maandag 23 april 2018

Weblogbrief 13.26, 23 april 2018

Weblogbrief 13.26, 23 april 2018

Querid@s amig@s y familia, het begint op te schieten. Over minder dan vier weken verruil ik mijn min of meer solitaire haven hier in Las Palmas voor een “ongewisse” (?) toekomst in de Euregio. Het is niet anders. Ik kan ook beweren dat ik nog een maand volop goed weer te gaan heb hier in dit buitengebied van Spanje. (Maar ik zie ik op NU.NL dat Nederland aan een vroege zomer begonnen is.) Hier is mijn op vier na laatste terugblik van deze winter.

Hier is wederom een dagboek geworden met terugwerkende kracht. Op mijn kamer bij “Sciencias Clínicas” krijg ik van Isabel een “buenos” en dan is het tijd om te kijken of mijn computer het nog doet. Zoals steeds vertrekt Isabel niet veel tijd later naar haar koude dorpje, maar geeft me wel eerst braaf een “rechter handje”.
Ik heb intussen mijn brief aan jullie al gepost en ben nu druk met mijn mailtjes. Daarna is Harry’s website weer aan de beurt. Bij zijn clips vind ik er een van de mij onbekende Tom Walker, een andere uitvoering van Passenger en Ed Sheeran. Diens “Leave the light on” bevalt me wel. Wisten jullie trouwens dat Hans Vermeulen (van de Sandy Coast) al een half jaar dood is? Mij staat er maar vaag iets van bij. Niettemin, het podium met een hele zooi artiesten die hem postuum een eerbetoon brengen, is nieuw voor mij. “True love, that’s a wonder”, ik heb wel eens minder aansprekende popmuziek uit Nederlandse contreien gehoord.

Om half 5 – ik heb dan al van alles uitgespookt – geef ik er op mijn kamer de brui aan en ga naar Jorge, die dan toch op zijn kamer zit. Ik stel hem voor om aan studente Aleida te vragen wat ze vindt van de beperking van haar literatuur tot Prayanama yoga en COPD? Voor een klip en klaar antwoord moet je geloof ik nog steeds niet bij mijn Palmese epidemiologie broeder zijn. Aan de andere kant, hij heeft wel twee Cochrane Collaboration reviews voor me. Eentje, uit 2012, gaat over allerlei “Breathing exercises for chronic obstructive pulmonary disease”, met zestien RCTs waarvan er twee over yoga gaan. Die heb ik al in mijn bezit, bedenk ik later.
De andere review is m.i. recenter en to-the-pointer. Hij is van ene Zu-Yao Yang et al. Uit 2016, gaat alleen over het effecten van yoga, maar heeft als titel “Yoga for astma”. Astma, is dat iets heel anders dan COPD? Volgens mij niet; ik denk dat chronisch astma, emfyseem en bronchitis op een klinische hoop mogen, onder de (vroegere) verzamelnaam: astmatische bronchitis. Tussen de vijftien RCTs in deze astma-review zitten er twee met een echte controlegroep: eentje van Cooper et al. uit 2003 en een andere van Sabina (niet Joaquín) et al. uit 2005. Die twee ga ik zeker nog eens omlaag halen (downloaden) en kopiëren. Eerder al hebben Jorge en ik al de referenties van RCTs in het artikel van Kaminsky et al. uit 2017 naar de printer gestuurd.
Belangrijkste euvel voor mij op dit moment is (1) de blindering van de controlegroep en in mindere mate van de effectbeoordelaars (2) de inclusie van astma (en emfyseem?) in de review als een vorm van COPD. Laten we, als Aleida ook present is en wie weet ook de andere student, maar een meer definitieve keuze maken. De twee studenten, met Aleida voorop, zouden een review kunnen schrijven over het nut van yoga als adjuvans bij de behandeling van COPD, met enige nadruk op het verschil in de keuze van de controlegroep.

Bij het scheiden van de markt vertel ik Jorge dat ik de CD “Lo Niego Todo” van Joaquín Sabina bij El Corte Inglés heb willen kopen, maar dat hij daar uitverkocht is. Hoe bestaat het, zo vlak voor zijn optreden hier. Jorge heeft hem ook niet, maar wil best eens voor me op internet kijken of hij hem ergens kan downloaden. Komt het misschien toch weer goed tussen ons.

Op de terugweg naar het centrum heb ik weer een aardigheidje voor jullie dat in bus 12 begint. Als ik instap zijn de twee mooiste solo-zitplaatsen vooraan al allebei bezet en moet ik het doen met een plek verderop op een tweezitsbank. Niet veel later stapt een man in, hij ziet de vrije plek naast me en gaat pontificaal op de rand van mijn colbertje zitten. Hij roept wel nog “perdon”, maar geeft verder weinig krimp. Mijn mobiel in de zijzak van mijn jasje wordt intussen op een haar na gemold.
Jullie mogen best weten dat ik geen “smaalbetser” ben, maar ik behoor ook niet tot het slag dat veel meer dan zijn eigen zitplaats claimt in een bus. Ik trek mijn intussen gekreukelde “americano” terug naar mijn kant van de bank en denk: dat “perdon”, dat wordt hier soms al te gemakkelijk gebezigd.
In het Nederlands is het standaard woordje soms “pardon”, maar meestal “sorry” (al dan niet met de toevoeging: “mijn naam is Corrie”). In plaats van “perdon” zeg je hier ook wel “perdona” (en “perdone”, als je het tegen een pensionista zoals mij hebt). En dan is er ook nog “disculpa(e) me”, maar dat voor mij ietsje meer een verzoek: kun je misschien… dan een goedmakertje achteraf.

Op de dinsdag is het uiteraard weer tijd voor de “arbeidsvitaminen”. Ik heb deze zomer een dubbelCD buitgemaakt op Centre Ceramique die ik, hoewel uit de oude doos, toch zeer presentabel vind. Het gaat in totaal om 48 liedjes, afkomstig van in totaal negentien musicals uit de periode 1940-1954, onder de titel “Best Of Broadway”. Moet ik het niet te gek maken, niet de hele santenkraam hier gaan opsommen? Dan beperk ik me per musical tot maar één nummer. Hier gaan we, negentien keer:
01.Porgy And Bess, 1940, Anne Brown
Summertime
02.Oklahoma, 1943, Alfred Drake
Oh what a beautiful morning
03.Carousel, 1943, Christine Johnson
You’ll never walk alone
04.Showboat, 1946, Kenneth Spencer
Ol’ man river
05.Annie Get Your Gun, 1946, Cast
There’s no business like show business
06.Girl Crazy, 1947, Ethel Merman
I got rhythm
07.High Button Shoes, 1947, Nanette Fabray + Jack McCauley
Papa, won’t you dance with me
08.Brigadoon, 1947, David Brooks + Marion Bell
Almost like being in love
09.On The Town, 1947, Betty Comdon + Adolph Green
Some other time
10.South Pacific, 1949, Mary Martin
I’m gonna wash that man right outa my hair
11.Gentlemen prefer blonds, 1949, Carol Channing
Diamonds are a girl’s best friend
12.Kiss me Kate, 1949, Patricia Morison
So in love
13.Where’s Charley, 1949, Ray Bolger
Once in love with Amy
14.Call me madam, 1950, Russell Nype + Galma Talva
It’s a lovely day today
15. Guys And Dolls, 1950, Robert Alda + Isabel Bigley
I’ll know
16.The King And I, 1951, Gertrud Laurence + Yul Brynner
Shall we dance
17.Kismet, 1953, Doretta Morrow + Richard Kiley
Stranger in paradise
18.Wonderful town, 1953, George Gaynes
A quiet girl
19.The Boy Friend, 1954, Anne Rodgers + Anthony Hayes
I could be happy with you
Wat een serie! En vertel me niet dat musicals volkomen uit de tijd zijn. Als ik om me heen kijk naar ouderen zoals Trudie en Marij of jongeren zoals Susan of Damaris, dan zie ik hoe springlevend de musical nog steeds is, in en om Broadway in New York, in het theaterdistrict in Londen en ook op uitgelezen plekken in Nederland. Vooral het vrouwelijke volksdeel is nog steeds zeer bereid om het halve land af te reizen plus voor een prijzig entreekaartje te dokken om er weer eens bij te zijn.

Dan is het woensdag, “miercoles”, en komt Laura poetsen en ook nog eens mijn badrand kitten met een goedje dat ik in een ferretería heb gehaald: “silicona”. Het hagelwitte spul dat ik gekocht heb, komt uit een tube van de firma Soudal uit het Belgische Turnhout – wie had dat gedacht? Het bevat een of ander isotiazoline en is zurig, elastisch en resistent tegen o.a. schimmels, ultraviolet straling en chemische troep.
Terwijl klusjesvrouw, “conseguidora”, Laura doende is, vraag ik jullie naar Spaanse rijmwoorden op het woord “silicona”. Vooruit, ik beperk me hier tot die van twee lettergrepen om het (voor mezelf en voor jullie) niet te moeilijk te maken. Echter, kom me niet aan met “doña”, mevrouw, want dat rijmt voor geen meter op (sili)cona. Ook van bijv. “cona” zelf kan ik geen chocola maken en het woord “dona” ken ik alleen in “dona sangre”, geef bloed.
Met enig gehaspel kom ikzelf tot zegge en schrijve tot drie -ona rijmwoorden van twee lettergrepen. Laat ik deze keer eens achteraan in het alfabet beginnen. “Zona” kennen jullie wel, het Nederlandse zone. Bijv. staat de “zona caliente” voor de rosse buurt, een “zona de desastre” is een rampgebied en bij mij voor de deur is “zona peatonal”, voetgangersgebied. Gaan we naar “nona”, dat is niet negen, want dat is in het Spaans “nueve”. Wel is het Zuid-Amerikaans voor oma, maar hier in de stad heb ik het woord ook wel eens gehoord. Terzijde, een veel gangbaarder woord voor oma zijn “abuela”, kortweg “abu” en eventueel het kinderlijke “yaya”.
Blijft over het derde woord van vanmorgen: “mona”, waar ik zo vlug niet op ben gekomen, maar dat ik wel had moeten weten. “Mona” is niet alleen de naam van een favoriete penvriendin van vroeger, maar vooral de evenknie van “mono”, aap. Een aangeklede, opzichtig geklede aap is hier een “mona vestida de seda”. (Seda = zijde.) Daarnaast is “mona” ook argot voor dronkenschap. “Estar como una mona” is zo zat als een aap zijn en “dormir la mona” is je roes uitslapen.

Als ik al vóór 8 uur mijn balkon op stap, zitten op de bank tegenover mijn woning vijf zwervers, vier mannen en één vrouw. Ze laten zich maar heel moeilijk verjagen door de kinderen en hun begeleiders, als die even later bezit van het meubilair willen nemen. Zelfs het hondje dat tegenwoordig steevast onderdeel van de schoolmeute is, heeft het er maar moeilijk mee. Dan geven de zwervers het op, maar als om half 9 de bank weer leeg is, komen ze terug voor een tweede rondje bank zitten.
In de middag heb ik eenzelfde verhaal voor jullie. Twee zatlappen, een man en een vrouw van middelbare leeftijd, af en toe even aangevuld met soortgenoten, bezetten de godganselijke tijd dezelfde bank, mijn bank. Ze doen vooral niks behalve sigaretjes roken en aanhoudend blikjes bier open trekken en opdrinken. Van het min of meer permanente duo heeft de nogal slonzige dame een donkerblauwe trui met capuchon aan, met als opschrift: #GYMAHOLIC. Ik vermoed eerlijk gezegd dat ze bedrevener is met alcohol dan in gymmen. Ze zit er al, als ik om 1 uur mijn lunch op heb en terug op het balkon ga zitten om pas om half 6 zie ik haar weer aftaaien.
En wie zit er op donderdagmorgen op mijn bank, als ik de schoolkinderen heb uitgezwaaid: de uiterst aangename zanger/gitarist die weliswaar zijn bier niet graag laat staan, maar die hier als straatzanger wel ook al vele jaren de sterren van de hemel kweelt. Ik vermoed dat de man een communistische inborst heeft, want zijn nummers – het ene nog hartverscheurender dan het andere – gaan bijna zonder uitzondering over de onderdrukking van de kleine man “door het grootkapitaal”. Zou hij een Cubaanse achtergrond hebben? Naast hem op de bank heeft hij trouwens niet alleen zijn vriendin zitten, maar daar staat ook zijn gitaar te pronken, in een stoffen hoes. Als ik hem weer eens zingend en spelend tegenkom, ga ik hem eens belonen met wat geld. Zou hij ook een CD hebben opgenomen met zijn beste nummers? Dan lijkt me dat een verantwoorde koop.

Hoogtepunt van mijn woensdagavond is het hernieuwde bezoek aan mijn Marokkaanse coiffeur. Net als de vorige keer kies ik met zijn welnemen voor stand 2 van zijn apparaat, “muy corto”. Minder dan tien minuten later is hij al bezig aan de finishing touch. Trots als een pauw loop ik ven later over de boulevard.
Daar komt mij een jongedame tegemoet, met op haar trui het opschrift: “Where did YOU sleep last night?” Mijn respons is simpelweg: in mijn eigen bedje, met mijn “stóppelekop”.

Via Harry heb ik eens een clip gekregen van Tom Rush over onze toenemende vergeetachtigheid op oudere leeftijd. Is dan het begin van dementie in aantocht of is het een broodje aap, “bocadillo de mono” (als dat in het Spaans ook zo zou heten). Het “ik ben het even kwijt”-nummer, uit 2007, heet “The remember song” en al mijn lezers boven de 65 nodig ik bij dezen van harte uit om het eens op YouTube op te zoeken.
Iemand als ondergetekende wil dan over de artiest uitgebreider zijn licht laten schijnen. Tom Rush is van 1941, inmiddels stokoud dus, en komt uit New Hampshire, the Granite State in het noordoosten van de V.S. De man heeft vanaf 1962 een onnoemelijk aantal LPs en CDs gemaakt, waarvan ik er al elf bemachtigd heb: acht uit de periode 1963-1974, eentje uit 2006, een live CD en nog eentje waarvan ik de herkomst niet weet. Blues, Songs & Balads uit 1963 is de eerste die ik heb en bij mijn weten zijn derde. Aangezien de plaat 74 minuten duurt en maar liefst 22 nummers telt, weet ik haast zeker dat het oorspronkelijk een dubbelLP is. Hier komen alle liedjes van de plaat op een rijtje:
01.Dunac and Brady
02.I don’t want your millions, mister
03.San Francisco bay blues
04.Mole’s moan
05.Rye whiskey
06.Big fat woman
07.Nine pound hammer
08.Diamond Joe
09.Mobile-Texas line
10.Joe Turner
11.Everyday day in the week
12.Alabama bound
13.More pretty girls
14.Sister Kate
15.Original talking blues
16.Pallet on the floor
17.Drop down mama
18.Rag mama
19.Barb’ry Allen
20.Cocaine
21.Come back baby
22.Stackerlee
Bij het laatste nummer: Stackerlee, heb ik natuurlijk ook Lloyd Price voor ogen (van wie ik nog altijd “Just because” heel mooi vind, een nummer dat ik ook van Freddy Fender en van John Lennon heb). En liedje 4 op de plaat: Mole’s moan, herinnert me eraan dat singer-songwriter Tom Rush best goed met een gitaar overweg kan. Meer dan gemiddelde nummers op het dubbelalbum vind ik bij nader inzien “Duncan and Brady”, “San Francisco bay blues”, “Nine pound hammer”, “Joe Turner”, “Alabama bound”, “Pallet on the floor”, “Barb’ry Allen” en “Cocaine”. Apart, maar meer een gesproken dan gezongen nummer vind ik “Original talking blues”. Dat heeft Tom Rush in dezelfde stijl opgenomen als Bob Dylan “Talkin’ New York”, een jaar eerder, diens eerste eigen nummer bij mijn weten.

