maandag 2 april 2018

Weblogbrief 13.23, 2 april 2018

Weblogbrief 13.23, 2 april 2018

Querid@s amig@s y familia, zitten we alweer in april. Over zeven weken loop ik weer rond in Maastricht en omstreken. Hier zijn de donderdag en vrijdag minstens zo belangrijk als Paaszondag en is het op Tweede Paasdag “business as usual”. Straks komen de twee studenten van Jorge met belangstelling voor klinische epidemiologie weer aan de deur kloppen of ik wil meediscussiëren.

Ik ben een fan van Harry’s website, met name zijn stukken over popmuziek en zijn clips. Een van de clips van afgelopen week betreft een “Tiny desk concert” van John Prine. Die heb ik hier al eens aan jullie voorgesteld met o.a. zijn “Hello in there” (dat ik heel mooi vind van Bette Midler). Een “tiny desk concert” in de huiselijke sfeer duurt een kwartier of zo en allerlei bekende en minder bekende mensen hebben er al eens aan meegedaan. John Prine is van mijn leeftijd en de kachel aanmaken kan hij nog steeds. Ik krijg in zijn kwartier vier nummers van hem (en zijn begeleiders) voorgeschoteld die ik zonder uitzondering kan appreciëren: “Caravan of boo’s”, “Come on home”, “All the best” en eentje van vroeger als uitsmijter: “Souvenirs”. Zeer zeker de moeite waard! Ik ga toch eens uitzoeken hoe het zit met de site npr.org/tinydesk. Misschien kan ik hem wel gratis downloaden; daar zeg ik geen nee tegen.

Om half 6 maandagmiddag heb ik mijn correspondentie afgewerkt, ook Harry’s website, en keer terug tot voorbij mijn woning, naar Castillo de la Luz. Het is intussen zomertijd, dus permitteer ik me deze keer om op een bank in het parkje te blijven zitten lezen totdat het donker wordt (half 9). Naar het bibliotheekje gaat een andere keer weer eens gebeuren, maar vandaag niet. Wel ben ik na half 9 nog net op tijd om bij de Spar, die tot 9 uur open is, mijn eetvoorraad op orde te brengen.

Op de dinsdagmorgen mijmer ik op mijn balkon over het nut van live muziek. Hoe dat “live” in het Nederlands vertaald wordt met “levende”, begrijp ik niet goed. Als muzikanten hier in het openbaar hun best doen, zijn er steevast een aantal toehoorders, eigenlijk toeschouwers. Ik weet dat nog van mijn avonden met Noé, die altijd graag aan de drank zat met live muziek erbij. Nu hebben anderen me al een paar keer gevraagd of ik op het einde van de zondagmiddag geen belangstelling heb voor de optredens bij Clipper en NYC Taxi voorbij La Puntilla. (De derde zaak ietsje verderop is weer eens van eigenaar veranderd en heet nu Pizzadillo. Enig leven bespeur ik er niet.)
Moet ik ook in mijn brieven aan jullie overschakelen van “luisteren” naar ‘bekijken”?

Het kan niet anders, nadat ik John Prine (uit 1946, een goed jaar) al heb opgehemeld, dat ik hier en nu met muziek van hem kom aanzetten. Ik heb drie studio-CD’s van hem: “In Spite Of Ourselves” uit 1999, “Souvenirs” uit 2000 en “Fair & Square” uit 2005. Heb ik “Fair & Square” niet al eens voor jullie opgezet, valt me nou in? Ik heb ook opnames van drie live optredens, waaronder eentje in Nederland, in Haarlem. Het kan niet anders dan dat ik deze mini-collectie van Marij’s neef Peter heb. Hoe zou het met hem gaan?
Mijn keuze valt vandaag op “In Spite Of Ourselves”, omdat de man in 1999 net van keelkanker hersteld is en omdat “So Sad” erop staat, een van mijn favorieten van de Everly Brothers. Het is overigens geen plaat met eigen werk van John Prine; alleen het nummer “In spite of ourselves”, dat hij samen met Iris Dement zingt, is door hemzelf geschreven. De rest komt van allerlei andere schrijvers. Op het laatste nummer na gaat het bovendien om allemaal duetten, steeds samen met een bekende country- en westernzangeres (“The Old Chevrolet Set”). Hier zijn de zestien nummers:
01.(We’re not) the jet set (& Iris DeMent)
02.So sad (to watch love go bad) (& Connie Smith)
03.Wedding bells/Let’s turn back the years (& Lucinda Williams)
04.When two worlds collide (& Trisha Yearwood)
05.Milwaukee, here I come (& Melba Montgomery)
06.I know one (& Emmylou Harris)
07.It’s a cheating situation (& Dolores Keane)
08.Back sreet affair (Patty Loveless)
09.Loose talk (& Connie Smith)
10.Let’s invite them over (& Iris DeMent)
11.’Til a tear becomes a rose (& Fiona Prine)
12.In a town this size (& Dolores Keane)
13.We could (& Iris De Ment)
14.We must have been out of our minds (& Melba Montgomery)
15.In spite of ourselves (& Iris DeMent)
16.Dear John (I sent your saddle home) (solo)
Het is echt een memorabele CD, al zeg ik het zelf, met allerlei country & westernmuziek zoals je hoopt dat hij gespeeld en gezongen wordt. Rusten jullie niet voordat ik ook mijn uitschieters geef? Dan kom ik uit op: “(We’re not) the jet set”, “Milwaukee, here I come”, “I know one”, “Back street affair”, “Loose talk”, “’Til a tear becomes a rose” (John Prine plus eega), “In a town this size” en “We must have been out of our minds”. Zijn dat er wat veel? Dan doe ik net of mijn neus bloedt en voeg “Wedding bells/Let’s turn back the years” van hem en Lucinda Williams nog aan mijn lijstje toe.
John Prine is nog niet van mij af. Ik ga hem in mei in de CD-theek in Rotterdam opzoeken en “es-god-bleef” nog meer muziek van hem downloaden. Wie weet, vind ik ook nog zijn liedje over Donald Trump (“Caravan of boo’s”) op een recente CD. Of verbeeld ik me dat maar?

Wat mij op dinsdagmorgen ook opvalt, is dat Cafeteria Nuevo Murias dicht is. Dat was gisteren al het geval, maar vandaag heeft ook “De Francesco” zijn vrije dag en dan is het wel erg rustig ‘s morgens op mijn stukje Luis Morote. Is Carlos zijn snipperdagen aan het opmaken? Nee, daar geloof ik niks van, als ik bedenk dat hij Tóbalo destijds ontslagen heeft, toen die hem vertelde dat hij graag drie weken naar Zweden wilde. Carlos is compleet verloofd en getrouwd met zijn “koffiehuis”. Bij mijn weten begint de man iedere morgen al om 6 uur met zijn koffiemachine aan te zetten en geeft hij er pas ‘s avonds om een uur of 10, 11 de brui aan. Bij hoge uitzondering heeft hij nog wel eens een paar uren enige (vrouwelijke) hulp. Alleen op zondag houdt Carlos zijn zaak gesloten. Ben ik op dinsdag even blij, als “La Taverna Don Manué” aan de overkant om ongeveer 12 uur zijn stoelen en tafeltjes buiten gaat zetten.
Er zal Carlos toch niks akeligs overkomen zijn in het weekend? ‘s Middags zie ik twee mensen in overall beneden in de zaak. Ze zijn druk bezig. Het zijn geen obers, maar meer een soort elektriciens. Op de pui hangt nu een briefje met: “Cerrado por avería”, gesloten wegens een storing. Van zo’n mededeling word ik niet wijzer, maar het lijkt me dat het probleem wel weer tijdelijk en oplosbaar is. Ik zal jullie informeren, als mijn benedenbuurman weer thuis geeft.

De afgelopen week, op 26 maart, had ik met Lluis een beetje een aanvaring. Hij had mij begin maart al beloofd dat mijn gordijn thuis bij het balkon vernieuwd zou worden – voor mij zou het opnieuw vastmaken van het stiksel bij de railing goed genoeg geweest zijn. Daar kwam hij op “Lunes Santo” op de universiteit op terug. (Drie keer “op” in één zinnetje, kan het niet wat minder?) Hij was “een zeer druk mens”, zijn woorden, en eigenlijk vond hij dat ik zelf maar voor een nieuw gordijn moest zorgen. Ons compromis was dat hij zou komen kijken wat eraan verhapstukt moest worden. (Heb ik hem twee foto’s op 6 maart voor niks gestuurd? Kennelijk!)
Op dinsdagavond om half 7 komt hij aanzetten. Hij werpt een blik van niks op mijn gordijn en beslist dan, zonder de minste aarzeling, dat hij voor een heel nieuw gordijn gaat zorgen. Wat er nu hangt - aan een zijden draadje, lijkt het wel - kan ook voor hem echt niet langer door de beugel. Trudie’s argument, per e-mail, dat een gordijn bij de inboedel van een gemeubileerde huurwoning hoort, hoef ik niet van stal te halen. Lluis gaat een en ander verder regelen. Vervolgens neemt hij plaats op het balkon - gelukkig laat hij de “zedeleer” aan mij – en steekt pontificaal een feestsigaar op. Ik weet niet hoe gauw ik mijn asbakje te voorschijn moest halen.
We hebben een heel gesprek over de transitie in de jaren zestig hier, van een arme, agrarische gemeenschap naar de huidige toestand met vooral toerisme als bron van inkomsten. Lluis is het met me eens dat het met het eten echt uit de hand gelopen is. Waar je vroeger bijna alleen regionale producten kreeg voorgeschoteld, net als bij ons in Nederland trouwens – wat is daar mis mee? – is de voedselmarkt hier helemaal verschoven naar “alles” en “altijd”. Waarom zou je het hele jaar door aardbeien moeten kunnen eten, als die uit Zuid-Amerika geïmporteerd moeten worden? Hoe zo halen we op de Canarische eilanden ons vlees uit landen in Oost-Azië zoals China? Weet ik wel dat er tegenwoordig in van alles 10% palmolie zit en de bossen op plekken als Borneo er steeds meer aan moeten geloven? Ik krijg het ene na het andere akelige voorbeeld van hem, hoe allerlei eten of onderdelen ervan vanuit Verweggistan hierheen verscheept worden, terwijl het regionale voedsel – net ietsje duurder – maar moeilijk meer aan de man gebracht kan worden. Volgens Lluis is het drieluik: “money, health, taste” is veel te veel een kwestie geworden van “hoe goedkoper, hoe beter”, waarbij zaken zoals het eigen milieu een ondergeschikte rol zijn gaan spelen.

Op de woensdag vraag ik me af waar het woord “sangría” eigenlijk vandaan komt: de bekende Spaanse drank van rode wijn met stukjes vruchten en suiker. Voor alle duidelijkheid: het is “sangría”, met de klemtoon op de i en niet op de eerste lettergreep. Weet mijn woordenboek wellicht raad? Daar zie ik bij het woord “sangría” niet alleen vruchtenbowl staan, maar ook (o.a.) aderlating, bloedaftapping. Ik ben er haast zeker van dat het woord etymologisch daar vandaan komt, als verlenging van “sangre”, Spaans voor bloed.
Eeuwenlang zijn aderlatingen zo ongeveer als de belangrijkste therapieën in medische handen beschouwd, voor n’importe welke aandoeningen allemaal. Ik denk dat de titel van het Engelse medische tijdschrift “The Lancet” er nog naar verwijst. Aderlaten bij een longontsteking of pijn aan je heup, hoe bestaat het! Pas ergens in de vorige eeuw is de klad in “sangrías” (en idem dito braken en purgeren) als werkzame therapie gekomen. Over wat ervoor in de plaats is gekomen, ben ik een stuk tevredener. Aan de andere kant, overhouden doet het nog lang niet.

´s Avonds ga ik eerst naar de voedselkelder van El Corte Inglés-Noord. Ik koop Ensalada Americana en krabsalade, die allebei van een firma uit Navarra in Noord-Spanje afkomstig zijn. Navarra, is dat met zijn bijna 2000 km afstand niet wat ver uit de route voor Las Palmas? Daarnaast koop ik “almendras fritas”, gefrituurde amandelen, die uit Californië blijken te komen en “avellanas tostadas”, geroosterde hazelnoten, uit Turkije. Lluis heeft me gisteravond verteld dat er op Gran Canaria prima amandelen groeien. Wordt het daarmee niet tijd dat ik mijn aankopen hier in de winkels weer eens opnieuw aan een milieu-inspectie onderwerp?
Na El Corte Inglés daal ik af naar het bibliotheekje aan Las Canteras bij het basketbalveld. Veel wijzer word ik daar niet van de kranten. Het lijkt er verdorie op dat er helemaal niks interessants meer in de wereld gebeurt. In de regionale krant La Provincia lees ik bij gebrek aan beter een artikel over het maken van “sancocho”, best aardig. Op de digitale pagina van de krant staat zelfs een aantal recepten hoe je het gerecht het beste kunt klaarmaken. Hier vertel ik jullie alvast dat sancocho een stoofschotel is van “cherne seco y salado”. Ik neem aan dat daar stokvis mee wordt bedoeld (maar dat is volgens mijn woordenboek “bacalao”)? Er horen Canarische aardappeltjes bij en volgens de redacteur van de krant ook “gofio”, geroosterd maismeel van het eiland. Sancocho is een gerecht dat je eigenlijk in de Semana Santa een keer gegeten moet hebben, thuis of in een restaurant (zoals Amigo Camilo, bij La Puntilla).
In de landelijke krant El Mundo staat een aardig stuk over sildenafil. Dat is bij jullie beter bekend met de handelsnaam Viagra, het bekende blauwe pilletje, waarmee veel oude mensen graag op zak lopen voor het geval dat. Misschien heb ik jullie eerder al eens vermoeid met Regaine, zo heet het geloof ik, een nieuw, al te drastisch middel tegen hoge bloeddruk in de jaren 90. Het middel heeft als bijwerking dat je haar erdoor gaat groeien. Dus heeft de farmaceutische industrie het vervolgens als haargroeimiddel op de markt gebracht, met overigens maar tijdelijk succes. Iets dergelijks is ook met Viagra gebeurd. Farmaceut Pfizer komt met het spul op de markt als middel bij hoge bloeddruk en angina pectoris. Dan blijkt dat het meer van hetzelfde is en dat een verbeterde erectie bij mannen tot de bijwerkingen behoort. Voor die nieuwe indicatie blijkt Viagra vervolgens een goudmijn te zijn. De blauwe pilletjes komen twintig jaar terug op de markt voor een prijs van 15 tot 50 dollar per stuk. Pas onlangs is er ruimte ontstaan voor een generiek equivalent en nu is de prijs gedaald naar één dollar.

Op Witte Donderdag (hoe zo witte?) ben ik eindelijk bereid om John Prine en zijn dames vaarwel te zeggen voor een nieuwe artiest, of liever gezegd een groep: de Clash. Dat is een punkgroep die ik wel op zijn plaats vind tijdens de hoogtijdagen van de “goede week”. Ik zou er niet zo snel opgekomen zijn, ware het niet dat het liedje “London Calling” van de gelijknamige CD uit 1979, hun derde, het clublied is van de denkbeeldige voetbalclub London City – zie verder mijn boek 3 in de boekenbijlage. Hier zijn de negentien nummers van het stelletje punkers:
01.London calling
02.Brand new Cadillac
03.Jimmy Jazz
04.Hateful
05.Rudie can’t fall
06.Spanish bombs
07.The right profile
08.Lost in the supermarket
09.Clamp down
10.The guns of Brixton
11.Wrong ‘em boyo
12.Death of glory
13.Koka kola
14.The card cheat
15.Lover’s rock
16.Four horsemen
17.I’m not down
18.Revolution rock
19.Train in vain
“London Calling” van de Clash, dat lijkt me niet het soort album, waarbij ik dapper op zoek moet gaan naar uitschieters. Laat ik hier volstaan met het titelnummer “London calling” een eervolle vermelding geven en verder constateren - tot mijn eigen verrassing, want ik ben bepaald geen fan van punkmuziek - dat ik het over de breedte best een mooie CD vind. Wie had dat gedacht? Ik vind trouwens ook de hoes best apart!

In de Luis Morote, voor mij links van de “vader en zoon” op nummer 17, zie ik iedere morgen een oude vrouw op het balkon verschijnen, een zeventiger. Er hoort ook een man bij, maar die ken ik alleen van op straat, als hij eruit moet om met haar te gaan winkelen of boodschappen doen. En nou komt het: mijn overbuurvrouw heeft thuis altijd, in ieder geval als ze op het balkon doende is, een groot ouderwets schort aan. Het is voor mij het soort “Hema-sjolk” dat je haast niet meer kunt kopen, zo ouderwets. Erboven zie ik een oude kop met een permanent kapsel, ook nog in een grijsblauwe tint. Zo iets horen vrouwen sinds de jaren vijftig niet meer te hebben.
Mijn overbuurvrouw veegt in haar werkkleding iedere morgen opnieuw het balkon even aan; daar kan ik vergif op innemen. De randjes van de balustrade worden geen dag overgeslagen en krijgen een beurt met een stuk keukenrol.

Zal ik mijn collectie trui-opschriften weer eens uitbreiden? Dan maak ik jullie allereerst deelgenoot van een damestrui met als opschrift: “I am not a blogger”. Daar kan ik als geroutineerd blogger weinig aan verhapstukken. Leuk vind ik ook een meisje met op haar T-shirt het woord “Glimpse”, kijk maar eventjes. Het is er met zilveren puntjes op geborduurd (of zo). Moet er deze keer ook een man bij met een trui-opdruk? Dan kom ik uit op een opgeschoten knul met “Just visiting this planet”.

Op de vrijdag, als hier bijna alle winkels dicht zijn vanwege de kruisiging, zet ik ‘s ochtends mijn pot koffie, of er niks mis is. Sinds Damaris het koffiezetapparaat in december even in handen heeft gehad, doet het het weer als vanouds. Ik word wel verondersteld om er eerst even mee te rammelen, totdat het lichtje aan gaat. Het Spaanse woord ervoor is geloof ik “zarandear”, schudden. Mijn koffiezetapparaat is goed voor vier mokken, waarmee ik de watervoorraad in mijn lijf al in de vroege morgen op peil breng. De eind november aangeschafte kleinere “cafetera automática” staat al weer de nodige maanden te verkommeren op de ijskast.
Ik kijk over de balkonrand naar het “Besito volao” embleem op de pui van de kledingwinkel bij mij schuin aan de overkant. Besito = kusje en dat “volao” is Canarisch voor “vliegend”. In het Spaans zou het “tirar un besito ” zijn. Terzijde, er eentje laten vliegen is “tirarse un pedo” en je ziet ze vliegen is “estas chiflado”.
Zoals aangekondigd eet ik vanmiddag geen vlees, maar vis. Jezus heeft niet voor niks allerlei vissers om zich heen verzameld als apostelen. Terzijde, veel maken die apostelen vandaag niet klaar op voor de villa van Pontius Pilatus, op de via dolorosa en aan de calvarieberg. Niettemin, mijn steun krijgen ze voor één keer: ik zit aan een voedzame schotel makreel om 1 uur. Ik heb er als groente een mix van komkommer en gesnipperde ui bij. Is dat niet de ideale groente? Mensen, we zitten toch nog in de vastentijd?

Op zaterdag, paaszaterdag voor wie dat wil, mag de Clash weer terug in de lappenmand. Laat ik de headbangers eens verruilen voor wat stichtelijke muziek. Met Pasen geen zang, eerder een extraatje aan violen. Ik kom uit bij James Galway en zijn verzamelCD “The Essential Flute Of James Galway”. Wat zou de relatie zijn tussen de Ierse orkestdirigent, met fluit, en de stad Galway, die mij de afgelopen zomer met Trudie in Ierland zo goed bevallen is? Als je het nummer hoort, ken je zeker wel zijn “Annie’s song”, maar staat er nog meer moois op de CD? Hier zijn alle 23 nummers van het album op een rijtje:
01.Annie’s song
02.Claire de lune
03.La fille aux cheveux de lin (=vlashaar)
04.Arrival of the queen of Sheba
05.Tambourin
06.Le Basque
07.Morning
08.Adagio of Spartacus & Phrygia (The Onedin line)
09.Bachianas brasiliensas No. 5. Aria
10.Air on the G string
11.Traumerei
12.Ave Maria
13.The flight of the bumblebee
14.Brian Boru’s march
15.Belfast hompipe
16.Down by the Sally gardens
17.Danny boy
18.The last rose of summer
19.The condor pasa (If I could)
20.La vie en rose
21.The windmills of your mind
22.Send in the clowns
23.The Pink Panther
Het is een hele oefening van berouw, maar ik werk me er moeiteloos een paar keer doorheen. En dan blijkt dat ik niet alleen kan zwijmelen bij “Annie’s song” - het blijft mooi, dat wel – maar ook bij bijv. “Morning”, “Air on the G string”, “Ave Maria” (met Pasen, dan moet het kunnen) en “Send in the clowns” mijn stekels opzet.

Pasen, mij valt al op de zaterdag op dat het toch een minder huiselijk feest is dan Kerstmis. Heeft “Pascua” eigenlijk nog wel bestaansrecht als vreugdedans, na de gevangenneming van Jezus in de “hof van olijven” op “Jueves Santo”, zijn nederlaag tegen Barabas in de ochtend van “Viernes Santo”, met daarop volgend de veertien statiën en dan als apotheose zijn doodsnood met zinnetjes als “Vader, waarom hebt ge mij verlaten”? Hoeveel mensen geloven er in alle oprechtheid nog in de “opstanding uit de dood” op zondagmorgen en de steen die door onbekende handen voor het graf is weggehaald? Hier in Las Palmas is een “flor de pascua” een kerstster. Ik kom met Pasen is in het Spaans: “Iré en Semana Santa”.

Zaterdagavond krijg ik nog een staartje mee van de teloorgang van voetbalclub UD Las Palmas, nu thuisverlies tegen Real Madrid. Dan begint in El Palikeo op een groot scherm de wedstrijd tussen Sevilla (SFC, nog steeds in de race bij de laatste acht van de Champions league) en Barcelona. “SFC, tu eres mi pasión”, zie ik met grote letters op de tribune staan; het lijkt wel een reclame van De Spar. Grote afwezige bij de wedstrijd is ongetwijfeld Lionel Messi, Hij zit wel, met een hesje om, in de dug-out te gapen, als het beeld een keer op hem gericht wordt. Is trainer Valverde hem aan het sparen in verband met het treffen woensdagavond tegen Roma?
De wedstrijd gaat een beetje op en neer, zonder dat er echte kansen komen, niet voor Sevilla en “tampoco” voor Barcelona. Dan is het zo maar ineens raak in minuut 35: het wordt 1-0 voor Sevilla door een frommelgoal van Franco Vásquez in het doelgebied van Barcelona. Die goal krijg ik ietsje te vaak te zien, vind ik. Als ik dan vlak na de rust, in minuut 50, ook nog eens 2-0 krijg voorgeschoteld: een mooi doelpunt van Luis Muriel, denk ik: hoe bestaat het? Barcelona loopt voor de eerste keer dit seizoen tegen een nederlaag aan en ik kijk ernaar.
Lionel Messi wordt gemaand om voorzichtigjes de veters van zijn schoenen eens vast te maken. Hij trekt zijn trainingskleren uit en gaat “inlopen” langs de zijlijn. Ik denk en met mij heel veel mensen: zelfs jij kunt daar in een half uur speeltijd weinig meer aan veranderen tegen een eersteklas tegenstander als Sevilla. Hij neemt de plaats in van Dembélé en zie: er gebeurt ineens veel meer. Barcelona gaat met Messi in de gelederen zo waar “va banque” spelen (schrijf je dat zo?) en er komen serieuze mogelijkheden. Aan de overkant zie ik nummertje drie er even goed zo invliegen; Ter Steegen en wat er over is van achterhoede verrichten kleine wonderen. Dan zitten we vlak voor het einde van de partij. Luis Suárez loopt in op een bal van de zijkant en scoort miraculeus van dichtbij met een voet in de lucht: 2-1. Het wachten is nu of er nog een schuiver van Leo Messi in de maak is. Die komt er tot vreugde van het terras vlak voor tijd. Vanaf een metertje of dertien legt hij “la pelota” voor zijn linker pantoffel, kijkt eens even, legt aan en dan zie ik de keeper van Sevilla te laat naar zijn rechterhoek duiken: 2-2. Heeft Barça het toch weer “geschaft” om niet te verliezen.
Even later keer ik “moe maar voldaan” van El Palikeo terug naar mijn balkon en bezondig me aan een groot glas Ricard met rode Spa en de nodige nootjes.

Op zondagmorgen bedenk ik diverse grappen die jullie al kennen. Dat wordt dus niks met 1 april; ik ga terugvallen op 28 december, dag van het moppentappen in Spanje. Wel heb ik een ei-rijmpje: “Een ei is geen ei, twee eiers is een half ei, drie eiers is een paasei.” Willen jullie er nog eentje? “Men moet geen paaseieren met Goede Vrijdag eten.” Zoek ze maar op; ze staan allebei in de grote Van Dale.
Mijn diner met Pasen bestaat uit een overheerlijke combinatie van corned beef (“cornedbeef”, ook in het Spaans), zilveruitjes (“cebollitas”) en gekookte eieren (“huevos duros”) en in een saus van mayonaise en mosterd (“mayonesa y mostaza”). Ik eet er zesgranenbrood (onvertaald) van Duitse bakker Zipf bij.
‘s Avonds lees ik mijn vierde boek van de week uit op een bank langs het water bij La Puntilla. Het is sowieso erg druk op de boulevard, maar nu ook in de buurt van restaurant Clipper. Daar is net een Spaans gezelschap klaar met zijn optreden, als ik me aandien. Ook erna blijft het druk, tot genoegen van de eigenaar van de zaak. Om half 9, pas als de zon in de zee is gezakt, aanvaard ik de terugtocht.
Op de bank tegenover mijn woning bekijk ik de diverse foto’s nog eens die mij in het weekend zijn toegestuurd door Trudie, Eva en Marion. Met name die van Marion heeft mijn zegen: een pracht van een momentopname uit het nog jonge leven van mijn neefje Luno. Hij zit tussen zijn Maastrichtse opa en oma bij Venezia in de Nieuwstraat aan een kinderijsje, een “coupe Bimbo” en laat het zich goed smaken. Die foto en die van Eva met de eenjarige aanwinst Julien krijgen zonder meer een plek op mijn prikbord. Trudie’s “kemissie: eet neet te väöl eier!” heb ik helaas niet ter harte genomen.

Op maandagochtend ben ik in alle vroegte blij dat de Pasen hier voorbij is. Om kwart voor 6 hoor ik geschuif aan de pui van Cafetería Nuevo Murias en denk ik met animo: Carlos is weer terug onder de levenden. Dan draai ik me om voor een volgende slaapronde. Als ik om 8 uur uit mijn bed te komen, hoor ik kinderen van het schooltje bij mij naast de hond van een van de moeders weer bepotelen. De twee vaders die hun kinderen met de fiets naar school brengen, houden zoals steeds halt om de fietsen van de kinderen aan lantaarnpalen te binden. Om mysterieuze reden is er voor de jongens vandaag geen echte bal beschikbaar, dus moeten ze het voor hun voetballen doen met een veredelde prop papier, ook leuk. Om even voor half 9, als de jeugd op school aan moet en een aantal dames bij Carlos of ernaast bij De Francesco aan de koffie gaat, proef ik eens aan mijn eerste mok op het balkon.
In mijn nieuwe boek, dat in New York Manhattan-Noord speelt, heffen agenten een lied aan: “Fairytale In New York” van de Pogues met lelijkerd Shane MacGowan, en als extraatje Kirsty MacColl. Ik kan het niet laten om het weer op te zetten: een prima de luxe nummer.
Mag ik het daarbij laten? Vanmiddag ga ik naar de universiteit om deze brief te posten en andere dingen te doen. Jullie geloven toch niet dat ik compleet in ruste ben. Mijn volgende epistel kunnen jullie over een week verwachten, op maandag 9 april. Voor nu, de vasten is voorbij, ik zou zeggen: neem het er eens van. Neem bij het eten eens een extra bord soep, een volgende portie vlees-groente-aardappelen en of het niet op kan, ook nog een tweede toetje. De mazzel vanuit een ver eiland en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik begin mijn wekelijkse literaire uitje deze keer met een boek van Cilla & Rolf Börjlind. Het Zweedse schrijverskoppel heb ik hier al eens eerder aandacht gegeven. Afgelopen zomer kreeg ik “De derde stem” uit 2013 toegespeeld voor op mijn e-reader. Dan doe je met zo’n “gegeven paard” niet moeilijk.
Hoofdpersoon is de 25-jarige Olivia, achternaam sinds kort Rivera. Ze heeft een getormenteerd leven achter de rug en wil na haar politie-opleiding liever geen baan meer bij de politie. Dan wordt Bengt Sahlmann, de vader van buurmeisje Sandra, vermoord en kan Olivia het niet laten om zich toch met die moord te gaan bemoeien. Bij de recherche zijn vooral Mette Olsäter, Bosse Thyrén en Lisa Hedquist met de moord bezig en daarbuiten zijn ex-politieman Tom Stilton en zijn vriend Abbas El Fassis nog eens in het spel. Bengt werkte bij leven en welzijn bij de douane en was op zoek naar verdwenen drugs. Op school vroeger was hij goed bevriend met twee andere jongens: Jean Borell, nu miljonair, en Tomas Welander, nu pater, en met die twee heeft hij nog steeds contact. Interessante bijrollen zijn er voor o.a. Borell’s rechterhand Magnus Thorhed, journalist Alex Popovic en porno-acteurs Mickey Leigh en Sabina Villon. Gaandeweg wordt er nog meer gemoord en komen ook andere smerige zaakjes aan de oppervlakte. Hier houdt het verhaaltje op. Wie meer wil, moet het boek zelf maar gaan lezen.
“De derde stem” is best leesbaar en spannend, hoewel ik af en toe oprecht vind dat iets er een beetje met de haren wordt bijgesleept. Wat heeft Mickey Leigh uit Marseille precies te zoeken in Stockholm? Waarom worden vroegere de strapatsen van politieman Rune Forss er bijgesleept? Wat moet zeebioloog Ove Gardman, net terug uit Zuid- en Midden-Amerika, in het verhaal? De soms doodlopende zijlijnen maken dat ik helaas net niet aan een 8 als recensiecijfer toekom. Cilla & Rolf Börjlind moeten het voor “De derde stem” doen met een 7½.

Ik heb deze week meer boeken op mijn geweten. Het tweede heet “Papiergeld” op mijn e-reader, in het oorspronkelijke Engels is het “Paper Money”. Het is van een oude vlam van me: Ken Follett, uit 1970, als ik het wel heb. Het is niet echt een dik boek, maar 200 bladzijden, en Londen is de plek waar het allemaal gebeurt.
Wie zal ik tot hoofdpersoon bombarderen? Volgens mij is dat rijkaard Derek Hamilton, in de vijftig en getrouwd met Ellen. Echt veel plezier aan zijn werk beleeft hij niet meer als baas van zijn bedrijven (Hamilton Holdings) en dat komt niet alleen door zijn opspelende maagzweer en zijn uitzakkende lijf. Hij wil eigenlijk wel stoppen met werken en meer tijd aan Ellen gaan besteden, is net bij zijn vriend en effectenmakelaar Nathaniel Fett geweest om daarover te praten. Wat hij niet weet, is dat Ellen er al een tijdje een minnaar op nahoudt, Felix Laski, iemand die graag bedrijven voor weinig opkoopt om de lucratieve onderdelen ervan met winst te verpatsen. Dezelfde Felix Laski is bevriend met boef Tony Cox, die nogal eens met een duister zaakje te maken heeft. Nu is dat een geldtransport beroven, dat hij laat uitvoeren door drie ondergeschikten. Enkele journalisten van de Evening Post krijgen daar lucht van, vooral de jonge Kevin Hart en zijn chef Arhtur Cole. En dan… dat moeten jullie zelf maar lezen.
“Papiergeld” is een verhaal van één dag, maar wat gebeurt er die dag veel. Ken Follett laat ons een klein stukje zien van de financiële wereld en misdaad in Londen en daar word ik niet vrolijk van. Ik vind het best een aardig boek, ook heel leesbaar, maar spannend? Misschien is het daar net niet goed genoeg voor. Ik deel wederom een 7½ als recensiecijfer uit.

Nummertje 3 zie ik als mijn postume dank aan de net overleden thrillerschrijver Philip Kerr. Ik heb zijn boek “January Window” uit 2014 over de Engelse voetbalwereld geanimeerd zitten lezen. In mijn Nederlandse versie op de e-reader wordt er “Transfermaand” van gemaakt, de periode aan het begin van het jaar dat sommige voetballers nog eens van club wisselen.
Scott Manson, oud-speler van Arsenal en eigenaar van schoenenmerk Pedila, is ook nog eens de veldcoach van Premier League voetbalclub London City. De clubkleur van de denkbeeldige club London East End is oranje en het stadion: de Crown Of Thorns biedt plaats aan 60.000 mensen. De vriendin van Scott heet Sonja en moet weinig van voetbal hebben, is van haar vak psychiater. Scott verdient heel goed bij London City: driekwart miljoen pond per jaar als hulp van manager João Zarco. Die krijgt zelf jaarlijks het tienvoudige op zijn rekening gestort. Eigenaar van de club is een miljardair uit de Oekraïne: Viktor Sokolnikov. De club staat zoals dat heet in het linker rijtje en wil graag na het voetbalseizoen in de Champions League gaan spelen.
Er blijkt op de middenstip in de Crown Of Thorns een graf gegraven te zijn met een foto van Zarco erin. Daar komt politie op af en het wordt alleen maar erger, als Zarco niet veel later zelf dood wordt aangetroffen in een uithoek van het stadion. Namen van politiemensen in dezen zijn Denis Neville, Louise Considine en hun baas Jane Byrne. Er wordt door hen, maar ook door Scott Mason druk gezocht naar een of meer daders: bij collega’s die flinke ruzie met Zarco hedden gehad, boeven zoals die altijd bij een voetbalclub rondhangen, mensen uit de omgeving van Sokolnikov en zo verder. Terzijde wordt Scott Manson intussen wel aangesteld als de tijdelijke, nieuwe manager van de club. Er gebeurt nog veel meer bij de club en in de directe omgeving van Scott Manson en ook die van João Zarco, maar ik blijf als aandachtige lezer niet aan de gang. Het bovenstaande moet voor het moment maar voldoende zijn.
Ik geniet van Philip Kerr als thrillerschrijver, zelfs als hij het niet over Bernie Gunther, maar bijv. over de voetbalwereld heeft. Ik herinner me dat zijn collega John Harvey ook al eens een spannend verhaal gesitueerd heeft in die kringen. Ik heb het “Transfermaand” in twee dagen uitgelezen en hoe kan het anders, ik vind het spannend en onderhoudend, zoals alle boeken van Philip Kerr. Natuurlijk heb ik ook gesmuld van zijn inkijk (glimpse) in de uit de hand lopende voetbalwereld in (niet alleen) Engeland. Ik geef “Transvermaand” een 8 als recensiecijfer, vooruit, laat ik er nog een ¼ bij doen als eerbetoon.

En nog ben ik niet uitgepoept. Misschien mede vanwege het Hoogfeest van Pasen heb ik ook nog, in het Nederlands op mijn e-reader, “Conclaaf” voor jullie. De uitgever van Robert Harris brengt het in 2016 op de markt. Als ik jullie vertel dat ook dit verhaal in Engeland speelt, is dat mijn misplaatste 1 aprilgrap. Uiteraard gaat het om een “sede vacante” in het Vaticaan in Rome, waar een nieuwe paus gekozen moet worden in het Apostolisch paleis (als opvolger van de afgetreden Ratzinger).
Ik begin met een raadseltje: is een kardinaal hetzelfde als een aartsbisschop? In het Vaticaan zijn 117, sorry 118 kardinalen bijeen in de Sixtijnse Kapel (en de Casa Santa Marta om te eten en te slapen) om een nieuwe paus te kiezen. Opvallend – maar dat wist ik al - is dat bijna de helft van hen (56) uit Europa komt en daarvan weer bijna de helft (26) uit Italië. De deken van de kardinalen, Jacopo Lomeli, 75 jaar, moet de verkiezing van de nieuwe paus in goede banen leiden, maar er zitten enkele beren op de weg. Een van de kanshebbers, de zwarte kardinaal Adeyemi, blijkt dertig jaar eerder een kind te hebben verwekt bij een non en een andere populaire kardinaal, camerlengo Tremblay uit Quebec, blijkt zich niet alleen schuldig te hebben gemaakt aan het opzettelijk in diskrediet brengen van Adeyemi, maar ook aan de omkoping van diverse andere kandidaten. Kardinaal Tremblay zou om die reden zelfs door de paus een paar uren voor diens dood uit zijn functie zijn gezet. Deken Jacopo Lomeni’s kandidaat voor het pausschap is de gematigd progressieve kardinaal en minister van Buitenlandse Zaken Bellini, maar helaas valt die niet goed bij de meeste collega’s. Allerlei mensen afvinkend gaat de voorkeur dan steeds meer in de richting van de aartsconservatieve kardinaal Tedesco uit Venetië. Wordt het niet tijd dat kardinaal Lomeni zich zelf met de verkiezing gaat bemoeien en dat anderen, zoals de nieuwbakken kardinaal Vincent Benítez uit Bagdad, oorspronkelijk de Filippijnen, hun zegje gaan doen? Komt er nog een keer witte rook uit de schoorsteen en een “habemus papam”?
Robert Harris weet mij voor de zoveelste keer ervan te overtuigen dat hij echt een meester is in het schrijven van thrillers, steeds tegen de achtergrond van een werkelijke gebeurtenis uit de wereldgeschiedenis. “Conclave” (in het Engels) is een prachtboek. Het heeft mij in een echte paasstemming gebracht en gaat met een 8½ terug naar mijn lijst van bovengemiddelde boeken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten