maandag 16 april 2018

Weblogbrief 13.25, 16 april 2018

Weblogbrief 13.25, 16 april 2018

Querid@s amig@s y familia, ik had jullie voor vandaag een nieuwe brief beloofd en wat je belooft, moet je doen: dus hier is hij. Of hij wat geworden is, staat zoals steeds te bezien. Jullie mogen zelf je oordeel vormen. ¡Vamos!

Afgelopen maandag, alweer een week geleden, heb ik op de universiteit allereerst een goed gesprek met Isabel, in het Spaans en op onze gemeenschappelijke kamer. Ze is van haar vak voedingsdeskundige, “nutricionista”, en woont ergens midden op het eiland, waar het op dit moment nog best erg koud is. Dat heb je, als een eiland niet meer dan een kraterberg is met allerlei dorpjes ertussen en met aan de uitersten veel aangenamere andere dorpjes en soms zelfs hele steden zoals Las Palmas. Om half 3 pakt ze haar spullen bij elkaar, geeft me een hand – wie doet dat nog? – en vertrekt fluitend van het toneel.
Jorge is intussen elders. Waar blijft hij, we hebben toch om half 4 afgesproken? Gelukkig heb ik diverse andere bezigheden, zoals mijn vorige brief versturen, mijn e-mail doornemen, een aantal stukken over yoga kopiëren, die ik van Aleida gekregen heb dan wel zelf heb zitten uitzoeken. Dan is het tijd voor de recente clips van Harry: o.a. de Champs met “Tequila”, Ry Cooder met “The prodigal son” en bovenal een door mij ondergewaardeerde C&W-ster: Don Gibson. Diens clip van “Lonesome number one” is goed voor opbeurende momenten.
Om even over 4 komt Jorge dan toch aanzetten, samen met Patricia. Tien minuten later zijn we met zijn tweeën op zijn kamer naar yoga-stukken aan het kijken, op het grote scherm van zijn computer. Hij vindt het geloof ik allemaal maar weinig of niks. Hij stuurt vervolgens voor mij nog een paar artikelen naar de printer. Als ik bij de deur sta, vraag ik hem om, als ik terugkom, mij zijn mening te geven over vraag 1: of hij alle soorten yoga wil bekijken of bijv. alleen een onderdeel, bijv. de ademingstechniek en vraag 2: of hij zelf met Aleida en mij het liefste naar allerlei ziektes wil kijken of yoga effectief is of zich liever concentreert op één ziekte, zoals COPD (chronic obstructive pulmonary disease, astmatische bronchitis). Als ik enkele minuten later van de printer terugkom met een paar nieuwe artikelen, heeft hij zijn antwoord al klaar: in de beperking herken je de meester. Zijn idee is om op één ziekte te mikken, waarover een aantal yoga-artikelen beschikbaar is, waarbij yoga ook nog eens tot vooral één soort beperkt wordt.
Dan begint hij weer op zijn computer te timmeren en haak ik voor het moment af. Buiten wacht bus 12 richting centrum en die wil ik nemen. Aleida kan volgende week maandag niet komen, vanwege een andere onderwijsverplichting begrijp ik, en dus wordt onze afspraak met haar verschoven naar de week erop: 23 april. Ik wijs Jorge er bij het weggaan op dat ik nog maar een paar keer kan helpen, zeker met al dat uitstellen, voordat ik terug naar Nederland ga. Dat ziet Jorge echter niet als een probleem.

Op de terugweg, nu voor de variatie tot El Corte Inglés, zie ik twee keer een aankondiging van de anti-alcohollobby verschijnen, met op beide als koptekst: “Me voy al trecho. He decidido no dejarle más mi dni, para comprar alcohol”. Ik ga het echt doen. Ik heb besloten om mijn identiteitskaart niet meer af te geven aan jongeren om alcohol te kopen. Of ik het daarmee helemaal correct vertaal, weet ik niet. Laat ik dus ook de twee onderschriften citeren. Hier is die op aanknondiging 1: “Pasar el dicho al hecho es el único camino que tenemos para acabar con el consumo de alcohol en menores. Die verwijst naar de uitdrukking: “del dicho al hecho hay gran trecho”, zeggen en doen is twee? Niet alleen zeggen, maar ook doen is de enige weg om de alcoholconsumptie bij minderjarigen te stoppen. Het onderschrift bij aankondiging 2 luidt: “Voy a dejar de mirar hacia otro lado cuando veo a menores bebiendo alcohol”, ik ga ermee stoppen om de andere kant op te kijken als ik jongeren alcohol zie drinken.

Kennelijk ben ik als minderjarige door het oog van de naald gekropen. Nog op het Cörversplein in Maastricht, toen ik nog geen 10 jaar was, kreeg ik bij tant Tina en noonk Micheel ‘s avonds al wel eens een slokje donker bier, als ik met hun en Harry daar op de radio naar de Bonte Dinsdagavondtrein en dergelijke ging luisteren. Mijn vader en moeder wisten daar hoegenaamd niks van, hebben ze jarenlang volgehouden. Toen ik een jaar of 15, 16 was, dronk ik mijn eerste glas bier bij Mai en Peter in de Stern Quelle, terwijl op de achtergrond de jukebox bekende liedjes speelde. Te veel drank heb ik in mijn jonge jaren op de middelbare school ook wel eens gehad, maar of het de entree naar een leven als alcoholist was, nee dat kan ik er niet van maken. Bij mijn eindexamenfeest van de middelbare school – ik was toen 17 – werd op mijn speciale verzoek Amstel Gold bier geschonken. Met mijn diverse vrienden en kennissen liet ik mij het bier in de tuin goed smaken. (En ik zie binnen mijn moeder nog de kamer doorzweven met noonk E, op de muziek van Bruno Majcherek en de Regento Stars.)

Ik ga op maandagavond speciaal nog eens naar El Corte Inglés, omdat ik denk: als ik eventueel naar Joaquín Sabina wil op 2 mei, zal ik mezelf toch eerst zijn laatste CD: “Lo Niego Todo” moeten aanschaffen. Blijkt die CD – hoewel ze helaas niet in de top 10 van de winkel staat – voor het moment uitverkocht te zijn, “agotado”. Misschien moet ik nu toch eens om me heen vragen of iemand hem voor me kan downloaden.

Op dinsdagmorgen weet ik niet hoe vlug ik een verzamelplaat van Don Gibson kan opzetten. Laat ik de songwriter, meer dan singer, eindelijk het krediet geven dat hij al vele decennia lang verdient. Hij is geboren in 1928 ergens in North Carolina en is wijlen sinds 2003, nog maar vijftien jaar terug. Hier zijn alle nummers die ik tot dusver van hem heb weten te bemachtigen: de achttien van “18 Greatest Hits” plus nog twee extra nummers van “The Very Best Of DG”:
01.Sea of heartbreak
02.Woman (sensuous woman)
03.Country green
04. Oh lonesome me
05.Who cares
06.Sweet dreams
07.Look who’s blue
08.Give myself a party
09.I can’t stop loving you
10.One day at a time
11.Lonesome number one
12.Bring back your love to me
13.I’m all wrapped up on you
14.Touch the morning
15.Just one time
16.Is this the best I’m gonna feel
17.Bl;ue, blue day
18.Too soon to know
X9.I need thee every hour
X0.I can mend your broken heart
Laat ik beginnen met te vertellen dat het beroemde “I can’t stop loving you” van Ray Charles uit de koker van Don Gibson komt en dat ik “Oh, lonesome me” van wel acht andere bekende artiesten heb. Op mijn verzameling kom ik ook andere hits tegen, ook door hemzelf gezongen en gespeeld, o.a. “Sea of heartbreak”, “Lonesome number one” (daar is-t-ie), “Just one time” en “Blue, blue day”. Is er nog meer moois te bespeuren? Ik weet het: of een liedje een hit wordt, hangt niet alleen van het liedje en de performer(s) af, maar ook van de mensen die het promoten en zelfs is het voor een behoorlijk deel allemaal een raadsel, toeval. Dat gezegd hebbend wil ik jullie toch ook wijzen op andere nummers van Don Gibson zoals “”Who cares”, “Sweet dreams”, “One day at a time”, “Bring back your love to me” en “Is this the best I’m gonna feel”. En hoewel ik niks met God heb, doe ik “I need thee every hour” er nog eens bij.

In Las Palmas is alweer de achttiende editie gaande van het jaarlijkse “Festival Internacional De Cine”, van 6 t/m 15 april. Het uithangbord is deze keer het drietal apen van “horen, zien en zwijgen”. (Dat moet natuurlijk “niet horen, niet zien en zwijgen” zijn. Wie is verantwoordelijk voor zo’n flagrante misser?) Bioscoopcomplex Monopole (zes zalen) in Triana, bij de Plaza de las Ranas, en een paar omliggende feestzalen is waar het gebeurt. Van eerdere jaren herinner ik me dat ik toen niet echt veel sensatie gewaar ben geworden. Eigenlijk verwacht je, zeker bij de opening, meer vuurwerk. Ik heb intussen wel een prima “programación y horarias” tot mijn beschikking - die liggen gratis overal – en zelfs een heel boekwerk voor de films en aan de achterkant voor de muziek. Om nou te zeggen dat ik al vanaf dag 1 zit te popelen: nee, dat kan ik er dus niet van maken. Een belangrijk bijkomend euvel vind ik dat de meeste films Spaanstalig zijn en zonder onderschrift gaat dan bij mij nog steeds veel verloren. Als de films niet Spaanstalig zijn, maar bijv. Albanees – ik zeg maar wat – word ik verondersteld heel goed de Spaanstalige onderschriften te volgen om in detail bij de les te blijven.
Eerder (vorig jaar?) heb ik in wetenschapsmuseum Elder bij mij om de hoek in het kader van het filmfestival een Amerikaanse film uit de jaren zeventig gezien over het leven van mensen in een flat met vele tientallen verdiepingen. Ik herinner me dat gaandeweg echt alles in het gebouw fout ging. Ik vond die film – hij was gelukkig in het Engels (maar met Spaans onderschrift) – ondanks zijn gedateerdheid best te pruimen. En ik hoefde niet met de bus voor naar Monopol. Hij draaide in museo Elder en dat is nog steeds op Santa Catalina.

In deze achttiende editie van het filmfestival staat de Elder-bijdrage in het teken van de “Estrella roja”, rode ster. De naam is zorgvuldiger gekozen dan ik aanvankelijk voor mogelijk houd. Het gaat om Oost-Europese speelfilms uit de communistische tijd, die alle vier met ruimtevaart van doen hebben. Dat was in de nadagen van de koude oorlog een “hot item”. Zowel de USSR als de VS wil laten zien dat ze beter zijn dan de ander.
De vier films op dinsdag t/m vrijdag deze week in museo Elder zijn: Dinsdag: Planeta Bur (1962), Rusland, 78 minuten.
Woensdag: Ikarie XB-1 (1963), Tsjecho-Slowakije, 88 minuten.
Donderdag: Solyaris (1972), Rusland, 165 minuten.
Vrijdag: Eolomea (1972) , Bulgarije, 78 minuten.

Zal ik me weer eens bezondigen aan een of meer Oost-Europese rolprenten van lang geleden? Vooruit, dus kijk ik woensdagavond na een 5 minuten inleiding van een filmdeskundige met een mannetje of 10-15 naar de zwart-witfilm Ikarie XB-1 uit 1963 van regisseur Jindrich Polák .
Ikarie is het ruimteschip, waarmee in het jaar 2163 (twee honderd jaar later) een groep Tsjechen een tocht onderneemt naar het sterrenstelsel Alpha Centauri buiten ons zonnestelsel, met een “witte planeet” die vergelijkbare leefomstandigheden zou kennen als op de aarde. Het voertuig waarin ze zitten, is best ruim, met van alles erop en eraan en slaapgelegenheid voor zon twintig mensen. Er gebeuren naast leuke (bijv. een verjaardagsfeestje) ook best akelige dingen onderweg. O.a. komt men een ruimteschip uit 1987 tegen met allemaal doden erin en moet er een oplossing gezocht worden voor een probleem met enkele motoren. Robothulp in deze communistische film is er in de vorm van Patrick, een beetje vergelijkbaar met HAL van Stanley Kubrick’s “2001, A Space Odyssey”. Op 60 uur van hun doel vallen alle inzittenden allemaal in slaap, een etmaal lang, om daarna wel weer fris aan hun apparaten te gaan zitten. Lukt het de ruimtevaarders om de witte planeet te bereiken?
Ik heb “Ikarie XB-1” best een onderhoudende film gevonden, maar enigszins gedateerd blijft hij wel. Om het af te leren zal ik op donderdag nog eens naar museo Elder gaan, dan voor Solyaris.

Tussendoor overdag zit ik literatuur te bestuderen over yoga en haar al dan niet vermeende effectiviteit. Studente heeft me een complete verhandeling van ruim 100 bladzijden toegezonden per computer over wat yoga eigenlijk is, wat voor vormen er zijn en hoe je die moet beoefenen om er maximaal profijt van te kunnen trekken. De twee auteurs van de verhandeling heten allebei Dayanidy van achteren, dus het zal wel een echtpaar zijn. Het duizelt me wel een beetje, als ik bij hen lees over zaken als asana (goede houding), shat kriyas (actie), pranayama (goed ademen), bandhas & mudras (energie) en dyana (emotionele stabiliteit). Geregeld wordt er ook bij verteld, hoe goed een en ander wel niet is voor lichaam en geest. Echter, van up-to-date wetenschappelijke literatuur op dit terrein moet de klapper het niet hebben. Wel gaat op het einde een heel stuk over hoe je de yoga bij jezelf en anderen aan de man of vrouw moet brengen.
Als kritische onderzoeker denk ik intussen: zou er überhaupt wel goede literatuur zijn over effectiviteitsonderzoek? In de periode rond 1990 toen ik nogal geïnteresseerd was in het (on)nut van alternatieve gezondheidszorg, is het eigenlijk niet erg bij me opgekomen om naar literatuur over yoga te zoeken. Wonderwel zie ik nu bij de referenties van recente artikelen en reviews op yoga-terrein en daarna ook op Pubmed en dergelijke echt van alles verschijnen. Gecontroleerde experimenten naar het nut van yoga zijn vooral na 2000 verschenen, denk ik, als ik vlotjes voor de eerste keer door de literatuur ga.
Ziektes waarbij yoga zinvol zou kunnen zijn, met bijbehorende gecontroleerde experimenten, zijn o.a. moeheid en slaapproblemen na de behandeling van borstkanker met (ook) chemo, ongemak van astmatische bronchitis (COPD), chronische of terugkerende rug- en nekklachten, problemen bij colitis ulcerosa/ileitis regionalis en terugkerende hoofdpijn. Speciale aandacht is er ook voor onderzoek naar stressmanagement in het algemeen. Een nagenoeg onoverkomelijk methodisch probleem bij de interpretatie van de studies is dat met name de patiënten in zeg maar alle onderzoek niet geblindeerd zijn. Er is dan alle ruimte voor foutpositieve uitkomsten. In het beste geval wordt de yoga-behandeling gezet tegenover een andere, zoals stretching. (De meeste studies bij andere niet-medicamenteuze behandelingen lijden aan hetzelfde euvel, helaas. Daar zou eens iemand veel werk van moeten maken.)
Ik ben oprecht benieuwd waarmee vierdejaars medisch studente Aleida de volgende keer op de proppen gaat komen. Ons rendez-vous voor komende maandag is helaas afgelast; het wordt met Jorge de maandag de week erop, op 23 april a.s.