Ik kom nog even terug op de film met Michael Caine waar ik in mijn vorige brief even aan refereerde. De prachtfilm waarop ik doelde - zo slecht is mijn geheugen nog niet! – heet “Educating Rita” uit 1983. Michael Caine speelt daarin de rol van de zuipschuit professor Frank Bryant in Liverpool die de weg kwijt lijkt te zijn, geestelijk dan. Dan komt een kapster hem lastig vallen, Susan “Rita” White. Ze wil zijn studente worden, zich graag met zijn hulp cultureel verheffen, zich allerlei Engelse literatuur eigen maken. Kostelijk, ik kan niet anders zeggen! De film komt zonder meer in mijn top 50 van beste films aller tijden.
De dame in kwestie heet in het dagelijkse leven Julie Walters, geboren in 1950, en is in Engeland vooral bekend van haar rollen in min of meer toneelstukken op de televisie. De Engelse Wikipedia voegt daaraan toe dat “Educating Rita” waarschijnlijk de eerste speelfilm is waarin ze een hoofdrol heeft. Later is Julie Waters kennelijk wel ook als filmster bekend geworden in de diverse Harry Potter films (die ik niet gezien heb). Wel herken ik haar stante pede weer, als ik haar terugzie as “Rosie”, een van de drie vriendinnen van Meryl Streep in “Mamma mia”.

Interessant nieuws in de kranten is voor mij het aftreden van Raúl Castro in Cuba. Zijn opvolger als president is Miguel Diaz-Canel, een communist – dat wel – die N.B. na de revolutie geboren is, in 1960. Als hij de kant van zijn voorgangers op gaat, kan hij best een tijdje mee.
In El País zie ik een cartoon van een bedelaar met een bakje voor zich. Hij houdt een bordje vast met de tekst: “El crimen no paga”, misdaad betaalt zich niet uit. Vinden jullie hem niet leuk? Ik anders wel! De Waalse Pijl, voor de kenners met de muur van Huy, heet trouwens in goed Spaans “La Flecha Valona”.
Onderweg terug naar huis zie ik een dame voorbij komen – iets alternatiefs heeft ze wel – met op haar trui: “My soulmate is a dog”. Zo kan die wel weer voor vandaag.

Als ik vrijdag de straat op wil om enkele boodschapjes te doen, kan ik mijn sleutels niet vinden. Ik weet zeker dat ik ze gisteravond nog gebruikt heb om mijn “barak” in te komen, maar waar zijn ze gebleven? In een zak van mijn lange bruine broek zie ik ze niet. Dan ga je allerlei andere plekken nalopen, daarna kijk je ongeveer overal, zelfs onder het bed, maar sleutels, ho maar. Dan loop ik nogmaals van mijn broek naar mijn colbertje en wat zit er in mijn rechter binnenzak? Mijn sleutels, keurig in zijn hoesje van niks. Wie zoekt, zal vinden, “quien busca, halla”.

Vrijdagavond breng ik weliswaar een bezoek aan El Corte Inglés, maar kan niks ontdekken dat de moeite van het vermelden hier waard is. Het enig, onderweg erheen, is een bord dwars op de gevel van een café-restaurant. Ik lees: “Cuidado con los toldos” en heb geen idee wat “toldos” zijn. Terug op het honk zoek ik het uiteraard op: een “toldo” is een zonnescherm; er staat: pas op voor de zonneschermen”.
Terzijde, op de CD-afdeling ligt nog steeds geen enkel exemplaar van “Lo niego todo” van Joaquín Sabina. Wel kijk ik een beetje verlangend naar een mooie overzichtsCD van de Talking Heads met een vracht hits erop. David Byrne zie ik nog steeds zitten, hoewel ik nog maar twee nummers van zijn groep heb: “Road to nowhere” en “Psychokiller”. Ik vrees dat er nogal wat muziek van de Talking Heads teloor is gegaan, toen mijn harde schijven een aantal jaren terug gecrasht zijn.

Als surrogaat, nee dat is niet helemaal eerlijk, ik begin opnieuw. Op de zaterdagmorgen kijk ik op mijn computer naar bekende punkartiesten en kom uit bij de Sex Pistols, Patti Smith en Nirvana. De Sex Pistols vind ik twee keer niks, wat een schorem. Van Patti Smith heb ik nog stteds maar één CD, “Banga”, en die heb heb ik jullie nog niet zo lang geleden al gepresenteerd. Mijn keuze valt dus deze keer op Nirvana. De punkgroep die furore gemaakt heeft in de jaren 1987 tot 1994, toen frontman Kurt Cobain (geboren in 1967 in kustplaats Aberdeen in de Amerikaanse staat Washington) een eind aan zijn leven maakte. Ik mis de eerste CD van de groep: Bleach uit 1987, maar ben wel gezegend met “Nevermind” uit 1991 en “In Utero” uit 1993. Ik had jullie ook blij kunnen maken met de “Grandos Exitos”, maar kies hier voor de registratie van een live optreden van de groep voor MTV.
MTV is de bekende muziekzender, die ik uit het verleden vooral ken als de zender van de clips van allerlei popmuziek. De zender begint later ook met her en der prijzen uit te delen en met live optredens van bekende artiesten, die ook als album verschijnen. Ik heb in het algemeen niet veel op met muziek van live optredens, maar die van MTV mogen er zijn. Laat ik voor deze punk-plaat van Nirvana: “MTV Unplugged in New York” (uit 1993?) eens over mijn hart strijken. Ze telt veertien nummers:
01.About a girl
02.Come as you are
03.Jesus doesn’t want me for a sunbeam
04.The man who sold the world
05.Pennyroyal tea
06.Dumb
07.Polly
08.On a plain
09.Something in the way
10.Plateau
11.Oh, me
12.Lake of fire
13.All apologies
14.Where did you sleep last night
Allereerst: refereert dat “Where did you sleep last night” op het t-shirt dat mij woensdagavond op Las Canteras passeerde, aan het laatste nummer op de Nirvana-plaat? Dat gezegd hebbend vertel ik jullie in een moeite door dat ik “MTV Unplugged In New York” best een aparte compilatie vind. Zes nummers ken ik ook van “Nevermind” en”In Utero”, de rest is nieuw voor mij. In het linkerrijtje noteer ik “Come as you are”, “Dumb” en uiteraard “Something in the way”, maar ook “Jesus doesn’t want me for a sunbeam” (sunbeam = zonnestraal), “Plateau” en “Lake of fire”. Bij nader inzien valt de punkmuziek me best mee, mits je er maar de juiste artiesten bij zet.>BR>
Als ik de CD “MTV Unplugged in New York”van Nirvana voor de tweede keer op heb staan, is het kwart over 11 en is de tijd voor de regionale zang- en dansgroep aangebroken om me weer te komen teisteren op het balkon. Sodeju, wanneer houdt het geblèr op de zaterdagmorgen weer eens op? Ik heb nu twee mogelijkheden: compleet inbinden en naar het achterhuis gaan of de deur naar het balkon dichthouden en aan de laptop plaatsnemen. Deze zaterdagmorgen kies ik voor inbinden en ga me douchen, inclusief mijn gemillimeterde haar wassen. Wel zoek ik eerst nog even een CV van niks van Curt Cobain bij elkaar en welke andere studio-albums Nirvana heeft gefabriceerd (“Bleach” dus).

Soms kom je in een boek iets tegen waarvan je denkt: dat verdient een plek in mijn weblogbrief. Op blz. 362-363 in boek 3 van deze week, zie verder beneden, wordt de etymologie van het Engelse woord “junkie” (“junky” mag ook) uit de doeken gedaan. Het woord is al meer dan honderd jaar oud, uit de tijd dat de eerste heroïneverslaafden oud ijzer uit de haven van Philadelphia pikten en het verkochten om hun verslaving te kunnen betalen.

En dan is er natuurlijk op zaterdagavond de finale van de “Copa Del Rey”, de bekerfinale. De twee kemphanen zijn net allebei uit de Champions League geknikkerd en vanavond is hun goedmakertje. Sevilla heeft onlangs aan het kortste eind getrokken tegen Bayern München, dat nu dit jaar volgens mij Europees kampioen gaat worden. Over de 3-0 nederlaag van Barcelona in en tegen AS Roma wil ik het liever niet meer hebben. Om half 9 zit ik bij El Palikeo voor de buis, op de eerste rij met naast me een gitzwarte fan van Barça in een Leo Messi truitje. Het strijdtoneel is het (denk ik) uitverkochte stadion van Atletico Madrid, met ook “El Rey Felipe VI” op de tribune.
Wat zal ik er eens over zeggen, als jullie de uitslag al kennen. Een paar weken terug heeft Barcelona nog net aan gelijk kunnen spelen tegen Sevilla, maar deze keer is het echt kat en muis. In het doel bij Barcelona in bekerwedstrijden staat als een rots in de branding Jasper Cillessen, die in minuut 14 na een aanval van Sevilla de bal keihard tot voorbij de middenlijn trapt. Daar vangt Coutinho hem op, loopt door en passt hem dan naar Suárez die vlak voor het doel gereed staat. Hij laat zich zo’n kans niet ontnemen: 1-0. Messi komt maar niet in zijn ritme en heeft er ook last van dat de grensrechter aan de kant van Sevilla’s keeper bij herhaling zijn vlag in de lucht steekt, als het nog net geen buitenspel is. In minuut 27 puntert de uitblinkende – vind ik ook - Iniesta de bal onderkant lat van bijna een metertje of twintig, net niet. Het wachten is daarmee op minuut 31, als Messi, op een mooie hakbal van Jordi Alba, toch de 2-0 binnen schiet. Suárez maakt er in minuut 40 met een mooie doorloopbal 3-0 van en wij van het terras weten: het is eigenlijk nu al einde match.
In de rust is deze keer weinig reclame, zelfs wat algemeen nieuws, omdat de wedstrijd door TVE wordt uitgezonden. Daarna is in de tweede helft eerst Iniesta aan de beurt met nummertje 4 na een pass van Messi en tenslotte mag Coutinho na een penalty wegens hands de 5-0 intikken. Iniesta krijgt vlak voor het einde een applauswissel – en terecht! Ik zie de onderdeur als aanvoerder even later de diverse bobo’s en ook El Rey een hand geven. Vervolgens mag hij met de nieuw verworven beker, bijna net zo hoog als hijzelf, naar het veld aflopen, waar de andere spelers en staf hem al staan op te wachten. Het is tijd voor een gezamenlijk op en neer dansje, maar dan sta ik op om balkonwaarts te keren.

Op zondagmiddag maak ik na mijn warme middageten (zondag, wat wil je!) een begin in een nieuw boek, maar na enkele tientallen bladzijden denk ik dat ik het al eerder gelezen heb. Ik lees nog een hoofdstuk of zo door, maar dan is het zeker. Het zal een aantal jaren terug zijn, maar toch. Dus begin ik dapper aan een ander.

De zondagavonden laat zijn ook in Las Palmas vooral geschikt om naar Arjan Lubach te kijken, desnoods naar iets met voetballen. Ik vang de luwte op door weer eens een DVD-film op te zetten (met drank en nootjes erbij). Deze keer is “12 monkeys” (“doce monos” in het Spaans) aan de beurt, van Terry Gilliam. Hij is uit 2003 met in de hoofdrollen Bruce Willis, Madeleine Stowe en Brad Pitt. De film krijgt in het Spaans als motto mee: “El futuro es historia”, de toekomst is geschiedenis. Daar word ik niet echt wijzer van. Laat ik liever maar gewoon gaan kijken.
Er zijn in 2035 nog maar weinig mensen over en die zitten ook nog eens elders, niet meer op de aarde. Dat komt, omdat in 1997 een onbekend virus de wereldbevolking voor 99% heeft uitgeroeid. James (Jim) Cole, gespeeld door Bruce Willis, wordt terug in de tijd gestuurd, eerst foutief naar 1990, ook nog even naar 1917, maar uiteindelijk is hij dan toch waar hij zijn moet: in het najaar van 1996. In Philadelphia gaat hij besmette insecten vangen, waartegen dan – als hij weer terug is – een vaccin kan worden gemaakt, dat de ramp van 1997 ongedaan kan maken. Op zijn speurtocht naar de juiste beestjes wordt hij geholpen door psychiater Kathryn Railly ( Madeleine Stowe), terwijl ook de knotsgekke Jeffrey Goines (Brad Pitt), zoon van een bekende viroloog, een duit in het zakje doet. Jeffrey leidt een groep mensen tegen dierenleed, het leger van de 12 apen, en blijkt met het dodelijke virus niks van doen te hebben, blijkt gaandeweg. De boosdoener is een roodharige man die het over de wereld gaat verspreiden.
Ik vind “12 monkeys” best een aardige film, maar overhouden doet hij niet. Er wordt best adequaat geacteerd, maar vooral de verhaallijn is niet helemaal waar ik enthousiast van wordt. Als Laura op 2 mei weer komt poetsen, mag ze de DVD wat mij betreft meenemen (en ook diverse andere films die ik niet nog eens hoef te zien).

En dan is het al weer maandag en mag ik voor de 26ste keer de brui eraan geven. Vanmiddag ga ik deze brief aan jullie weer versturen op de universiteit en daarna ga ik een potje bakkeleien met Aleida, Jorge en de andere student, die ik pas maar een keer gezien heb. Als het aan mij ligt, gaan we het dan in ieder geval ook over het nut van yoga bij astmatische bronchitis hebben. Jullie zijn als mijn publiek weer a.s. vrijdag 27 april aan de beurt, als El Rey De Holanda 51 wordt.
In de tussentijd verlang ik wel dat jullie je zomerse kleren weer opbergen. Ik weet het: de afgelopen dagen was het in Nederland warmer dan hier en vanmorgen regent het hier zelfs een beetje. Dat moet en gaat veranderen, laat daar geen misverstand over zijn. Op het Onze Lieve Vrouweplein en in het Beatrixpark hoort het minstens tien graden kouder te zijn dan op Las Canteras. Verder wens ik het kort te houden: “haw pin!” Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Om redenen die ik maar gedeeltelijk kan begrijpen, heb ik niet erg veel op met schrijver John Grisham. Komt het, omdat ik enkele verfilmingen van zijn boeken niet helemaal je dat heb gevonden? Wil ik me en beetje afzetten tegen mensen die deze Amerikaanse schrijver boven aan hun verlanglijst hebben staan? En toch, als ik de afgelopen week een boek van hem op mijn e-reader zie staan, “Sycamore Row” uit 2013, in Nederlandse vertaling “De Erfgenaam”, kan ik het niet laten om eraan te beginnen. Het verhaal speelt in 1988-1989 in een plaatsje van niks, Clanton in Ford County, in de staat Mississippi. De dichtst bijzijnde grote steden zijn Tupelo en Memphis.
Het plaatsje zit vol met advocaten, maar veel te verdienen valt er voor hen niet. Dan hangt de doodzieke (longkanker) Seth Hubbard, geschat vermogen 24 miljoen dollar, zich op. Advocaat Jake Brigance die eerder een zwarte vrij heeft gekregen in de nog steeds door blanken gedomineerde staat, krijgt postuum een brief van hem met een handgeschreven vers testament. Daarmee onterft Seth Hubbard zijn twee kinderen (plus kleinkinderen) en laat bijna al zijn geld na aan zijn huishoudster Lettie Lang. De twee kinderen: Herschel en Ramona (en haar man Ian), zijn furieus over de testamentwijziging en nemen dus een vracht advocaten in de arm om het nieuwe testament aan te vechten.
Jack Brigance krijgt bij het daarop volgende proces steun van administrateur Quince Lundy, politieman Ozzie Walls, collega-advocaat Harry Rex Vonner, zatlap en ex-advocaat Lucien Wilbanks en dochter Portia van Lettie Lang. Bij de tegenpartij – oorspronkelijk een hele horde advocaten – trekt advocaat Wane Lanier uiteindelijk de zaak naar zich toe. Rechter Reuben Atlee is niet te beroerd om zich geregeld eveneens met de procesgang te bemoeien. Hoe verloopt het proces, voor een twaalfkoppige jury? Wane Lanier en zijn mensen (vooral Myron Pankey) blijken een paar akelige troeven in de hand te hebben om Jake Brigand en Lettie Lang te vloeren. Dan komt Lucien Wilbanks op de proppen met een getuigenis van Seth’s jongere broer Ancil. Die noemt zich sinds ruim vijftig jaar Lonny Clark en weet de zaak weer compleet de andere kant op te trekken door een voorval in 1930, bijna zestig jaar eerder, toen Ancil en ook Seth nog kinderen waren. Is het laatste woord aan rechter Reuben Atlee, als die een schikking voorstelt?
Ik heb echt genoten van John Grisham’s boek “De Erfgenaam”; het is niet anders. Ik ben bekend met prima rechtbankverhalen van andere thrillerschrijvers zoals John Turow en Michael Connelly, maar het gedoe rond dit erfrechtproces vind ik zonder meer prachtig. Wat is het een spannend verhaal en dat laat ik een aantal zijlijnen, hoe interessant ook, nog maar even voor wat ze zijn. Mijn hoge recensiecijfer krijgt alleen op het einde een mini-deukje, als de gebeurtenis van heel lang geleden mij als ietsje te definitief wordt gepresenteerd. John Grisham’s “De Erfgenaam” gaat terug in de bijzondere thrillerkast met een 8½ als recensiecijfer. Van nu af aan ga ik ook andere boeken van hem lezen. Ik vrees dat ik er een favoriete schrijver bij heb.

Gaan we naar nummertje 2. Dat is een boek dat veel minder dik is,niet meer dan zo’n 200 bladzijden, als ik de foto’s snel bekijk en de uitgebreide verantwoording weglaat. Van Annejet van der Zijl heb ik eerder al biografieën gelezen, o.a. over prins Bernhard en Annie Schmidt. Waarom ze ook “De Amerikaanse Prinses” heeft gedaan, was mij een beetje een raadsel. De achtergrond blijkt te zijn dat ze bij haar onderzoek naar het leven van de jonge Bernhard (met een promotie in 2009) vanzelf op Allene Tew stuit en dan denkt: aan die geslaagde dame ga ik ook een boek wijden. Dat vraagt dan vanzelf om een recensie. Het boek is uitgekomen in 2015 en speelt op allerlei plekken, vooral Jamestown bij Newport, Pittsburgh en New York in de V.S. en Parijs en de Rivièra in Frankrijk.
Hoe maak je een resumé van een biografie zonder dat je de sjeu ervan prijs wilt geven? Laat ik het lange leven van Allene Tew, van 1872 tot 1955, doorlopen aan de hand van haar huwelijken. Het enigszins losgeslagen meisje begint haar leven in een arm gezin in een plaatsje van niets, Jamestown. Daar loopt ze rijkaard Tod Hostetter tegen het lijf, waarna ze met hem naar New York verhuist. Ze trouwen in 1890, Allene’s leven – plotseling in rijkdom – kan niet op. Dan blijkt de man met zijn zeilboot en jachtclub ook een eeuwige gokker te zijn, die daar uiteraard aan onderdoor gaat. Allene en Tod krijgen drie kinderen, van wie er ééntje direct dood gaat. In 1901 scheiden ze en het jaar erop gaat Tod dood, op 32-jarige leeftijd.
Allene’s tweede man heet Morton Nicols en hij is nog veel welvarender dan Tod. Ze trouwt met hem in 1904 en maakt dan met hem een wereldreis van een jaar. Ook het nieuwe huwelijk houdt maar beperkte tijd stand, tot 1909. Dan komt echtgenoot 3 in beeld, Anson Burchard. Eigenlijk is deze ingenieur van General Electric de eerste met wie Allene echt een duurzame relatie heeft. Helaas overlijden in die tijd wel allebei haar kinderen: Teddy als piloot in “de grote oorlog” en Greta aan de Spaanse griep. Haar jaren met Ansom zijn niettemin best gelukkig, tot hij plotseling de geest geeft in 1927, op 62-jarige leeftijd.
Allene is het schoolvoorbeeld van nooit de moed laten zakken, je steeds opnieuw aanpassen aan een verandering (voor details: zie Charles Darwin). Ze verhuist na de dood van Ansom Burchard naar Europa, waar ze in 1929 de vrouw wordt van Zuid-Duitser Henry Reuss. Vanaf nu mag ze zich prinses noemen, vanwege diens adellijke titel. Reuss heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk; eentje, Marlisa, heeft een bloedhekel aan Allene, maar de andere, Heiner, en Allene mogen elkaar wel. Als Henry Reuss doodgaat, is in 1936 Paul Kotsebue aan de beurt, nummertje 5. In diens omgeving komt ze – op bladzijde 175 voor het eerst – ook Bernhard zur Lippe Biesterfeld (Bernilo) tegen, als die zich aandient in Allene’s luxe woning in Parijs. Vanaf die tijd zijn de Oranjes voor de tweede keer in beeld (eerder ook al, als Henry Reuss aanspraak op de Nederlandse troon wil maken, als het lijkt dat Wilhelmina geen kind kan krijgen).
Op 68-jarige leeftijd neemt Allene het huis over van “Mrs. Astor” in Newport (die haar eerder niet mocht) en later, als ze al bijna 80 is, koopt ze ook een huis in Cap-d’Ail aan de Rivièra. Ze overlijdt aan maagkanker in 1955, waarna – het lijkt wel een boek van John Grisham, zie boven – acht jaar touw getrokken wordt over de aanzienlijke erfenis. Met succes blijkt Allene drie jaar vóór haar dood de neven, nichten en dergelijke van de Tews onterfd te hebben ten gunste van echtgenoot Paul Kotzebue (Rus), stiefzoon Heiner Reuss (Duitser) en Kitty, de ex-vriendin van Teddy.
Geloof het of niet, maar ik heb “De Amerikaanse Prinses” van Annejet van der Zijl in twee dagen uitgelezen en met het nodige plezier. Of ik sindsdien een verhoogde interesse heb in het leven van financieel geslaagde mensen, betwijfel ik zeer, maar vooral leuk heb ik het boek best gevonden. Het heeft een goede beschrijving van één mens in een lange geschiedenis: in een kustplaatsje, WOI. de roaring twenties, de beurskrach, de crisisjaren en antisemitisme, WOII, het nieuwe elan. Ik heb er als recensiecijfer zo maar een 8 voor over.

Ik heb er nog een voor deze, mij zo dierbare rubriek. Als je een hele week min of meer op jezelf bent aangewezen, wat let je dan om na boek 2, zeker als dat niet erg dik is, stante pede aan een nieuw te beginnen. Dus is hier ook nog mijn bespreking van “De Schim” (in het Noors: Gjenferd) van de Noorse thrillerschrijver Jo Nesbø. Ik ben deze winter echt aan een inhaalrace met hem bezig, lijkt het wel. De Schim – ik heb het als echt boek gelezen – is van 2011 en speelt uiteraard in Oslo. Terzijde verwijst “De schim” denk ik vooral naar een uitspraak op blz. 144: “De gevangenis is erger dan de dood. De dood is gemakkelijk, die maakt je ziel vrij. Maar de gevangenis eet je ziel op tot er geen mens meer in je zit. Tot je een schim bent geworden”.
Harry Hole, net terug ook het Verre Oosten, wordt geconfronteerd met de dood van Gusto Hanssen, een jongen die verslaafd is aan een variant van heroïne, genaamd violine. Datzelfde geldt voor zijn vriendje Oleg, de 18-jarige zoon van Harry Hole’s voormalige vriendin Rakel, en Gusto’s stiefzusje Irene. Komt de violine van elders of gewoon uit Oslo, uit het Radiumhospitaal? In ieder geval wordt de motorclub van Los Lobos die gewone erg versneden heroïne aan de man en vrouw brengt, erdoor buitenspel gezet ten gunstige van een Russisch gezelschap van ene “Dubai”, zijn twee kozakken en anderen. Harry Hole krijgt bij zijn naspeuring hulp van Rakel’s nieuwe vriend Hans Christian Simonsen en verder o.a. Martine Eckhoff van het Leger des Heils. In de semipolitiek, waarvan het boek doortrokken is, treffen we wederom Mikael Bellman aan, nu hoofd van Georganiseerde Criminaliteit, diens rare vriend Truls Berntsen en gemeente secretaris Isabelle Skøpen. De dame lust er wel pap van, en dan heb ik het niet alleen over paarden, maar nog meer over seks. Komt Harry Hole te weten hoe de vork in de steel zit?
Als het over sfeertekening gaat, is Jo Nesbø mijn man. Hij weet voor de zoveelste keer een akelig spannend verhaal neer te zetten, dat ik prima leesvoer heb gevonden. Maar tegelijkertijd vind ik ook dit epos (539 blz.) net als andere van hem ietsje aan de lange kant en ben ik ook weer blij, als ik er helemaal doorheen ben. Als recensiecijfer krijgt “De Schim” van mij een 7½, in orde, maar net niet je dat. Ik heb er nog meer van Jo Nesbø liggen die t.z.t. ook voor een beurt in aanmerking komen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten