maandag 9 april 2018

Weblogbrief 13.24, 9 april 2018

Weblogbrief 13.24, 9 april 2018

Querid@s amig@s y familia, er is weer een hele week Las Palmas voorbij en jullie zullen ongetwijfeld uitzien naar mijn belevenissen van de beloken paasweek. Niet? Dan heb ik pech gehad, maar doe net of ik het niet gehoord heb en begin gewoon aan mijn terugblik. Niet geschoten is altijd mis, dus wie weet, keert het tij nog.

Afgelopen maandagmiddag kijk ik op de universiteit enthousiast uit naar Jorge, maar die komt pas om 5 uur aanzetten. De vierdejaars studente, Aleida, die eerder al aan ons bekend heeft in yoga geïnteresseerd te zijn, er zelf ook aan te doen, heeft aan Jorge eerder drie recente artikelen gestuurd. Mijn Canarische collega moet ze helaas nog even gaan kopiëren, voordat ik me erin kan verdiepen. Als ik vervolgens het eerste artikel uiterst vluchtig doorkijk, zie ik direct al een referentie die verwijst naar weer een ander effectiviteitsonderzoek over yoga. Jorge vertrekt weer, nu om dat stuk op te gaan zoeken en te kopiëren. Ik heb nauwelijks of geen tijd om de drie artikelen door te nemen, maar zie wel in het vierde artikel allerlei verwijzingen naar eerder onderzoek staan, ook naar enkele vrij recente reviews.
Dan staat Aleida voor de deur. Ze toont de gedrevenheid die bij zo iemand past en maakt op mij bovendien een charmante indruk. Ik zou haar best onder mijn hoede kunnen nemen, als ik nog voltijds werkte en zij de jonge onderzoeker zou willen zijn. (Dus vind ik het jammer dat ze naar eigen zeggen nu al min of meer voor neurologie als specialisatie heeft gekozen, met autisme als hoofdonderwerp. Het vak blijkt hier dichter tegen de psychiatrie aan te zitten dan in Nederland.) De tweede student van Jorge, die bij de eerdere bijeenkomst niet erg aanspreekbaar was, is deze keer verhinderd vanwege een probleem met zijn gebit, vertelt Aleida ons; hij is naar een tandarts. Wordt het nog wat met die student, vraag ik mij serieus af?
Jorge en ik leggen Aleida uit dat we nog niet uitgelezen zijn, maar best al met haar over het onderwerp willen praten. Het wordt vervolgens een geanimeerde discussie. Ik vraag haar om een eenvoudig stukje over wat eigenlijk onder yoga verstaan wordt en wat er in yogakringen zo al gedaan wordt. Daar gaat ze achteraan en ze zal me snel iets opsturen. Ook zal ze in Pubmed en bij de referenties naar andere RCT’s over de effectiviteit van yoga gaan zoeken en potentieel interessante andere artikelen downloaden.
Een echte agenda van onze bijeenkomst hebben we niet; die moet er de volgende keer wel zijn, vind ik. Het onderwerp blijft vooralsnog een beetje in de lucht hangen. Over twee weken komen we opnieuw bij elkaar. Met Jorge alleen zal ik tussendoor, over een week, nog een nieuw gesprek over het onderwerp hebben. Dan wil hij het met me hebben over hoe je een eventueel nieuw onderzoek het beste kunt opzetten. De vier artikelen in ons bezit hebben we dan intussen bestudeerd.

Om 7 uur maandagavond nemen we alle drie dezelfde bus 12 terug naar de bewoonde wereld, ieder op weg naar zijn eigen huis en haard. Ik laat me afzetten bij het bibliotheekje bij het Castillo de la Luz. Daar lees ik in El Mundo dat de Nederlandse Quick Step-wielrenner Niki Terpstra de dag ervoor de klassieker der klassiekers in België heeft gewonnen: de ronde van Vlaanderen. Waarvan akte en niet zo’n beetje ook! Iets anders van belang voor jullie uit de Spaanse kranten schiet me niet te binnen. Ik lees vooral meer van hetzelfde.
De boulevard is weer minder druk dan in het afgelopen weekend en opschriften op T-shirts van enige importantie, ik zie ze niet, al helemaal niet in het Spaans. Vooruit, eentje! Een veertiger van vrouwelijke kunne loopt langs met “Don’t follow me. I’m lost too”, loop niet achter mij aan, ik weet de weg ook niet meer.

Thuis gekomen zie ik op maandagavond laat twee zwervers beneden bij mij op de bank gaan zitten. Eentje – voor insiders: de man uit Canada – probeert verwoed om de ander, die erbij is gaan liggen, ik denk compleet doorgezopen, weer rechtop te krijgen. Als hem dat van geen kant lukt, blijft hij er als een goede vriend wel naast zitten. Zou er nog politie voorbij komen om het duo van hun plek te verjagen?
Dinsdagmorgen, als ik om half 9 het balkon opzoek, zijn de twee uiteraard weg, ik neem aan naar elders verkast, maar nu kijk ik aan tegen twee vrouwelijke exemplaren op dezelfde bank: een verlopen, maar ondanks alles patente dame, bepakt en bezakt met allerlei tassen en ernaast een dikker en mondiger type in het egaal zwart. De laatste gaat uitnodigend de conversatie aan met langs lopende mensen. Niet veel later krijgen ze allebei een beker koffie aangereikt, die iemand voor ze bij Carlos heeft gescoord.
In een autovrije straat wonen, het heeft zo zijn voors en zijn tegens.

Laat ik voor de variatie maar weer eens een plaatje opzetten. Ik blijk een hele collectie te hebben van zangeres Elis Regina, een stuk of dertig platen. Hoe kom ik daar nu weer aan? Laat ik voor het album kiezen, waarop ze samen speelt met “onze” Toots Thielemans: “Aquarela do Brasil” uit 1969. Zoals dat vroeger ging, staan er twaalf nummers op (aan iedere kant van de LP zes). Terzijde, de hoes met een foto van het dan nog jonge duo heb ik niks aan te merken. Daar gaan we:
01.Wave
02.Aquarela do Brasil
03.Visão
04.Corrida de Jangada
05.Wilsamba
06.Vocé
07.Barquinho
08.O sonho
09.Five for Elis
10.Canto de Ossanha
11.Honeysuckle rose
12.Volta
Ik ga het toegeven: ik ben niet echt een fan van Braziliaanse jazz. Ik heb deze plaat een paar keer afgedraaid, maar ze doet me weinig. Elis Regina vind ik nog het beste tot haar recht komen op het titelnummer “Aquarela do Brasil” en op “Canto de Ossanha”, terwijl flierefluiter Toots Thielemans zijn mondharmonica nog het duidelijkste laat spreken op “Visão”. Misschien ligt het aan mij. In de tijd dat jazz heel populair was, was ik nog niet echt in de jaren des onderscheids.