Je hebt zo van die artiesten bij wie je niet rust tot je alles op je schijf hebt staan. Een beetje vreemd is het, maar bij mij is dat naast anderen het geval met Neil Young, de in 1945 geboren, permanent getormenteerde (naar mijn idee) popartiest uit Toronto. Zijn vroege werk heeft ervoor gezorgd dat ik hem nog altijd “bijhoud”. Zelfs de CD “A Letter Home” voor zijn moeder uit 2014 heb ik me een paar jaar terug nog toegeëigend (toen ik hem op Centre Ceramique in Maastricht zag liggen). Misschien ben ik intussen niet meer 100% bij, maar de bijdrage van Neil Young uit 2016 heb ik toch weer in huis. Ze heet “Peace Trial” en hier zijn de tien nummers:
01.Peace trail
02.Can’t stop workin’
03.Indian givers
04.Show me
05.Texas rangers
06.Terrorist suicide hang gliders
07.John Oaks
08.My pledge
09.Glass accident
10.My new robot
Neil Young, het is en blijft – ook in de herfst van ons beiderzijds leven – een rare vogel, maar mij ontroeren kan hij op zijn tijd nog altijd. Zijn zoveelste CD “Peace Trail” vind ik eigenlijk best goed. Na enkele keren afdraaien gaat mijn voorkeur deze keer uit naar titelnummer “Peace trail” en verder ook “Show me”, “John Oaks”, “Glass accident” en “My new robot” (from amazon.com).

Op donderdagavond zit ik om 6 uur ten tweeden male in museo Elder, nu voor een verhaal dat in een Russische ruimtestation speelt. De film uit 1972 heet Solyaris, is van regisseur Andrei Tarkovsky en het is echt wat je noemt een “largometraje”: hij duurt maar liefst twee uur en drie kwartier, na de korte inleiding en reclame tot bijna 9 uur.
Met de namen van de hoofdrolspelers zal ik jullie niet lastig vallen, wel met hun namen in de film. In een ruimtestation op een maan van een verre planeet is plaats voor 85 ruimtevaarders, maar er wonen er nog maar drie, van wie er ook nog eentje, Guibarian, dood blijkt te zijn. De andere twee heten Snaut en Sartorius en zeker de laatste heeft ook zo zijn kuren. Psycholoog Kelvin, voornaam Kris, komt poolshoogte nemen, maar veel bereiken doet hij niet. Sterker nog, gaandeweg zie ik ook hem in de vergetelheid wegzakken. Hij krijgt hij steeds vaker zijn vriendin Hary voor ogen, die tien jaar eerder overleden is. Kris Kelvin is wat blij, als hij weer terug naar het aardse leven kan.
Een heel mooi stukje vind ik, als omstandig wordt ingezoomd op een prachtig schilderij van Pieter Breugel - wie kent hem niet - waarop o.a. een heleboel schaatsers in de weer zijn. Even denk ik dan zelfs dat ik naar een werk van Jeroen Bosch zit te kijken. Terug naar het verhaal van de film geef ik jullie eerlijk toe dat ik niet alle details van de film meekrijg, maar de hoofdzaken blijven me bij. Het is trouwens best een hele zit, zo’n lange film in het Russisch met Spaans onderschrift. Terzijde: iets meer echte ruimtevaart had er voor mij best in gemogen. Als het al donker is om 9 uur, verlaat ik musea Elder weer met een glimlach op mijn gezicht.

Van het voetbal in de Champions League, de returns in de kwartfinale, heb ik niks live gezien. Het was nu de heenwedstrijden wel bekeken, vond ik, maar daar heb ik me schromelijk in vergist. Na de loting voor de halve finales heb ik op vrijdagmiddag nog steeds een raar gevoel in mijn buik.
Afgelopen dinsdagavond doet Liverpool wel wat het moet doen na de 3-0 thuis. Uit tegen Manchester City wordt opnieuw gewonnen, nu met 1-2, oké. Echter, AS Roma speelt het ongelooflijke klaar om thuis in de terugwedstrijd van Barcelona te winnen met 3-0. Details kan ik jullie niet geven, maar Barcelona, dat in Nou Camp toch heer en meester over Roma was met 4-1, vliegt er genadeloos uit.
Woensdagavond doet Bayern München thuis niet erg zijn best, waardoor het tegen Sevilla 0-0 blijft, maar daarmee zit de Duitse kampioen – in Sevilla was het 1-2 – wel weer in de halve finale. Dan hebben we nog de thuiswedstrijd van Real Madrid tegen Juventus. In Turijn werd het maar liefst 0-3 voor Real en kan het dan nog wel misgaan? Zie Barcelona de dag ervoor. Juventus loopt in het Bernabeu schaamteloos uit naar 0-3. Als de reguliere speeltijd voorbij is, volgt nog een handje extra minuten. Dan vindt de Engelse scheidsrechter Michael Oliver het in minuut 93 tijd om Real een handje te helpen, hij kent Real een dubieuze strafschop toe. Als aanvoerder en keeper Buffon van Juventus daartegen protest aantekent, krijgt Oliver zogenaamd een duw van hem en volgt een rode kaart, “fuera”. Cristiano Ronaldo mag daarna voor Real de 1-3 aantekenen en als toetje ook nog eens zijn shirt uittrekken. Ik ben blij dat mijn borstkas niet zo opgezet is als die van de Portugees in Madrileense dienst.
Wat ik er ook van mag denken, de halve finales dit voelbaljaar zijn Bayern München tegen Real Madrid op 24 april en 2 mei en Liverpool tegen AS Roma op 25 april en 1 mei. Bayern tegen Real laat ik me op 24 april zeker niet ontgaan. En voor wie ook nog de halve finales van de troostronde van de UEFA wil weten: daarin spelen Arsenal en Atletico Madrid tegen elkaar alsmede Olympique Marseille en Salzburg.

Op vrijdagavond laat ik het filmfestival voor wat het is. Het is tijd om gewoon weer eens op mijn laptop een Engelstalige film uit de oude doos op te zetten: “The Black Windmill” van regisseur Don Siegel uit 1974. Michael Caine speelt daarin een geheim agent van het Britse MI6, wiens zoontje gekidnapt is. Hij rust uiteraard niet voordat hij het kind weer terug heeft. Ik had de film best in bijv. het Russisch kunnen afdraaien, als “Estrella roja”, maar wat is er tegen de originele Engelse versie, niks toch? Als extraatje kan ik hem ook nog eens in het Nederlands ondertitelen, wel zo prettig voor de variatie.
Een en ander kan echter niet verhullen dat ik de film tegen vind vallen. Ik heb Michael Caine al in betere films zien acteren. Voor mij is zijn hoogtepunt een film waarin hij een permanent in de olie zijnde leraar Engelse literatuur speelt, met een eersteklas tegenspeelster die zich wil bijscholen. De naam van de film en van de dame ben ik even kwijt, maar daar kom ik nog wel eens op.

Morgen, zondag 15 april, kan in Nederland PSV al landskampioen worden, als het thuis van Ajax weet te winnen. En eveneens morgen staat in Maastricht en omstreken de Amstel Goldrace op het programma. Om half 11 vertrek het complete peloton vanaf de Markt voor een langdurige tocht door het heuvellandschap.
Hier in Las Palmas ga ik op de zaterdagmorgen eens een nieuw plaatje opzetten. Ik heb jullie eerder wel eens verveeld met Madeleine Peyroux, een jazz-zangeres naar mijn hart. De dame uit Georgia en andere delen van de VS, met in haar jonge jaren nog eens Parijs als standplaats, is van 1974; a.s. woensdag 18 april wordt ze 44. Jullie weten toch wel dat ze naast diverse soloplaten – ik heb ze intussen allemaal, geloof ik – ook een CD heeft gemaakt samen met ene William Galison, een muzikant uit New York? Hij is intussen vooral bekend vanwege het in- en uitblazen op een mondharmonica. Kennen jullie zelfs Madeleine Peyroux als helft van het duo nog niet? Dan wordt het hoog tijd dat we samen eens ons oor te luisteren gaan leggen bij hun gemeenschappelijke inspanning: “Got You On My Mind” uit 2004. Hier zijn de nummers van de CD:
01.Back in your own backyard
02.J’ai deux amours
03.Flambée mantalbanese
04.Got you on my mind
05.Jealous guy
06.The way you look tonight
07.Rag for Madl
08.Playin’
09.Shoulda known
10.Heaven to me
11.Heaven help us all
Natuurlijk is dit alweer een heel mooi album van Madeleine Peyroux. Extra mooi vind ik “J’ai deux amours” de oude hit van Josephine Baker, “Got you on my mind” en “Playin’”. Vlak bovendien William Galvison niet uit met bijv. Flambée mantalbanese” en “Jealous guy” van John Lennon. Als duo komen de twee goed tot zijn recht in “Heaven help us all”.

Dan is het zaterdagmiddag en – surprise, surprise – word ik door Noé op het terras aan Las Canteras verwacht. Mijn jonge collega (40 jaar) woont intussen al weer zo’n drie jaar op Tenerife, een naburig eiland, maar komt af en toe nog weer eens een weekend buurten. Dan spreekt hij kennelijk graag ook weer eens af met mij (en anderen).
Om twee uur loop ik op de boulevard en daar zit hij, aan een voorste rij tafeltje bij La Oliva, samen met psychologe Lorena. Lorena blijft maar even, want die moet nodig een cadeautje gaan kopen en dan naar een verjaardag. Dan verschijnt Juli die met Noé en mij alle tijd van de wereld lijkt te hebben. Even later vertrekken we voor onze lunch, “almuerzo”, naar Amigo Camilo om de hoek. Zie ik mezelf toch nog mijn vermaledijde “sancocho” bemachtigen, met “cherne y gofio”. Het woord “cherne” is hetzelfde als “cherna”, vertelt Juli me trots en het staat voor zandbaars. Omdat er een rij wachtenden is bij Amigo Camilo – in de zaak zelf zit het propvol – trekt Noé een nummertje en gaan dan voor een aperitief eerst naar NYC Taxi verder op. Ietsje later, even over 3, is het onze beurt en krijgen we een acceptabel vierpersoons tafeltje aan het water (oceaan) toegewezen.
Dan blijkt – potverdriedubbeltjes – dat ze vandaag mijn “sancocho” niet hebben. Een beetje “verpopzak” laat ik het dan maar aan Noé en Juli over bij de keuken de visgerechten uit te zoeken. Snel staan een fles wijn, bier en spa op tafel. De wijn is een rode Malvascía van een speciale druif, uit Lanzarote. Erbij is ook al een schaal met “pan bizcochado”, tot beschuit te stampen brood. (Terzijde, van ander dan witbood heeft men onder Canariërs in een zaak als Amigo Camilo geloof ik nog nooit gehoord.) Als ik vertel dat ik met Trudie in juni naar Noordwest-Spanje ga, ook naar Asturië, komt vanzelf naar voren dat we daar dan zeker aan de locale cider moeten en uiteraard “cachopo” moeten gaan eten. Laat ik nou vergeten zijn om het antwoord op te schrijven wat “cachopo” ook al weer is. Ik heb het ook niet meer in mijn hoofd. Dat blijft dus nog twee maanden een verrassing, tenzij ik bijv. Jorge of Isabel ermee lastig zal vallen.
Als voorgerecht komen er drie schalen op tafel: gebakken inktvistentakels, kleine sardientjes en een gemengde salade met tonijn. Om de tapas en het hoofdgerecht op te fleuren verschijnen er ook twee bakjes met rode en groene saus (“mojo picón y verde”). Het hoofdgerecht bestaat deze middag bij Amigo Camilo vooral uit vis, “rascacio”, volgens mijn woordenboek bruine schorpioenvis. Er worden als garnering Canarische aardappeltjes in de schil bij geserveerd, “papas arrugadas”. Het nagerecht is een “abuelita”, een combinatie van ik denk twee soorten pudding en slagroom.
Tegen de tijd dat we aan de “postres” toe zijn, heeft Noé meer trek in drankjes van de zaak. Er wordt ons eerst een “orochata + 43” voorgezet - dat is een alcoholisch melkdrankje uit Valencia – en daarna twee keer iets van wodka in een chocoladecrème. Dat krijg je ervan, als je met twee smulpapen van hier aan tafel gaat. De aardige vrouw die ons bedient, Maite, zwaait ons uit, als we vertrekken.

Moe gestreden gaan we vervolgens op zoek naar passende terrasstoelen aan Las Canteras. Het wordt - een flink eind verder op - café Vigo, niet ver van Bar La Peña, waar Marcel mooie herinneringen aan heeft. Als ik over de keur aan tapas in die zaak vertel, wordt mij dringend aangeraden om ook eens naar een tweede Casa Carmelo te gaan, met de ondertitel “Los Pulpitos”. Het restaurant ligt op de hoek van de calle Secretario Padilla met de calle Perú. Ter plekke neem ik me voor om daar dan maar eens een keer solo te gaan eten. Het is jammer dat Trudie en Marij deze winter hun gezicht niet meer laten zien; anders zou “Los Pulpitos” een mooi idee voor een uitje van ons drieën zijn.
Ander onmiskenbaar terrasnieuws betreft o.a. Noé’s uitstapje naar Lissabon. Het blijft voor hem een pracht van een stad, maar van de diverse fado-avonden in speciale café’s wil hij vanaf nu het liefste verschoond blijven. De zaken zijn tegenwoordig avond aan avond gevuld met toeristen die perse op de melancholische muziek getrakteerd willen worden. Aanbevelenswaardig volgens Noé is een “Lisboa licor” met de naam “ginga” of “ginginha”. Ik maak er in deze brief van dat het een of ander drankje met gin moet zijn of een ginger ale.
De recente liefdes van de twee vrijgezellen komen op het terras ook ter sprake. Van Noé krijgen we omstandig het laatste nieuws over zijn verovering Laura te horen. Hij heeft me er al eerder over verteld. Ze is een niet al te rijke advocate in Madrid en houdt wel van een glaasje. Het is intussen met haar al zover dat hij het ene weekend in Madrid bivakkeert en zij het volgende in Santa Cruz de Tenerife. Ik opper dat hij haar vandaag best had kunnen meenemen naar Las Palmas, dan had ik haar hier eens kunnen “keuren”. Zo ver is het nog niet helemaal, krijg ik als antwoord, maar dan komen wel al een paar kiekjes van haar te voorschijn op zijn mobiel. Hij stuurt ook een net gemaakte foto van ons drieën naar haar op en even later krijgen we van haar vanuit Madrid de “compleminte” terug.
Juli (52 jaar) heeft veel meer moeite om over een vriendin te praten, waar hij zijn zinnen op heeft gezet. Met haar wil hij eigenlijk best wel meer wil dan handjes geven en luchtkusjes en onlangs heeft hij dat haar ook uiterst voorzichtig laten weten. Het wachten is nu op haar eventuele toenadering. Juli vindt het vooralsnog allemaal te pril om ons in detail over “man en paard” of liever “vrouw en merrie” te vertellen. Zelfs haar naam houd hij nog even voor zich.
Terzijde zijn beiden het erover eens dat mijn LAT-relatie met Trudie precies is zoals zij zich hun toekomst met dames wensen. Ik heb maar geboft! Dan gaat het liefdesgesprek weer meer in algemene zin door, met name over internetsite Tinder. Daar kun je tegenwoordig schaamteloos terecht voor allerlei soorten afspraak met het andere geslacht: van samen eens wat gaan drinken tot linea recta de koffer in. Mij staat bij dat ik over Tinder ook wel eens in de Euregio gehoord heb, maar me er echt in verdiepen is iets anders. Als ik mijn Spaanse kompanen mag geloven, leg je vandaag de dag meestal je contacten niet meer via bijv. je buurt, werk of hobby, maar doe je dat frank en vrij op je laptop. Ik zie me nog niet een profiel van mezelf via Tinder aanmaken en dat dan de boze buitenwereld insturen. Ben ik oud aan het worden?
Vlak voordat ik weer naar de Luis Morote vertrek, krijg ik nog van alles anders mee van Noé en Juli. Hoe noem je een straathond in het Spaans of Canarisch? Voor het “drekbakkenras” hebben ze hier de naam “mil leches” (duizend keer melk), perro sato (?) en chucho (mormel) bedacht. Dat “chucho”heb ik overigens wel eens eerder gehoord, bedenk ik achteraf. Ik kan het niet laten en vraag Noé naar de kop van de Bandido-reclame van Tropical, die ik jullie eerder al voor heb gezet: “Bejo & Locoplaya”. Zijn antwoord is simpel: dat is een hiphopduo uit het Canarische eiland El Hierro, dat tegenwoordig bij de jeugd heel populair is. Waar het woord “Bejo” precies vandaan komt, is hem net zo duister als mij. Op volgende week moet ik ze op de Bandido-bijeenkomst hier maar eens aan het werk zien; ze zijn best in orde.
Zijdelings zie ik dat Noé zijn mobiel intussen aan tafel aan het opladen is met een “cargador”, een oplader. Het laatste uur schuift een best spraakzame vriendin van Noë en Juli, een balletlerares genaamd Luana of zo, aan bij ons aan tafel en niet veel later is ook die met een oplader in de weer. Is dat het nieuwste van het nieuwste met al die bijzondere apps op je mobiel? Lopen steeds meer mensen ook nog eens met een oplader over straat?
Als het drietal met mij om half 9 naar de live muziek in de buurt van Noé’s vroegere flat wil gaan, haak ik af. Van 2 uur tot over 8 lijkt me lang genoeg. Een half uurtje later zit ik met een boek, enige drank en gefrituurde amandelen weer op mijn balkonnetje. Waarschijnlijk zien Noé en Juli me nog weer een keer half mei, voordat ik weer naar het hoge noorden afreis. Een optreden van de balletdanseres en haar leerlingen op 19 mei komt net te laat voor me.

Op het verstrekken van koffie en thee wordt veel geld verdiend in de horeca. Misschien om die reden is het in de Verenigde Staten usance dat je in een nering een gratis “refill” krijgt aangeboden. Waarom gebeurt dat hier in Las Palmas en ook in de Lage Landen niet ook? Als ik in Maastricht bijv. een café zou openen, zou ik ermee beginnen om de koffieaanbidders en theeleuten nog eens zonder betalen eens een keer bij te schenken. Uiteraard zou ik er tegelijker tijd wel ook reclame voor maken. Ik vrees dat ik op die manier een heleboel klanten bij andere zaken weg zal snoepen.

Heb ik nog ander nieuws op zondag, rustdag? PSV heeft met 3-0 van Ajax gewonnen en mag zich opmaken voor een rondrit door Eindhoven Centrum. In Engeland heeft Man U een steek laten vallen en daardoor is stadgenoot Manchester City nu al landskampioen geworden. Wat is de uitkomst van de Amstel Goldrace? Die is uiteindelijk uitgemond in een sprint tussen twee niet-Limburgers, zelfs niet-“Hollenders”. De Deen Michael Valgren verslaat Roman Kreuziger en mag zich de nieuwe winnaar van de enige voorjaarsklassieker van Nederland noemen.

Op maandag ben ik blij dat ik weer eens naar de universiteit kan. Het wordt wat vanmiddag. Harry heeft me eerder gemaild, maar om mysterieuze reden heb ik zijn mailtje per ongeluk gedeletet. Gedeletet? Dat maakt mijn woordenboek ervan, nadat het daarvoor gedeleet had afgewezen. Verder hoop ik vanmiddag nog eens met Jorge te kunnen praten over het yoga-onderzoekje van Aleida. Omdat onze samenkomst met haar is uitgesteld tot volgende week maandag, krijgen jullie ook pas weer een nieuwe brief van mij op die dag. Voor wie mij nog op en top bijhoudt: houd 23 april in de peiling.
Intussen zit Marion van Ton met de directe familie voor twee weken op Aruba. Ze vertrekken overmorgen en komen begin mei weer terug. Aan hen zal ik best eens denken, zeker met Luno’s verjaardag op 28 april, maar waar ze zitten, is wel wat je noemt een afstand. Daarbij is Las Palmas met zijn 4½ vliegtijd maar een kippeneindje. Voor de grote rest van jullie heb ik voor de komende week als “kemissie”: neem het er eens van, nu het nog kan. Zeker overdag is april best te genieten en een buitje op zijn tijd is goed voor het gras en de liguster. Hier speel ik onverminderd de vrolijke Frans en stel mijn terugkeer naar jullie nog ruim een maand uit. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is het nieuwste van Dan Brown. Het is uit 2017, heet “Origin” en mijn vertaler op de e-reader maakt daar “Oorsprong” van, prima. Het speelt in Spanje, met name in Bilbao en Barcelona, terwijl ook Madrid en omgeving aan bod komen.
Het verhaal begint in het aparte Guggenheim museum in Bilbao. Computernerd en futuroloog Edmond Kirsch houdt daar een lezing, waarin hij voor een uitgelezen gezelschap van zo’n 200 personen uit de doeken gaat doen waar we vandaan komen en waar we heen gaan. Ik heb wel eens minder interessante onderwerpen voor een lezing gezien. Professor Robert Langdon, die uiteraard van diverse eerdere boeken van Dan Brown bekend is, is er de speciale gast, met computerstem Winston om hem terzijde te staan. Dan, als Edmond Kirsch net over zijn ontdekking wil vertellen, wordt hij doodgeschoten door een gast die op het laatste moment aan de lijst van genodigden is toegevoegd: ex-admiraal Luis Ávilon. Die blijkt een bekend lid van de Palmeriaanse Kerk te zijn, met een alternatieve paus aan het hoofd. Ávilon weet te ontkomen, maar Robert Langdon en de directeur van het museum, Ambra Vidal, gaan achter hem aan.
Ambra Vidal is tevens de toekomstige koningin van Spanje, sinds kroonprins Julián (is dat Philip, Felipe?) haar onlangs tijdens een televisie-uitzending ten huwelijk heeft gevraagd. De oude koning is op sterven na dood. Al snel blijkt dat die met zijn boezemvriend aartsbisschop Antonio Valdespino een aparte rol in het verhaal speelt. Andere belangrijke mensen in het paleis in Madrid zijn Diego Gaza van de “Guardia Real”, de jonge voorlichtster Mónica Martin en ene Bhalla Suresh van de beveiliging. Het koninklijk gezelschap blijft de hele tijd in de buurt van Madrid, het naburige El Escorial en de Vallei van de Gevallenen. Robert Langdon en Ambra Vidal verkassen echter al snel naar Barcelona op zoek naar een wachtwoord om de presentatie van Edward Kirsch alsnog via het internet de wereld in te sturen. Eerst zitten ze in Casa Milà, dan in de Basilica de la Sagrada Familia, allebei organische werken van Antoni Gaudi. waar ze zich trouwens Luis Ávilon en anderen van het lijf moeten houden. De finale is in een voormalige kerk, die door Edward Kirsch is omgebouwd tot zijn computercentrum. Gaandeweg heeft het avontuur zoveel aandacht van de pers gekregen dat meer dan 200 miljoen mensen live naar de uitzending kijken, als Edward Kirsch eindelijk postuum zijn zegje mag doen.
Het is een echt Dan Brown boek dat ook qua stijl niet onder doet voor diverse van zijn eerdere verhalen. Waren eerder wereldsteden zoals Londen, Parijs, Rome en Washington het toneel, nu is vooral Barcelona het middelpunt. “Origin”, oorsprong voor de ongeletterden, leest als een trein; ik heb het in twee dagen uit. Wel krijg ik (alweer) een beetje last van mijn persoonlijke Dan Brown-euvel: het gaat maar door en dan begin ik gaandeweg steeds meer naar het einde te verlangen. Dan Brown krijgt er van mij als recensiecijfer een 8- voor, best in orde.

Mijn tweede boek is van een oude rot in het spionnenvak: John le Carré. Ik heb echt alles van hem gelezen en zijn laatste nieuwe: “A legacy of spies” uit 2017 moet er deze week maar eens aan geloven. Ik lees het boek op mijn e-reader in het Nederlands als “Een erfenis van spionnen”. Het speelt vooral in Londen, maar ook een beetje in Bretagne, Berlijn en elders.
Hoofdpersoon is Peter Guillam, in het heden en rond 1960, als hij als beginnend Brits spion zijdelings betrokken is bij een operatie in Oost-Berlijn. Die loopt fataal af voor twee agenten: Alec Leamas en Liz Gold. De voorgeschiedenis van die gebeurtenis wordt in het boek uitgebreid uit de doeken gedaan. Een Brits spionagenetwerk in Oost-Berlijn met arts Karl Riemck (Mayflower) en wulpse dame Doris Gamp (Tulip) wordt na een tijdje opgerold door de communisten. Voor Tulip gebeurt dat zelfs pas, nadat ze al veilig naar Engeland is uitgeweken. De dader van de moord op haar daar, een hoge Oost-Duitse Stasi officier genaamd Hans-Dieter Mundt (Windfall), wordt vervolgens wel opgepakt en dan door George Smiley verplicht om voor de Britten te gaan spioneren in Oost-Berlijn. Dat lukt overigens maar zeer gedeeltelijk. Er komt via Windfall wel het nodige materiaal naar het westen, maar hij lapt ook bijv. zijn tegenstrever Fiedler erbij, als die het door heeft en hij is het die getuigen Alec en Liz bij de Muur doodschiet – zogenaamd op de vlucht. Daarna verdwijnt Hans-Dieter Mundt naar Moskou.
We zijn intussen vele decennia later, maar het precieze jaar weet ik zo vlug niet. De criminele zoon van Alec, Christoph, vindt dat hij van de Britse geheime dienst, met name van Smiley en Guillam, wel een miljoen pond of zo kan los krijgen als genoegdoening. De tegenwoordige juridische dienst probeert, vooral in de persoon van Bunny en Laura (geen achternaam), om Peter Guillam met terugwerkende kracht schuld te laten bekennen aan het eerdere debacle. Als de hem toegewezen advocate Tabitha het ook niet meer weet, smeert Peter Guillam hem en gaat op zoek naar zijn oude leermeester.
Boeken van John le Carré zijn steeds weer opnieuw een lust om te lezen. Zijn “A legacy of spies” is een bijzonder vervolg op veel eerder werk zoals “”The spy who came in from the cold”. Hoewel ik de toenmalige afloop nog ken, vind ik het nieuwe verhaal erover best weer spannend genoeg. De hedendaagse toevoeging maakt het verhaal er alleen maar leesbaarder op. Voor “A legacy of spies” krijgt de bejaarde spionagemeester een volle 8 van me. Ik hoop maar dat le Carré binnenkort nog weer eens opnieuw van zich laat horen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten