair)
11.Dear hearts and gentle people
12.May the Good Lord bless and keep you
Eerlijk is eerlijk, af en toe hoop ik oprecht dat Jim Reeves eens vreselijk uit de band zal springen, maar nee, hij blijft de onverbiddelijke zoetgevooisdheid zelve. Dat hij ook nog eens sommige van zijn nummers aan de “Good Lord” opdraagt, de vijand van “Satan”, maakt het er niet echt beter op. Zou hij in het leven van alledag ook een doetje geweest zijn? Zo ziet hij wel uit.
Toch vind ik “Songs To Warm The Heart” wel best een mooie plaat. Nou heb ik de neiging om iedere CD die ik voor jullie draai, terug te brengen tot de helft, liedjes die ik dan tot uitschieters naar boven bombardeer. Op deze plaat van Jim Reeves zijn dat, naast uiteraard “Throw another log on the fire” (dat was de reden dat ik de CD uitkoos), “Someday”, “Just call me lonesome”, “How’s the world treating you”, “Am I losing you” en niet te vergeten “Making believe”. Dat “Making believe” is echt ook een klassieker geworden. Ik heb het van een hele serie artiesten: Conway Twitty & Loretta Lynn, Dolly Parton, Duane Eddy, Emmylou Harris, Floyd Cramer, Jim Reeves, Kitty Wells, en Wanda Jackson.

Zoals al valselijk aangekondigd zit ik ‘s avonds opnieuw gereed voor een voetbaltopper: Bayern München tegen Real Madrid, nu echt, in de Allianz Arena in München, waar volgens mij wel 100.000 mensen in kunnen. Zo verdien je op één avond een kapitaal, dat je dan wel weer in een mum kwijt bent, als je de spelers moet uitbetalen. Scheidsrechter tussen de zee van roodwitte Bayern-vlaggen is “onze” Björn Kuypers, dat jullie het maar weten. Bij Bayern München doet Arjen Robben mee. Kan die het verschil nog maken op zijn oude dag (34 jaar)? Hij gaat helaas zo ongeveer bij zijn eerste balcontact al op het gras zitten en verdwijnt dan naar de catacomben.
Eigenlijk gebeurt er in de wedstrijd niet zo veel, zeker niet in de eerste helft. Ik kan maar twee momenten echt naar voren halen, maar het zijn wel allebei doelpunten. Na een half uur schiet Kimmich van rechts op doel, keeper Navas van Real verkijkt zich er finaal op en het staat 1-0. Het stadion kolkt. Die Navas, voornaam Keilor, laat trouwens een aantal keren iets te gemakkelijk de bal los, als hij een aanval van Bayern moet opvangen. Dan, vlak voor de rust, krijgt Marcelo vanaf de rand van het strafschopgebied een uitgelezen kans en staat het zo maar weer 1-1, als hij de bal over de grond in de uiterste hoek schuift.
De tweede helft heeft iets meer schwung. Invaller Asensio (voor de tegenvallende Isco) tikt in minuut 54 de 1-2 binnen en dan is het even stil in de Arena (behalve bij de Real-supporters uiteraard). Daarna gebeurt er van alles, maar bijna doelpunten zie ik niet meer, laat staan echte. Opvallend vind ik dat in de Bayern-voorhoede Ribéry heel aktief is en Lewandowsky en Müller weinig laten zien. Ook Cristiano Ronaldo aan Real-kant kan geen vuist maken, de hele wedstrijd niet.
Over bij elkaar genomen vind ik in retrospectief dat Real Madrid inderdaad net ietsje beter was. Een gelijk spel, zelfs een 0-1 in Madrid volgende week, is nu genoeg om van Real Madrid weer Champions League finalist te maken. Ik schat in dat we, ik in ieder geval, over vier weken naar Liverpool tegen Real Madrid zitten te kijken in Kiev. Mijn hoop is dat “faraón” Mo Salah dan het verschil gaat maken.

Op de plek aan de boulevard naast Balalaika,waar jarenlang een glutenvrije eetzaak was gevestigd, El Molinet, is deze week een nieuwe nering geopend: “El Perenquén”. Men doet vooral in souvenirs van de stad en het eiland, maar hebben we al niet een vracht van dat soort zaken? Alleen al bij mij in de straat zijn er een aantal en als ik om de hoek mag meetellen, kom ik zo boven de tien uit. Op de plek van El Perenquén had m.i. veel beter nog weer een extra café-restaurant gevestigd kunnen worden. Vooruit, een Balkanrestaurant of een Oudhollandse tent had er niet misstaan.
Los daarvan, waar het woord “perenquén” precies voor staat, moet ik nog eens ergens navragen. Het grote Spaans-Nederlandse woordenboek op mijn laptop kent het niet en ook mijn Canarische en argot-dictionaire geven niet thuis.

In de nacht van woensdag op donderdag word ik wakker en nou eens niet, omdat ik moet plassen. Ik denk ineens: van Transavia heb ik nooit bericht meer gekregen over de door mij geaccepteerde wijziging van mijn vlucht op 19 mei. Dan schrik je toch even. Eind oktober al heb ik mijn terugvlucht van binnenkort geboekt, zo’n zes maanden terug. Ik zou om 16.40 uur vertrekken op het vliegveld hier (en om 10 uur ‘s avonds ongeveer in Eindhoven aankomen). Later, eind december of zo, wordt daar zo maar 17.40 als vertrektijd van gemaakt, een uur later, en via Transavia op de computer kan ik kiezen tussen acceptatie, een ander vliegtuig nemen of mijn geld terugkrijgen. Ik kies voor optie 1: een uur later vertrekken, maar inderdaad: een bevestiging van Transavia daarover heb ik niet meer gehad.
Een beetje zorgwekkend vind ik het toch wel. Vanmiddag heb ik dus maar eens met Transavia gebeld voor alle zekerheid. De nette jongeman die mij op de infolijn te woord staat, leg ik de situatie uit en hij weet al snel te bevestigen dat ik op de passagierslijst van vlucht HV 6780 voor 19 mei sta. Hij stuurt me voor alle zekerheid ook nog een mailtje erover.
Oké, maar het is toch een pak van mijn hart, “se me ha quitado un peso de encima”. Ik ben opgelucht, “aliviado”.

Een weblogbrief van mij mag niet verzanden in een compleet sportkrantje, dus kijk ik donderdagavond expres niet naar Arsenal tegen Atletico Madrid. Ik ga op de boulevard mijn blokje om naar links en zit om even over 7 in het bibliotheekje bij de basketvelden. Druk is het niet, maar dat kan mede komen, omdat het nogal waait.
In de regionale krant La Provincia lees ik een lang artikel over het aantal buitenlanders dat permanent hier op de Canarische Eilanden woont. Als vanzelf is er ook een tekening bij met de landen met de meeste import. Het verbaast me een beetje, maar Italië staat op 1 met ruim 45 duizend. Dan volgen Duitsland en Groot Engeland met allebei 25 duizend, Marokko met 17 duizend en Venezuela met 12 duizend. Cuba en China staan zesde en zevende en Nederland moet het doen met een vijftiende plek met een bijdrage van ruim 3.000 allochtonen hier. Misschien moet ik me hier toch eens aanmelden bij de gemeente (maar vrees dat ik dan wel gedoe krijg, als ik vertel dat ik de helft van de tijd in Nederland woon en de helft van de tijd hier).
In de andere regionale, Canarias7, lees ik dat (nu al?) gekozen is voor het motto van het volgende carnaval in Las Palmas. Bereid je er maar op voor, dat wordt: “Una Noche En Río”, een nacht in Rio, dat bijna de helft van alle stemmen heeft gekregen.
Op de terugweg naar huis over de Guanarteme kom ik de nodige cafés tegen waar Arsenal tegen Atletico op de TV te zien is. Als ik op Plaza Farray het staartje van de eerste helft kijk, staat het nog steeds 0-0.

Op vrijdagmorgen zit ik al om even voor 8 op mijn balkonnetje. Ik ben even eerder wakker gemaakt door wat ik voor een schetterende vrouw houd, met een mobieltje op de bank. Fout! Het blijkt een van de jongetjes te zijn die nu al aan het voetballen zijn. Gaandeweg komen er steeds meer Messi’s en Ronaldo’s bij, onder wie ook twee meisjes. Goed zo, waarom zou voetballen alleen iets voor jongens zijn? (Maar of ik nu ook naar damesvoetbal wil gaan kijken, is andere koek.)
Als Carlos om half 9 klaar staat om een aantal moeders welkom te heten voor een na-het-naar-school-brengen-onderonsje, met één vader erbij, staat het terras bij De Francesco ook op al. Carlos is ‘s iedere morgen zo vroeg al koffie aan het zetten – de luiken van zijn zaak gaan om ongeveer 6 uur omhoog – dat hij zijn zaak met recht een cafetería mag noemen. Francesco en zijn dames zijn meer voor de koffie met een taartje, ietsje later op de dag.

En dan ben ik weer klaar met een mouw breien (klopt dat wel?) aan mijn brief en wordt het tijd om hem aan jullie over te dragen. Ga er maar van uit dat hij vanmiddag bij jullie op de mat ligt. Voor mijn volgende neem ik weer een hele week; die krijgen jullie pas op vrijdagmiddag 4 mei. Houd er die dag wel rekening mee dat je om 8 uur ‘s avonds een minuut stilte in acht neemt vanwege de dodenherdenking.
Voor nu, zet hem op, jullie ook dames, want nog even en mei komt er al weer aan. Zeem de diverse ramen van je huis of flat alvast eens of laat dat doen zoals ik door de werkster. En eet eens een “speebekske” – met wat scherpe mosterd en roggebrood overheerlijk, “dat gief ‘t hei neet, helaas”. Toedeloe, of in goed Spaans hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Zou ik meer dan één boek uitkrijgen in deze midweek van vijf dagen? In ieder geval was ik in boek 1 al halverwege, toen mijn 27ste brief op beginnen stond. Ik heb voor jullie op mijn e-reader eens een jeugdboek doorgenomen: “Gevonden” (“Found” in het Amerikaans) van thrillerschrijver Harlan Coben. Het is van 2014 en speelt in een klein plaatsje in New Jersey.
Hoofdpersoon is niet ex-basketballer Myron Bolivar, die ik van andere Coben-boeken ken, maar zijn neefje Mickey. Die zit in het plaatsje op de middelbare school en is al even bedreven is in het spelletje als zijn oom vroeger. Hij is nog vrij nieuw op school, maar wordt wel gevraagd voor het basketbalteam. Dat doet het heel goed, met spelers als Troy Taylor, Brandon Foley en Buck Schultz, hoewel er misschien corticosteroiden in het spel zijn. Mickey’s nieuwe vrienden buiten het basketbal zijn vooral drie andere tieners: de excentrieke Ema, ex-vriendin van Troy Rachel en Spoon. Spoon ligt in het ziekenhuis, nu hij door een schietpartij vanaf het midden van zijn lijf verlamd is. Tot de andere namen, die ik hier wil noemen, horen in ieder geval vleermuisvrouwtje Lizzy met haar Abeona shelter, waar al tijden lang vluchtende kinderen worden opgevangen en ex-vluchteling Luther. De laatste zou verantwoordelijk zijn voor de dood van Mickey’s vader, waardoor Mickeys moeder aan de drugs is geraakt. Of heeft Luther Mickey’s vader al heel lang in gijzeling?
Harlan Coben heeft mij door de jaren heen al het nodige leesgenot verschaft met zijn thrillers. Bij dit jeugdboek “Found” is dat helaas veel minder het geval. Het lijkt wel of ik er ergens in een eerder boek in val en dat het na het einde nog weer doorgaat. Ook mis ik in het verhaal zelf de echte spanning en zijn er diverse losse eindjes. Alles bij elkaar genomen gaat Harlan Coben voor “Found” naar huis met niet meer dan een 6 als recensiecijfer. Ik heb er nog meer van hem op mijn e-reader; hopelijk zijn die beter.

Ik heb er mijn best op moeten doen, maar mijn tweede boek is gelukkig ook uit. Het is nou eens geen thriller. Het boek is uit 2014 en heeft als titel in het Deens”Jensporten”. De vertaler naar het Nederlands op mijn e-reader maakt daar “Portret van een man” van. De auteur is ene Jens Christian Grøndahl. Staat dat Jens in Jensporten voor de schrijver? Het verhaal speelt zich grotendeels af in Kopenhagen.
Het boek geeft een uitgebreide inkijk in het leven van de ik-persoon, naamloos. Deel 1 gaat vooral over diens jeugd, zijn nogal slome vader, zijn moeder die eigenlijk wel meer wil en zijn oudere zus Kirsten die helemaal op haar pootjes terecht gaat komen. Als tiener adoreert de ik-persoon Karl Marx, zo erg dat zijn Duits er erg door opknapt. Er zijn jeugdliefdes en dan trouwt hij met psychologe in de dop Maria, uit een rijk gezin, die veel praktischer dan hij is. Na een aantal jaren, als hun enige dochter Julie zes is, gaan ze weer uit elkaar.
Deel 2 speelt, als de ik-persoon bijna 50 is. Hij verdient zijn geld als leraar, best gedreven, en toont nog steeds extra interesse in Duitse literatuur en filosofie. Hij heeft daarbij een los-vast relatie met wiskundelerares Benedicte op de school. Dan wordt Stanko een leerling in zijn klas. Hij is een vluchteling uit Krajina (Servië), die naar Kopenhagen is gekomen met zijn moeder Ivana. Stanko komt zelfs een week bij hem in huis wonen, als Ivana plotseling naar haar geboortestreek terug wil. Niet veel later verdwijnen beiden weer uit beeld.
In deel 3 wordt de ik-persoon 60 en opa. Dochter Julie en haar kindje zwaaien naar de ik-persoon bij het skypen, als hij zijn verjaardag ontlopen heeft door naar Rome te gaan. Daar ontmoet hij wel de jonge Deense fotografe Jessie. Met haar bezoekt hij de tempelruïnes van Paestum onder Napels (nooit van gehoord, liggen die bij Pompei?), waar Jessie ook foto’s maakt.
Het is alles bij elkaar best een aardige (auto?)biografie van zo maar iemand, met de nodige filosofische en poëtische uitweidingen. Ook de diverse voorbijgaande liefdes in het leven van de (eigenlijk) einzelgänger komen goed aan bod. Als recensiecijfer heb ik een 7½ voor het boek over, voor non-fictie best in orde.

maandag 23 april 2018

Weblogbrief 13.26, 23 april 2018

Weblogbrief 13.26, 23 april 2018

Querid@s amig@s y familia, het begint op te schieten. Over minder dan vier weken verruil ik mijn min of meer solitaire haven hier in Las Palmas voor een “ongewisse” (?) toekomst in de Euregio. Het is niet anders. Ik kan ook beweren dat ik nog een maand volop goed weer te gaan heb hier in dit buitengebied van Spanje. (Maar ik zie ik op NU.NL dat Nederland aan een vroege zomer begonnen is.) Hier is mijn op vier na laatste terugblik van deze winter.

Hier is wederom een dagboek geworden met terugwerkende kracht. Op mijn kamer bij “Sciencias Clínicas” krijg ik van Isabel een “buenos” en dan is het tijd om te kijken of mijn computer het nog doet. Zoals steeds vertrekt Isabel niet veel tijd later naar haar koude dorpje, maar geeft me wel eerst braaf een “rechter handje”.
Ik heb intussen mijn brief aan jullie al gepost en ben nu druk met mijn mailtjes. Daarna is Harry’s website weer aan de beurt. Bij zijn clips vind ik er een van de mij onbekende Tom Walker, een andere uitvoering van Passenger en Ed Sheeran. Diens “Leave the light on” bevalt me wel. Wisten jullie trouwens dat Hans Vermeulen (van de Sandy Coast) al een half jaar dood is? Mij staat er maar vaag iets van bij. Niettemin, het podium met een hele zooi artiesten die hem postuum een eerbetoon brengen, is nieuw voor mij. “True love, that’s a wonder”, ik heb wel eens minder aansprekende popmuziek uit Nederlandse contreien gehoord.

Om half 5 – ik heb dan al van alles uitgespookt – geef ik er op mijn kamer de brui aan en ga naar Jorge, die dan toch op zijn kamer zit. Ik stel hem voor om aan studente Aleida te vragen wat ze vindt van de beperking van haar literatuur tot Prayanama yoga en COPD? Voor een klip en klaar antwoord moet je geloof ik nog steeds niet bij mijn Palmese epidemiologie broeder zijn. Aan de andere kant, hij heeft wel twee Cochrane Collaboration reviews voor me. Eentje, uit 2012, gaat over allerlei “Breathing exercises for chronic obstructive pulmonary disease”, met zestien RCTs waarvan er twee over yoga gaan. Die heb ik al in mijn bezit, bedenk ik later.
De andere review is m.i. recenter en to-the-pointer. Hij is van ene Zu-Yao Yang et al. Uit 2016, gaat alleen over het effecten van yoga, maar heeft als titel “Yoga for astma”. Astma, is dat iets heel anders dan COPD? Volgens mij niet; ik denk dat chronisch astma, emfyseem en bronchitis op een klinische hoop mogen, onder de (vroegere) verzamelnaam: astmatische bronchitis. Tussen de vijftien RCTs in deze astma-review zitten er twee met een echte controlegroep: eentje van Cooper et al. uit 2003 en een andere van Sabina (niet Joaquín) et al. uit 2005. Die twee ga ik zeker nog eens omlaag halen (downloaden) en kopiëren. Eerder al hebben Jorge en ik al de referenties van RCTs in het artikel van Kaminsky et al. uit 2017 naar de printer gestuurd.
Belangrijkste euvel voor mij op dit moment is (1) de blindering van de controlegroep en in mindere mate van de effectbeoordelaars (2) de inclusie van astma (en emfyseem?) in de review als een vorm van COPD. Laten we, als Aleida ook present is en wie weet ook de andere student, maar een meer definitieve keuze maken. De twee studenten, met Aleida voorop, zouden een review kunnen schrijven over het nut van yoga als adjuvans bij de behandeling van COPD, met enige nadruk op het verschil in de keuze van de controlegroep.

Bij het scheiden van de markt vertel ik Jorge dat ik de CD “Lo Niego Todo” van Joaquín Sabina bij El Corte Inglés heb willen kopen, maar dat hij daar uitverkocht is. Hoe bestaat het, zo vlak voor zijn optreden hier. Jorge heeft hem ook niet, maar wil best eens voor me op internet kijken of hij hem ergens kan downloaden. Komt het misschien toch weer goed tussen ons.

Op de terugweg naar het centrum heb ik weer een aardigheidje voor jullie dat in bus 12 begint. Als ik instap zijn de twee mooiste solo-zitplaatsen vooraan al allebei bezet en moet ik het doen met een plek verderop op een tweezitsbank. Niet veel later stapt een man in, hij ziet de vrije plek naast me en gaat pontificaal op de rand van mijn colbertje zitten. Hij roept wel nog “perdon”, maar geeft verder weinig krimp. Mijn mobiel in de zijzak van mijn jasje wordt intussen op een haar na gemold.
Jullie mogen best weten dat ik geen “smaalbetser” ben, maar ik behoor ook niet tot het slag dat veel meer dan zijn eigen zitplaats claimt in een bus. Ik trek mijn intussen gekreukelde “americano” terug naar mijn kant van de bank en denk: dat “perdon”, dat wordt hier soms al te gemakkelijk gebezigd.
In het Nederlands is het standaard woordje soms “pardon”, maar meestal “sorry” (al dan niet met de toevoeging: “mijn naam is Corrie”). In plaats van “perdon” zeg je hier ook wel “perdona” (en “perdone”, als je het tegen een pensionista zoals mij hebt). En dan is er ook nog “disculpa(e) me”, maar dat voor mij ietsje meer een verzoek: kun je misschien… dan een goedmakertje achteraf.

Op de dinsdag is het uiteraard weer tijd voor de “arbeidsvitaminen”. Ik heb deze zomer een dubbelCD buitgemaakt op Centre Ceramique die ik, hoewel uit de oude doos, toch zeer presentabel vind. Het gaat in totaal om 48 liedjes, afkomstig van in totaal negentien musicals uit de periode 1940-1954, onder de titel “Best Of Broadway”. Moet ik het niet te gek maken, niet de hele santenkraam hier gaan opsommen? Dan beperk ik me per musical tot maar één nummer. Hier gaan we, negentien keer:
01.Porgy And Bess, 1940, Anne Brown
Summertime
02.Oklahoma, 1943, Alfred Drake
Oh what a beautiful morning
03.Carousel, 1943, Christine Johnson
You’ll never walk alone
04.Showboat, 1946, Kenneth Spencer
Ol’ man river
05.Annie Get Your Gun, 1946, Cast
There’s no business like show business
06.Girl Crazy, 1947, Ethel Merman
I got rhythm
07.High Button Shoes, 1947, Nanette Fabray + Jack McCauley
Papa, won’t you dance with me
08.Brigadoon, 1947, David Brooks + Marion Bell
Almost like being in love
09.On The Town, 1947, Betty Comdon + Adolph Green
Some other time
10.South Pacific, 1949, Mary Martin
I’m gonna wash that man right outa my hair
11.Gentlemen prefer blonds, 1949, Carol Channing
Diamonds are a girl’s best friend
12.Kiss me Kate, 1949, Patricia Morison
So in love
13.Where’s Charley, 1949, Ray Bolger
Once in love with Amy
14.Call me madam, 1950, Russell Nype + Galma Talva
It’s a lovely day today
15. Guys And Dolls, 1950, Robert Alda + Isabel Bigley
I’ll know
16.The King And I, 1951, Gertrud Laurence + Yul Brynner
Shall we dance
17.Kismet, 1953, Doretta Morrow + Richard Kiley
Stranger in paradise
18.Wonderful town, 1953, George Gaynes
A quiet girl
19.The Boy Friend, 1954, Anne Rodgers + Anthony Hayes
I could be happy with you
Wat een serie! En vertel me niet dat musicals volkomen uit de tijd zijn. Als ik om me heen kijk naar ouderen zoals Trudie en Marij of jongeren zoals Susan of Damaris, dan zie ik hoe springlevend de musical nog steeds is, in en om Broadway in New York, in het theaterdistrict in Londen en ook op uitgelezen plekken in Nederland. Vooral het vrouwelijke volksdeel is nog steeds zeer bereid om het halve land af te reizen plus voor een prijzig entreekaartje te dokken om er weer eens bij te zijn.

Dan is het woensdag, “miercoles”, en komt Laura poetsen en ook nog eens mijn badrand kitten met een goedje dat ik in een ferretería heb gehaald: “silicona”. Het hagelwitte spul dat ik gekocht heb, komt uit een tube van de firma Soudal uit het Belgische Turnhout – wie had dat gedacht? Het bevat een of ander isotiazoline en is zurig, elastisch en resistent tegen o.a. schimmels, ultraviolet straling en chemische troep.
Terwijl klusjesvrouw, “conseguidora”, Laura doende is, vraag ik jullie naar Spaanse rijmwoorden op het woord “silicona”. Vooruit, ik beperk me hier tot die van twee lettergrepen om het (voor mezelf en voor jullie) niet te moeilijk te maken. Echter, kom me niet aan met “doña”, mevrouw, want dat rijmt voor geen meter op (sili)cona. Ook van bijv. “cona” zelf kan ik geen chocola maken en het woord “dona” ken ik alleen in “dona sangre”, geef bloed.
Met enig gehaspel kom ikzelf tot zegge en schrijve tot drie -ona rijmwoorden van twee lettergrepen. Laat ik deze keer eens achteraan in het alfabet beginnen. “Zona” kennen jullie wel, het Nederlandse zone. Bijv. staat de “zona caliente” voor de rosse buurt, een “zona de desastre” is een rampgebied en bij mij voor de deur is “zona peatonal”, voetgangersgebied. Gaan we naar “nona”, dat is niet negen, want dat is in het Spaans “nueve”. Wel is het Zuid-Amerikaans voor oma, maar hier in de stad heb ik het woord ook wel eens gehoord. Terzijde, een veel gangbaarder woord voor oma zijn “abuela”, kortweg “abu” en eventueel het kinderlijke “yaya”.
Blijft over het derde woord van vanmorgen: “mona”, waar ik zo vlug niet op ben gekomen, maar dat ik wel had moeten weten. “Mona” is niet alleen de naam van een favoriete penvriendin van vroeger, maar vooral de evenknie van “mono”, aap. Een aangeklede, opzichtig geklede aap is hier een “mona vestida de seda”. (Seda = zijde.) Daarnaast is “mona” ook argot voor dronkenschap. “Estar como una mona” is zo zat als een aap zijn en “dormir la mona” is je roes uitslapen.

Als ik al vóór 8 uur mijn balkon op stap, zitten op de bank tegenover mijn woning vijf zwervers, vier mannen en één vrouw. Ze laten zich maar heel moeilijk verjagen door de kinderen en hun begeleiders, als die even later bezit van het meubilair willen nemen. Zelfs het hondje dat tegenwoordig steevast onderdeel van de schoolmeute is, heeft het er maar moeilijk mee. Dan geven de zwervers het op, maar als om half 9 de bank weer leeg is, komen ze terug voor een tweede rondje bank zitten.
In de middag heb ik eenzelfde verhaal voor jullie. Twee zatlappen, een man en een vrouw van middelbare leeftijd, af en toe even aangevuld met soortgenoten, bezetten de godganselijke tijd dezelfde bank, mijn bank. Ze doen vooral niks behalve sigaretjes roken en aanhoudend blikjes bier open trekken en opdrinken. Van het min of meer permanente duo heeft de nogal slonzige dame een donkerblauwe trui met capuchon aan, met als opschrift: #GYMAHOLIC. Ik vermoed eerlijk gezegd dat ze bedrevener is met alcohol dan in gymmen. Ze zit er al, als ik om 1 uur mijn lunch op heb en terug op het balkon ga zitten om pas om half 6 zie ik haar weer aftaaien.
En wie zit er op donderdagmorgen op mijn bank, als ik de schoolkinderen heb uitgezwaaid: de uiterst aangename zanger/gitarist die weliswaar zijn bier niet graag laat staan, maar die hier als straatzanger wel ook al vele jaren de sterren van de hemel kweelt. Ik vermoed dat de man een communistische inborst heeft, want zijn nummers – het ene nog hartverscheurender dan het andere – gaan bijna zonder uitzondering over de onderdrukking van de kleine man “door het grootkapitaal”. Zou hij een Cubaanse achtergrond hebben? Naast hem op de bank heeft hij trouwens niet alleen zijn vriendin zitten, maar daar staat ook zijn gitaar te pronken, in een stoffen hoes. Als ik hem weer eens zingend en spelend tegenkom, ga ik hem eens belonen met wat geld. Zou hij ook een CD hebben opgenomen met zijn beste nummers? Dan lijkt me dat een verantwoorde koop.

Hoogtepunt van mijn woensdagavond is het hernieuwde bezoek aan mijn Marokkaanse coiffeur. Net als de vorige keer kies ik met zijn welnemen voor stand 2 van zijn apparaat, “muy corto”. Minder dan tien minuten later is hij al bezig aan de finishing touch. Trots als een pauw loop ik ven later over de boulevard.
Daar komt mij een jongedame tegemoet, met op haar trui het opschrift: “Where did YOU sleep last night?” Mijn respons is simpelweg: in mijn eigen bedje, met mijn “stóppelekop”.

Via Harry heb ik eens een clip gekregen van Tom Rush over onze toenemende vergeetachtigheid op oudere leeftijd. Is dan het begin van dementie in aantocht of is het een broodje aap, “bocadillo de mono” (als dat in het Spaans ook zo zou heten). Het “ik ben het even kwijt”-nummer, uit 2007, heet “The remember song” en al mijn lezers boven de 65 nodig ik bij dezen van harte uit om het eens op YouTube op te zoeken.
Iemand als ondergetekende wil dan over de artiest uitgebreider zijn licht laten schijnen. Tom Rush is van 1941, inmiddels stokoud dus, en komt uit New Hampshire, the Granite State in het noordoosten van de V.S. De man heeft vanaf 1962 een onnoemelijk aantal LPs en CDs gemaakt, waarvan ik er al elf bemachtigd heb: acht uit de periode 1963-1974, eentje uit 2006, een live CD en nog eentje waarvan ik de herkomst niet weet. Blues, Songs & Balads uit 1963 is de eerste die ik heb en bij mijn weten zijn derde. Aangezien de plaat 74 minuten duurt en maar liefst 22 nummers telt, weet ik haast zeker dat het oorspronkelijk een dubbelLP is. Hier komen alle liedjes van de plaat op een rijtje:
01.Dunac and Brady
02.I don’t want your millions, mister
03.San Francisco bay blues
04.Mole’s moan
05.Rye whiskey
06.Big fat woman
07.Nine pound hammer
08.Diamond Joe
09.Mobile-Texas line
10.Joe Turner
11.Everyday day in the week
12.Alabama bound
13.More pretty girls
14.Sister Kate
15.Original talking blues
16.Pallet on the floor
17.Drop down mama
18.Rag mama
19.Barb’ry Allen
20.Cocaine
21.Come back baby
22.Stackerlee
Bij het laatste nummer: Stackerlee, heb ik natuurlijk ook Lloyd Price voor ogen (van wie ik nog altijd “Just because” heel mooi vind, een nummer dat ik ook van Freddy Fender en van John Lennon heb). En liedje 4 op de plaat: Mole’s moan, herinnert me eraan dat singer-songwriter Tom Rush best goed met een gitaar overweg kan. Meer dan gemiddelde nummers op het dubbelalbum vind ik bij nader inzien “Duncan and Brady”, “San Francisco bay blues”, “Nine pound hammer”, “Joe Turner”, “Alabama bound”, “Pallet on the floor”, “Barb’ry Allen” en “Cocaine”. Apart, maar meer een gesproken dan gezongen nummer vind ik “Original talking blues”. Dat heeft Tom Rush in dezelfde stijl opgenomen als Bob Dylan “Talkin’ New York”, een jaar eerder, diens eerste eigen nummer bij mijn weten.

Ik kom nog even terug op de film met Michael Caine waar ik in mijn vorige brief even aan refereerde. De prachtfilm waarop ik doelde - zo slecht is mijn geheugen nog niet! – heet “Educating Rita” uit 1983. Michael Caine speelt daarin de rol van de zuipschuit professor Frank Bryant in Liverpool die de weg kwijt lijkt te zijn, geestelijk dan. Dan komt een kapster hem lastig vallen, Susan “Rita” White. Ze wil zijn studente worden, zich graag met zijn hulp cultureel verheffen, zich allerlei Engelse literatuur eigen maken. Kostelijk, ik kan niet anders zeggen! De film komt zonder meer in mijn top 50 van beste films aller tijden.
De dame in kwestie heet in het dagelijkse leven Julie Walters, geboren in 1950, en is in Engeland vooral bekend van haar rollen in min of meer toneelstukken op de televisie. De Engelse Wikipedia voegt daaraan toe dat “Educating Rita” waarschijnlijk de eerste speelfilm is waarin ze een hoofdrol heeft. Later is Julie Waters kennelijk wel ook als filmster bekend geworden in de diverse Harry Potter films (die ik niet gezien heb). Wel herken ik haar stante pede weer, als ik haar terugzie as “Rosie”, een van de drie vriendinnen van Meryl Streep in “Mamma mia”.

Interessant nieuws in de kranten is voor mij het aftreden van Raúl Castro in Cuba. Zijn opvolger als president is Miguel Diaz-Canel, een communist – dat wel – die N.B. na de revolutie geboren is, in 1960. Als hij de kant van zijn voorgangers op gaat, kan hij best een tijdje mee.
In El País zie ik een cartoon van een bedelaar met een bakje voor zich. Hij houdt een bordje vast met de tekst: “El crimen no paga”, misdaad betaalt zich niet uit. Vinden jullie hem niet leuk? Ik anders wel! De Waalse Pijl, voor de kenners met de muur van Huy, heet trouwens in goed Spaans “La Flecha Valona”.
Onderweg terug naar huis zie ik een dame voorbij komen – iets alternatiefs heeft ze wel – met op haar trui: “My soulmate is a dog”. Zo kan die wel weer voor vandaag.

Als ik vrijdag de straat op wil om enkele boodschapjes te doen, kan ik mijn sleutels niet vinden. Ik weet zeker dat ik ze gisteravond nog gebruikt heb om mijn “barak” in te komen, maar waar zijn ze gebleven? In een zak van mijn lange bruine broek zie ik ze niet. Dan ga je allerlei andere plekken nalopen, daarna kijk je ongeveer overal, zelfs onder het bed, maar sleutels, ho maar. Dan loop ik nogmaals van mijn broek naar mijn colbertje en wat zit er in mijn rechter binnenzak? Mijn sleutels, keurig in zijn hoesje van niks. Wie zoekt, zal vinden, “quien busca, halla”.

Vrijdagavond breng ik weliswaar een bezoek aan El Corte Inglés, maar kan niks ontdekken dat de moeite van het vermelden hier waard is. Het enig, onderweg erheen, is een bord dwars op de gevel van een café-restaurant. Ik lees: “Cuidado con los toldos” en heb geen idee wat “toldos” zijn. Terug op het honk zoek ik het uiteraard op: een “toldo” is een zonnescherm; er staat: pas op voor de zonneschermen”.
Terzijde, op de CD-afdeling ligt nog steeds geen enkel exemplaar van “Lo niego todo” van Joaquín Sabina. Wel kijk ik een beetje verlangend naar een mooie overzichtsCD van de Talking Heads met een vracht hits erop. David Byrne zie ik nog steeds zitten, hoewel ik nog maar twee nummers van zijn groep heb: “Road to nowhere” en “Psychokiller”. Ik vrees dat er nogal wat muziek van de Talking Heads teloor is gegaan, toen mijn harde schijven een aantal jaren terug gecrasht zijn.

Als surrogaat, nee dat is niet helemaal eerlijk, ik begin opnieuw. Op de zaterdagmorgen kijk ik op mijn computer naar bekende punkartiesten en kom uit bij de Sex Pistols, Patti Smith en Nirvana. De Sex Pistols vind ik twee keer niks, wat een schorem. Van Patti Smith heb ik nog stteds maar één CD, “Banga”, en die heb heb ik jullie nog niet zo lang geleden al gepresenteerd. Mijn keuze valt dus deze keer op Nirvana. De punkgroep die furore gemaakt heeft in de jaren 1987 tot 1994, toen frontman Kurt Cobain (geboren in 1967 in kustplaats Aberdeen in de Amerikaanse staat Washington) een eind aan zijn leven maakte. Ik mis de eerste CD van de groep: Bleach uit 1987, maar ben wel gezegend met “Nevermind” uit 1991 en “In Utero” uit 1993. Ik had jullie ook blij kunnen maken met de “Grandos Exitos”, maar kies hier voor de registratie van een live optreden van de groep voor MTV.
MTV is de bekende muziekzender, die ik uit het verleden vooral ken als de zender van de clips van allerlei popmuziek. De zender begint later ook met her en der prijzen uit te delen en met live optredens van bekende artiesten, die ook als album verschijnen. Ik heb in het algemeen niet veel op met muziek van live optredens, maar die van MTV mogen er zijn. Laat ik voor deze punk-plaat van Nirvana: “MTV Unplugged in New York” (uit 1993?) eens over mijn hart strijken. Ze telt veertien nummers:
01.About a girl
02.Come as you are
03.Jesus doesn’t want me for a sunbeam
04.The man who sold the world
05.Pennyroyal tea
06.Dumb
07.Polly
08.On a plain
09.Something in the way
10.Plateau
11.Oh, me
12.Lake of fire
13.All apologies
14.Where did you sleep last night
Allereerst: refereert dat “Where did you sleep last night” op het t-shirt dat mij woensdagavond op Las Canteras passeerde, aan het laatste nummer op de Nirvana-plaat? Dat gezegd hebbend vertel ik jullie in een moeite door dat ik “MTV Unplugged In New York” best een aparte compilatie vind. Zes nummers ken ik ook van “Nevermind” en”In Utero”, de rest is nieuw voor mij. In het linkerrijtje noteer ik “Come as you are”, “Dumb” en uiteraard “Something in the way”, maar ook “Jesus doesn’t want me for a sunbeam” (sunbeam = zonnestraal), “Plateau” en “Lake of fire”. Bij nader inzien valt de punkmuziek me best mee, mits je er maar de juiste artiesten bij zet.>BR>
Als ik de CD “MTV Unplugged in New York”van Nirvana voor de tweede keer op heb staan, is het kwart over 11 en is de tijd voor de regionale zang- en dansgroep aangebroken om me weer te komen teisteren op het balkon. Sodeju, wanneer houdt het geblèr op de zaterdagmorgen weer eens op? Ik heb nu twee mogelijkheden: compleet inbinden en naar het achterhuis gaan of de deur naar het balkon dichthouden en aan de laptop plaatsnemen. Deze zaterdagmorgen kies ik voor inbinden en ga me douchen, inclusief mijn gemillimeterde haar wassen. Wel zoek ik eerst nog even een CV van niks van Curt Cobain bij elkaar en welke andere studio-albums Nirvana heeft gefabriceerd (“Bleach” dus).

Soms kom je in een boek iets tegen waarvan je denkt: dat verdient een plek in mijn weblogbrief. Op blz. 362-363 in boek 3 van deze week, zie verder beneden, wordt de etymologie van het Engelse woord “junkie” (“junky” mag ook) uit de doeken gedaan. Het woord is al meer dan honderd jaar oud, uit de tijd dat de eerste heroïneverslaafden oud ijzer uit de haven van Philadelphia pikten en het verkochten om hun verslaving te kunnen betalen.

En dan is er natuurlijk op zaterdagavond de finale van de “Copa Del Rey”, de bekerfinale. De twee kemphanen zijn net allebei uit de Champions League geknikkerd en vanavond is hun goedmakertje. Sevilla heeft onlangs aan het kortste eind getrokken tegen Bayern München, dat nu dit jaar volgens mij Europees kampioen gaat worden. Over de 3-0 nederlaag van Barcelona in en tegen AS Roma wil ik het liever niet meer hebben. Om half 9 zit ik bij El Palikeo voor de buis, op de eerste rij met naast me een gitzwarte fan van Barça in een Leo Messi truitje. Het strijdtoneel is het (denk ik) uitverkochte stadion van Atletico Madrid, met ook “El Rey Felipe VI” op de tribune.
Wat zal ik er eens over zeggen, als jullie de uitslag al kennen. Een paar weken terug heeft Barcelona nog net aan gelijk kunnen spelen tegen Sevilla, maar deze keer is het echt kat en muis. In het doel bij Barcelona in bekerwedstrijden staat als een rots in de branding Jasper Cillessen, die in minuut 14 na een aanval van Sevilla de bal keihard tot voorbij de middenlijn trapt. Daar vangt Coutinho hem op, loopt door en passt hem dan naar Suárez die vlak voor het doel gereed staat. Hij laat zich zo’n kans niet ontnemen: 1-0. Messi komt maar niet in zijn ritme en heeft er ook last van dat de grensrechter aan de kant van Sevilla’s keeper bij herhaling zijn vlag in de lucht steekt, als het nog net geen buitenspel is. In minuut 27 puntert de uitblinkende – vind ik ook - Iniesta de bal onderkant lat van bijna een metertje of twintig, net niet. Het wachten is daarmee op minuut 31, als Messi, op een mooie hakbal van Jordi Alba, toch de 2-0 binnen schiet. Suárez maakt er in minuut 40 met een mooie doorloopbal 3-0 van en wij van het terras weten: het is eigenlijk nu al einde match.
In de rust is deze keer weinig reclame, zelfs wat algemeen nieuws, omdat de wedstrijd door TVE wordt uitgezonden. Daarna is in de tweede helft eerst Iniesta aan de beurt met nummertje 4 na een pass van Messi en tenslotte mag Coutinho na een penalty wegens hands de 5-0 intikken. Iniesta krijgt vlak voor het einde een applauswissel – en terecht! Ik zie de onderdeur als aanvoerder even later de diverse bobo’s en ook El Rey een hand geven. Vervolgens mag hij met de nieuw verworven beker, bijna net zo hoog als hijzelf, naar het veld aflopen, waar de andere spelers en staf hem al staan op te wachten. Het is tijd voor een gezamenlijk op en neer dansje, maar dan sta ik op om balkonwaarts te keren.

Op zondagmiddag maak ik na mijn warme middageten (zondag, wat wil je!) een begin in een nieuw boek, maar na enkele tientallen bladzijden denk ik dat ik het al eerder gelezen heb. Ik lees nog een hoofdstuk of zo door, maar dan is het zeker. Het zal een aantal jaren terug zijn, maar toch. Dus begin ik dapper aan een ander.

De zondagavonden laat zijn ook in Las Palmas vooral geschikt om naar Arjan Lubach te kijken, desnoods naar iets met voetballen. Ik vang de luwte op door weer eens een DVD-film op te zetten (met drank en nootjes erbij). Deze keer is “12 monkeys” (“doce monos” in het Spaans) aan de beurt, van Terry Gilliam. Hij is uit 2003 met in de hoofdrollen Bruce Willis, Madeleine Stowe en Brad Pitt. De film krijgt in het Spaans als motto mee: “El futuro es historia”, de toekomst is geschiedenis. Daar word ik niet echt wijzer van. Laat ik liever maar gewoon gaan kijken.
Er zijn in 2035 nog maar weinig mensen over en die zitten ook nog eens elders, niet meer op de aarde. Dat komt, omdat in 1997 een onbekend virus de wereldbevolking voor 99% heeft uitgeroeid. James (Jim) Cole, gespeeld door Bruce Willis, wordt terug in de tijd gestuurd, eerst foutief naar 1990, ook nog even naar 1917, maar uiteindelijk is hij dan toch waar hij zijn moet: in het najaar van 1996. In Philadelphia gaat hij besmette insecten vangen, waartegen dan – als hij weer terug is – een vaccin kan worden gemaakt, dat de ramp van 1997 ongedaan kan maken. Op zijn speurtocht naar de juiste beestjes wordt hij geholpen door psychiater Kathryn Railly ( Madeleine Stowe), terwijl ook de knotsgekke Jeffrey Goines (Brad Pitt), zoon van een bekende viroloog, een duit in het zakje doet. Jeffrey leidt een groep mensen tegen dierenleed, het leger van de 12 apen, en blijkt met het dodelijke virus niks van doen te hebben, blijkt gaandeweg. De boosdoener is een roodharige man die het over de wereld gaat verspreiden.
Ik vind “12 monkeys” best een aardige film, maar overhouden doet hij niet. Er wordt best adequaat geacteerd, maar vooral de verhaallijn is niet helemaal waar ik enthousiast van wordt. Als Laura op 2 mei weer komt poetsen, mag ze de DVD wat mij betreft meenemen (en ook diverse andere films die ik niet nog eens hoef te zien).

En dan is het al weer maandag en mag ik voor de 26ste keer de brui eraan geven. Vanmiddag ga ik deze brief aan jullie weer versturen op de universiteit en daarna ga ik een potje bakkeleien met Aleida, Jorge en de andere student, die ik pas maar een keer gezien heb. Als het aan mij ligt, gaan we het dan in ieder geval ook over het nut van yoga bij astmatische bronchitis hebben. Jullie zijn als mijn publiek weer a.s. vrijdag 27 april aan de beurt, als El Rey De Holanda 51 wordt.
In de tussentijd verlang ik wel dat jullie je zomerse kleren weer opbergen. Ik weet het: de afgelopen dagen was het in Nederland warmer dan hier en vanmorgen regent het hier zelfs een beetje. Dat moet en gaat veranderen, laat daar geen misverstand over zijn. Op het Onze Lieve Vrouweplein en in het Beatrixpark hoort het minstens tien graden kouder te zijn dan op Las Canteras. Verder wens ik het kort te houden: “haw pin!” Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Om redenen die ik maar gedeeltelijk kan begrijpen, heb ik niet erg veel op met schrijver John Grisham. Komt het, omdat ik enkele verfilmingen van zijn boeken niet helemaal je dat heb gevonden? Wil ik me en beetje afzetten tegen mensen die deze Amerikaanse schrijver boven aan hun verlanglijst hebben staan? En toch, als ik de afgelopen week een boek van hem op mijn e-reader zie staan, “Sycamore Row” uit 2013, in Nederlandse vertaling “De Erfgenaam”, kan ik het niet laten om eraan te beginnen. Het verhaal speelt in 1988-1989 in een plaatsje van niks, Clanton in Ford County, in de staat Mississippi. De dichtst bijzijnde grote steden zijn Tupelo en Memphis.
Het plaatsje zit vol met advocaten, maar veel te verdienen valt er voor hen niet. Dan hangt de doodzieke (longkanker) Seth Hubbard, geschat vermogen 24 miljoen dollar, zich op. Advocaat Jake Brigance die eerder een zwarte vrij heeft gekregen in de nog steeds door blanken gedomineerde staat, krijgt postuum een brief van hem met een handgeschreven vers testament. Daarmee onterft Seth Hubbard zijn twee kinderen (plus kleinkinderen) en laat bijna al zijn geld na aan zijn huishoudster Lettie Lang. De twee kinderen: Herschel en Ramona (en haar man Ian), zijn furieus over de testamentwijziging en nemen dus een vracht advocaten in de arm om het nieuwe testament aan te vechten.
Jack Brigance krijgt bij het daarop volgende proces steun van administrateur Quince Lundy, politieman Ozzie Walls, collega-advocaat Harry Rex Vonner, zatlap en ex-advocaat Lucien Wilbanks en dochter Portia van Lettie Lang. Bij de tegenpartij – oorspronkelijk een hele horde advocaten – trekt advocaat Wane Lanier uiteindelijk de zaak naar zich toe. Rechter Reuben Atlee is niet te beroerd om zich geregeld eveneens met de procesgang te bemoeien. Hoe verloopt het proces, voor een twaalfkoppige jury? Wane Lanier en zijn mensen (vooral Myron Pankey) blijken een paar akelige troeven in de hand te hebben om Jake Brigand en Lettie Lang te vloeren. Dan komt Lucien Wilbanks op de proppen met een getuigenis van Seth’s jongere broer Ancil. Die noemt zich sinds ruim vijftig jaar Lonny Clark en weet de zaak weer compleet de andere kant op te trekken door een voorval in 1930, bijna zestig jaar eerder, toen Ancil en ook Seth nog kinderen waren. Is het laatste woord aan rechter Reuben Atlee, als die een schikking voorstelt?
Ik heb echt genoten van John Grisham’s boek “De Erfgenaam”; het is niet anders. Ik ben bekend met prima rechtbankverhalen van andere thrillerschrijvers zoals John Turow en Michael Connelly, maar het gedoe rond dit erfrechtproces vind ik zonder meer prachtig. Wat is het een spannend verhaal en dat laat ik een aantal zijlijnen, hoe interessant ook, nog maar even voor wat ze zijn. Mijn hoge recensiecijfer krijgt alleen op het einde een mini-deukje, als de gebeurtenis van heel lang geleden mij als ietsje te definitief wordt gepresenteerd. John Grisham’s “De Erfgenaam” gaat terug in de bijzondere thrillerkast met een 8½ als recensiecijfer. Van nu af aan ga ik ook andere boeken van hem lezen. Ik vrees dat ik er een favoriete schrijver bij heb.

Gaan we naar nummertje 2. Dat is een boek dat veel minder dik is,niet meer dan zo’n 200 bladzijden, als ik de foto’s snel bekijk en de uitgebreide verantwoording weglaat. Van Annejet van der Zijl heb ik eerder al biografieën gelezen, o.a. over prins Bernhard en Annie Schmidt. Waarom ze ook “De Amerikaanse Prinses” heeft gedaan, was mij een beetje een raadsel. De achtergrond blijkt te zijn dat ze bij haar onderzoek naar het leven van de jonge Bernhard (met een promotie in 2009) vanzelf op Allene Tew stuit en dan denkt: aan die geslaagde dame ga ik ook een boek wijden. Dat vraagt dan vanzelf om een recensie. Het boek is uitgekomen in 2015 en speelt op allerlei plekken, vooral Jamestown bij Newport, Pittsburgh en New York in de V.S. en Parijs en de Rivièra in Frankrijk.
Hoe maak je een resumé van een biografie zonder dat je de sjeu ervan prijs wilt geven? Laat ik het lange leven van Allene Tew, van 1872 tot 1955, doorlopen aan de hand van haar huwelijken. Het enigszins losgeslagen meisje begint haar leven in een arm gezin in een plaatsje van niets, Jamestown. Daar loopt ze rijkaard Tod Hostetter tegen het lijf, waarna ze met hem naar New York verhuist. Ze trouwen in 1890, Allene’s leven – plotseling in rijkdom – kan niet op. Dan blijkt de man met zijn zeilboot en jachtclub ook een eeuwige gokker te zijn, die daar uiteraard aan onderdoor gaat. Allene en Tod krijgen drie kinderen, van wie er ééntje direct dood gaat. In 1901 scheiden ze en het jaar erop gaat Tod dood, op 32-jarige leeftijd.
Allene’s tweede man heet Morton Nicols en hij is nog veel welvarender dan Tod. Ze trouwt met hem in 1904 en maakt dan met hem een wereldreis van een jaar. Ook het nieuwe huwelijk houdt maar beperkte tijd stand, tot 1909. Dan komt echtgenoot 3 in beeld, Anson Burchard. Eigenlijk is deze ingenieur van General Electric de eerste met wie Allene echt een duurzame relatie heeft. Helaas overlijden in die tijd wel allebei haar kinderen: Teddy als piloot in “de grote oorlog” en Greta aan de Spaanse griep. Haar jaren met Ansom zijn niettemin best gelukkig, tot hij plotseling de geest geeft in 1927, op 62-jarige leeftijd.
Allene is het schoolvoorbeeld van nooit de moed laten zakken, je steeds opnieuw aanpassen aan een verandering (voor details: zie Charles Darwin). Ze verhuist na de dood van Ansom Burchard naar Europa, waar ze in 1929 de vrouw wordt van Zuid-Duitser Henry Reuss. Vanaf nu mag ze zich prinses noemen, vanwege diens adellijke titel. Reuss heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk; eentje, Marlisa, heeft een bloedhekel aan Allene, maar de andere, Heiner, en Allene mogen elkaar wel. Als Henry Reuss doodgaat, is in 1936 Paul Kotsebue aan de beurt, nummertje 5. In diens omgeving komt ze – op bladzijde 175 voor het eerst – ook Bernhard zur Lippe Biesterfeld (Bernilo) tegen, als die zich aandient in Allene’s luxe woning in Parijs. Vanaf die tijd zijn de Oranjes voor de tweede keer in beeld (eerder ook al, als Henry Reuss aanspraak op de Nederlandse troon wil maken, als het lijkt dat Wilhelmina geen kind kan krijgen).
Op 68-jarige leeftijd neemt Allene het huis over van “Mrs. Astor” in Newport (die haar eerder niet mocht) en later, als ze al bijna 80 is, koopt ze ook een huis in Cap-d’Ail aan de Rivièra. Ze overlijdt aan maagkanker in 1955, waarna – het lijkt wel een boek van John Grisham, zie boven – acht jaar touw getrokken wordt over de aanzienlijke erfenis. Met succes blijkt Allene drie jaar vóór haar dood de neven, nichten en dergelijke van de Tews onterfd te hebben ten gunste van echtgenoot Paul Kotzebue (Rus), stiefzoon Heiner Reuss (Duitser) en Kitty, de ex-vriendin van Teddy.
Geloof het of niet, maar ik heb “De Amerikaanse Prinses” van Annejet van der Zijl in twee dagen uitgelezen en met het nodige plezier. Of ik sindsdien een verhoogde interesse heb in het leven van financieel geslaagde mensen, betwijfel ik zeer, maar vooral leuk heb ik het boek best gevonden. Het heeft een goede beschrijving van één mens in een lange geschiedenis: in een kustplaatsje, WOI. de roaring twenties, de beurskrach, de crisisjaren en antisemitisme, WOII, het nieuwe elan. Ik heb er als recensiecijfer zo maar een 8 voor over.

Ik heb er nog een voor deze, mij zo dierbare rubriek. Als je een hele week min of meer op jezelf bent aangewezen, wat let je dan om na boek 2, zeker als dat niet erg dik is, stante pede aan een nieuw te beginnen. Dus is hier ook nog mijn bespreking van “De Schim” (in het Noors: Gjenferd) van de Noorse thrillerschrijver Jo Nesbø. Ik ben deze winter echt aan een inhaalrace met hem bezig, lijkt het wel. De Schim – ik heb het als echt boek gelezen – is van 2011 en speelt uiteraard in Oslo. Terzijde verwijst “De schim” denk ik vooral naar een uitspraak op blz. 144: “De gevangenis is erger dan de dood. De dood is gemakkelijk, die maakt je ziel vrij. Maar de gevangenis eet je ziel op tot er geen mens meer in je zit. Tot je een schim bent geworden”.
Harry Hole, net terug ook het Verre Oosten, wordt geconfronteerd met de dood van Gusto Hanssen, een jongen die verslaafd is aan een variant van heroïne, genaamd violine. Datzelfde geldt voor zijn vriendje Oleg, de 18-jarige zoon van Harry Hole’s voormalige vriendin Rakel, en Gusto’s stiefzusje Irene. Komt de violine van elders of gewoon uit Oslo, uit het Radiumhospitaal? In ieder geval wordt de motorclub van Los Lobos die gewone erg versneden heroïne aan de man en vrouw brengt, erdoor buitenspel gezet ten gunstige van een Russisch gezelschap van ene “Dubai”, zijn twee kozakken en anderen. Harry Hole krijgt bij zijn naspeuring hulp van Rakel’s nieuwe vriend Hans Christian Simonsen en verder o.a. Martine Eckhoff van het Leger des Heils. In de semipolitiek, waarvan het boek doortrokken is, treffen we wederom Mikael Bellman aan, nu hoofd van Georganiseerde Criminaliteit, diens rare vriend Truls Berntsen en gemeente secretaris Isabelle Skøpen. De dame lust er wel pap van, en dan heb ik het niet alleen over paarden, maar nog meer over seks. Komt Harry Hole te weten hoe de vork in de steel zit?
Als het over sfeertekening gaat, is Jo Nesbø mijn man. Hij weet voor de zoveelste keer een akelig spannend verhaal neer te zetten, dat ik prima leesvoer heb gevonden. Maar tegelijkertijd vind ik ook dit epos (539 blz.) net als andere van hem ietsje aan de lange kant en ben ik ook weer blij, als ik er helemaal doorheen ben. Als recensiecijfer krijgt “De Schim” van mij een 7½, in orde, maar net niet je dat. Ik heb er nog meer van Jo Nesbø liggen die t.z.t. ook voor een beurt in aanmerking komen.

maandag 16 april 2018

Weblogbrief 13.25, 16 april 2018

Weblogbrief 13.25, 16 april 2018

Querid@s amig@s y familia, ik had jullie voor vandaag een nieuwe brief beloofd en wat je belooft, moet je doen: dus hier is hij. Of hij wat geworden is, staat zoals steeds te bezien. Jullie mogen zelf je oordeel vormen. ¡Vamos!

Afgelopen maandag, alweer een week geleden, heb ik op de universiteit allereerst een goed gesprek met Isabel, in het Spaans en op onze gemeenschappelijke kamer. Ze is van haar vak voedingsdeskundige, “nutricionista”, en woont ergens midden op het eiland, waar het op dit moment nog best erg koud is. Dat heb je, als een eiland niet meer dan een kraterberg is met allerlei dorpjes ertussen en met aan de uitersten veel aangenamere andere dorpjes en soms zelfs hele steden zoals Las Palmas. Om half 3 pakt ze haar spullen bij elkaar, geeft me een hand – wie doet dat nog? – en vertrekt fluitend van het toneel.
Jorge is intussen elders. Waar blijft hij, we hebben toch om half 4 afgesproken? Gelukkig heb ik diverse andere bezigheden, zoals mijn vorige brief versturen, mijn e-mail doornemen, een aantal stukken over yoga kopiëren, die ik van Aleida gekregen heb dan wel zelf heb zitten uitzoeken. Dan is het tijd voor de recente clips van Harry: o.a. de Champs met “Tequila”, Ry Cooder met “The prodigal son” en bovenal een door mij ondergewaardeerde C&W-ster: Don Gibson. Diens clip van “Lonesome number one” is goed voor opbeurende momenten.
Om even over 4 komt Jorge dan toch aanzetten, samen met Patricia. Tien minuten later zijn we met zijn tweeën op zijn kamer naar yoga-stukken aan het kijken, op het grote scherm van zijn computer. Hij vindt het geloof ik allemaal maar weinig of niks. Hij stuurt vervolgens voor mij nog een paar artikelen naar de printer. Als ik bij de deur sta, vraag ik hem om, als ik terugkom, mij zijn mening te geven over vraag 1: of hij alle soorten yoga wil bekijken of bijv. alleen een onderdeel, bijv. de ademingstechniek en vraag 2: of hij zelf met Aleida en mij het liefste naar allerlei ziektes wil kijken of yoga effectief is of zich liever concentreert op één ziekte, zoals COPD (chronic obstructive pulmonary disease, astmatische bronchitis). Als ik enkele minuten later van de printer terugkom met een paar nieuwe artikelen, heeft hij zijn antwoord al klaar: in de beperking herken je de meester. Zijn idee is om op één ziekte te mikken, waarover een aantal yoga-artikelen beschikbaar is, waarbij yoga ook nog eens tot vooral één soort beperkt wordt.
Dan begint hij weer op zijn computer te timmeren en haak ik voor het moment af. Buiten wacht bus 12 richting centrum en die wil ik nemen. Aleida kan volgende week maandag niet komen, vanwege een andere onderwijsverplichting begrijp ik, en dus wordt onze afspraak met haar verschoven naar de week erop: 23 april. Ik wijs Jorge er bij het weggaan op dat ik nog maar een paar keer kan helpen, zeker met al dat uitstellen, voordat ik terug naar Nederland ga. Dat ziet Jorge echter niet als een probleem.

Op de terugweg, nu voor de variatie tot El Corte Inglés, zie ik twee keer een aankondiging van de anti-alcohollobby verschijnen, met op beide als koptekst: “Me voy al trecho. He decidido no dejarle más mi dni, para comprar alcohol”. Ik ga het echt doen. Ik heb besloten om mijn identiteitskaart niet meer af te geven aan jongeren om alcohol te kopen. Of ik het daarmee helemaal correct vertaal, weet ik niet. Laat ik dus ook de twee onderschriften citeren. Hier is die op aanknondiging 1: “Pasar el dicho al hecho es el único camino que tenemos para acabar con el consumo de alcohol en menores. Die verwijst naar de uitdrukking: “del dicho al hecho hay gran trecho”, zeggen en doen is twee? Niet alleen zeggen, maar ook doen is de enige weg om de alcoholconsumptie bij minderjarigen te stoppen. Het onderschrift bij aankondiging 2 luidt: “Voy a dejar de mirar hacia otro lado cuando veo a menores bebiendo alcohol”, ik ga ermee stoppen om de andere kant op te kijken als ik jongeren alcohol zie drinken.

Kennelijk ben ik als minderjarige door het oog van de naald gekropen. Nog op het Cörversplein in Maastricht, toen ik nog geen 10 jaar was, kreeg ik bij tant Tina en noonk Micheel ‘s avonds al wel eens een slokje donker bier, als ik met hun en Harry daar op de radio naar de Bonte Dinsdagavondtrein en dergelijke ging luisteren. Mijn vader en moeder wisten daar hoegenaamd niks van, hebben ze jarenlang volgehouden. Toen ik een jaar of 15, 16 was, dronk ik mijn eerste glas bier bij Mai en Peter in de Stern Quelle, terwijl op de achtergrond de jukebox bekende liedjes speelde. Te veel drank heb ik in mijn jonge jaren op de middelbare school ook wel eens gehad, maar of het de entree naar een leven als alcoholist was, nee dat kan ik er niet van maken. Bij mijn eindexamenfeest van de middelbare school – ik was toen 17 – werd op mijn speciale verzoek Amstel Gold bier geschonken. Met mijn diverse vrienden en kennissen liet ik mij het bier in de tuin goed smaken. (En ik zie binnen mijn moeder nog de kamer doorzweven met noonk E, op de muziek van Bruno Majcherek en de Regento Stars.)

Ik ga op maandagavond speciaal nog eens naar El Corte Inglés, omdat ik denk: als ik eventueel naar Joaquín Sabina wil op 2 mei, zal ik mezelf toch eerst zijn laatste CD: “Lo Niego Todo” moeten aanschaffen. Blijkt die CD – hoewel ze helaas niet in de top 10 van de winkel staat – voor het moment uitverkocht te zijn, “agotado”. Misschien moet ik nu toch eens om me heen vragen of iemand hem voor me kan downloaden.

Op dinsdagmorgen weet ik niet hoe vlug ik een verzamelplaat van Don Gibson kan opzetten. Laat ik de songwriter, meer dan singer, eindelijk het krediet geven dat hij al vele decennia lang verdient. Hij is geboren in 1928 ergens in North Carolina en is wijlen sinds 2003, nog maar vijftien jaar terug. Hier zijn alle nummers die ik tot dusver van hem heb weten te bemachtigen: de achttien van “18 Greatest Hits” plus nog twee extra nummers van “The Very Best Of DG”:
01.Sea of heartbreak
02.Woman (sensuous woman)
03.Country green
04. Oh lonesome me
05.Who cares
06.Sweet dreams
07.Look who’s blue
08.Give myself a party
09.I can’t stop loving you
10.One day at a time
11.Lonesome number one
12.Bring back your love to me
13.I’m all wrapped up on you
14.Touch the morning
15.Just one time
16.Is this the best I’m gonna feel
17.Bl;ue, blue day
18.Too soon to know
X9.I need thee every hour
X0.I can mend your broken heart
Laat ik beginnen met te vertellen dat het beroemde “I can’t stop loving you” van Ray Charles uit de koker van Don Gibson komt en dat ik “Oh, lonesome me” van wel acht andere bekende artiesten heb. Op mijn verzameling kom ik ook andere hits tegen, ook door hemzelf gezongen en gespeeld, o.a. “Sea of heartbreak”, “Lonesome number one” (daar is-t-ie), “Just one time” en “Blue, blue day”. Is er nog meer moois te bespeuren? Ik weet het: of een liedje een hit wordt, hangt niet alleen van het liedje en de performer(s) af, maar ook van de mensen die het promoten en zelfs is het voor een behoorlijk deel allemaal een raadsel, toeval. Dat gezegd hebbend wil ik jullie toch ook wijzen op andere nummers van Don Gibson zoals “”Who cares”, “Sweet dreams”, “One day at a time”, “Bring back your love to me” en “Is this the best I’m gonna feel”. En hoewel ik niks met God heb, doe ik “I need thee every hour” er nog eens bij.

In Las Palmas is alweer de achttiende editie gaande van het jaarlijkse “Festival Internacional De Cine”, van 6 t/m 15 april. Het uithangbord is deze keer het drietal apen van “horen, zien en zwijgen”. (Dat moet natuurlijk “niet horen, niet zien en zwijgen” zijn. Wie is verantwoordelijk voor zo’n flagrante misser?) Bioscoopcomplex Monopole (zes zalen) in Triana, bij de Plaza de las Ranas, en een paar omliggende feestzalen is waar het gebeurt. Van eerdere jaren herinner ik me dat ik toen niet echt veel sensatie gewaar ben geworden. Eigenlijk verwacht je, zeker bij de opening, meer vuurwerk. Ik heb intussen wel een prima “programación y horarias” tot mijn beschikking - die liggen gratis overal – en zelfs een heel boekwerk voor de films en aan de achterkant voor de muziek. Om nou te zeggen dat ik al vanaf dag 1 zit te popelen: nee, dat kan ik er dus niet van maken. Een belangrijk bijkomend euvel vind ik dat de meeste films Spaanstalig zijn en zonder onderschrift gaat dan bij mij nog steeds veel verloren. Als de films niet Spaanstalig zijn, maar bijv. Albanees – ik zeg maar wat – word ik verondersteld heel goed de Spaanstalige onderschriften te volgen om in detail bij de les te blijven.
Eerder (vorig jaar?) heb ik in wetenschapsmuseum Elder bij mij om de hoek in het kader van het filmfestival een Amerikaanse film uit de jaren zeventig gezien over het leven van mensen in een flat met vele tientallen verdiepingen. Ik herinner me dat gaandeweg echt alles in het gebouw fout ging. Ik vond die film – hij was gelukkig in het Engels (maar met Spaans onderschrift) – ondanks zijn gedateerdheid best te pruimen. En ik hoefde niet met de bus voor naar Monopol. Hij draaide in museo Elder en dat is nog steeds op Santa Catalina.

In deze achttiende editie van het filmfestival staat de Elder-bijdrage in het teken van de “Estrella roja”, rode ster. De naam is zorgvuldiger gekozen dan ik aanvankelijk voor mogelijk houd. Het gaat om Oost-Europese speelfilms uit de communistische tijd, die alle vier met ruimtevaart van doen hebben. Dat was in de nadagen van de koude oorlog een “hot item”. Zowel de USSR als de VS wil laten zien dat ze beter zijn dan de ander.
De vier films op dinsdag t/m vrijdag deze week in museo Elder zijn: Dinsdag: Planeta Bur (1962), Rusland, 78 minuten.
Woensdag: Ikarie XB-1 (1963), Tsjecho-Slowakije, 88 minuten.
Donderdag: Solyaris (1972), Rusland, 165 minuten.
Vrijdag: Eolomea (1972) , Bulgarije, 78 minuten.

Zal ik me weer eens bezondigen aan een of meer Oost-Europese rolprenten van lang geleden? Vooruit, dus kijk ik woensdagavond na een 5 minuten inleiding van een filmdeskundige met een mannetje of 10-15 naar de zwart-witfilm Ikarie XB-1 uit 1963 van regisseur Jindrich Polák .
Ikarie is het ruimteschip, waarmee in het jaar 2163 (twee honderd jaar later) een groep Tsjechen een tocht onderneemt naar het sterrenstelsel Alpha Centauri buiten ons zonnestelsel, met een “witte planeet” die vergelijkbare leefomstandigheden zou kennen als op de aarde. Het voertuig waarin ze zitten, is best ruim, met van alles erop en eraan en slaapgelegenheid voor zon twintig mensen. Er gebeuren naast leuke (bijv. een verjaardagsfeestje) ook best akelige dingen onderweg. O.a. komt men een ruimteschip uit 1987 tegen met allemaal doden erin en moet er een oplossing gezocht worden voor een probleem met enkele motoren. Robothulp in deze communistische film is er in de vorm van Patrick, een beetje vergelijkbaar met HAL van Stanley Kubrick’s “2001, A Space Odyssey”. Op 60 uur van hun doel vallen alle inzittenden allemaal in slaap, een etmaal lang, om daarna wel weer fris aan hun apparaten te gaan zitten. Lukt het de ruimtevaarders om de witte planeet te bereiken?
Ik heb “Ikarie XB-1” best een onderhoudende film gevonden, maar enigszins gedateerd blijft hij wel. Om het af te leren zal ik op donderdag nog eens naar museo Elder gaan, dan voor Solyaris.

Tussendoor overdag zit ik literatuur te bestuderen over yoga en haar al dan niet vermeende effectiviteit. Studente heeft me een complete verhandeling van ruim 100 bladzijden toegezonden per computer over wat yoga eigenlijk is, wat voor vormen er zijn en hoe je die moet beoefenen om er maximaal profijt van te kunnen trekken. De twee auteurs van de verhandeling heten allebei Dayanidy van achteren, dus het zal wel een echtpaar zijn. Het duizelt me wel een beetje, als ik bij hen lees over zaken als asana (goede houding), shat kriyas (actie), pranayama (goed ademen), bandhas & mudras (energie) en dyana (emotionele stabiliteit). Geregeld wordt er ook bij verteld, hoe goed een en ander wel niet is voor lichaam en geest. Echter, van up-to-date wetenschappelijke literatuur op dit terrein moet de klapper het niet hebben. Wel gaat op het einde een heel stuk over hoe je de yoga bij jezelf en anderen aan de man of vrouw moet brengen.
Als kritische onderzoeker denk ik intussen: zou er überhaupt wel goede literatuur zijn over effectiviteitsonderzoek? In de periode rond 1990 toen ik nogal geïnteresseerd was in het (on)nut van alternatieve gezondheidszorg, is het eigenlijk niet erg bij me opgekomen om naar literatuur over yoga te zoeken. Wonderwel zie ik nu bij de referenties van recente artikelen en reviews op yoga-terrein en daarna ook op Pubmed en dergelijke echt van alles verschijnen. Gecontroleerde experimenten naar het nut van yoga zijn vooral na 2000 verschenen, denk ik, als ik vlotjes voor de eerste keer door de literatuur ga.
Ziektes waarbij yoga zinvol zou kunnen zijn, met bijbehorende gecontroleerde experimenten, zijn o.a. moeheid en slaapproblemen na de behandeling van borstkanker met (ook) chemo, ongemak van astmatische bronchitis (COPD), chronische of terugkerende rug- en nekklachten, problemen bij colitis ulcerosa/ileitis regionalis en terugkerende hoofdpijn. Speciale aandacht is er ook voor onderzoek naar stressmanagement in het algemeen. Een nagenoeg onoverkomelijk methodisch probleem bij de interpretatie van de studies is dat met name de patiënten in zeg maar alle onderzoek niet geblindeerd zijn. Er is dan alle ruimte voor foutpositieve uitkomsten. In het beste geval wordt de yoga-behandeling gezet tegenover een andere, zoals stretching. (De meeste studies bij andere niet-medicamenteuze behandelingen lijden aan hetzelfde euvel, helaas. Daar zou eens iemand veel werk van moeten maken.)
Ik ben oprecht benieuwd waarmee vierdejaars medisch studente Aleida de volgende keer op de proppen gaat komen. Ons rendez-vous voor komende maandag is helaas afgelast; het wordt met Jorge de maandag de week erop, op 23 april a.s.

Je hebt zo van die artiesten bij wie je niet rust tot je alles op je schijf hebt staan. Een beetje vreemd is het, maar bij mij is dat naast anderen het geval met Neil Young, de in 1945 geboren, permanent getormenteerde (naar mijn idee) popartiest uit Toronto. Zijn vroege werk heeft ervoor gezorgd dat ik hem nog altijd “bijhoud”. Zelfs de CD “A Letter Home” voor zijn moeder uit 2014 heb ik me een paar jaar terug nog toegeëigend (toen ik hem op Centre Ceramique in Maastricht zag liggen). Misschien ben ik intussen niet meer 100% bij, maar de bijdrage van Neil Young uit 2016 heb ik toch weer in huis. Ze heet “Peace Trial” en hier zijn de tien nummers:
01.Peace trail
02.Can’t stop workin’
03.Indian givers
04.Show me
05.Texas rangers
06.Terrorist suicide hang gliders
07.John Oaks
08.My pledge
09.Glass accident
10.My new robot
Neil Young, het is en blijft – ook in de herfst van ons beiderzijds leven – een rare vogel, maar mij ontroeren kan hij op zijn tijd nog altijd. Zijn zoveelste CD “Peace Trail” vind ik eigenlijk best goed. Na enkele keren afdraaien gaat mijn voorkeur deze keer uit naar titelnummer “Peace trail” en verder ook “Show me”, “John Oaks”, “Glass accident” en “My new robot” (from amazon.com).

Op donderdagavond zit ik om 6 uur ten tweeden male in museo Elder, nu voor een verhaal dat in een Russische ruimtestation speelt. De film uit 1972 heet Solyaris, is van regisseur Andrei Tarkovsky en het is echt wat je noemt een “largometraje”: hij duurt maar liefst twee uur en drie kwartier, na de korte inleiding en reclame tot bijna 9 uur.
Met de namen van de hoofdrolspelers zal ik jullie niet lastig vallen, wel met hun namen in de film. In een ruimtestation op een maan van een verre planeet is plaats voor 85 ruimtevaarders, maar er wonen er nog maar drie, van wie er ook nog eentje, Guibarian, dood blijkt te zijn. De andere twee heten Snaut en Sartorius en zeker de laatste heeft ook zo zijn kuren. Psycholoog Kelvin, voornaam Kris, komt poolshoogte nemen, maar veel bereiken doet hij niet. Sterker nog, gaandeweg zie ik ook hem in de vergetelheid wegzakken. Hij krijgt hij steeds vaker zijn vriendin Hary voor ogen, die tien jaar eerder overleden is. Kris Kelvin is wat blij, als hij weer terug naar het aardse leven kan.
Een heel mooi stukje vind ik, als omstandig wordt ingezoomd op een prachtig schilderij van Pieter Breugel - wie kent hem niet - waarop o.a. een heleboel schaatsers in de weer zijn. Even denk ik dan zelfs dat ik naar een werk van Jeroen Bosch zit te kijken. Terug naar het verhaal van de film geef ik jullie eerlijk toe dat ik niet alle details van de film meekrijg, maar de hoofdzaken blijven me bij. Het is trouwens best een hele zit, zo’n lange film in het Russisch met Spaans onderschrift. Terzijde: iets meer echte ruimtevaart had er voor mij best in gemogen. Als het al donker is om 9 uur, verlaat ik musea Elder weer met een glimlach op mijn gezicht.

Van het voetbal in de Champions League, de returns in de kwartfinale, heb ik niks live gezien. Het was nu de heenwedstrijden wel bekeken, vond ik, maar daar heb ik me schromelijk in vergist. Na de loting voor de halve finales heb ik op vrijdagmiddag nog steeds een raar gevoel in mijn buik.
Afgelopen dinsdagavond doet Liverpool wel wat het moet doen na de 3-0 thuis. Uit tegen Manchester City wordt opnieuw gewonnen, nu met 1-2, oké. Echter, AS Roma speelt het ongelooflijke klaar om thuis in de terugwedstrijd van Barcelona te winnen met 3-0. Details kan ik jullie niet geven, maar Barcelona, dat in Nou Camp toch heer en meester over Roma was met 4-1, vliegt er genadeloos uit.
Woensdagavond doet Bayern München thuis niet erg zijn best, waardoor het tegen Sevilla 0-0 blijft, maar daarmee zit de Duitse kampioen – in Sevilla was het 1-2 – wel weer in de halve finale. Dan hebben we nog de thuiswedstrijd van Real Madrid tegen Juventus. In Turijn werd het maar liefst 0-3 voor Real en kan het dan nog wel misgaan? Zie Barcelona de dag ervoor. Juventus loopt in het Bernabeu schaamteloos uit naar 0-3. Als de reguliere speeltijd voorbij is, volgt nog een handje extra minuten. Dan vindt de Engelse scheidsrechter Michael Oliver het in minuut 93 tijd om Real een handje te helpen, hij kent Real een dubieuze strafschop toe. Als aanvoerder en keeper Buffon van Juventus daartegen protest aantekent, krijgt Oliver zogenaamd een duw van hem en volgt een rode kaart, “fuera”. Cristiano Ronaldo mag daarna voor Real de 1-3 aantekenen en als toetje ook nog eens zijn shirt uittrekken. Ik ben blij dat mijn borstkas niet zo opgezet is als die van de Portugees in Madrileense dienst.
Wat ik er ook van mag denken, de halve finales dit voelbaljaar zijn Bayern München tegen Real Madrid op 24 april en 2 mei en Liverpool tegen AS Roma op 25 april en 1 mei. Bayern tegen Real laat ik me op 24 april zeker niet ontgaan. En voor wie ook nog de halve finales van de troostronde van de UEFA wil weten: daarin spelen Arsenal en Atletico Madrid tegen elkaar alsmede Olympique Marseille en Salzburg.

Op vrijdagavond laat ik het filmfestival voor wat het is. Het is tijd om gewoon weer eens op mijn laptop een Engelstalige film uit de oude doos op te zetten: “The Black Windmill” van regisseur Don Siegel uit 1974. Michael Caine speelt daarin een geheim agent van het Britse MI6, wiens zoontje gekidnapt is. Hij rust uiteraard niet voordat hij het kind weer terug heeft. Ik had de film best in bijv. het Russisch kunnen afdraaien, als “Estrella roja”, maar wat is er tegen de originele Engelse versie, niks toch? Als extraatje kan ik hem ook nog eens in het Nederlands ondertitelen, wel zo prettig voor de variatie.
Een en ander kan echter niet verhullen dat ik de film tegen vind vallen. Ik heb Michael Caine al in betere films zien acteren. Voor mij is zijn hoogtepunt een film waarin hij een permanent in de olie zijnde leraar Engelse literatuur speelt, met een eersteklas tegenspeelster die zich wil bijscholen. De naam van de film en van de dame ben ik even kwijt, maar daar kom ik nog wel eens op.

Morgen, zondag 15 april, kan in Nederland PSV al landskampioen worden, als het thuis van Ajax weet te winnen. En eveneens morgen staat in Maastricht en omstreken de Amstel Goldrace op het programma. Om half 11 vertrek het complete peloton vanaf de Markt voor een langdurige tocht door het heuvellandschap.
Hier in Las Palmas ga ik op de zaterdagmorgen eens een nieuw plaatje opzetten. Ik heb jullie eerder wel eens verveeld met Madeleine Peyroux, een jazz-zangeres naar mijn hart. De dame uit Georgia en andere delen van de VS, met in haar jonge jaren nog eens Parijs als standplaats, is van 1974; a.s. woensdag 18 april wordt ze 44. Jullie weten toch wel dat ze naast diverse soloplaten – ik heb ze intussen allemaal, geloof ik – ook een CD heeft gemaakt samen met ene William Galison, een muzikant uit New York? Hij is intussen vooral bekend vanwege het in- en uitblazen op een mondharmonica. Kennen jullie zelfs Madeleine Peyroux als helft van het duo nog niet? Dan wordt het hoog tijd dat we samen eens ons oor te luisteren gaan leggen bij hun gemeenschappelijke inspanning: “Got You On My Mind” uit 2004. Hier zijn de nummers van de CD:
01.Back in your own backyard
02.J’ai deux amours
03.Flambée mantalbanese
04.Got you on my mind
05.Jealous guy
06.The way you look tonight
07.Rag for Madl
08.Playin’
09.Shoulda known
10.Heaven to me
11.Heaven help us all
Natuurlijk is dit alweer een heel mooi album van Madeleine Peyroux. Extra mooi vind ik “J’ai deux amours” de oude hit van Josephine Baker, “Got you on my mind” en “Playin’”. Vlak bovendien William Galvison niet uit met bijv. Flambée mantalbanese” en “Jealous guy” van John Lennon. Als duo komen de twee goed tot zijn recht in “Heaven help us all”.

Dan is het zaterdagmiddag en – surprise, surprise – word ik door Noé op het terras aan Las Canteras verwacht. Mijn jonge collega (40 jaar) woont intussen al weer zo’n drie jaar op Tenerife, een naburig eiland, maar komt af en toe nog weer eens een weekend buurten. Dan spreekt hij kennelijk graag ook weer eens af met mij (en anderen).
Om twee uur loop ik op de boulevard en daar zit hij, aan een voorste rij tafeltje bij La Oliva, samen met psychologe Lorena. Lorena blijft maar even, want die moet nodig een cadeautje gaan kopen en dan naar een verjaardag. Dan verschijnt Juli die met Noé en mij alle tijd van de wereld lijkt te hebben. Even later vertrekken we voor onze lunch, “almuerzo”, naar Amigo Camilo om de hoek. Zie ik mezelf toch nog mijn vermaledijde “sancocho” bemachtigen, met “cherne y gofio”. Het woord “cherne” is hetzelfde als “cherna”, vertelt Juli me trots en het staat voor zandbaars. Omdat er een rij wachtenden is bij Amigo Camilo – in de zaak zelf zit het propvol – trekt Noé een nummertje en gaan dan voor een aperitief eerst naar NYC Taxi verder op. Ietsje later, even over 3, is het onze beurt en krijgen we een acceptabel vierpersoons tafeltje aan het water (oceaan) toegewezen.
Dan blijkt – potverdriedubbeltjes – dat ze vandaag mijn “sancocho” niet hebben. Een beetje “verpopzak” laat ik het dan maar aan Noé en Juli over bij de keuken de visgerechten uit te zoeken. Snel staan een fles wijn, bier en spa op tafel. De wijn is een rode Malvascía van een speciale druif, uit Lanzarote. Erbij is ook al een schaal met “pan bizcochado”, tot beschuit te stampen brood. (Terzijde, van ander dan witbood heeft men onder Canariërs in een zaak als Amigo Camilo geloof ik nog nooit gehoord.) Als ik vertel dat ik met Trudie in juni naar Noordwest-Spanje ga, ook naar Asturië, komt vanzelf naar voren dat we daar dan zeker aan de locale cider moeten en uiteraard “cachopo” moeten gaan eten. Laat ik nou vergeten zijn om het antwoord op te schrijven wat “cachopo” ook al weer is. Ik heb het ook niet meer in mijn hoofd. Dat blijft dus nog twee maanden een verrassing, tenzij ik bijv. Jorge of Isabel ermee lastig zal vallen.
Als voorgerecht komen er drie schalen op tafel: gebakken inktvistentakels, kleine sardientjes en een gemengde salade met tonijn. Om de tapas en het hoofdgerecht op te fleuren verschijnen er ook twee bakjes met rode en groene saus (“mojo picón y verde”). Het hoofdgerecht bestaat deze middag bij Amigo Camilo vooral uit vis, “rascacio”, volgens mijn woordenboek bruine schorpioenvis. Er worden als garnering Canarische aardappeltjes in de schil bij geserveerd, “papas arrugadas”. Het nagerecht is een “abuelita”, een combinatie van ik denk twee soorten pudding en slagroom.
Tegen de tijd dat we aan de “postres” toe zijn, heeft Noé meer trek in drankjes van de zaak. Er wordt ons eerst een “orochata + 43” voorgezet - dat is een alcoholisch melkdrankje uit Valencia – en daarna twee keer iets van wodka in een chocoladecrème. Dat krijg je ervan, als je met twee smulpapen van hier aan tafel gaat. De aardige vrouw die ons bedient, Maite, zwaait ons uit, als we vertrekken.

Moe gestreden gaan we vervolgens op zoek naar passende terrasstoelen aan Las Canteras. Het wordt - een flink eind verder op - café Vigo, niet ver van Bar La Peña, waar Marcel mooie herinneringen aan heeft. Als ik over de keur aan tapas in die zaak vertel, wordt mij dringend aangeraden om ook eens naar een tweede Casa Carmelo te gaan, met de ondertitel “Los Pulpitos”. Het restaurant ligt op de hoek van de calle Secretario Padilla met de calle Perú. Ter plekke neem ik me voor om daar dan maar eens een keer solo te gaan eten. Het is jammer dat Trudie en Marij deze winter hun gezicht niet meer laten zien; anders zou “Los Pulpitos” een mooi idee voor een uitje van ons drieën zijn.
Ander onmiskenbaar terrasnieuws betreft o.a. Noé’s uitstapje naar Lissabon. Het blijft voor hem een pracht van een stad, maar van de diverse fado-avonden in speciale café’s wil hij vanaf nu het liefste verschoond blijven. De zaken zijn tegenwoordig avond aan avond gevuld met toeristen die perse op de melancholische muziek getrakteerd willen worden. Aanbevelenswaardig volgens Noé is een “Lisboa licor” met de naam “ginga” of “ginginha”. Ik maak er in deze brief van dat het een of ander drankje met gin moet zijn of een ginger ale.
De recente liefdes van de twee vrijgezellen komen op het terras ook ter sprake. Van Noé krijgen we omstandig het laatste nieuws over zijn verovering Laura te horen. Hij heeft me er al eerder over verteld. Ze is een niet al te rijke advocate in Madrid en houdt wel van een glaasje. Het is intussen met haar al zover dat hij het ene weekend in Madrid bivakkeert en zij het volgende in Santa Cruz de Tenerife. Ik opper dat hij haar vandaag best had kunnen meenemen naar Las Palmas, dan had ik haar hier eens kunnen “keuren”. Zo ver is het nog niet helemaal, krijg ik als antwoord, maar dan komen wel al een paar kiekjes van haar te voorschijn op zijn mobiel. Hij stuurt ook een net gemaakte foto van ons drieën naar haar op en even later krijgen we van haar vanuit Madrid de “compleminte” terug.
Juli (52 jaar) heeft veel meer moeite om over een vriendin te praten, waar hij zijn zinnen op heeft gezet. Met haar wil hij eigenlijk best wel meer wil dan handjes geven en luchtkusjes en onlangs heeft hij dat haar ook uiterst voorzichtig laten weten. Het wachten is nu op haar eventuele toenadering. Juli vindt het vooralsnog allemaal te pril om ons in detail over “man en paard” of liever “vrouw en merrie” te vertellen. Zelfs haar naam houd hij nog even voor zich.
Terzijde zijn beiden het erover eens dat mijn LAT-relatie met Trudie precies is zoals zij zich hun toekomst met dames wensen. Ik heb maar geboft! Dan gaat het liefdesgesprek weer meer in algemene zin door, met name over internetsite Tinder. Daar kun je tegenwoordig schaamteloos terecht voor allerlei soorten afspraak met het andere geslacht: van samen eens wat gaan drinken tot linea recta de koffer in. Mij staat bij dat ik over Tinder ook wel eens in de Euregio gehoord heb, maar me er echt in verdiepen is iets anders. Als ik mijn Spaanse kompanen mag geloven, leg je vandaag de dag meestal je contacten niet meer via bijv. je buurt, werk of hobby, maar doe je dat frank en vrij op je laptop. Ik zie me nog niet een profiel van mezelf via Tinder aanmaken en dat dan de boze buitenwereld insturen. Ben ik oud aan het worden?
Vlak voordat ik weer naar de Luis Morote vertrek, krijg ik nog van alles anders mee van Noé en Juli. Hoe noem je een straathond in het Spaans of Canarisch? Voor het “drekbakkenras” hebben ze hier de naam “mil leches” (duizend keer melk), perro sato (?) en chucho (mormel) bedacht. Dat “chucho”heb ik overigens wel eens eerder gehoord, bedenk ik achteraf. Ik kan het niet laten en vraag Noé naar de kop van de Bandido-reclame van Tropical, die ik jullie eerder al voor heb gezet: “Bejo & Locoplaya”. Zijn antwoord is simpel: dat is een hiphopduo uit het Canarische eiland El Hierro, dat tegenwoordig bij de jeugd heel populair is. Waar het woord “Bejo” precies vandaan komt, is hem net zo duister als mij. Op volgende week moet ik ze op de Bandido-bijeenkomst hier maar eens aan het werk zien; ze zijn best in orde.
Zijdelings zie ik dat Noé zijn mobiel intussen aan tafel aan het opladen is met een “cargador”, een oplader. Het laatste uur schuift een best spraakzame vriendin van Noë en Juli, een balletlerares genaamd Luana of zo, aan bij ons aan tafel en niet veel later is ook die met een oplader in de weer. Is dat het nieuwste van het nieuwste met al die bijzondere apps op je mobiel? Lopen steeds meer mensen ook nog eens met een oplader over straat?
Als het drietal met mij om half 9 naar de live muziek in de buurt van Noé’s vroegere flat wil gaan, haak ik af. Van 2 uur tot over 8 lijkt me lang genoeg. Een half uurtje later zit ik met een boek, enige drank en gefrituurde amandelen weer op mijn balkonnetje. Waarschijnlijk zien Noé en Juli me nog weer een keer half mei, voordat ik weer naar het hoge noorden afreis. Een optreden van de balletdanseres en haar leerlingen op 19 mei komt net te laat voor me.

Op het verstrekken van koffie en thee wordt veel geld verdiend in de horeca. Misschien om die reden is het in de Verenigde Staten usance dat je in een nering een gratis “refill” krijgt aangeboden. Waarom gebeurt dat hier in Las Palmas en ook in de Lage Landen niet ook? Als ik in Maastricht bijv. een café zou openen, zou ik ermee beginnen om de koffieaanbidders en theeleuten nog eens zonder betalen eens een keer bij te schenken. Uiteraard zou ik er tegelijker tijd wel ook reclame voor maken. Ik vrees dat ik op die manier een heleboel klanten bij andere zaken weg zal snoepen.

Heb ik nog ander nieuws op zondag, rustdag? PSV heeft met 3-0 van Ajax gewonnen en mag zich opmaken voor een rondrit door Eindhoven Centrum. In Engeland heeft Man U een steek laten vallen en daardoor is stadgenoot Manchester City nu al landskampioen geworden. Wat is de uitkomst van de Amstel Goldrace? Die is uiteindelijk uitgemond in een sprint tussen twee niet-Limburgers, zelfs niet-“Hollenders”. De Deen Michael Valgren verslaat Roman Kreuziger en mag zich de nieuwe winnaar van de enige voorjaarsklassieker van Nederland noemen.

Op maandag ben ik blij dat ik weer eens naar de universiteit kan. Het wordt wat vanmiddag. Harry heeft me eerder gemaild, maar om mysterieuze reden heb ik zijn mailtje per ongeluk gedeletet. Gedeletet? Dat maakt mijn woordenboek ervan, nadat het daarvoor gedeleet had afgewezen. Verder hoop ik vanmiddag nog eens met Jorge te kunnen praten over het yoga-onderzoekje van Aleida. Omdat onze samenkomst met haar is uitgesteld tot volgende week maandag, krijgen jullie ook pas weer een nieuwe brief van mij op die dag. Voor wie mij nog op en top bijhoudt: houd 23 april in de peiling.
Intussen zit Marion van Ton met de directe familie voor twee weken op Aruba. Ze vertrekken overmorgen en komen begin mei weer terug. Aan hen zal ik best eens denken, zeker met Luno’s verjaardag op 28 april, maar waar ze zitten, is wel wat je noemt een afstand. Daarbij is Las Palmas met zijn 4½ vliegtijd maar een kippeneindje. Voor de grote rest van jullie heb ik voor de komende week als “kemissie”: neem het er eens van, nu het nog kan. Zeker overdag is april best te genieten en een buitje op zijn tijd is goed voor het gras en de liguster. Hier speel ik onverminderd de vrolijke Frans en stel mijn terugkeer naar jullie nog ruim een maand uit. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is het nieuwste van Dan Brown. Het is uit 2017, heet “Origin” en mijn vertaler op de e-reader maakt daar “Oorsprong” van, prima. Het speelt in Spanje, met name in Bilbao en Barcelona, terwijl ook Madrid en omgeving aan bod komen.
Het verhaal begint in het aparte Guggenheim museum in Bilbao. Computernerd en futuroloog Edmond Kirsch houdt daar een lezing, waarin hij voor een uitgelezen gezelschap van zo’n 200 personen uit de doeken gaat doen waar we vandaan komen en waar we heen gaan. Ik heb wel eens minder interessante onderwerpen voor een lezing gezien. Professor Robert Langdon, die uiteraard van diverse eerdere boeken van Dan Brown bekend is, is er de speciale gast, met computerstem Winston om hem terzijde te staan. Dan, als Edmond Kirsch net over zijn ontdekking wil vertellen, wordt hij doodgeschoten door een gast die op het laatste moment aan de lijst van genodigden is toegevoegd: ex-admiraal Luis Ávilon. Die blijkt een bekend lid van de Palmeriaanse Kerk te zijn, met een alternatieve paus aan het hoofd. Ávilon weet te ontkomen, maar Robert Langdon en de directeur van het museum, Ambra Vidal, gaan achter hem aan.
Ambra Vidal is tevens de toekomstige koningin van Spanje, sinds kroonprins Julián (is dat Philip, Felipe?) haar onlangs tijdens een televisie-uitzending ten huwelijk heeft gevraagd. De oude koning is op sterven na dood. Al snel blijkt dat die met zijn boezemvriend aartsbisschop Antonio Valdespino een aparte rol in het verhaal speelt. Andere belangrijke mensen in het paleis in Madrid zijn Diego Gaza van de “Guardia Real”, de jonge voorlichtster Mónica Martin en ene Bhalla Suresh van de beveiliging. Het koninklijk gezelschap blijft de hele tijd in de buurt van Madrid, het naburige El Escorial en de Vallei van de Gevallenen. Robert Langdon en Ambra Vidal verkassen echter al snel naar Barcelona op zoek naar een wachtwoord om de presentatie van Edward Kirsch alsnog via het internet de wereld in te sturen. Eerst zitten ze in Casa Milà, dan in de Basilica de la Sagrada Familia, allebei organische werken van Antoni Gaudi. waar ze zich trouwens Luis Ávilon en anderen van het lijf moeten houden. De finale is in een voormalige kerk, die door Edward Kirsch is omgebouwd tot zijn computercentrum. Gaandeweg heeft het avontuur zoveel aandacht van de pers gekregen dat meer dan 200 miljoen mensen live naar de uitzending kijken, als Edward Kirsch eindelijk postuum zijn zegje mag doen.
Het is een echt Dan Brown boek dat ook qua stijl niet onder doet voor diverse van zijn eerdere verhalen. Waren eerder wereldsteden zoals Londen, Parijs, Rome en Washington het toneel, nu is vooral Barcelona het middelpunt. “Origin”, oorsprong voor de ongeletterden, leest als een trein; ik heb het in twee dagen uit. Wel krijg ik (alweer) een beetje last van mijn persoonlijke Dan Brown-euvel: het gaat maar door en dan begin ik gaandeweg steeds meer naar het einde te verlangen. Dan Brown krijgt er van mij als recensiecijfer een 8- voor, best in orde.

Mijn tweede boek is van een oude rot in het spionnenvak: John le Carré. Ik heb echt alles van hem gelezen en zijn laatste nieuwe: “A legacy of spies” uit 2017 moet er deze week maar eens aan geloven. Ik lees het boek op mijn e-reader in het Nederlands als “Een erfenis van spionnen”. Het speelt vooral in Londen, maar ook een beetje in Bretagne, Berlijn en elders.
Hoofdpersoon is Peter Guillam, in het heden en rond 1960, als hij als beginnend Brits spion zijdelings betrokken is bij een operatie in Oost-Berlijn. Die loopt fataal af voor twee agenten: Alec Leamas en Liz Gold. De voorgeschiedenis van die gebeurtenis wordt in het boek uitgebreid uit de doeken gedaan. Een Brits spionagenetwerk in Oost-Berlijn met arts Karl Riemck (Mayflower) en wulpse dame Doris Gamp (Tulip) wordt na een tijdje opgerold door de communisten. Voor Tulip gebeurt dat zelfs pas, nadat ze al veilig naar Engeland is uitgeweken. De dader van de moord op haar daar, een hoge Oost-Duitse Stasi officier genaamd Hans-Dieter Mundt (Windfall), wordt vervolgens wel opgepakt en dan door George Smiley verplicht om voor de Britten te gaan spioneren in Oost-Berlijn. Dat lukt overigens maar zeer gedeeltelijk. Er komt via Windfall wel het nodige materiaal naar het westen, maar hij lapt ook bijv. zijn tegenstrever Fiedler erbij, als die het door heeft en hij is het die getuigen Alec en Liz bij de Muur doodschiet – zogenaamd op de vlucht. Daarna verdwijnt Hans-Dieter Mundt naar Moskou.
We zijn intussen vele decennia later, maar het precieze jaar weet ik zo vlug niet. De criminele zoon van Alec, Christoph, vindt dat hij van de Britse geheime dienst, met name van Smiley en Guillam, wel een miljoen pond of zo kan los krijgen als genoegdoening. De tegenwoordige juridische dienst probeert, vooral in de persoon van Bunny en Laura (geen achternaam), om Peter Guillam met terugwerkende kracht schuld te laten bekennen aan het eerdere debacle. Als de hem toegewezen advocate Tabitha het ook niet meer weet, smeert Peter Guillam hem en gaat op zoek naar zijn oude leermeester.
Boeken van John le Carré zijn steeds weer opnieuw een lust om te lezen. Zijn “A legacy of spies” is een bijzonder vervolg op veel eerder werk zoals “”The spy who came in from the cold”. Hoewel ik de toenmalige afloop nog ken, vind ik het nieuwe verhaal erover best weer spannend genoeg. De hedendaagse toevoeging maakt het verhaal er alleen maar leesbaarder op. Voor “A legacy of spies” krijgt de bejaarde spionagemeester een volle 8 van me. Ik hoop maar dat le Carré binnenkort nog weer eens opnieuw van zich laat horen.

maandag 9 april 2018

Weblogbrief 13.24, 9 april 2018

Weblogbrief 13.24, 9 april 2018

Querid@s amig@s y familia, er is weer een hele week Las Palmas voorbij en jullie zullen ongetwijfeld uitzien naar mijn belevenissen van de beloken paasweek. Niet? Dan heb ik pech gehad, maar doe net of ik het niet gehoord heb en begin gewoon aan mijn terugblik. Niet geschoten is altijd mis, dus wie weet, keert het tij nog.

Afgelopen maandagmiddag kijk ik op de universiteit enthousiast uit naar Jorge, maar die komt pas om 5 uur aanzetten. De vierdejaars studente, Aleida, die eerder al aan ons bekend heeft in yoga geïnteresseerd te zijn, er zelf ook aan te doen, heeft aan Jorge eerder drie recente artikelen gestuurd. Mijn Canarische collega moet ze helaas nog even gaan kopiëren, voordat ik me erin kan verdiepen. Als ik vervolgens het eerste artikel uiterst vluchtig doorkijk, zie ik direct al een referentie die verwijst naar weer een ander effectiviteitsonderzoek over yoga. Jorge vertrekt weer, nu om dat stuk op te gaan zoeken en te kopiëren. Ik heb nauwelijks of geen tijd om de drie artikelen door te nemen, maar zie wel in het vierde artikel allerlei verwijzingen naar eerder onderzoek staan, ook naar enkele vrij recente reviews.
Dan staat Aleida voor de deur. Ze toont de gedrevenheid die bij zo iemand past en maakt op mij bovendien een charmante indruk. Ik zou haar best onder mijn hoede kunnen nemen, als ik nog voltijds werkte en zij de jonge onderzoeker zou willen zijn. (Dus vind ik het jammer dat ze naar eigen zeggen nu al min of meer voor neurologie als specialisatie heeft gekozen, met autisme als hoofdonderwerp. Het vak blijkt hier dichter tegen de psychiatrie aan te zitten dan in Nederland.) De tweede student van Jorge, die bij de eerdere bijeenkomst niet erg aanspreekbaar was, is deze keer verhinderd vanwege een probleem met zijn gebit, vertelt Aleida ons; hij is naar een tandarts. Wordt het nog wat met die student, vraag ik mij serieus af?
Jorge en ik leggen Aleida uit dat we nog niet uitgelezen zijn, maar best al met haar over het onderwerp willen praten. Het wordt vervolgens een geanimeerde discussie. Ik vraag haar om een eenvoudig stukje over wat eigenlijk onder yoga verstaan wordt en wat er in yogakringen zo al gedaan wordt. Daar gaat ze achteraan en ze zal me snel iets opsturen. Ook zal ze in Pubmed en bij de referenties naar andere RCT’s over de effectiviteit van yoga gaan zoeken en potentieel interessante andere artikelen downloaden.
Een echte agenda van onze bijeenkomst hebben we niet; die moet er de volgende keer wel zijn, vind ik. Het onderwerp blijft vooralsnog een beetje in de lucht hangen. Over twee weken komen we opnieuw bij elkaar. Met Jorge alleen zal ik tussendoor, over een week, nog een nieuw gesprek over het onderwerp hebben. Dan wil hij het met me hebben over hoe je een eventueel nieuw onderzoek het beste kunt opzetten. De vier artikelen in ons bezit hebben we dan intussen bestudeerd.

Om 7 uur maandagavond nemen we alle drie dezelfde bus 12 terug naar de bewoonde wereld, ieder op weg naar zijn eigen huis en haard. Ik laat me afzetten bij het bibliotheekje bij het Castillo de la Luz. Daar lees ik in El Mundo dat de Nederlandse Quick Step-wielrenner Niki Terpstra de dag ervoor de klassieker der klassiekers in België heeft gewonnen: de ronde van Vlaanderen. Waarvan akte en niet zo’n beetje ook! Iets anders van belang voor jullie uit de Spaanse kranten schiet me niet te binnen. Ik lees vooral meer van hetzelfde.
De boulevard is weer minder druk dan in het afgelopen weekend en opschriften op T-shirts van enige importantie, ik zie ze niet, al helemaal niet in het Spaans. Vooruit, eentje! Een veertiger van vrouwelijke kunne loopt langs met “Don’t follow me. I’m lost too”, loop niet achter mij aan, ik weet de weg ook niet meer.

Thuis gekomen zie ik op maandagavond laat twee zwervers beneden bij mij op de bank gaan zitten. Eentje – voor insiders: de man uit Canada – probeert verwoed om de ander, die erbij is gaan liggen, ik denk compleet doorgezopen, weer rechtop te krijgen. Als hem dat van geen kant lukt, blijft hij er als een goede vriend wel naast zitten. Zou er nog politie voorbij komen om het duo van hun plek te verjagen?
Dinsdagmorgen, als ik om half 9 het balkon opzoek, zijn de twee uiteraard weg, ik neem aan naar elders verkast, maar nu kijk ik aan tegen twee vrouwelijke exemplaren op dezelfde bank: een verlopen, maar ondanks alles patente dame, bepakt en bezakt met allerlei tassen en ernaast een dikker en mondiger type in het egaal zwart. De laatste gaat uitnodigend de conversatie aan met langs lopende mensen. Niet veel later krijgen ze allebei een beker koffie aangereikt, die iemand voor ze bij Carlos heeft gescoord.
In een autovrije straat wonen, het heeft zo zijn voors en zijn tegens.

Laat ik voor de variatie maar weer eens een plaatje opzetten. Ik blijk een hele collectie te hebben van zangeres Elis Regina, een stuk of dertig platen. Hoe kom ik daar nu weer aan? Laat ik voor het album kiezen, waarop ze samen speelt met “onze” Toots Thielemans: “Aquarela do Brasil” uit 1969. Zoals dat vroeger ging, staan er twaalf nummers op (aan iedere kant van de LP zes). Terzijde, de hoes met een foto van het dan nog jonge duo heb ik niks aan te merken. Daar gaan we:
01.Wave
02.Aquarela do Brasil
03.Visão
04.Corrida de Jangada
05.Wilsamba
06.Vocé
07.Barquinho
08.O sonho
09.Five for Elis
10.Canto de Ossanha
11.Honeysuckle rose
12.Volta
Ik ga het toegeven: ik ben niet echt een fan van Braziliaanse jazz. Ik heb deze plaat een paar keer afgedraaid, maar ze doet me weinig. Elis Regina vind ik nog het beste tot haar recht komen op het titelnummer “Aquarela do Brasil” en op “Canto de Ossanha”, terwijl flierefluiter Toots Thielemans zijn mondharmonica nog het duidelijkste laat spreken op “Visão”. Misschien ligt het aan mij. In de tijd dat jazz heel populair was, was ik nog niet echt in de jaren des onderscheids.

Overdag ben ik hier steevast in de weer met van alles en nog wat. ´s Avonds verveel ik me evenmin, maar denk in alle oprechtheid wel eens: was er nou maar een mooie film op de buis. Dat los ik af en toe op door er eentje als DVD op mijn computer af te spelen.
En dan hebben we hier eersteklas voetbal, en soms kijk ik (op een terras), als het om topwedstrijden in de “primera división” gaat. Ik hoor de trainer van Atletico Madrid, Simeone, een paar weken terug nog zeggen na de 1-0 nederlaag van zijn club tegen Barcelona: als wij Messi hadden gehad, hadden wij gewonnen. Zo iets blijft je een hele tijd bij.
Drie Spaanse clubs: Barcelona, Real Madrid en Sevilla zitten intussen bij de laatste acht in de strijd om het clubkampioenschap van Europa. Dus: waarom zou ik niet op zijn tijd naar een Champions League voetbalwedstrijd gaan kijken? Met de nodige andere voetbalgekken zit ik op dinsdagavond bij El Palikeo bij Juventus-Real Madrid. De club uit Turijn (waar ik volgens Tonnie van Kalken nog eens op vakantie heen moet) is in zijn overbekende verticaal gestreepte zwart-witte shirts van de partij, terwijl Real Madrid het moet doen met een nagenoeg egaal blauwe outfit. Mijn verslag van die wedstrijd kan deze keer nogal kort zijn. Na nog geen drie minuten puntert Cristiano Ronaldo een bal vanaf ongeveer de penaltystip onhoudbaar in de uiterste hoek, voor Juventus-keeper Gianlugi Buffon links. Verder gebeurt er tot aan de rust niet veel. In de tien minuten reclame gaan maar liefst 15 van de 30 dure reclames van 20 seconden over auto’s. Dan komt in minuut 63 het tweede wapenfeit van de avond, alweer van Cristiano Ronaldo. De sterspeler van de club maakt de 0-2 met een fenomenale omhaal, die jullie ongetwijfeld zelfs op de Nederlandse televisie te zien hebben gekregen. Wat een klasbak! Als vlak daarop Juventus-spits Paolo Dybala rood aan zijn broek krijgt voor een al te forse overtreding en Marcelo in minuut 71 uit een combinatie de 0-3 voor Real mag aantekenen, is de race compleet gelopen. Ik kies hier voor een variant van wat trainer Simeone van Atletico Madrid eerder zei: met Ronaldo in vorm in de gelederen kan de overwinning je haast niet ontgaan. Hij staat deze winter in de Champions League al op veertien goals in negen wedstrijden. De terugwedstrijd in het Bernabeu-stadion in Madrid hoef ik niet echt meer te zien.
Op dezelfde dinsdagavond verliest Sevilla thuis van Bayern München met 1-2 en volgens mij is daarmee het lot van die ploeg ook al definitief bezegeld. Ik zie in de return volgende week in München geen revival van Sevilla meer komen.

Op woensdagmorgen zou Lluis volgens afspraak om 9 uur komen, hopelijk met een nieuw gordijn, maar dat wordt 10 voor 10 en zonder gordijn. Het gaat volgens hem nog wel een maand duren, voordat ik op een vers exemplaar bij het balkon getrakteerd ga worden. In afwachting van die definitieve oplossing heeft Lluis wel een “grapadora”, nietmachine bij zich. Het bestaande gordijn wordt door hem van de rails gehaald en dan begint mijn huisbaas de band met de haakjes op mijn bed beetje voor beetje opnieuw aan het gordijn vast te nieten. Als dat voor elkaar is, gaat hij op een stoel gaatje voor gaatje het zaakje weer aan de rails bevestigen. Het duurt even, maar alles bij elkaar genomen is de klus toch in minder dan een half uurtje geklaard. Ik krijg een ferme hand van Lluis en dan is hij weer foetsie. Eigenlijk ben ik best tevreden met deze oplossing van het probleem.

Intussen, vanaf 10 uur, staat ook mijn “limpiadora” Laura mijn woning te verschonen. In de keuken kilt ze zonder pardon een middelgrote “cucaracha”, kakkerlak, die achter de ijskast verstopt zit. Dan gaat ze ook nog eens met insecticide aan de slag, als ik die voor haar uit de kast onder het keuken tover. Ik heb een maand terug ook wel eens iets doodgemept dat op een kakkerlak leek. Zo gaat dat, als je ter hoogte van de Sahara woont. Aan de andere kant zie ik me een sneeuwruimer in Las Palmas nog niet zo snel aanschaffen (of het zou voor een “karnevalspekske” moeten zijn).
Bij het ligbad, waarin ik me iedere morgen douche, blijkt de kit aan de rand bij de muur los te zitten. Laura haalt hem eraf en vraagt me om nieuwe te halen die zij dan de volgende keer zal aanbrengen: “silicona para juntas del baño”. Dat moet zelfs voor mij, het tegenovergestelde van een doe-het-zelver, te doen zijn. Bij het weggaan vertelt Laura me ook dat ze met vrienden naar Joaquín Sabina gaat op 2 mei. Ze heeft het stukje erover gezien, dat ik op het prikbord heb hangen. Is het niet ook iets voor mij om er heen te gaan? Ik vertel haar dat ik alle studio-CD’s van hem heb behalve de laatste (“Yo Niego Todo”). Zal ik mezelf alsnog op een kaartje voor de Arena trakteren bij El Corte Inglés?

‘s Avonds staat natuurlijk Barcelona tegen AS Roma op de rol, op de “road to Kyiv”; de finale van de Champions League gaat dit voetbalseizoen in Kiev gespeeld worden. Scheidsrechter bij de wedstrijd is de Nederlander Danny Makkelie, die – dat moet ik hem nageven – de voetballers aardig in de hand weet te houden. Tegenwoordig bestaat zo’n scheidsgroep uit vijf mensen: de scheidsrechter met een fluitje, twee grensrechters met een vlaggetje en eentje bij de dugouts voor o.a. de reserves. Waar is de vijfde goed voor? Ik heb geen idee waarvoor die dient. Moet hij de bal oppompen en uitrekenen hoeveel extra minuten erbij komen op het eind?
Om maar met de deur in huis te vallen, ik vind Barcelona-AS Roma geen geweldige wedstrijd, eigenlijk nogal saai. In de eerste helft noteer ik een diagonaal schot van Rakitic tegen de paal in minuut 17 en twintig minuten later de bal in eigen doel van De Rossi, vlak voordat Messi erbij kan: 1-0. In de rust hoor en zie ik dat Liverpool al met 3-0 voorstaat tegen Manchester City; dat is een verrassing voor me. Gaan we naar de tweede helft in Camp Nou. In minuut 55 schiet Manolas vlak voor de voeten van Umtiti de 2-0 voor Barcelona in eigen doel en in minuut 58 maakt Piqué er tot zijn eigen verrassing 3-0 van. Daarna heeft Barcelona er helemaal geen zin meer in, wat zelfs leidt tot een tegendoelpunt door een inzet van Dzeko: 3-1. Gelukkig maakt Suárez er een paar minuten voor tijd met een schuiver nog weer 4-1 van.
Mijn analyse: Barcelona heeft wel royaal gewonnen, maar heeft zich bepaald nog niet de potentiële kampioen van de Champions League getoond. Meestal maakt Lionel Messi bij Barcelona het echte verschil, maar deze keer heeft hij zijn dag niet. Hij komt niet verder dan zich steeds de bal te laten afpakken tussen – dat weer wel – een aantal tegenstanders. Ook zijn spaarzame schoten op doel stellen deze woensdagavond weinig voor. Dat kan en moet beter, anders verklaar ik toch weer Cristiano Ronaldo – zie mijn verslag van gisteren - tot Europees voetballer van het jaar.
Bij de andere wedstrijd: Liverpool – Manchester City blijft het 3-0, begrijp ik van mijn buurman op het terras. Met een beetje goede wil kan ik jullie de vier halve finalisten nu al voorzetten: Real Madrid, Bayern München, Liverpool en Barcelona. Voor de zekerheid moeten we de terugwedstijden van de kwartfinales volgende week wel nog even uitzingen.

Op de vroege woensdagavond vlak voor feliciteer ik Susanne en Arno met hun 41ste verjaardag. Ze mailen mij allebei terug dat ik de eerste ben met de felicitatie. Dat komt, omdat hun gemeenschappelijke verjaardag pas een dag later is. Dat krijg je ervan, als je al te zeer op jezelf bent aangewezen in een ver oord.

Ik begin de donderdag met een plaat van Little Richard (Penniman) op te zetten. Ik heb van alles van de pianist, zanger, ook echt grof geschut als Tutti Frutti en Lucille, maar vandaag duik ik daaronder en kies voor iets onbekender materiaal: zijn CD “Boogie with Richard” die in 2001 is uitgekomen. Hier zijn de negentien nummers:
01.All around the world
02.Bama lama mama loo
03.By the light of the silvery moon
04.Can’t believe you wanna leave
05.Freedom blues
06.Groovy little Suzie
07.Heeby Jeebees
08.Hey hey hey hey
09.Kansas city
10.Little Richard boogie
11.Midnight special
12.Money honey
13.Ready Teddy
14.Shake a hand
15.She’s got it
16.Short fat Fanny
17.Slippin and slidin
18.Taxi blues
19.The hokey pokey
Little (Hoo) Richard (Aw) laat mij weer eens zien hoe rock and roll gespeeld hoort te worden. Op deze plaat krijgt bovendien een mij onbekende saxofonist een eervolle vermelding (net als eerder bij Fats Domino). Nummers zoals “Money honey”, “Ready Teddy”, She’s got it” en “Slippin and slidin” kennen jullie hopelijk nog van heel lang geleden. Echter, wat vinden jullie van bijv. “Bama lama bama loo”, “Can’t believe you wanna leave”, “Hey hey hey hey” en “Shake a hand”? Of ik het nummer al van Little Richard ken, ben ik kwijt – ik heb het ook van Al Jolson, Doris Day en Jackie Wilson – maar mijn hart gaat op deze CD helemaal open bij “By the light of the silvery moon”.

De vier seizoenen, jaargetijden heten in het Nederlands: voorjaar, zomer, najaar en winter. Daarbij hebben we voor het voorjaar en najaar nog andere woorden: lente en herfst. In het Spaans heten “las cuatro estaciones” respectievelijk “primavera”, “verano”, “otoño” en “invierno” en volgens mijn Nederlands-Spaans woordenboek - best uitgebreid - zijn er geen synoniemen, ook niet voor het voor- en najaar. Het is niet anders.
Bovenstaande is slechts als inleiding bedoeld om jullie weer eens met een raadseltje op te zadelen: welke Spaanse woorden rijmen op “primavera”? Laat ik het niet te ingewikkeld maken en jullie alleen vragen naar Spaanse woorden van maar twee lettergrepen. Ik kom zelf uit mijn blote hoofd tot een drietal, maar mijn woordenboek geeft nog drie andere. Laat ik die andere eerst noemen. “Cuera” staat voor (dieren)huid, vel, vooral in het verre Amerika. Een “sera” is een korf, maar meestal zeg je in plaats daarvan “cesta”. En “vera” staat voor rand, oever, hoewel “lado” meer gangbaar is. “A la vera del camino” is aan de kant van de weg.
Dan mag ik nu door naar de gewone woorden. Hebben jullie ze ook alle drie gevonden? Allereerst noem ik “cera”, was in het Nederlands, zoals in “cera de abeja”, bijenwas en “cera para suelos”, boenwas. “Era”, dat staat voor tijdperk, zoals in “era atómica”of “era nuclear”, atoomtijdperk en “era glacial”, ijstijd. Daarnaast staat “era” voor jaartelling, zoals in de “era de Cristo”, de christelijke jaartelling. Blijft over het Spaanse “pera”, peer, een van de vruchten die ik wel te eten vind, zowel de sappige als de harde variant. Zal ik jullie eens enkele uitdrukkingen met “pera” geven? “No ser una pera en dulce” betekent dat is geen kattenpis en “partir peras” is met ruzie uit elkaar gaan. Het woord “pera” heeft daarnaast nog diverse andere minder gangbare betekenissen, waarvan ik hier sik noem.
Aan de Hollandse kant is een geschikte peer een “tio que vale” en een peertje een “bombilla”. Tenslotte, kut met peren voor wie dat graag wil weten, vertaalt mijn onvolprezen woordenboek met “¡qué coñazo!”.

Op de vrijdagmorgen stap ik weer eens richting de Mercado Central om nieuwe koffie te kopen bij “mijn mannetje”. Eersteklas koffie uit Kenia en Columbia, waar krijg je die nog voor 1.90 euro per kwart kilo? Ik koop in totaal zes pakken, vers gemalen, en maak vervolgens een rondje langs andere kramen op de overdekte markt, al was het maar om de sfeer weer eens te proeven. De kraam waar ik nog wel eens “ensaladilla rusa” insla, Russisch ei, is helaas door zijn voorraadje heen. Dat spul zal ik dus deze keer elders moeten kopen, bijv. bij mijn kippenboer op de Alfredo Jones.
Zo waar kom ik bij de uitgang ook nog een schoonheid tegen met een aardig opschrift op haar T-shirt. Mijn spreuk van de dag wordt daarmee: “Baby, it’s cold outside”. En dat, terwijl het toch echt al 23 graden in de schaduw is. Zou het overdrachtelijk bedoeld zijn?

‘s Avonds, als ik van mijn bibliotheekje aan de boulevard over de Guanarteme naar Plaza Farray loop voor een stukje “levende” muziek, zie ik vlakbij het pleintje voor de zoveelste keer een advertentie van Bandido, het keurmerk van Tropical, tegenwoordig met een scheutje rum. De kop van de annonce is: “bejo & locoplaya”. Uit dat “locoplaya” kan ik met enige moeite nog wel wijs worden, gekke strand, maar waar staat dat “bejo” voor? Dat zoeken we op, roep ik tegen mezelf. In mijn woordenboek is “bejin” een stuifzwam en “bejuco” een liaan, maar daartussen in vang ik bot, zelfs ook in mijn “diccionario de argot español” en “diccionario español-canario básico”. Hoe het ook zij: op zaterdag 21 april aanstaande gaat “het” gebeuren, met disc jockeys en allerlei ander gedoe (op de dag dat ‘s avonds Barcelona tegen Sevilla de bekerfinale speelt). Voor verdere details word ik verwezen naar de site www.bandidosecretparty.com. Het is toch geen verlate 1 aprilgrap? Ik zal a.s. maandag op de universiteit eens een kijkje nemen.

Een “moro” is het Spaanse woord voor Noord-Afrikaan, hier vooral Marokkaan. Het heeft bij mijn weten niks denigrerends. Bekend is hier ook het gerecht “moros y cristianos”, volgens mijn woordenboek iets met rijst en zwarte bonen. Toch is mijn “moro”-verhaaltje deze keer niet meer dan een aanloop. Ik wil graag weer eens het woord “morro”onder jullie aandacht brengen, met twee erren. Dat is Spaans voor snuit, bek. “¡Cierra los morros!” is hou je bakkes, zo iets als het Franse “ferme ta gueule”. En “estar de morros” is mokken, ruzie maken.
En zo kom ik vanzelf bij kopvlees. Kopvlees is het vlees van de kop van een varken, in het Spaans heet dat ook “morro”. Terzijde, hoofdkaas (Spaans: “queso de cabeza”) is iets heel anders. In het verleden kocht ik mijn “morro” graag en vaak bij de Carrefour hier: heerlijk. Deze winter echter is het ineens niet meer in de speciale schap te bespeuren. Volgens het personeel is het uit de collectie gehaald. Dan is goede raad duur, heel duur.
Onlangs ben ik op de voedselafdeling van El Corte Inglés en ineens denk ik: hier hebben ze zo veel aparts liggen, wie weet dan ook wel “morro”, de originele varkenskop (niet het slappe aftreksel “tête de veau” dat wij er in Maastricht van gemaakt hebben). Ik zoeken en daar ligt-ie: “morro con setas”, varkenskop met paddestoelen. Hij zit in een tomatensaus met paprika, olie, ui en knoflook. Je moet hem nog vijf minuten koken (mede ter voorkoming van gekkekoeienziekte?) en dan is het aanvallen. Mijn nieuwe ‘morro” komt van de firma Segundo Sanz uit Leganés bij Madrid.>BR> Op zaterdagmiddag maak ik een halve kilo “morro” soldaat, met erwtjes en worteltjes en barra gallega. Het is echt om je vingers bij af te likken. Als toetje heb ik toastjes met pindakaas (van g’woon) en voor de show ook nog een bakje yoghurt van niks.

Later in de middag kom ik op het idee om op mijn iTunes eens zeven aardige liedjes achter elkaar te zetten die bij de dagen van de week passen. Hier zijn ze:
01.Lazy Sunday – Small Faces
02.Monday, Monday – Mamas & Papas
03.Ruby Tuesday – Rolling Stones
04.Wednesday morning – Simon & Carfunkel
05.Jersey Thursday – Donovan
06.Friday on my mind – Easybeats
07.Saturday night at the movies – Drifters
Het is een acceptabel rijtje, al komt het uit mijn eigen koker.

Dan, op zondagmorgen, denk ik: zo’n zevental, ik zou zonder enig probleem een totaal nieuw rijtje kunnen bedenken. Zal ik dat eens doen? Vooruit, daar gaat-ie. Ik begin maar weer op zondag en loop dan de week verder af:
01.Sunday morning – Velvet Underground
02.Blue Monday – Fats Domino
03.Tuesday morning – Pogues
04.Ash Wednesday – Tom Russell & Gretchen Peters
05.Like a summer Thursday – Townes van Zandt
06.Friday’s child – Van Morrison & Them
07.The heart of Saturday night – Tom Waits
Heb ik wederom een mooie compilatie voor jullie bij elkaar gefietst of niet? De nieuwe serie laat zich net zo goed draaien als die van gisteren. Als jullie mij nou eens verrijken met opbouwend commentaar op mijn series, wil ik het later ook best eens met de maanden proberen. (En dan begin ik met “January butterfly” van Phil Everly zaliger.)

Zondagavond is niet echt mijn avond om lang buiten te verkeren. Als ik toch de boulevard af- en oploop, constateer ik een heel behoorlijk windje, zeker op het stuk voorbij La Puntilla (waar een meisje met een bijpassend muziekgroepje mij niet echt kan bekoren).
Op de terugweg naar de terrassen zie ik ter hoogte van de plaza Saúlo Toron een Canarische variant van het Palestina Comité. Heb ik in de pers de recentste ongeregeldheden van Israël ten opzichte van de Palestijnen gemist? Heeft de club van Netayaho zich weer eens misdragen? Ik zie een twintigtal mensen staan met identieke borden: “Me Duele Gaza”, Gaza doet me pijn. (De Gaza-strook is het stukje Palestina aan de zee vlakbij Egypte, waar Israel niks te zoeken heeft.) Op een groot plakkaat lees ik: “Yo condeno al estado de Israel por sus crimenes”, ik veroordeel de staat Israël voor haar misdaden. Nog een tweede: “Basta de masacrar al pueblo palestina”, stop met het afslachten van het Palestijnse volk. Als ik langs de betogers loop, houd net een jongedame een speech waarin ze afkeurend over de Israëlische politiek spreekt. Mijn zegen heeft ze!

Dan is het alweer (of eindelijk?) maandag en mag ik deze brief afsluiten en richting universiteit versjouwen. Geloof het of iet, maar ik heb er voor de zoveelste keer mijn ziel in gelegd. Mijn volgende, nummertje13.25, kunnen jullie maandag over een week tegemoet zien, op 16 april a.s.
Een advies aan jullie heb ik niet, laat staan een dringende boodschap. Houd het hoofd koel, roep ik dan maar en eet eens een broodje gezond met ham, kaas en ei, op een laagje roomboter met een paar schijfjes tomaat. Voor wie dat wil, mag het ook een half of een heel stokbrood zijn. Tot kijk of op zijn Spaans hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik heb iets met Don Winslow. De man laat mij steeds weer zien hoe een bijzondere thriller in elkaar gezet moet worden. Onlangs, nou ja, in oktober van afgelopen jaar, krijg ik de opvolger van zijn fameuze “The Cartel” onder ogen. Het heet “The Force” uit 2017. In het Nederlands op mijn e-reader wordt dat “Lek”. Het speelt in wereldstad New York, vooral Manhattan-Noord.
Hoofdpersoon is rechercheur Denny Malone. Hij runt met latino Phil Russo en de zwarte Big Monty (Bill Montague) het Harlem-deel van de Manhattan North Special Task Force, “Da Force”. Raf Torres en zijn mensen: Jorge Gallino, David Ortiz en Janice Tenelli doen het nog noordelijker deel van Manhattan. Hun baas is de zwarte Sykes die vooral hogerop wil klimmen, en daar weer boven staat Bill McGivern. Eigenlijk hoort Billy O’Neill ook bij de Task Force van Denny Malone, maar die wordt al snel doodgeschoten bij de liquidatie van drugsbaas Diego Pena. Het gevonden geld, miljoenen, plus nog eens vijftig kilo heroïne (60%, Dark Horse) steken Malone, Russo en Monty in hun eigen zak, om daarmee o.a. hun oude dag en de toekomstige studie van hun kinderen te bekostigen. (In de plaats van Billy O’Neill komt later David Levin.)
Zo gaat dat, als je van helemaal niet corrupt naar een beetje corrupt naar steeds corrupter door het leven gaat. In “The Force” blijken zij niet de enigen te zijn die bijklussen. Hetzelfde kan gezegd worden van zo ongeveer de hele politie, Interne Zaken incluis, terwijl ook de FBI ter plaatse meedoet. Ook bij de advocaten, aanklagers & rechters alsmede de diverse politici en ambtenaren zou het een foute bedoeling zijn.
In Manhattan-Noord maken diverse grote drugsbendes de stad onveilig. Een belangrijke groep zijn de zwarten onder leiding van de Cimino’s en DeVon Carter met diens helper Fat Teddy Bailey. Als bijv. Cleveland, een van de ondergeschikte drugdealers over de schreef haat, wordt niet alleen hij, maar ook zijn vrouw en kinderen uitgemoord. Bij de latino’s, met name die van de Dominicaanse republiek, is Diego Pena geëlimineerd, maar dan nemen mensen zoals Diego Pena’s neef Carlos Castillo en Lou Savino de macht over. Raf Torres, zie boven, en zijn mensen staan eerst op de loonlijst van de zwarten, maar stappen later over op de latino’s. Het clubje van Denny Malone verricht echt wonderen om de boeven in toom te houden, maar kan het meeprofiteren uiteindelijk ook niet laten. Denny wordt min of meer verplicht om verklikker te zijn voor de FBI (O’Dell, Weintraub, Paz). Daarna begint de smeerlapperij in alle geledingen steeds meer de spuigaten uit te lopen.
Don Winslow brengt een deel van zijn leven in New York door en het is niet vreemd dat hij met een boek over de corruptie in de stad aan komt zetten. Zijn “The Force” staat bol van de spanning en dan laat ik de diverse zijlijntjes (echtgenotes en vriendinnen, Michael Bennett, Gerard Berger, Oh No, Nasty Ass) nog maar buiten beschouwing. Mijn idee om zelf in Manhattan te gaan wonen stel ik na het lezen van dit boek bij. Ik verblijf liever elders, is de uitkomst van dit boek. Als recensiecijfer heb ik er intussen een welverdiende 8½ voor over.

Ik heb er nog een; wat wil je, als je een volle week tijd hebt om te lezen. Het is er in van Jo Nesbø uit 1998: “De Kakkerlak”. In het Noors is het woord bijna hetzelfde: kakerlakkene. Voor nadere inside information over het beest verwijs ik naar blz. 94 van het boek op mijn e-reader. Enne… het speelt (bijna) niet in Oslo, zoals de meeste boeken van Jo Nesbø, maar in Bangkok. Daar wieren die beesten telig, sorry: daar tieren die beesten welig, misschien nog wel weliger dan in good old Las Palmas.
“Farang” (buitenlander) Harry Hole wordt er door zijn bazen (Bjarne Møller, Dagfinn Torhus) op uitgestuurd om de moord op de ambassadeur van Noorwegen in Thailand op te lossen, ene Atle Molnes. Ter plekke is vooral de kale Liz Crumley zijn collega. Getweeën komen ze gaandeweg achter een heleboel: dat Molnes homofiel was en veel geld, maar ook gokschulden had, dat Molnes’ vrouw al lang een relatie met beursexpert Jens Brekke heeft en dochter Runa het met chauffeur Sanphet doet, dat andere mensen zoals wegenbouwer Ove Klipra pedofiel zijn, enz. Moet ik nog even doorgaan, bijv. over ander politie- of ambassadepersoneel? Laat ik hier alleen Ivar Løken met zijn gouden tand nog een vermelding geven en niet vergeten op kolos Woo te wijzen, al was het maar vanwege diens overdreven lichaamsbouw. Zoals wel vaker bij Nesbø is er heel wat geschuif en gedraai voordat ik helemaal door het verhaal heen ben.
“De Kakkerlak” is best een spannend boek dat ik met gepaste animo heb doorgenomen. De schrijver houdt me prima bij de les, maar gaandeweg begint het me wel een beetje te duizelen. Steeds weer wordt op een andere mogelijke dader van de moord gewezen en pas op het eind kom ik erachter dat … nee, dat ga ik hier niet verklappen. Jo Nesbø krijgt van mij vanwege zijn strapatzen geen 8, maar een 7½ als recensiecijfer voor “De Kakkerlak”, Er had trouwens best wat meer kakkerlak in het boek mogen zitten.