Overdag ben ik hier steevast in de weer met van alles en nog wat. ´s Avonds verveel ik me evenmin, maar denk in alle oprechtheid wel eens: was er nou maar een mooie film op de buis. Dat los ik af en toe op door er eentje als DVD op mijn computer af te spelen.
En dan hebben we hier eersteklas voetbal, en soms kijk ik (op een terras), als het om topwedstrijden in de “primera división” gaat. Ik hoor de trainer van Atletico Madrid, Simeone, een paar weken terug nog zeggen na de 1-0 nederlaag van zijn club tegen Barcelona: als wij Messi hadden gehad, hadden wij gewonnen. Zo iets blijft je een hele tijd bij.
Drie Spaanse clubs: Barcelona, Real Madrid en Sevilla zitten intussen bij de laatste acht in de strijd om het clubkampioenschap van Europa. Dus: waarom zou ik niet op zijn tijd naar een Champions League voetbalwedstrijd gaan kijken? Met de nodige andere voetbalgekken zit ik op dinsdagavond bij El Palikeo bij Juventus-Real Madrid. De club uit Turijn (waar ik volgens Tonnie van Kalken nog eens op vakantie heen moet) is in zijn overbekende verticaal gestreepte zwart-witte shirts van de partij, terwijl Real Madrid het moet doen met een nagenoeg egaal blauwe outfit. Mijn verslag van die wedstrijd kan deze keer nogal kort zijn. Na nog geen drie minuten puntert Cristiano Ronaldo een bal vanaf ongeveer de penaltystip onhoudbaar in de uiterste hoek, voor Juventus-keeper Gianlugi Buffon links. Verder gebeurt er tot aan de rust niet veel. In de tien minuten reclame gaan maar liefst 15 van de 30 dure reclames van 20 seconden over auto’s. Dan komt in minuut 63 het tweede wapenfeit van de avond, alweer van Cristiano Ronaldo. De sterspeler van de club maakt de 0-2 met een fenomenale omhaal, die jullie ongetwijfeld zelfs op de Nederlandse televisie te zien hebben gekregen. Wat een klasbak! Als vlak daarop Juventus-spits Paolo Dybala rood aan zijn broek krijgt voor een al te forse overtreding en Marcelo in minuut 71 uit een combinatie de 0-3 voor Real mag aantekenen, is de race compleet gelopen. Ik kies hier voor een variant van wat trainer Simeone van Atletico Madrid eerder zei: met Ronaldo in vorm in de gelederen kan de overwinning je haast niet ontgaan. Hij staat deze winter in de Champions League al op veertien goals in negen wedstrijden. De terugwedstrijd in het Bernabeu-stadion in Madrid hoef ik niet echt meer te zien.
Op dezelfde dinsdagavond verliest Sevilla thuis van Bayern München met 1-2 en volgens mij is daarmee het lot van die ploeg ook al definitief bezegeld. Ik zie in de return volgende week in München geen revival van Sevilla meer komen.

Op woensdagmorgen zou Lluis volgens afspraak om 9 uur komen, hopelijk met een nieuw gordijn, maar dat wordt 10 voor 10 en zonder gordijn. Het gaat volgens hem nog wel een maand duren, voordat ik op een vers exemplaar bij het balkon getrakteerd ga worden. In afwachting van die definitieve oplossing heeft Lluis wel een “grapadora”, nietmachine bij zich. Het bestaande gordijn wordt door hem van de rails gehaald en dan begint mijn huisbaas de band met de haakjes op mijn bed beetje voor beetje opnieuw aan het gordijn vast te nieten. Als dat voor elkaar is, gaat hij op een stoel gaatje voor gaatje het zaakje weer aan de rails bevestigen. Het duurt even, maar alles bij elkaar genomen is de klus toch in minder dan een half uurtje geklaard. Ik krijg een ferme hand van Lluis en dan is hij weer foetsie. Eigenlijk ben ik best tevreden met deze oplossing van het probleem.

Intussen, vanaf 10 uur, staat ook mijn “limpiadora” Laura mijn woning te verschonen. In de keuken kilt ze zonder pardon een middelgrote “cucaracha”, kakkerlak, die achter de ijskast verstopt zit. Dan gaat ze ook nog eens met insecticide aan de slag, als ik die voor haar uit de kast onder het keuken tover. Ik heb een maand terug ook wel eens iets doodgemept dat op een kakkerlak leek. Zo gaat dat, als je ter hoogte van de Sahara woont. Aan de andere kant zie ik me een sneeuwruimer in Las Palmas nog niet zo snel aanschaffen (of het zou voor een “karnevalspekske” moeten zijn).
Bij het ligbad, waarin ik me iedere morgen douche, blijkt de kit aan de rand bij de muur los te zitten. Laura haalt hem eraf en vraagt me om nieuwe te halen die zij dan de volgende keer zal aanbrengen: “silicona para juntas del baño”. Dat moet zelfs voor mij, het tegenovergestelde van een doe-het-zelver, te doen zijn. Bij het weggaan vertelt Laura me ook dat ze met vrienden naar Joaquín Sabina gaat op 2 mei. Ze heeft het stukje erover gezien, dat ik op het prikbord heb hangen. Is het niet ook iets voor mij om er heen te gaan? Ik vertel haar dat ik alle studio-CD’s van hem heb behalve de laatste (“Yo Niego Todo”). Zal ik mezelf alsnog op een kaartje voor de Arena trakteren bij El Corte Inglés?

‘s Avonds staat natuurlijk Barcelona tegen AS Roma op de rol, op de “road to Kyiv”; de finale van de Champions League gaat dit voetbalseizoen in Kiev gespeeld worden. Scheidsrechter bij de wedstrijd is de Nederlander Danny Makkelie, die – dat moet ik hem nageven – de voetballers aardig in de hand weet te houden. Tegenwoordig bestaat zo’n scheidsgroep uit vijf mensen: de scheidsrechter met een fluitje, twee grensrechters met een vlaggetje en eentje bij de dugouts voor o.a. de reserves. Waar is de vijfde goed voor? Ik heb geen idee waarvoor die dient. Moet hij de bal oppompen en uitrekenen hoeveel extra minuten erbij komen op het eind?
Om maar met de deur in huis te vallen, ik vind Barcelona-AS Roma geen geweldige wedstrijd, eigenlijk nogal saai. In de eerste helft noteer ik een diagonaal schot van Rakitic tegen de paal in minuut 17 en twintig minuten later de bal in eigen doel van De Rossi, vlak voordat Messi erbij kan: 1-0. In de rust hoor en zie ik dat Liverpool al met 3-0 voorstaat tegen Manchester City; dat is een verrassing voor me. Gaan we naar de tweede helft in Camp Nou. In minuut 55 schiet Manolas vlak voor de voeten van Umtiti de 2-0 voor Barcelona in eigen doel en in minuut 58 maakt Piqué er tot zijn eigen verrassing 3-0 van. Daarna heeft Barcelona er helemaal geen zin meer in, wat zelfs leidt tot een tegendoelpunt door een inzet van Dzeko: 3-1. Gelukkig maakt Suárez er een paar minuten voor tijd met een schuiver nog weer 4-1 van.
Mijn analyse: Barcelona heeft wel royaal gewonnen, maar heeft zich bepaald nog niet de potentiële kampioen van de Champions League getoond. Meestal maakt Lionel Messi bij Barcelona het echte verschil, maar deze keer heeft hij zijn dag niet. Hij komt niet verder dan zich steeds de bal te laten afpakken tussen – dat weer wel – een aantal tegenstanders. Ook zijn spaarzame schoten op doel stellen deze woensdagavond weinig voor. Dat kan en moet beter, anders verklaar ik toch weer Cristiano Ronaldo – zie mijn verslag van gisteren - tot Europees voetballer van het jaar.
Bij de andere wedstrijd: Liverpool – Manchester City blijft het 3-0, begrijp ik van mijn buurman op het terras. Met een beetje goede wil kan ik jullie de vier halve finalisten nu al voorzetten: Real Madrid, Bayern München, Liverpool en Barcelona. Voor de zekerheid moeten we de terugwedstijden van de kwartfinales volgende week wel nog even uitzingen.

Op de vroege woensdagavond vlak voor feliciteer ik Susanne en Arno met hun 41ste verjaardag. Ze mailen mij allebei terug dat ik de eerste ben met de felicitatie. Dat komt, omdat hun gemeenschappelijke verjaardag pas een dag later is. Dat krijg je ervan, als je al te zeer op jezelf bent aangewezen in een ver oord.

Ik begin de donderdag met een plaat van Little Richard (Penniman) op te zetten. Ik heb van alles van de pianist, zanger, ook echt grof geschut als Tutti Frutti en Lucille, maar vandaag duik ik daaronder en kies voor iets onbekender materiaal: zijn CD “Boogie with Richard” die in 2001 is uitgekomen. Hier zijn de negentien nummers:
01.All around the world
02.Bama lama mama loo
03.By the light of the silvery moon
04.Can’t believe you wanna leave
05.Freedom blues
06.Groovy little Suzie
07.Heeby Jeebees
08.Hey hey hey hey
09.Kansas city
10.Little Richard boogie
11.Midnight special
12.Money honey
13.Ready Teddy
14.Shake a hand
15.She’s got it
16.Short fat Fanny
17.Slippin and slidin
18.Taxi blues
19.The hokey pokey
Little (Hoo) Richard (Aw) laat mij weer eens zien hoe rock and roll gespeeld hoort te worden. Op deze plaat krijgt bovendien een mij onbekende saxofonist een eervolle vermelding (net als eerder bij Fats Domino). Nummers zoals “Money honey”, “Ready Teddy”, She’s got it” en “Slippin and slidin” kennen jullie hopelijk nog van heel lang geleden. Echter, wat vinden jullie van bijv. “Bama lama bama loo”, “Can’t believe you wanna leave”, “Hey hey hey hey” en “Shake a hand”? Of ik het nummer al van Little Richard ken, ben ik kwijt – ik heb het ook van Al Jolson, Doris Day en Jackie Wilson – maar mijn hart gaat op deze CD helemaal open bij “By the light of the silvery moon”.

De vier seizoenen, jaargetijden heten in het Nederlands: voorjaar, zomer, najaar en winter. Daarbij hebben we voor het voorjaar en najaar nog andere woorden: lente en herfst. In het Spaans heten “las cuatro estaciones” respectievelijk “primavera”, “verano”, “otoño” en “invierno” en volgens mijn Nederlands-Spaans woordenboek - best uitgebreid - zijn er geen synoniemen, ook niet voor het voor- en najaar. Het is niet anders.
Bovenstaande is slechts als inleiding bedoeld om jullie weer eens met een raadseltje op te zadelen: welke Spaanse woorden rijmen op “primavera”? Laat ik het niet te ingewikkeld maken en jullie alleen vragen naar Spaanse woorden van maar twee lettergrepen. Ik kom zelf uit mijn blote hoofd tot een drietal, maar mijn woordenboek geeft nog drie andere. Laat ik die andere eerst noemen. “Cuera” staat voor (dieren)huid, vel, vooral in het verre Amerika. Een “sera” is een korf, maar meestal zeg je in plaats daarvan “cesta”. En “vera” staat voor rand, oever, hoewel “lado” meer gangbaar is. “A la vera del camino” is aan de kant van de weg.
Dan mag ik nu door naar de gewone woorden. Hebben jullie ze ook alle drie gevonden? Allereerst noem ik “cera”, was in het Nederlands, zoals in “cera de abeja”, bijenwas en “cera para suelos”, boenwas. “Era”, dat staat voor tijdperk, zoals in “era atómica”of “era nuclear”, atoomtijdperk en “era glacial”, ijstijd. Daarnaast staat “era” voor jaartelling, zoals in de “era de Cristo”, de christelijke jaartelling. Blijft over het Spaanse “pera”, peer, een van de vruchten die ik wel te eten vind, zowel de sappige als de harde variant. Zal ik jullie eens enkele uitdrukkingen met “pera” geven? “No ser una pera en dulce” betekent dat is geen kattenpis en “partir peras” is met ruzie uit elkaar gaan. Het woord “pera” heeft daarnaast nog diverse andere minder gangbare betekenissen, waarvan ik hier sik noem.
Aan de Hollandse kant is een geschikte peer een “tio que vale” en een peertje een “bombilla”. Tenslotte, kut met peren voor wie dat graag wil weten, vertaalt mijn onvolprezen woordenboek met “¡qué coñazo!”.

Op de vrijdagmorgen stap ik weer eens richting de Mercado Central om nieuwe koffie te kopen bij “mijn mannetje”. Eersteklas koffie uit Kenia en Columbia, waar krijg je die nog voor 1.90 euro per kwart kilo? Ik koop in totaal zes pakken, vers gemalen, en maak vervolgens een rondje langs andere kramen op de overdekte markt, al was het maar om de sfeer weer eens te proeven. De kraam waar ik nog wel eens “ensaladilla rusa” insla, Russisch ei, is helaas door zijn voorraadje heen. Dat spul zal ik dus deze keer elders moeten kopen, bijv. bij mijn kippenboer op de Alfredo Jones.
Zo waar kom ik bij de uitgang ook nog een schoonheid tegen met een aardig opschrift op haar T-shirt. Mijn spreuk van de dag wordt daarmee: “Baby, it’s cold outside”. En dat, terwijl het toch echt al 23 graden in de schaduw is. Zou het overdrachtelijk bedoeld zijn?

‘s Avonds, als ik van mijn bibliotheekje aan de boulevard over de Guanarteme naar Plaza Farray loop voor een stukje “levende” muziek, zie ik vlakbij het pleintje voor de zoveelste keer een advertentie van Bandido, het keurmerk van Tropical, tegenwoordig met een scheutje rum. De kop van de annonce is: “bejo & locoplaya”. Uit dat “locoplaya” kan ik met enige moeite nog wel wijs worden, gekke strand, maar waar staat dat “bejo” voor? Dat zoeken we op, roep ik tegen mezelf. In mijn woordenboek is “bejin” een stuifzwam en “bejuco” een liaan, maar daartussen in vang ik bot, zelfs ook in mijn “diccionario de argot español” en “diccionario español-canario básico”. Hoe het ook zij: op zaterdag 21 april aanstaande gaat “het” gebeuren, met disc jockeys en allerlei ander gedoe (op de dag dat ‘s avonds Barcelona tegen Sevilla de bekerfinale speelt). Voor verdere details word ik verwezen naar de site www.bandidosecretparty.com. Het is toch geen verlate 1 aprilgrap? Ik zal a.s. maandag op de universiteit eens een kijkje nemen.

Een “moro” is het Spaanse woord voor Noord-Afrikaan, hier vooral Marokkaan. Het heeft bij mijn weten niks denigrerends. Bekend is hier ook het gerecht “moros y cristianos”, volgens mijn woordenboek iets met rijst en zwarte bonen. Toch is mijn “moro”-verhaaltje deze keer niet meer dan een aanloop. Ik wil graag weer eens het woord “morro”onder jullie aandacht brengen, met twee erren. Dat is Spaans voor snuit, bek. “¡Cierra los morros!” is hou je bakkes, zo iets als het Franse “ferme ta gueule”. En “estar de morros” is mokken, ruzie maken.
En zo kom ik vanzelf bij kopvlees. Kopvlees is het vlees van de kop van een varken, in het Spaans heet dat ook “morro”. Terzijde, hoofdkaas (Spaans: “queso de cabeza”) is iets heel anders. In het verleden kocht ik mijn “morro” graag en vaak bij de Carrefour hier: heerlijk. Deze winter echter is het ineens niet meer in de speciale schap te bespeuren. Volgens het personeel is het uit de collectie gehaald. Dan is goede raad duur, heel duur.
Onlangs ben ik op de voedselafdeling van El Corte Inglés en ineens denk ik: hier hebben ze zo veel aparts liggen, wie weet dan ook wel “morro”, de originele varkenskop (niet het slappe aftreksel “tête de veau” dat wij er in Maastricht van gemaakt hebben). Ik zoeken en daar ligt-ie: “morro con setas”, varkenskop met paddestoelen. Hij zit in een tomatensaus met paprika, olie, ui en knoflook. Je moet hem nog vijf minuten koken (mede ter voorkoming van gekkekoeienziekte?) en dan is het aanvallen. Mijn nieuwe ‘morro” komt van de firma Segundo Sanz uit Leganés bij Madrid.>BR> Op zaterdagmiddag maak ik een halve kilo “morro” soldaat, met erwtjes en worteltjes en barra gallega. Het is echt om je vingers bij af te likken. Als toetje heb ik toastjes met pindakaas (van g’woon) en voor de show ook nog een bakje yoghurt van niks.

Later in de middag kom ik op het idee om op mijn iTunes eens zeven aardige liedjes achter elkaar te zetten die bij de dagen van de week passen. Hier zijn ze:
01.Lazy Sunday – Small Faces
02.Monday, Monday – Mamas & Papas
03.Ruby Tuesday – Rolling Stones
04.Wednesday morning – Simon & Carfunkel
05.Jersey Thursday – Donovan
06.Friday on my mind – Easybeats
07.Saturday night at the movies – Drifters
Het is een acceptabel rijtje, al komt het uit mijn eigen koker.

Dan, op zondagmorgen, denk ik: zo’n zevental, ik zou zonder enig probleem een totaal nieuw rijtje kunnen bedenken. Zal ik dat eens doen? Vooruit, daar gaat-ie. Ik begin maar weer op zondag en loop dan de week verder af:
01.Sunday morning – Velvet Underground
02.Blue Monday – Fats Domino
03.Tuesday morning – Pogues
04.Ash Wednesday – Tom Russell & Gretchen Peters
05.Like a summer Thursday – Townes van Zandt
06.Friday’s child – Van Morrison & Them
07.The heart of Saturday night – Tom Waits
Heb ik wederom een mooie compilatie voor jullie bij elkaar gefietst of niet? De nieuwe serie laat zich net zo goed draaien als die van gisteren. Als jullie mij nou eens verrijken met opbouwend commentaar op mijn series, wil ik het later ook best eens met de maanden proberen. (En dan begin ik met “January butterfly” van Phil Everly zaliger.)

Zondagavond is niet echt mijn avond om lang buiten te verkeren. Als ik toch de boulevard af- en oploop, constateer ik een heel behoorlijk windje, zeker op het stuk voorbij La Puntilla (waar een meisje met een bijpassend muziekgroepje mij niet echt kan bekoren).
Op de terugweg naar de terrassen zie ik ter hoogte van de plaza Saúlo Toron een Canarische variant van het Palestina Comité. Heb ik in de pers de recentste ongeregeldheden van Israël ten opzichte van de Palestijnen gemist? Heeft de club van Netayaho zich weer eens misdragen? Ik zie een twintigtal mensen staan met identieke borden: “Me Duele Gaza”, Gaza doet me pijn. (De Gaza-strook is het stukje Palestina aan de zee vlakbij Egypte, waar Israel niks te zoeken heeft.) Op een groot plakkaat lees ik: “Yo condeno al estado de Israel por sus crimenes”, ik veroordeel de staat Israël voor haar misdaden. Nog een tweede: “Basta de masacrar al pueblo palestina”, stop met het afslachten van het Palestijnse volk. Als ik langs de betogers loop, houd net een jongedame een speech waarin ze afkeurend over de Israëlische politiek spreekt. Mijn zegen heeft ze!

Dan is het alweer (of eindelijk?) maandag en mag ik deze brief afsluiten en richting universiteit versjouwen. Geloof het of iet, maar ik heb er voor de zoveelste keer mijn ziel in gelegd. Mijn volgende, nummertje13.25, kunnen jullie maandag over een week tegemoet zien, op 16 april a.s.
Een advies aan jullie heb ik niet, laat staan een dringende boodschap. Houd het hoofd koel, roep ik dan maar en eet eens een broodje gezond met ham, kaas en ei, op een laagje roomboter met een paar schijfjes tomaat. Voor wie dat wil, mag het ook een half of een heel stokbrood zijn. Tot kijk of op zijn Spaans hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik heb iets met Don Winslow. De man laat mij steeds weer zien hoe een bijzondere thriller in elkaar gezet moet worden. Onlangs, nou ja, in oktober van afgelopen jaar, krijg ik de opvolger van zijn fameuze “The Cartel” onder ogen. Het heet “The Force” uit 2017. In het Nederlands op mijn e-reader wordt dat “Lek”. Het speelt in wereldstad New York, vooral Manhattan-Noord.
Hoofdpersoon is rechercheur Denny Malone. Hij runt met latino Phil Russo en de zwarte Big Monty (Bill Montague) het Harlem-deel van de Manhattan North Special Task Force, “Da Force”. Raf Torres en zijn mensen: Jorge Gallino, David Ortiz en Janice Tenelli doen het nog noordelijker deel van Manhattan. Hun baas is de zwarte Sykes die vooral hogerop wil klimmen, en daar weer boven staat Bill McGivern. Eigenlijk hoort Billy O’Neill ook bij de Task Force van Denny Malone, maar die wordt al snel doodgeschoten bij de liquidatie van drugsbaas Diego Pena. Het gevonden geld, miljoenen, plus nog eens vijftig kilo heroïne (60%, Dark Horse) steken Malone, Russo en Monty in hun eigen zak, om daarmee o.a. hun oude dag en de toekomstige studie van hun kinderen te bekostigen. (In de plaats van Billy O’Neill komt later David Levin.)
Zo gaat dat, als je van helemaal niet corrupt naar een beetje corrupt naar steeds corrupter door het leven gaat. In “The Force” blijken zij niet de enigen te zijn die bijklussen. Hetzelfde kan gezegd worden van zo ongeveer de hele politie, Interne Zaken incluis, terwijl ook de FBI ter plaatse meedoet. Ook bij de advocaten, aanklagers & rechters alsmede de diverse politici en ambtenaren zou het een foute bedoeling zijn.
In Manhattan-Noord maken diverse grote drugsbendes de stad onveilig. Een belangrijke groep zijn de zwarten onder leiding van de Cimino’s en DeVon Carter met diens helper Fat Teddy Bailey. Als bijv. Cleveland, een van de ondergeschikte drugdealers over de schreef haat, wordt niet alleen hij, maar ook zijn vrouw en kinderen uitgemoord. Bij de latino’s, met name die van de Dominicaanse republiek, is Diego Pena geëlimineerd, maar dan nemen mensen zoals Diego Pena’s neef Carlos Castillo en Lou Savino de macht over. Raf Torres, zie boven, en zijn mensen staan eerst op de loonlijst van de zwarten, maar stappen later over op de latino’s. Het clubje van Denny Malone verricht echt wonderen om de boeven in toom te houden, maar kan het meeprofiteren uiteindelijk ook niet laten. Denny wordt min of meer verplicht om verklikker te zijn voor de FBI (O’Dell, Weintraub, Paz). Daarna begint de smeerlapperij in alle geledingen steeds meer de spuigaten uit te lopen.
Don Winslow brengt een deel van zijn leven in New York door en het is niet vreemd dat hij met een boek over de corruptie in de stad aan komt zetten. Zijn “The Force” staat bol van de spanning en dan laat ik de diverse zijlijntjes (echtgenotes en vriendinnen, Michael Bennett, Gerard Berger, Oh No, Nasty Ass) nog maar buiten beschouwing. Mijn idee om zelf in Manhattan te gaan wonen stel ik na het lezen van dit boek bij. Ik verblijf liever elders, is de uitkomst van dit boek. Als recensiecijfer heb ik er intussen een welverdiende 8½ voor over.

Ik heb er nog een; wat wil je, als je een volle week tijd hebt om te lezen. Het is er in van Jo Nesbø uit 1998: “De Kakkerlak”. In het Noors is het woord bijna hetzelfde: kakerlakkene. Voor nadere inside information over het beest verwijs ik naar blz. 94 van het boek op mijn e-reader. Enne… het speelt (bijna) niet in Oslo, zoals de meeste boeken van Jo Nesbø, maar in Bangkok. Daar wieren die beesten telig, sorry: daar tieren die beesten welig, misschien nog wel weliger dan in good old Las Palmas.
“Farang” (buitenlander) Harry Hole wordt er door zijn bazen (Bjarne Møller, Dagfinn Torhus) op uitgestuurd om de moord op de ambassadeur van Noorwegen in Thailand op te lossen, ene Atle Molnes. Ter plekke is vooral de kale Liz Crumley zijn collega. Getweeën komen ze gaandeweg achter een heleboel: dat Molnes homofiel was en veel geld, maar ook gokschulden had, dat Molnes’ vrouw al lang een relatie met beursexpert Jens Brekke heeft en dochter Runa het met chauffeur Sanphet doet, dat andere mensen zoals wegenbouwer Ove Klipra pedofiel zijn, enz. Moet ik nog even doorgaan, bijv. over ander politie- of ambassadepersoneel? Laat ik hier alleen Ivar Løken met zijn gouden tand nog een vermelding geven en niet vergeten op kolos Woo te wijzen, al was het maar vanwege diens overdreven lichaamsbouw. Zoals wel vaker bij Nesbø is er heel wat geschuif en gedraai voordat ik helemaal door het verhaal heen ben.
“De Kakkerlak” is best een spannend boek dat ik met gepaste animo heb doorgenomen. De schrijver houdt me prima bij de les, maar gaandeweg begint het me wel een beetje te duizelen. Steeds weer wordt op een andere mogelijke dader van de moord gewezen en pas op het eind kom ik erachter dat … nee, dat ga ik hier niet verklappen. Jo Nesbø krijgt van mij vanwege zijn strapatzen geen 8, maar een 7½ als recensiecijfer voor “De Kakkerlak”, Er had trouwens best wat meer kakkerlak in het boek mogen zitten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten