donderdag 26 april 2012

Weblogbrief 7.30, 26 april 2012

Weblogbrief 7.30, 26 april 2012

    Beste mensen, queridas mujeres y estimados hombres, dit is mijn laatste brief van deze winter in Las Palmas. Morgen op het eind van de middag neem ik plaats in de ijzeren Condor vogel, in een beetje krappe stoel, maar goedgemutst, op weg naar Düsseldorf en van daaruit met Trudie in haar autootje naar Maastricht. Ik heb de eer jullie bij het scheiden van de markt nog een laatste keer te mogen bijpraten over wat er hier allemaal gaande is, buiten de deur en in mijn hoofd.

    Laat ik zoals dat gebruikelijk is, met mijn muziek beginnen. Mijn verhaal over Sinéad O’Connor begint trekjes van een feuilleton aan te nemen. Ik had al langer haar eerste drie cd’s in mijn bezit en vorige week kwamen daar nummertje vijf en zes bij. Daartussenin zit er eentje, uit 1994, “Universal Mother”, die uitkwam vlak nadat ze zich al te dwars had opgesteld, althans volgens de goegemeente. Wie wil niet het Amerikaanse volkslied horen voordat hij mag gaan zingen? En wie verscheurt er nou een foto van de paus op de tv? Dan solliciteer je toch naar het eeuwige hellevuur. Niettemin, ik moest en zou die cd natuurlijk wel in mijn bezit hebben en gelukkig lag ze ongeschonden bij Daily Price in de Tomas Miller, met op de achterkant een prachtfoto van de zangeres. Sinéad, zo kennen we elkaar. Mocht ik je onverhoopt tegenkomen in Dublin over een week, dan is de eerste Guinness voor mijn rekening.
    Jullie willen nog een paar uitschieters op “Universal Mother”? Luister dan eens, al was het maar om mij een plezier te doen, naar “Fire Of Babylon”, “John I Love You”, “A Perfect Indian” en “Scorn Not His Simplicity”. Mooi!

    Van Dublin naar The Dubliners is een stap van niks. Ik heb een zestal cd’s van de fameuze groep van o.a. Seven Drunken Nights, hun hit van 1967. Hier zijn ze:
30 Years A-Greying (1992)    
All Time Dubliners Favourites
Dubliners
Essential Collection
Greatest Hits
Seven Drunken Nights
    Als ik de nummers die ik dubbel blijk te hebben, maar één keer meetel, kom ik uit op 94 keer The Dubliners, een volle vijf uur muziek.
    Wie zijn die Dubliners eigenlijk? In www.allmusic.com vind ik de omschrijving: “hard-drinking backstreet Dublin scrappers with unkempt hair and bushy beards”. Ze brengen hun liedjes vanaf de oprichting van de groep in 1962, “als er niet geknokt wordt”, in O’Donoghue’s Pub (15 Merrion Row, bij St. Stephen’s Green). De traditionele folkgroep bestaat in zijn oorspronkelijke samenstelling uit het viertal Ronny Drew, Luke Kelly, Barney McKennan en Ciarán Bourke. Luke Kelly vertrekt (voor een mislukte solocarrière) en keert snel weerom, maar dan is John Sheahan al nummertje vijf van de groep. De hoogtijdagen van The Dubliners zijn in de jaren 1967-1971, waarop eerst Bourke en later Kelly aan een “slopende ziekte” overlijden. Er is een opleving van de groep in de periode 86-91, als ze o.a. met The Pogues op de plaat staan. Anno nu is er van de oude groep van vijf niemand meer in leven. 
    En dan is het nu tijd voor mijn Dubliners top 17, een beetje raar getal voor een lijstje, maar als ik tot zeventien kom, waarom zou ik er dan 10 of 20 van willen maken. Wellicht, als ik nog een paar andere cd’s van ze bemchtig, kan ik de twintig volmaken. Hoe zou bijv. Nelson’s Farewell uit 1966 klinken, Never Wed An Old Man uit 1968, Raglan Road uit 1986, met een tekst van Patrick Kavanagh of The Irish Rover uit 1987? Daarbij, diep in mijn hart vind ik dat je The Dubliners niet per nummer de maat moet nemen, maar dat het de overall indruk is die ervoor zorgt dat de groep zo hoog bij mij staat aangeschreven. Mijn top 17 dus, daar zul je hem hebben:
01.    A Pub With No Beer
02.    All For Me Grog (1967)
03.    Barley And Grape Rag
04.    Black Velvet Band (1967)
05.    Dirty Old Town (1968)
06.    Donkey Reel
07.    Eileen Og
08.    I’m A Man You Don’t Meet Every Day
09.    Molly Malone
10.    Seven Deadly Sins
11.    Seven Drunken Nights (1967)
12.    The Band Playing Walzing Mathilda
13.    The Irish Navy
14.    The Rose (1991)
15.    The Wild Rover
16.    Whiskey In The Jar (1990)
17.    Whisky On A Sunday.
   
    Er is ook een nagekomen bericht. Ik heb een cd, “Dublin songs”. met 20 liedjes van een aantal Dublinse folkartiesten. Daarop staat o.a. Raglan Road, zie boven, maar dan van Jim McCann, in totaal goed voor 3 nummers op het album net als Brendan Grace. Van de groep The Fureys and Davey Arthur staan er 4 nummers op evenals van Paddy Reilly. Terzijde, die Paddy Reilly heeft in de periode 1996-2005 nog in The Dubliners gezeten, als vervanger van Ronny Drew, en werd bekend met nummers zoals “The Fields Of Athenry”. En nou komt het, op de cd “Dublin Songs” staan daarnaast maar liefst 6 liedjes van The Dubliners, o.a. hun bekende versie van Molly Malone, maar ook weer een aantal nieuwe nummers. (Voor de mensen met een ijzeren geheugen: Sinéad O’Connor zingt Molly Malone ook, op haar cd uit 2002 “Sean-Nos Nua”. Dat meldde ik twee weken terug.)

    Als één ding me de afgelopen week is tegengevallen, is het wel het “Parque De La Salud”. Wat zou het geven, dacht ik vooraf, toen ik me na mijn bezigheden op de faculteit dinsdag een week geleden bij het theater liet afzetten. Allereerst bleek het park vele malen kleiner te zijn dan ik in mijn hoofd had, maar vooruit: is kwaliteit niet belangrijker dan kwantiteit? Ook bleek het park niet de hele dag open te zijn, maar met name van 5 tot 8 “por la tarde”. Dat had ik op de schreeuwerige aankondiging niet gelezen. Aan de andere kant, ik was er even voor 5, dus ik viel wel bijna met mijn neus in de boter.
    Ik mocht nog een blokje om in Triana/Vegueta (“de oude stad”), maar dan moest ik er toch aan geloven. Om half 6 zou de lezing over “¡Cuidado con la diabetes!” beginnen en die wilde ik niet missen. Wat zag ik, toen ik het terrein opliep? Het was één grote reclame van Danone, waaraan ik onderworpen werd en behalve Danone Hosanna was er helemaal niks te beleven. Densia, maar daar heb ik in een vorige brief al over verteld, is de bijdrage van Danone om onze botten heel te houden en die werd in het “Parque de la Salud” nog eens uitgeserveerd. Verder waren er, als ik het speeltuintje voor de Luxjes en de plek waar je een foto van jezelf kon laten maken, buiten beschouwing laat, drie andere informatiestands. Allereerst was ik bij die van Actimel en het immuunsysteem, met een tien minuten durend filmpje binnen in de tent. Dan was er een doorloopstuk over onze arteriën, die zonder geregeld Danacol ongetwijfeld in aller ijl gaan dichtslibben. En ten slotte was er de Activia-ruimte om onze spijsvertering in het gareel te houden, met alweer een filmpje ter bevordering van Danone.
    In een tent daarnaast vertelde een diëtiste om kwart voor 6 een standaard verhaaltje over hoe we ons, de twaalf toehoorders, tegen het optreden van suikerziekte konden wapenen. O.a. moesten we vijf of zes keer per dag eten, wel kleine porties en van de juiste producten. (Is het geen wonder dat ik nog geen suikerziekte heb?) De naam Activia werd in het praatje niet genoemd, wat voor haar pleit. Wel zei ze me wat te vaak “Vale?”, bijna na iedere zin, maar ik kon haar wel aardig volgen. De diëtiste kon het ook niet helpen, dat ze was ingehuurd voor het praatje; ze deed haar best.
    Als je alle vier de tenten had bezocht en steeds de sticker opplakte die daar werd uitgedeeld, kreeg je bij inlevering van je “pasaporte” ten slotte een miniflesje Actimel uitgereikt. “Rellena cada uno de los casilleros con las pegatinas que te entragarán los responsables de los eventos, canjéalo en el Kiosco Danone del Parque y podrás conseguir un Actimel gratis. ¡Sigue cada mañana tu ritual con los nuevos Activia Desayuno con zumo de frutas!”
    Om kwart voor 7 stond ik weer buiten, een ervaring rijker. Enigszins ontredderd zat ik even later op een bank tegenover McCarthy’s in de calle mayor de Triana.

    Afgelopen donderdag, een week terug, was ik voor het laatst nog eens in de Mercado Central, achter Mesa y López. Mijn koffie was bijna op en zonder een pot koffie ’s ochtends kom ik wat moeilijk op gang. Dus kocht ik nog twee kwart kilo’s Colombia in bij mijn mannetje daar. Daarna liep ik naar de visafdeling vanuit de ingang van de markt rechts op het eind, omdat ik iets heb met vissticks hier. Even in de pan en lekker zijn ze bij een stuk stokbrood.
    Wordt het niet tijd om jullie op de hoogte te brengen van de verschillende viszaken, “pescaderías”, in de overdekte markt daar? Qua vissoorten lijkt het de vrijdagmarkt in Maastricht wel, alleen is het hier elke dag behalve zondag feest, met als extraatje een aantal vissen die alleen hier voorkomt. Als ik de zaken die ook stokvis verkopen, buiten beschouwing laat, kom ik op drie kleinere uitstallingen of hoe zeg je dat bij half open viszaken en daarnaast op een dubbele wat je noemt grootgrutter. De kleintjes liggen aan de zijkant naast elkaar in het midden, van links naar rechts eerst de Hnos (hermanos) Montesdeoca met hun “pescado del país”, dan El Sargo, waar het steevast nogal druk is met klanten, ook voor een praatje, en tenslotte nog ietsje meer naar rechts de nering van Union. Zowel links als rechts van de drie kleintjes zijn de viszaken in handen van één bedrijf, de firma A. Artiles e hijos, S.L., “pescados y mariscos del mar a su casa”, “de nuestros barc os a su mesa”. Hun bedrijf is bij elkaar veel royaler van opzet dan de drie kleintjes samen. De leuze is, lijkt het, ook royaler, maar wie ben ik dat ik al die soorten vis, 25 verschillende?, uit elkaar kan houden, van sprotjes via viejas, samas, anguílas, bacalao, zalm en diverse inktvissen tot grote joekels van het formaat van een dolfijn.
    Bij de afdeling “Congelados” van Artiles y hijos haalde ik mijn vissticks uit de bak, vers gevangen, gepaneerd en verpakt, en een half uurtje later zat ik op mijn flat aan een heerlijk vismaaltijdje. Ik weet het: met vissticks kun je in goed gezelschap niet meer aankomen; het is iets van de jaren 50 of 60. Echter, als er geen pottenkijkers zijn...

    Ik ben hier nou zeven winters achter elkaar en Spaans is nog steeds mijn taal niet. Intussen kan ik de mensen wel redelijk goed verstaan, mits ze niet al te snel spreken. Bijv. iemand die een beetje gedragen voordraagt, kan ik best volgen, niet letterlijk, maar voldoende. Bijv. met de diëtiste die mij bijpraatte over suikerziekte, zie boven, had ik geen probleem. Gaat het echter wat sneller en/of wat meer afgeknepen, dan ga ik helaas afhaken. Jorge aan de telefoon, Almudena in een discussie, de bejaarden aan de boulevard, als het echt erom spant, geven ze me geen schijn van kans. Het is niet anders; het zal ook wel met de leeftijd te maken hebben waaop de taal ben gaan leren. Voor praatjes voor de vaak en dergelijke heb ik echt veel meer Spaans inzicht nodig dan ik nu bezit.
    Zelf wat zeggen blijft ook moeilijk voor mij. In mijn hoofd zit ik nog steeds iedere zin te vertalen, voordat ze uit mijn mond komt. Dat maakt mij tot een halve debiel in gezelschap, een saaie man ook. Ik heb Trudie wel eens ñeen vriendin bij te nemen die alleen maar Spaans spreekt. Dat is me door haar niet helemaal in dank afgenomen. Dus blijf ik als stuntelaar door het leven gaan hier, tenzij iemand Engels of Duits (zelfs met Frans heb ik dat enigszins) met mij wil praten. Dan heb ik, als ik het nodig vind, in een mum van tijd het hoogste woord. Echter, bijna iedereen hier spreekt alleen maar Spaans. Dat geldt zelfs voor mensen op de universiteit en in de toeristenwinkels.
    In het Engels ken ik de nodige uitdrukkingen en gezegdes, hoewel ik het in die “tweede” taal toch ook snel afleg tegen een “native speaker”. Echter, een telefoongesprek in het Engels kan ik wel voeren, alweer tenzij het al te rap gaat of in een dialect dat ver van mijn Engels staat. Dan kan ik me op mijn leeftijd eigenlijk alleen maar behelpen met Nederlands, en Maastrichts natuurlijk.
    Uitdrukkingen is het Spaans zijn e zo veel dat er voor mij nauwelijks een beginnen aan is. Zo maar voor de aardigheid vroeg ik Noé vorige week in het café waarom hij er misschien zaterdag niet bij zou kunnen zijn, als Barcelona aartsrivaal Real Madrid klop gaat geven. Voor een verslag van de wedstrijd zie hierna. Zijn antwoord: misschien moet ik mijn nieuwe vriendin in ere houden, die absoluut niks in voetbal ziet. Letterlijk kwam hij met het zinnetje: “Dos tetas tiran más que dos carretas”, als ik moet kiezen tussen tieten en paardenkarren, kies ik voor de tieten. In een variant staat de uitdrukking zelfs in mijn woordenboek, maar ik zou er dus van zijn leven niet opgekomen zijn. Omdat een vriend van Noé erbij was, vroeg ik die ook naar een voorbeeld. Hij kwam met: “Cerrado como culo de muñeca”, als een café echt dicht is, dan is het zo dicht als de kont van een pop. Daar kom je niet op als allochtoon, ook al loop je hier al jaren rond. Terzijde, voor mij is/was muñeca de pols en muñeco de pop;  bij de echte Spaanstaligen ligt ook dat iets subtieler.

    Om in stijl te blijven, ik ging er vrijdag op uit om touw en pakpapier te kopen om mijn doos met gelezen boeken, die terug moet naar Maastricht, wat steviger in te pakken. Plakband had ik nog voldoende in huis, maar voor de andere twee zaken moest ik naar een geschikte “”ferretería”; die bij mij om de hoek had het niet. Ik belandde als vanzelf bij die waar ik met Trudie wel eens vaker geweest ben, die op de Guanarteme, vlakbij het postkantoor. 
    Pakpapier is “papel de embalaje”, maar wat is touw ook al weer? Ik kwam er zo vlug niet op. In mijn Nederlands-Spaans woordenboek stond als eerste woord: “cuerda”, een eind touw is een “cabo de cuerda”. Dat was toch een gemakkelijk te onthouden woord, bijna hetzelfde als ons woord “koord”. Echter, in de winkel keken de mensen me aan of ik van een andere planeet kwam. “Cuerda”? Ik herhaald het woord nog maar eens, maar echt niemand had enig idee. Dus wees ik maar eens op een stuk touw dat mijn buurvrouw aan de balie net gekocht had. “Soga” was het woord dat toen uit diverse monden kwam, bedoel je “soga”? Daarvan heb ik me toen maar een aantal meters aangeschaft. Terug thuis heb ik het nagekeken in mijn groot woordenboek op de computer. “Cuerda” staat bij touw inderdaad als eerste genoemd, maar verderop lees ik de woorden: “soga” voor dik touw, “cordel” voor dun touw en “bramante” voor bindtouw. Misschien was “bramante” wel het touw dat ik in gedachten had, maar met mijn “soga” kan ik toch ook een eind komen.
    En voor alle duidelijkheid: “iets op touw zetten” is gewoon “organisar” en als een Spanjaard er geen touw aan vast kan knopen, zegt hij: “No entiendo nada de nada”. Jullie willen een zinnetje met “soga”? hier komt-ie: “siempre quiebra la soga por el más delgado”, de draad breekt altijd bij de zwakste schakel.

    Afgelopen zondagmorgen/middag hadden we het zoveelste goedkope spektakel te verduren hier. Sinds Spanje financieel op zijn gat ligt en idem dito de provincie en de stad, wordt er drastisch bezuinigd op ieder evenement dat Las Palmas geld kost. Zo is de overheidsbijdrage aan het carnaval hier drastisch geslonken, wat tot minder feestelijkheden heeft geleid, en is de prijs van een tienrittenkaart van de bus onlangs met 15% verhoogd. Echter, een hardloopwedstrijd, waarbij een legertje vrijwilligers de mensen op afstand houdt, kan er mee door. We hebben al een halve marathon voor de kiezen gehad, nog niet zo lang geleden zelfs een hele marathon en dan is het nu tijd voor een triathlon. Een stuk zwemmen, dan een heel eind fietsen en afsluitend wat kilometers rennen, daarvoor geeft de stad graag zijn toestemming. Hier zijn enkele Spaanse zinnen om de toeschouwers in het gareel te houden:
    “Con ocasión de la I triatlón olímpico a celebrar en esta ciudad el día 22 de abril de 2012, se informe que se va a restar un carril por todo el paseo de Las Canteras para el tránsito de los corredores desde las 9:00 horas hasta las 15:30 horas del mismo día. Rogamos mantenga de atención para no entorpecer el paso de los participantes, así como colaborar con las indicaciones del personal de la organización y policía local. Gracias por su colaboración.”

    Zondagavond was het tijd voor weer eens een film. Om kwart voor 9 startte ik mijn laptop voor ruim 100 minuten “Before And After”, een film uit 1996 van regisseur Barbet Schroeder met in de hoofdrollen Meryl Streep en Liam Neeson. Het verhaal speelt in de buurt van het Amerikaanse Boston. Ik had hem van Daily Price en was een beetje mijn ode aan Meryl Streep die een paar maanden terug met haar vertolking van Margaret Thatcher weer eens een Oscar binnensleepte.
    Tiener Martha Thavener ligt dood in de sneeuw en de verdenking gaat naar haar vriendje Jake. Hij is de zestienjarige zoon van Ben en Carolyn Ryan, Liam en Meryl, die daarnaast een dochter hebben, Jude. Eerst probeert Ben Ryan allerlei bewijs dat Jake voor de dood verantwoordelijk zou zijn, weg te moffelen. Echter, Carolyn overrulet hem door voor de rechtbank het echt gebeurde verhaal te vertellen. Bij een ruzie zou Jake Martha een klap hebben gegeven, waarna ze achterover viel, in een krik of zo, met dodelijk gevolg. Alles bij elkaar is “Before and after” een klein, maar menselijk verhaal.
    Hoort er ook een recensiecijfer bij? Dan ga ik voor een 7½. De film laat zich best aankijken, maar echt bijzonder is wat veel gezegd. In de bijrollen is Alfred Molina als advocaat Panos Demeris van de Ryans flink op dreef en Edward Furlong zet een aardige Jake neer (à la Leonardo Dicaprio). Liam Neeson blijft voor mij een iets te groot mens, hij maakt ook van die foute stappen, maar met Meryl aan zijn zijde komt het best goed. En Meryl blijft Meryl, daar is weinig mis mee.

    Ik heb iets met T-shirtopschriften. In de Ripoche hier zag ik een man lopen met op zijn truitje het bekende rijtje zich steeds verder ontwikkelde mensdieren, van aap via Neanderthaler tot op het einde een mens. De mens had zich op de tekening omgedraaid en riep naar zijn voorgangers: Stop following me, deja seguiendome. Leuk, hè?

    Ik kan het niet laten om de terugval van Barcelona, ik heb hem met mijn eigen ogen mogen aanschouwen, hier te memoreren. Voetbalclubs kennen hun betere en slechtere periodes en Barça is kennelijk weer eens net over zijn top heen. En als het niet wil, heb je ook geen geluk meer. Wie zei ook al weer dat je geluk moet afdwingen?
    Woensdag een week geleden speelde Barcelona in Londen tegen Chelsea. De Engelse club kreeg zegge en schrijve maar één kans, ongeveer op het moment dat het team van Barcelona geestelijk al aan de thee was begonnen. Maar die kans werd wel verzilverd, einduitslag: 1-0 voor Chelsea. Barcelona had de wedstrijd volledig gedomineerd, maar met schoten op paal en lat win je geen duel. Als halfspelers als Xavi en Iniesta net iets minder zijn en Messi en zijn mede-aanvallers de bal prima rondspelen, maar er niet echt doorheen komen, gaat het mis, ondanks alles. En die Ccech, dat is natuurlijk een meesterkeeper.
    De onterechte nederlaag zouden “ze” in Camp Nou wel even rechtzetten. Echter, de reprise afgelopen dinsdag was van hetzelfde laken een pak. Wat was het weer tik-tik, het ging maar door, Chelsea kwam nauwelijks aan de bal. En zowaar werd het na een half uur 1-0 voor Barcelona met daarop ook nog eens een onterechte rode kaart voor Chelsea-speler Terry. Vlak daarop viel de 2-0 en toen dacht ik, en met mij in ieder geval de hele meute in café MacGregor hier, waar ik naar de wedstrijd keek: op naar de finale. Maar alweer werd het vervolgens schlemielig 2-1 in de extra tijd van de eerste helft. We bestelden nog eens een glas en hielden we de moed erin, zelfs nadat Messi zijn penalty tegen de lat schoot. Het rondspelen was wederom uitstekend verzorgd bij Barcelona, de kansen waren er volop, maar afmaken was er ook deze keer niet bij. Dat vlak voor tijd n.b. invaller Torres van Chelsea er 2-2 van mocht maken, was alleen van belang voor de statistieken.
    En dan was er de wedstrijd zaterdag van Barcelona tegen aartsrivaal Real Madrid, alweer in Camp Nou. En alweer was het balbezit was bij Barcelona prima verzorgd, hoewel iets minder dan tegen Chelsea. Echter, door de verdediging van de tegenstander heenbreken is toch wat anders. En alweer: kansen zijn pas echt goals, als de bal “in de touwen” ligt. Bij de rust stond Real voor met 1-0,  maar gelukkigerwijs kwam Barcelona met een frommelgoal toch nog op 1-1 halverwege de tweede helft. Maar toen was het ook afgelopen: Messi draaide en keerde, maar was niet effectief en Crisiano Ronaldo benutte zijn kans wel zonder enig probleem: einduitslag 1-2. Het doet me pijn aan het hart, maar ik vind dat Barcelona zaterdag terecht heeft verloren. Over de hele wedstrijd genomen was Real Madrid gewoon beter en dat zie je dan in het resultaat terug. Op de boulevard hier liep zondag een aantal mensen trots in zijn Real Madridshirt.
    Maar ook Real Madrid is net ietsje minder dan vorig jaar. Dus wat zou de tweede ontmoeting tegen Bayern München brengen gisteravond, in het uitverkochte Bernabéu=stadion in Madrid? De eerste helft van de wedstrijd had alles wat zo’n wedstrijd dient te hebben, acties, kansen, doelpunten, met als ruststand 2-1 voor Real Madrid, o.a. door een fraai doelpunt van Cristiano Rolnaldo. Dat was dezelfde stand als de eindstand in München, maar toen in het voordeel van de Duitsers. Geloof het of niet, maar de tweede helft en ook de verlenging was het aankijken niet of nauwelijks waard. Beide ploegen speelden vooral op het niet tegenkrijgen van nog een doelpunt. Dus moest met strafschoppen beslist worden, wie naar de finale mocht en in het nemen daarvan was Bayern München beter.
    Waar heel Spanje zijn zinnen al weken heeft gezet op Barcelona-Real Madrid als Champions League finale, wordt het dus Bayern München-Chelsea. De wedstrijd wordt gespeeld in München en natuurlijk gaat Bayern die winnen. Als Arjen Robben in de finale enkele goals maakt, zie ik hem in Europa boven Cristiano Rolnaldo en Messi eindigen als beste voetballer van het jaar.

    Ik keer terug naar de maandagmorgen. Om 9 uur stond Bety voor de deur om de flat te “poetsen”. Kon ik de flat min of meer schoon aan Lluis teruggeven. Op Bety’s verzoek had ik mezelf en haar vooraf nog bedeeld met een nieuwe “fregona con rosco”; wat kon er nog misgaan? Niks dus, ze ging als een wervelwind door de flat, er werden ramen gewassen of het niks kost en na 2½ uur al kon ik van de vloer eten (alsof ik dat graag doe). Wat ziet het er weer “propel” uit, zelfs de zijkamer, die ze niet hoefde te doen, omdat ik geen bezoekers heb gehad. Echter, “e bitsje stöbbe” , dat was toch wel het minste.

    ’s Middags om half 2 kwam Noé met een dubbel doel. Allereerst moest hij zijn best doen op het eten dat ik voor hem neerzette. We begonnen met een “tas sop” van het soort dat je oma vroeger maakte, “casera”, van het huis, met ballen, rode uien, paprika, tomaten, prei en Franse selderij plus een royaal tikkeltje knoklook. Daarop volgde een eenvoudige broodmaaltijd, maar wel met een Amerikaanse voetbalgrote gehaktbal. Zo groot had hij hem, de “albondigón”, nog niet meegemaakt en “muy rico”. Met een stukje kaas na was de lunch compleet en gaf ik hem even tijd om uit te buiken.
    Daarna was de finishing touch van mijn presentatie aan de beurt. Jullie moeten weten: zondagavond las ik een e-mailtje van Lluis dat “el seminario” afgelast was, omdat Almudena hem had verteld dat ze vandaag om 5 uur niet aanwezig kan zijn. Geen verdere toelichting van hem of verontschuldiging van Almudena (ze kan natuurlijk afgelopen weekend beide benen hebben gebroken), geen poging van Lluis om de zaak te redden door zelf als mijn opponent van mij te gaan fungeren, niks, nada. Ik zal hem daar vanmiddag nog over kapittelen.     Niettemin, met Noé legde ik maandagmiddag in een uurtje tijd de laatste hand aan mijn antwoord op de vraag of veel verzadigd vet eten een hartinfarct of beroerte mede kan veroorzaken. Voor het geven van allerlei details kunnen jullie bij mij terecht in café de Poort in Maastricht en café de Zwart in Amsterdam. Leuk aan de dia’s van mijn power point presentatie vond en vind ik dat op alle dia’s, twaalf in getal, links boven een ander plaatje over eten staat. Ik begin mijn (denkbeeldige) “charla” met te vertellen, in het Spaans, dat mensen die te weinig Engels spreken, maar van Lluis wel moeten komen opdraven dan wel mensen die geen interesse hebben in mijn bijdrage, omdat ze al weten hoe de vlag erbij staat, “fat is bad”, zich op de plaatjes kunnen richten. Na afloop mogen ze dan in koor roepen dat ik ongelijk heb, zoals ze vooraf al gedacht hadden.
    Noé had met mij een uurtje nodig om de dia’s op en top te maken. Op zijn verzoek heb ik daarna ook nog ijn verhaaltje aan hem verteld, in 21 minuten, dus er moeten nog twee minuten af. Mensen van hier, die graag willen weten hoe de vork in de steel zit, verwijs ik naar café MacGregor hier, op de Joaquin Costa, waar Noé geregeld houdt.

    Nog een laatste aardigheidje tussendoor. Op Santa Catalina zag ik iemand lopen met een Coca Cola truitje aan. Nee, misverstand, op het truitje stond niet Coca Cola, maar Coca Loca. En “loca”, jongens en meisjes, is Spaans voor “gek”. De man is kennelijk niet zo van de frisdrank gediend, of bedoelt hij
”loco” in de betekenis van “fantastisch”? Hoe dan ook, zijn T-shirt was wel keurig als een Coca Cola reclame uitgevoerd. 

    Noé vertelde me maandagmiddag dat die dag “23 de abril, día del libro” was. Dus heb ik voor jullie die avond op mijn blokje om enkele melige boekenwijsheden voor jullie verzameld, van de etalage van het Spaanse boekwinkeltje op plaza Farray en van de school vlakbij op Guanarteme.
    “Una casa sin libro es una casa sin alma”
     “No queren libros significa no queren sabiduría. No queren sabiduría significa convertirse en un tonto”
    “Del dicho al hecho hay un trencho” (trencho, wat is dat nou weer?)
    “Un libro abierto es un cerebro que habla, cerrado, un amigo que espera”

    Is dat niet genoeg munitie voor een Spaans lesje? Dan doe ik er als afsluiting van mijn winter hier nog een klein stukje “barra” bij. “un arrecife calcáreo de más de 100.000 años de antigüedad”. Oud, hè? En hoe ligt de rif erbij? “La barra casi recorre los 3.000 metros de longitud de la playa en paralelo a la orilla y una distancia de 200 metros, por lo que constituye un rompeolas natural y proporciona unas aguas siempre calmas en buena parte de ella. Con una temperatura de 21 grados - 20 grados en el agua - posee además un ecosistema único, con diferentes hábitats y  abundante riqueza piscícola”.

    En daarmee sluit ik mijn brief en tevens deze winter tot mijn volle tevredenheid af. Hinkepie loopt nog altijd over het strand op zoek naar de dames van zijn keuze, langs de boulevard met hetzelfde oogmerk en idem dito elders, met één been dat iets te langzaam achter het andere aansukkelt. Mijn ex-uitsmijter van Günter’s Bierkeller, de zwartgelokte schreeuwlelijk, die niet kan praten en toch wat moet, zag ik deze week nog op Santa Catalina bij de gokkende bejaarden. De boomlange rolstoeler die iets met alternatieve energie schijnt te hebben, steekt nog steeds zijn nek uit, als hij zijn vrienden wil overtuigen van zijn gelijk. En de “nerd” met het handje, rechterhandje wel te verstaan, heb ik gisteren snelwandelend bij het toeristenbureau aan Las Canteras voorbij zien komen, inderdaad met het handje; de insiders onder jullie weten wat ik bedoel. Aan de andere kant, de altijd in felle kleren gestoken psychopate met de ballen, die ze minzaam voor zich uit laat rollen, is helaas even van het toneel verdwenen. Niettemin, ook haar zou ik binnenkort ongetwijfeld hebben zien verschijnen, als ik morgen maar niet naar Maastricht zou afreizen. Een mens is het slachtoffer van het alledaagse en daar is niks mis mee.
    Zeer binnenkort hoop ik jullie weer allemaal eens in het echt te zien, bij iemand thuis achter de geraniums, zo maar in de “stad”, op het terras of aan de stamtafel van een van mijn favoriete cafés, het mag ook op de Waldeck Pieringenstraat zijn, of natuurlijk elders, als ik bijv. een dagje Amsterdam of (terug naar) Oegstgeest doe. Tot binnenkort, hasta pronto. En met een kusje voor Lux beëindigde deze Paul zijn zevende winter hier.

BOEKENBIJLAGE

    Wat jammer nou, na deze brief zijn jullie weer een half jaar verstoken van informatie over boeken die jullie je al dan niet onverwijld dienen aan te schaffen. Ik zal maar net doen of er niks aan de hand is en beginnen met boek nummertje één dat ik de afgelopen week las. Het is de laatste Val McDermid, uit 2011, in pocketvorm zelfs 2012, die ik na carnaval op het vliegveld in Keulen kocht. Het heeft als titel “The Retribution”, de vergelding, en het is een onvervalste Tony Hill/Carol Jordan thriller. Het verhaal, of beter gezegd de twee verhalen door elkaar, spelen met name in Bradfield en in Worchester. De stad Worchester (vlakbij de fabriek van de Worchestershire-saus, mag ik aannemen) kan ik zonder probleem op mijn landkaartje van het Brits Koninkrijk vinden, het ligt vlakbij Wales. Daarentegen blijft Bradfield een mysterie voor mij. Ik neem maar aan dat het een woordgrapje is en Bradford wordt bedoeld.
    Het boek begint met de uitbraak uit de gevangenis van tienermoordenaar Jacko Vance, welbekend uit een eerder boek. Hij heeft levenslang, maar na twaalf jaar vindt hij het wel welletjes. Voordat hij definitief naar het buitenland vertrekt, wil hij het zijn oude vijanden betaald zetten: Carol Jordan, Tony Hill en zijn ex-vrouw Micky Morgan. Hoe hij dat gpland heeft en hoe het vervolgens in zijn werk gaat, staat haarfijn beschreven in het boek (“Vergelding”). Carol staat op het punt van verhuizen naar Worchester, om daar te gaan werken met o.a. Alvin Ambrose. Maar op de valreep is ze met haar “Major Incident Team” (Chris Devine, Kevin Matthews, Stacey Chen, Sam Evans en Paula McIntyre) nog op zoek naar een Bradfieldse seriemoordenaar, voordat het team ontbonden wordt, te duur volgens commissaris Blake van die stad. De seriemoordenaar heeft het op straathoertjes voorzien, te beginnen met Kylie en Suze, maar er volgen er in het boek meer. Worden Jacko Vance en de andere smeerlap op tijd gegrepen? Lees het boek en je weet het op het eind. En niet te vergeten, Tony Hill speelt zijn psychologenrol met verve, zowel bij het opsporen van de seriemoordenaar als bij het proberen opnieuw in te rekenen van Jacko Vance. Het is volgens de kaft niet voor niks “the new Tony Hill thriller”. Tussendoor is het trouwens volop meegenieten van mooie bijrollen: Terry Gates, Betsy Thorne, Penny Burgess, om er enkele te noemen.
    “The Retribution” van Val McDermid vind ik zonder meer een prachtboek. Ik heb de 500 bladzijden in nog geen drie dagen uitgelezen, gevangen in de typische Val McDermidspanning en die is best hoog. Daarbij is de schrijfster goed voor een Engels taaltje dat ik helaas nooit zal kunnen bereiken. Ik vind het al heel wat dat ik haar redelijk goed kan volgen. Jullie willen een recensiecijfer? Voor minder dan een 9 ga ik niet. Dit is een boek dat jullie moeten lezen, desnoods in Nederlandse vertaling. Uitzonderlijk mooi!

    Gaan we naar nummertje twee, een van good old Dick Francis’ verhalen rond racepaarden. De man overleed in 2010, op 89 jarige leeftijd, en wat heeft hij een vracht leesbare boeken op zijn naam staan. Ik las afgelopen weekend zijn “In the frame” uit 1976. Het speelt in Engeland en ditmaal ook in het verre Australië en Nieuw-Zeeland.
    De ikpersoon in het boek is Charles Todd, een kunstschilder gespecialiseerd in het schilderen van paarden, jockeys en hun races. Hij krijgt al snel van doen met de moord op Regina, de vrouw van zijn neef Don(ald) Stuart, die daarbij beroofd is van zijn schilderijen, zijn meubilair en zijn complete wijnverzameling. Even later wordt ook de villa van paardenracesfanaat Maisie Mtthews leeggeroofd. Gemeenschappelijk aan Don en Maisie is dat ze even ervoor allebei voor een schappelijke prijs een paardenschilderij in Australië gekocht hebben. Don heeft daarnaast ook nog de nodige wijn ingeslagen via zijn kennis Hudson Taylor.
    Charles Todd besluit daarop om naar Australië en ook Nieuw-Zeeland af te reizen om ter plaatse met de boeven in hun oorspronkelijke omgeving kennis te kunnen maken. Hij krijgt daarbij de nodige hulp van zijn oude vriend en kunstenaar Jik Cassavetes en diens vrouw Sarah, die er wonen. Er blijkt een heel clubje mensen betrokken te zijn bij de verkoop van tientallen  (namaak)schilderijen van beroemde kunstenaars, gerelateerd aan paardenraces, en het leegroven van huizen van kopers van die schilderijen, ook in Engeland. Willen jullie namen? Kijk dan eens in het boek onder de Yarra River Fine Arts Gallery bij Greene met een e, Ivor Wexford, beetle-brows Snell, meester kopieerder Renbo. En wie won in 1976 de Melbourne cup? Ook dat staat in het boek uitgespeld.
    Dick Francis stelt je nooit teleur. Zijn “In the fame” speelt, zoals dat bij de schrijver hoort, in de wereld van de racepaarden en er gebeurt weer van alles. Het boek is geen onvervalste pageturner, maar ik heb het wel met een glimlach op mijn lippen van voor tot achter zitten lezen. Het gaat met een 8- terug de kast van mijn thrillers in. Op zijn tijd een boek van Dick Francis, daar doe ik het voor.

    Ik heb ruim een week, negen dagen achter de rug sinds mijn voorlaatste brief, dus wat is er tegen een derde boek dat ik echt helemaal heb uitgelezen? Dat begin ik dan wel met een Spaans grapje. Wij van Holanda denken dat je “constipado” bent, als je “een verstopte darm” hebt, moeite hebt met poepen, geconstipeerd bent. Echter, het is ook “verkouden”. Als iemand echt geconstipeerd is, zijn ontlasting moeilijk kwijt kan, heet dat eerder “estreñido”.
    Ik heb het doktersgrapje uit het boek “Dokter Frigo” van Eric Ambler. Hij is goed voor diverse bestsellers in zijn tijd en het boek dat ik net uit heb, “Dokter Frigo”, is van vrij laat voor hem, 1974. Het speelt in de Franse Antillen, rechts van de Nederlandse Antillen op mijn kaartje van het Caribisch gebied.
    Een echte thriller is het niet, maar er valt genoeg te beleven. Ernesto Camillo, vriend van ene Elisabeth Martens van oude adel, is dokter in het ziekenhuis van St. Paul; zijn baas is chirurg en patholoog dokter Brissac. Ernesto, zijn bijnaam is Frigo, denkt met enige weemoed terug aan de moord op zijn vader, politicus Clemente Camillo, twaalf jaar eerder. Nu wordt de dokter ingehuurd als lijfarts van een jonge collega van zijn vader, don Manuel Villegas, de beoogde minister-president na een staatsgreep in wording. Villegas heeft echter in toenemende mate een spierprobleem, te beginnen in zijn gezicht en van neurologische oorsprong; hij zou lijden aan Amyotrofe Lateraal Sklerose. Dat lijkt me nou eens een ziekte die ik nooit hoop te krijgen.
    In “Dokter Frigo” komen ook diverse andere, aardige en minder aardige mensen langs, zoals commissaire Gillon van de politie, commandant Armand  Delvert uit Parijs, spion en levensverzekeraar Bob Rosier, de oude vertrouwelingen van Villegas Paco Segura en Tomás Santos, de jonge linkspoot El Lobo (Edgardo Canales) en ik zou hem haast vergeten, alcoholist pater Bartholomé. Hoe gaat dat aflopen? Op de achtergrond spelen oliebelangen: het Coraza olieveld zou met voorrang ontgonnen moeten gaan worden.
    Eric Ambler, hij blijft het bij mij goed doen. Zijn boeken zijn inmiddels  enigszins gedateerd, maar steeds weer, ook in “Dokter Frigo”, zit ik toch geamuseerd te lezen, hoewel: zo fantastisch is hij nou ook weer niet . Maar Eric Ambler komt wel weer mooi weg met een 7½  voor “Dokter Frido”.  
   

dinsdag 17 april 2012

Weblogbrief 7.29, 17 april 2012

Weblogbrief 7.29, 17 april 2012

    Olé guapas, nog even en ik ben weer in Maastricht. Vanmiddag over precies tien dagen maak ik eerst een guaguaritje van niks naar het vliegveld hier, dan volgt het steeds weer opnieuw irritante in de rij staan en inchecken en vervolgens is het wachten geblazen totdat Condor bereid is mij over een goede 3000 km en nog wat te vervoeren. Als alles gaat zoals gepland, zit ik op vrijdag 27 april om half 6 in de lucht en ben ik om even voor 11 ’s avonds op het vliegveld van Düsseldorf.
    Tot de zaken die ik daarvóór op orde moet hebben, behoort mijn “charla” met na afloop openbaar “gevrijgel” met Almudena van de groep van Lluis, die mij moet uitleggen waarom ik er met mijn standpunt helemaal naast zit. Mijn jaarlijkse praatje, nog steeds in de contramine, dat spreekt, staat samen met haar praatje genoteerd voor donderdag 26 april, om 5 uur ’s middags, de dag voor mijn vertrek naar jullie. Het moet volgens Lluis wel wat voorstellen, op eenzelfde verhaal van mij en van Almudena zitten hij, de overige mensen van de vakgroep en het ongetwijfelde legertje andere belangstellenden niet te wachten.
    Ik moet er de komende week echt nog eens mijn best op doen.    Tot vrij onlangs dacht ik dat gecontroleerde experimenten, Randomized Clinical Trials, RCTs voor de insiders, waarin het effect van jarenlang veel verzadigd vet eten vergeleken wordt met als vervanging veel meer onverzadigd vet, niet bestonden. Blijken er twee recente overzichtsartikelen te zijn, eentje van 2009 en het andere van 2010, waarin hele rijtjes gerandomiseerde CTs worden samengevat in meta-analyses, te beginnen met werk uit 1965 en doorlopend tot nu. Wie zei er dat dergelijke studies ethisch niet te verkopen zijn? De twee reviews worden genoemd in een actueel stuk dat het standpunt van de “experts” zou weergeven, maar slechts en passant. De establishment zelf gaat gewoon door met zijn steeds verder uitdijende niet-experimenteel cohortonderzoek, dat naar mijn onbescheiden mening geen zoden aan de dijk zet. Misschien word ik langzamerhand de technisch voor de meeste van jullie, dus daar laat ik het voor het moment bij. Na deze brief komt er nog ééntje waarin ik mijn mening in lekentaal zal presenteren.

    Gaan we naar mijn muziek van afgelopen weekeinde. Mijn eerste bijdrage komt nou eens niet van mijn extra harde schijf, maar van een - gratis, dat weer wel - concert op de Plaza Saulo Torón waarbij ik aanwezig was afgelopen vrijdagavond. En voor wie denkt dat ik me een beetje verstopte, ik zat bijna in het midden op de voorste rij, wel een kletskous van jewelste die misschien wel  verstand van klassieke muziek had, maar dat dan ook in alle toonaarden liet merken, zelfs terwijl het spelen.
    Ik had besloten dat ik mijn ontbreken van belangstelling voor klassieke muziek nog maar weer eens moest testen. La Banda Municipal De Música De Las Palmas De Gran Canaria, zeg maar het stadsorkest, trakteerde mij en nog zo’n honderd andere aanwezigen op ruim een uur klassieke muziek, vrijdagavond, van 8 uur tot kwart over 9. Het stadsorkest was keurig in donker pak met wit hemd, verkeerde stropdas, zwarte schoenen en sokken en m.i. iets te lange broek. Het had ene Juan Roda Sapiña als dirigent en bestong uit bijna alleen blazers. Als ik de twee drummers, paukenisten en de ene violoncello speler buiten beschouwing laat, hebben jullie nog 28 andere figuren met conservatoriumopleiding van mij te goed. Opvallend zaten daar maar vier dames bij, drie van de zeven klarinettisten en een vrolijk type dat - vooraan gezeten - de dwarsfluit mocht hanteren. Hier zijn de zes stukken die ze mochten uitvoeren, drie voor en drie na een korte pauze:
1.    Amigas de “la armónica (pasodoble, F.M. Galleco)
2.    Caballería ligera (obertura, F. von Suppé)
3.    Una noche en el monte pelado (poema sinfónica, M. Moussorgsky)
4.    Alma de Dios (zarzuela, J. Serrano)
5.    La bruja (zarzuela, R. Chapí)
6.    La leyenda del beso (zarzuela, Soutullo y Vert)
    Ook deze keer vond ik het klassieke geblaas heel aardig, maar op geen stukken na te vergelijken met mensen als María Dolores Pradera, Astor Piazzolla, Joaquin Sabina, Anibal Troilo of Chavela Vargas. Ook had ik liever bij Bruce Springsteen plaats genomen op 15 mei hier, desnoods op de achterste rij, dan te moeten luisyteren naar dit goed bedoelde geneuzel. Ik ben en blijf geen fan van klassieke muziek, zelfs met een buurman die na ieder stukje muziek in luid applaus uitbarstte, alsof hij zelf voor de troepen had gestaan. Het leukste vond ik de toegift: “Pasodoble de Gran Canaria”, die ik tenminste kon mee neuriën.
    En terzijde, er zaten drie zarzuela’s bij. En een zarzuela is niet alleen zo’n rode stoofschotel van vis, met de nodige knoflook, maar ook een stukje operette volgens mijn woordenboek. Ik herinner me nog levendig hoe ik me in de Lange Niezel in Amsterdam, in de hoerenbuurt, meer dan eens te goed heb gedaan aan zo’n zarzuelaschotel. Hoe heet die Spaanse tent daar ook al weer, heel gewoontjes, maar met o zo lekker eten? Ik moet er a.s. zomer maar weer eens gaan kijken.

    Als tussendoortje, nou jullie over zarzuela zijn bijgepraat, kom ik met een woord dat erop lijkt: cazuela. Ik zag dat woord hier op een bord bij een restaurant staan en dacht: ik weet het niet meer precies. Dus dat heb ik voor jullie ook maar eens opnieuw opgezocht. Een cazuela is Spaans voor ovenschotel, vaak met vlees, maar het kan ook een stoofschotel zijn. “Cazuela de pescado” staat, lijkt het, voor zarzuela. Los daarvan , het wordt ook gezegd voor de “engelenbak”, het schellinkje bovenin een theater, waar het gewone volk, dat een dure zitplaats niet kan betalen, mag plaats nemen. Voor de mensen op het theaterpodium is de cazuela de plek waar bepaald wordt of het wat voorstelt wat ze doen of niet.

    Heb ik jullie al eens verteld dat ik zeer gecharmeerd ben van Ryan Adams? Voor de heidenen onder jullie, dat is iemand heel anders dan Bryan Adams van de “Summer of ‘69”. Ryan Adams zonder B is een voor mij nog jonge Amerikaanse country- of folkartiest, geboren in 1974, die veel van zijn nummers zelf schrijft en in mijn gratie is gekomen met het liedje “Oh My Sweet Carolina” op zijn eerste plaat “Heartbreaker”. Hier zijn alle cd’s die ik van Ryan Adams heb:
(2000) Heartbreaker
(2001) Gold
(2002) Demolition
(2003) Rock N Roll
(2004) Love Is Hell + two
(2005) Cold Roses (2 cd’s)
(2005) Jacksonville City Lights
(2006) 29
    Bij nadere beschouwing valt mij op dat ik alle cd’s van Ryan Adams van voor 2007 heb en geen enkele van erna. Is de man in dat jaar misschien aan de alcohol & drugs bezweken? Of is hij toen bekeerd tot de islam? Ik heb hem dus maar weer eens op allmusic voor jullie opgezocht en dan blijkt dat ik eenvoudigweg in gebreke ben gebleven. Hier zijn de cd’s van Ryan Adams van na 2006:
(2007) Lost & Found
(2007) Easy Tiger
(2008) Cardinology
(2010) III/IV
(2011) Cold Roses (alweer?)
(2011) Ashes And Fire
     Die zes moet ik wel nog eens te pakken zien te krijgen. Als Jorge me in de steek laat, kan ik over twee weken eens met plezier bij Rocky, Henk of iemand anders in Maastrucht aankloppen.
    Om Ryan Adams een veer in zij kont te steken geef ik hier nog eens alle nummers van zijn eerste CD “Heartbreaker”. Daar gaan we:
01.    Argument With David Rawlings Concerning Morissey
02.    To Be Young (Is To Be Sad, Is To Be High)
03.    My Winding Wheel
04.    Amy
05.    Oh My Sweet Caroline
06.    Bartering Lines
07.    Call Me On Your Way Back Home
08.    Damn Sam (I Love A Woman That Rains)
09.    Come Pick Me Up
10.    To Be The One
11.    Why Do They Leave
12.    Shakedown On 9th Street
13.    Don’t Ask For The water
15.    In My Time Of Need
16.    Sweet Lil Gal (23rd-1st)
    Wat een plaat! Dit is er een die in jullie en mijn kast hoort te staan. Nummers als “To Be Young”, “Come Pick With Me” en vooral “Oh My Sweet Carolina”, daar krijg ik niet echt genoeg van. Als bij mijn crematie een uur muziek mag gespeeld worden, staat “Oh My Sweet Carolina” van Ryan Adams op de shortlist.

    En als uitlui van mijn muziek heb ik nog twee cd’s van Sinéad O’Connor voor jullie, die ik afgelopen zaterdagmiddag wist te machtigen in de Daily Price bij Siete Palmas. Het gaat om “Faith And Courage” uit 2000 en “Séan-Nós Nua” uit 2002. Bijna had ik ook nog “Universal Mother” ingeslagen, maar die cd zag er volgens de verkoopster in de tweedehands winkel zo “gesjendeleerd” uit dat ze hem mij liever niet wilde verkopen.
    Jorge, ik heb al heel wat muziek van hem gehad, maar als hij bepaalde artiesten niks vind, kan ik naar muziek van die mensen fluiten. Voorbeelden: Chavela Vargas, Dolly Parton, Billie Jo Spears, Ali Farka Touré en dus nu ook Sinéad O’Connor. Haal ik ze toch gewoon op bij de (tweedehands) winkel of bij de cd-bibliotheek in Rotterdam? Lekker, puh! Kennen jullie “No Man’s Woman” en “What Doesn’t Belong To Me” van de cd “Faith And Courage” niet? En evenmin “Óró Sé Do Bheatha ‘Bhaile” en “Báidin Fheilimi” van “Séan-Nós Nua”? Nou, ik anders wel.

    Zeer onlangs begaf een van mijn Calvin Klein onderbroeken het. Er zat een gaatje in het kruis en zo’n gaatje stoppen is er vandaag de dag niet meer bij. Zo kom ik op een recente advertentie. “Underwear for men”, in het Spanglish, dan moet je kennelijk bij Calvin Klein zijn. In China in 2006 kocht ik er enkele van dat merk, namaak  hoogstwaarschijnlijk, maar die horen allemaal al zes jaar lang, tot nu dan, tot mijn stapeltje (iedere dag een schone) onderbroeken.
    Op de affiche van Calvin Klein hier staan twee bruinverbrande mannen te pronken met hun “calconcillos” (bij vrouwen zeg je “bragas") en eentje, die aan de zijkant, heeft volgens mij een erectie, in goed Maastrichts “ne stijve” (of hij moet wel heel fors geschapen zijn).
    Hoe zeg je zo iets in het Spaans? In het Engels is het een “hard-on” of “boner”, maar als man kun je met goed fatsoen, zeker in louter mannelijk gezelschap, niet met “erección” aan komen. Mijn woordenboek geeft als alternatieven van de straat “tiesa” en “dura”, met de a van polla. (Hier is pik vrouwelijk, polla, en kut mannelijk, coño, vreemd taaltje, dat Spaans). Van een lager stijlniveau, ik houd hier maar het idioom van mijn woordenboek aan, zijn de werkwoorden: “empalmarse”, “empinarse”, “levantarse” alsmede “armarse”. Mijn persoonlijke voorkeur ligt vooralsnog bij “alegrársele el pajaro”, blij zijn met het vogeltje. En dan hier mijn vraag voor jullie: wat zou een ochtenderectie in het Spaans zijn? “Un pajaro madrugadoro”, een vroege vogel?

    Wie vanaf Gran Canaria naar een van de andere eilanden hier wil vliegen, is aangewezen op Binter Canarias. Vanuit hier zijn vooral Tenerife en Fuerteventura in trek. Laat die vliegmaatschappij nou zijn horizon verbreden en ons sinds kort ook trakteren op vluchten naar Marokko, of zoals ze hier zeggen “Marruecos”. Op diverse plaatsen staan de bestemmingen aangeplakt, “desde ... por trayecto”.  Als dat niet “ida y vuelto” is, vind ik vliegen met Binter Canarias maar knap duur. Casablanca, om eens een zijstraat te noemen, staat genoteerd voor (minstens) 106,30 euro “por trayecto”. En dat voor nog geen 1000 km vliegen, hemelsbreed, zie mijn vorige brief.

    Ik ken de nodige mensen die ooit nog eens de voettocht naar Santiago de Compostella willen maken, liefst vanuit Nederland. Ik zal geen namen noemen, maar het gaat om een aantal mensen. Op de keper beschouwd is er echter niemand, of bijna niemand, die daadwerkelijk de daad bij het woord voegt. Er komt nogal eens wat tussen...
    Greetje van Harry is op haar 65ste met werken gestopt en extravert als ze is, beweegt ze zich ze sindsdien van hot naar her. Voor alles en overal is ze “in”, muziekvoorstellingen, golfen, reizen, bedevaartsoorden, lezingen (van Harry), noem maar op. Tot haar vele hobby’s behoort ook wandelen, eigenlijk al van voordat ze met pensioen ging. De vierdaagse heeft ze al meer dan vijf keer gelopen en wie weet, wordt ze binnenkort nog bekeerd tot het geocachen. En uiteraard, Greetje was nog maar nauwelijks aan de AOW of ze vertelde tegen iedereen die het weten wilde: dat Santiago de Compostella, dat ga ik zeker ook een keer doen.
    Greetje is Greetje, dus precies vandaag vertrekt ze vanuit St. Jean Pied-de-Port. Het plaatsje ligt nog net in Frankrijk, ze begint dus met een stukje Pyreneeën over te steken. Daarna volgt zo ongeveer heel Noordwest Spanje. Als het gaat zoals ze vooraf heeft bedacht, komt ze met rugzak en fototoestel over precies veertig dagen in Santiago de Compostella aan, na 788 km stevig doorlopen. Harry is niet mee (ik ook niet), maar hij gaat wel iedere dag door Greetje gebeld worden. Kan hij vervolgens het thuisfront, met mij erbij, op de hoogte houden van haar vorderingen. Een veertigdaagse, dat is nog eens andere koek dan een blokje om, een stukje natuur doen op zondagmiddag of een vierdaagse. 

    Iedere streek kent zijn eigen dranken. Qua spa heeft het locale Firgas nagenoeg een monopoliepositie en bij whisky denk je hier het eerste aan Johnny Walker Black Label. De eigen rummerken van Gran Canaria zoals Arehucas en Artemi hebben nogal wat concurrentie van de Cubaanse equivalenten. Wat bier betreft, zijn het vooral Tropical van mijn eiland en Dorado van Tenerife die de dienst uitmaken. Op enige afstand volgen andere Spaanse merken zoals Cruzcampo en Mahou. Buitenlandse merken zoals Heineken, die zich hier binnen proberen te vechten, hebben het er maar moeilijk mee.
    Met limonade is iets dergelijks aan de hand. De markt is grotendeels in handen van het Coca Colaconcern, met zijn Coca Cola, Cocal Cola Light en Coco Cala Zero en de diverse Fanta-dranken. Tot de mindere merken reken ik de verschillende flessen locale Clipper, zonder prik, alsmede Pepsi, 7 UP en dergelijke van het Pepsiconcern. Van de verschillende Schweppes dranken doet met name de tonic het redelijk goed.
    Ook hier proberen andere merken zoals Minute Maid zich een plaatsje te veroveren, maar con amore is anders. De nieuwste loot aan de Minute Maidboom is LIMON & NADA. Het is een citroendrankje, “pruébalo”, .proef het eens. Het is ook “perfecto para mezclar con un toque de hierba buena”. Er zit 13,5% citroensap in het drankje, overhouden doet het dus niet (maar zijn de andere merken veel beter?). Als ik de kans krijg, zal ik hem eens proberen. Vooralsnog blijft op citroensapgebied de Schweppes limón mijn voorkeur hebben, de “cero azúcres añadidos” variant, waarvan ik bij El Corte Inglés zo veel blikjes kan inslaan als ik wil.

    Ik kan het niet helpen. Als er iets van belang gebeurt in de straat, zeker op het stukje bij mij tegenover, dan wel ik er graag het mijne van weten. Tot mijn favoriete overburen reken ik met stip de jongeman, ongeveer van Jan Willem’s leeftijd, die tegenwoordig Negonza in zijn eentje staat te runnen. Hij is klein en mager, een beetje aan de nerveuze kant en ik zie hem graag met een sigaretje voor de zaak staan. Wat hij aan kleren en schoenen verkoopt, heeft hij zelf ook aan - een man naar mijn hart. Jammer alleen dat de nering niet echt loopt. Ik heb wel eens gedacht: zijn beide buurhuizen zijn zes etages hoge flats en op zijn winkel op begane grond staat maar één extra etage. Negonza is dus Klein Duimpje tussen de reuzen. Misschien moet hij de hele handel gewoon verkopen aan een projectontwikkelaar (als de grond tenminste van hem is).
    Afgelopen zaterdagmorgen zat ik op mijn balkonnetje en ging haast van mijn stokje. Hij had de middag of avond ervoor een grote tent op zijn dakterras
geposteerd. Even dacht ik: hij is vandaag jarig en vanavond geeft hij een feestje op het dakterras voor zijn familie en bekenden; leuk. Maar het is nou dinsdag en een feestje heb ik nog steeds niet gezien, ook niet op zondagmiddag of gisteren. De tent staat gewoon tent te zijn en verder heb ik nog niks bijzonders eraan kunnen ontdekken. Ze is van grijswitte stof en rechthoekig, ongeveer 2½ bij 4 meter met een hoogte van ruim 2 meter. Er zit een stoffen dak op met een punt in het midden en gedeeltelijk is het doek teruggeslagen. Heel aardig allemaal, maar wat gaat hij er in Godsnaam mee doen?
    Om het nog gekker te maken: opzij van de tent staat ook nog een grote gele parasol en zijn her en der struiken in potten opgesteld. Mocht ik de komende week nog veranderingen van enige betekenis ontdekken, zal ik ze jullie op de valreep graag nog melden, voordat ik naar Nederland afreis.

    Op het echec van Fortis, ABN/AMRO en ING in Nederland volgde niet de sluiting van die banken, wat ik toen al bedacht en destijds minister van financiën Wouter Bos nu ook verklaart. “Ik ben te laat geïnformeerd destijds”, zegt hij nu volgens www.nu.nl.
    Het heeft intussen wel enkele kleintjes onder de banken wat wind in de rug gegeven. Ik heb een aantal jaren terug mijn rekeningen bij ABN/AMRO en ING opgezegd en me bekeerd tot een nieuwe bank, Triodos. Dat bankje nog van niks zou er tenminste een correct bankbeleid op na houden. De jongens en meisjes van Triodos zijn inmidels uit de kinderkleren en krijgen sinds enkele jaren de onweerstaanbare neiging om ook maar groot te gaan groeien. Tegenwoordig komt er in toenemende mate ongevraagde post van de bank dat ik via Triodos aan het beleggen moet gaan. Mensen, op zijn minst dienen jullie de spaarfunctie en beleggingsfunctie gescheiden te houden. En de bank wordt buiten Nederland actief, tot in Spanje toe. Dat brengt me op een Spaans Triodoslesje, een beetje verkeerd:
    Triodos, un banco donde cuenta algo más que el dinero. Ahorrar en TriodosBank es una decisión socialmente, responsable, porque con su dinero sólo financiamos empresas y organizaciones que trabajan por el medio ambiente, la cultura y la justicia social. Con un interesante rentabilidad y la tranquilidad de saber qué hace el banco con su dinero. TriodosBank, el referente europeo en banca etica y sostenible. 100% responsable, porque sólo invertimos en economía real y desarrollo sostenible. Sus ahorros pueden cambiar el mundo.
    Het is veel instellingen niet gegeven: tevreden zijn met wat je hebt en het wereldtoneel laten voor wat het is. Als Triodos nu 5 tot 10% van de Nederlandse spaarmarkt zou bedienen (klopt dat?), waarom wil ze dan perse nog veel verder uitbreiden, met beleggingen en in het buitenland?

    Teruglezend moet ik zeggen dat het best weer een aardige brief is, deze brief nummertje 7.29. Daar hoeft niet echt meer het een en ander bij, dus basta. Hierna hebben jullie er in ieder geval nog eentje te goed, want de dertig ga ik volmaken. Die laatste doe ik volgende week pas de deur uit, misschien pas op de donderdagmiddag, vlak voordat ik Maastrichtwaarts keer. Voor nu, a luegito, dat hoorde ik iemand na een telefoongesprek zeggen, weer eens wat anders dan tot ziens, hasta luego. Het ga jullie goed, ook al doet april wat hij wil. Ik zie jullie graag nog één keer op papier terug in mijn zomerse winter, wie weet over een dag of negen pas, abuelo PaulK. 

BOEKENBIJLAGE

    Afgelopen zterdag had ik mijn boek van Tony Hillerman uit, een van de nestoren van de Amerikaanse thrillerwereld. De man is van 1925 en ging van ons heen in 2008, op 83-jarige leeftijd. Hij won zo ongeveer alle prijzen die jullie en ik maar kunnen bedenken, vooral met zijn verhalen over de Navajo Tribal Police, de eigen politie van de Navajo-indianen, 120 “man” sterk. En waar zitten die indianen dan wel? Dat heb ik moeten opzoeken in mijn alleszins acceptabele Concise World Atlas. In het zuiden van de VS heb je achtereenvolgens, van links naar rechts, Californië, Arizona, New Mexico en Texas, dan Louisiana, Mississippi, Alabama en Florida, en daarna gaat het weer opwaarts. Ergens bovenaan New Mexico vlakbij Arizona is het gebied van de Navajo-indianen, met wie Tony Hillerman een goed belegde boterham verdiend heeft, met plaatsen als Shiprock en Farmington en de San Juan rivier. Ik las zijn “Skinwalkers”, een boek uit 1986, goed voor een Anthony Award in 1988.
    “Skinwalkers” is het eerste boek waarin Navajo’s Jim Chee en Joe Leaphorn samen figureren. Beide hebben zo hun problemen thuis, Jim denkt met gemengde gevoelens terug aan zijn ex Mary Landon en de oudere Joe heeft een vrouw, Emma, die lijkt te dementeren. Met zijn tweeën en enige hulp van FBI-man Jack Kennedy gaan ze achter een aantal moorden in de streek aan, van Irma Onesalt, Wilson Sam en Dugai Endocheeny. Als kandidaat-moordenaar van de laatste komt Roosevelt Bistie op de proppen, maar later blijkt die ook slachtoffer te worden. En dat Jim Chee de dans ontspringt, is volgens mij meer geluk dan wijsheid. Wie is of zijn verantwoordelijk voor de diverse aanslagen? Dat lijkt mede op het conto te komen van een “skinwalker”, een spirituele figuur die met zijn “chindi” de buurt terroriseert. Terzijde, ook Jim Chee gaat geestelijk niet helemaal vrij uit, hij kan worden ingehuurd als zanger om geesten te bezweren. Of zit er uiteindelijk gewoon een menselijk drama achter de vreemde feiten? Ik ga naar een paar mooie bijrollen. Daarvoor kunnen jullie terecht bij o.a. Dr. Bahe Yellowstone, maarschappelijk werkster Janet Pete (silk shirt), FBIer Dilly Streib en niet te vergeten de Iron Woman.
    Ik heb het niet zo erg op al die “ghost sickness”. Het zal best zijn dat er legio “skinwalkers” om ons heen actief zijn, maar ik ga liever voor gewone misdaden en mensen die zich “eens” of vaker hebben laten gaan. Misschien om die reden kan hij het me doen, die Tony Hillerman met zijn Navajo-gedoe. Ik vind zijn boek “Skinwalkers” best tegenvallen en dat vinden jullie vanzelf in mijn beoordeling terug. Ik geef er als recensiecijfer niet meer dan een 6 voor.

    Bij het scheiden van de markt, vanochtend om even voor 12, was ik door Genesis heen, het boek waamee Karin Slaughter de boekwinkels in 2009 verraste. In het Amerikaans heet het “Undone”, maar in het Brits Koninrijk kwam het als “Genesis” op de markt, zoals in mijn Nederlands vertaling. Het boek speelt, zoals meer boeken van Karin Slaughter, in Atlanta, de hoofdstad van de Amerikaanse staat Georgia. Is dat niet de stad van Coca Cola? Die drank wordt overigens niet een keer in het boek genoemd.
    Hoofdpersoon van het boek is nu eens niet Sara Linton, 3½ jaar weduwe en tegenwoordig eerste hulparts van het Grady ziekenhuis, hoewel ze op het tweede plan wel helemaal vooraan staat. Er zijn twee andere personen, politiemensen van het Georgia Bureau of Investigation, die er met de hoofdprijs vandoor gaan: Faith Mitchell en Will Trent. Faith is al heel lang ongehuwde moeder va een zoon en nu opnieuw zwanger, terwijl ook nog eens suikerziekte bij haar geconstateerd wordt. Haar laatste liefdes heten Victor en Sam, maar zij vindt het wel goed zo, zonder man in huis. Will is al bijna een jaar van zijn vrouw Angie af en zit vol met rariteiten, waaronder chihuahua Betty, die het in het verhaal goed doen. Het duo neemt het op tegen een man, mens die er genoegen in schept vrouwen te verkrachten, te verminken en daarna te vermoorden. De namen van de te magere slachtoffers zijn achtereenvolgens Anna en Jackie en vervolgens Pauline en Olivia. De smeerlap grijpt ze twee aan twee om ze voor de slachting gereed te maken.
    Wie zal ik nog meer noemen in deze korte samenvatting? Natuurlijk bitch Amanda, de bazin van Faith en Will, Max Galloway en Francis Fierrro van de locale politie, die niet echt mee willen werken en de familie Colfield: Henry en Judith met zo’n Tom, schoondochter Darla en de kleinkinderen. In de proloog komen ook de homo’s Rick en Jake al in beeld en later blaast met Otik Simkov zelfs Rusland zijn partijtje mee. De poedelprijs gaat deze keer naar ene Lola, die met al haar tekortkomingen er toch maar mooi voor zorgt dat een vermiste baby geregeld zijn water krijgt.
    Jullie en ik kennen thrillerschrijfster Karin Slaughter intussen wel. Ze heeft met al haar bravoure en jeugdigheid, geboren in 1971, al de nodige bestsellers op haar naam staan. Daar reken ik, als ik op mezelf mag afgaan, ook “Genesis” toe. Ik vind het een spannend boek, af en toe heel spannend, terwijl de menselijke kant van de hoofdpersonen niet vergeten wordt. Het boek gaat terug mijn speciale boekenkast in met een 8+. Goed gedaan, Karin!      

vrijdag 13 april 2012

Weblogbrief 7.28, 13 april 2012

Weblogbrief 7.28, 13 april 2012

    Queridos compadres, wat kan het leven onbarmhartig hard zijn. Afgelopen dinsdag betrad ik om een uur of 5 vrij neutraal het nieuwe faculteitsgebouw in Las Palmas Zuid om Jorge te consulteren. Eerder had ik in het oude gebouw mijn weblogbrief aan jullie verstuurd, een hapje gegeten en een aantal e-mailtjes gelezen en beantwoord, op een computer van de afdeling.
    Mijn laptopje had ik wel bij me. Mijn power point deed het niet meer, maar Jorge had thuis nog een 2003 versie liggen en die zou hij er wel even opzetten. Vooraf moest ik luisteren naar twee artiesten van de vrouwelijke kunne van wie hij tegenwoordig bovenmatig gecharmeerd is: Ricky Lee Jones (vroegere ex van Tom Waits) en ene Renese en nog wat. Echt een verademing kon ik de dames niet vinden, maar als hij mij in de nabije toekomst met wat muziek van ze wil vereren, zeg ik geen nee. Langs mijn neus weg vroeg ik hem nog eens naar platen van Sinéad O’Conner, van wie ik de eerste drie cd’s heb, maar de laatste zeven in het geheel niet. Ik had hem daar eerder al om gesmeekt, maar zonder succes. Hij wist nu wel hoe hij haar muziek eenvoudig kon opsporen, maar verder was hij in de paasweek niet gekomen. Muziek van Sinéad O’Connor, dat kon nog wel even duren; die eeuwige beatnik was hem te min eigenlijk. Hetzelfde gold voor Ali Farka Touré, bij hem door mij aangemerkt als de Afrikaanse John Lee Hooker; dat had ik op een internetstukje over de man gelezen. Waar was ik in hemelsnaam mee bezig?
    Terug naar mijn power point. Toen hij de adaptor van mijn apparaat in het stopcontact deed, gebeurde er helemaal niks. Het bekende groen oplichtende knopje gaf geen sjoege. Hij een etage naar beneden in het gebouw, waar hij eenzelfde adaptor van een aanwezige bibliothecaresse leende. Die deed het wel. Power point was vervolgens snel weer op orde gebracht, maar mijn adaptor, “dat is een probleem, Paul, die laat het definitief afweten. Dat euvel moet je zelf maar oplossen; er komen zo weer studenten, met wie ik moet praten.”
    Ik naar huis, mokkend. De hele avond dacht ik (bij tijd en wijlen, maar toch): hoe krijg ik dat kwaad uit de wereld? Ik ben er ’s nachts zelfs nog even wakker van geworden. Woensdagmorgen toog ik enigszins moedeloos naar een reparatiewinkel  voor computers in de Naval, maar William van die winkel bleek zijn nering onlangs voorgoed gesloten te hebben. Toen was de ACER-winkel in de Juan Rejón aan de beurt, tegenover het parkje van het Castillo De La Luz. De twee mannen achter de balie spraken desgevraagd Engels met mij, “un poco”, zagen mijn groene knopje niet oplichten en een van de twee haalde zo’n draadgeval als de mijne uit een doosje: een LVSUN laptop AC adaptor. Zijn input ging van 100 tot 240 volt, hij bood als bescherming een multi-beveiliging, er zat zelfs een jaar garantie op en hij had een “Innovation Design” prijs gewonnen. Die nieuwe adaptor deed het direct prima,. Voor 25 euri was ik het heertje! Probleem opgelost en twee minuten later kon ik monter weer huiswaarts.
   
    Daar hoort opwekkende muziek bij. Dus presenteer ik hier, hopelijk met goedvinden van Franse leraar en goede kennis René van Maddy, Juliette Gréco geboren in Montpellier in 1927, bien conservée. Hij heeft haar afgelopen zomer in Amsterdam zien optreden en het mens bleek het op haar zeer oude dag nog steeds te kunnen. Van Juliette Gréco heb ik drie cd’s, “Hommage à Jacques Brel”, “16 titres Chansons D’Auteurs” en de overzichtsdubbelcd  uiy 2002 “Je suis comme je suis”. Ik moet zeggen: het is even wennen, mijn favoriete dames Mistinguett en Edith Piaf zijn doorrrokter qua stem, maar echt iets verkkerds is er niet aan Juliette Gréco.
    Om onduidelijke redenen ben ik bij enkele keren afluisteren van de platen vooral gecharmeerd van haar versie van de klassiekers van “chansonniers”. (Is dat Frans voor singer-songwriters?) . Ik noem er hier vier: “Paname”, “Jolie Mome”, “Paris Canaille” en van Jacques Brel “La Chanson Des Vieux Amants”.
    Natuurlijk staan die alle vier ook op haar dubbelcd. “La Chanson Des Vieux Amants” heb ik dus drie keer, maar een mooi nummer blijft het. Om het af te leren doe ik er voor jullie ook nog enkele andere liedjes  van “Je Suis Comme Je Suis” bij: “Le Guinche”, “On N’Oublie Rien” en het aanstekelijke “Sous Le Ciel De Paris”. Juliette Gréco, ik weet het, het is vergane glorie, maar wel glorie.   

    Is het om Jorge in een hoek te zetten? Mijn tweede artieste bij deze brief is Sinéad O’Connor. Jullie weten misschien nog hoe ze aan de kant is gezet, toen ze in 1990 in de VS weigerde op te treden, als eerst het “national anthem” werd gespeeld. Toen ze vervolgens in een TV-uitzending in 1992 ook nog eens een foto van paus Johannes Paulus 2 verscheurde, waren de rapen gaar. Met haar vind ik dat de paus in een gevangenis hoort te worden opgeborgen, maar ik maak geen platen, ik hoef niet steeds een zaal mensen te bezingen, zij wel. Haar carriere ging acuut naar een dietepunt en nogmaals, Jorge: het wordt tijd dat je me op zijn minst inzahge geeft in haar cd’s. Hier zijn ze allemaal, als ik het wel heb:
(1987)    The lion and the cobra
(1990)    I do not want what I haven’t got
(1992)    Am I not your girl

(1994)    Universal mother
(1997)    Gospel oak (EP)
(2000)    Faith and courage
(2002)    Sean-nos nua
(2003)    She who dwells...
(2005)    Collaborations
(2007)    Theology
(2009)    That’s why there’s chocolate and vanilla
(2012)    How about I be me
    Ik wil t.z.t. graag een hitparade van Sinéad O’Connor nummers maken, maar op dit moment heb ik nog te weing in huis. Terzijde, behalve de drie eerste cd’s heb ik ook nog een verzamelcd van haar uit 1997: Sof ar... The best of Sinéad O’Connor, maar die is uit 1997. Daarop volgen nog maar liefst zeven origu=inele cd’s. Ik kom nog wel eens terug op de vrouw die Prince’s “Nothing compares 2U” tot een wereldsucces maakte.

    Hoe ver ligt Las Palmas van Maastricht en Amsterdam af? Het duurde even, ik heb vanzelf al in boeken en op kaarten gekeken, maar nu heb ik hem gevonden: de paal waarop keurig in kilometers staat aangegeven hoe het zit. Hij staat bij de Muelle, bij mij om de hoek, dichtbij de plek waar de cruiseschepen plegen aan te meren.
    Laat ik alle bestemmingen op de paal noemen, te beginnen met die die het verst af gelegen zijn. Van hier naar de zuidpool is 13.112 km, Shanghai ligt op 11.584 km en New Dehli begint al in de buurt te komen, maar is toch nog 8.803 km. Al iets meer in de richting kom ik bij Kaapstad, “slechts” 7.741 km en San Salvador dan wel de Bahamas, 5.877 km. Volgen Amsterdam, 3.173 km en Brussel, 3.020 km.  Pas echt in de buurt bevinden zich Madrid, niet meer dan 1.734 km, van Amsterdam naar Madrid is dus 1.439 km, en Casablanca, 966 km, onder de 1.000.
    Nog een keer Amsterdam en Brussel, zodat jullie het niet vergeten. Lux, Eva & JW, vanuit Amsterdam is het zo’n 3.200 km vliegen naar mijn eiland en Trudie, als je van Charlerloi vertrekt, Brussel-Zuid, heb je zo’n 3.000 km  te gaan. Hemelsbreed!
   
    Niet zo ver van mijn “paal”, bij het grasveld achter Santa Catalina, staat trouwens een aardig buitenhuisje van zo’n 7 lengte bij 10 meter breedte en 4 meter hoogte. Het is een open plek met rondom zuilen, wel met een dak. Vroeger, in de periode 1916 t/m 1965 volgens een bord ter plekke, was hier een aanlegplaats voor boten, “un embarcadero y escalera para viajeros”, ietsje boven het water bij de haven, vandaar de trap. Allerlei bobo’s moeten destijds via de toenmalige trap Las Palmas hebben betreden; dat is ook op foto’s te zien die zijn opgeplakt. Onassis staat zelfs twee keer op de foto, eerst met Maria Callas en daarna met Jacqueline Kennedy. Had hij in 1965 al een relatie met Jacky?
    Een paar jaar terug besloot men om de oude aanlegplaats in ere te herstellen, leuk toch? En wat de naam van het gebouwtje ook al weer? La marquesina”, de wachtplaats, overkapping. Wij hebben dat woord ook in het Nederlands; een markies is (ook) een luifel. Hier is het echter wel een dame, de markiezin.

    Kennen jullie het “sindrome de yo no me haría ilusiones” al. De bijbehorende affiches hangen hier overal, waarschijnlijk door heel Spanje, wie weet tot in Nederland toe. Het gaat om “enfermedades de mientras a mí no me toque trastorno de no puedo hacer nada. Estas enfermedades son más frecuentes de lo que gustaria. Por suerte, tienen cura. Vacúnate contra indiferencia en www.enfermedades-raras.org.” Dus dat is het: niet iets met ziektes, maar een reclame tegen onverschilligheid! De moeite van het vermelden waard.
   
    Pochetsje, dat lijkt me nou nog eens een naam voor een nieuw te starten restaurant in Maastricht. (Ik kwam erop, toen ik in Vegueta een eetzaak zag die La Porcheta heet, maar dat is Spaans voor een kleine galerij, een voorportaal.) Bestaat er al een restaurant met die naam in Maastricht? Nou, hier nog niet anders! De naam “pochetsje, dat gief ’t hei nog neet”. Het woord is ongetwijfeld Frans; la pochette, dat is een etuitje, een plat handtasje en dus ook het bekende lefdoekje. In mijn Nederlands-Spaans woordenboek staat pochet (zonder -te) aangeduid als een “panuela para el bolsillo superior de la chaqueta”. Dat is voor mij geen vertalen meer. Zo’n pochetsje is me lang om mee aan komen zetten.

    De stad hangt vol met reclame voor de film The Titanic. Nou heb ik het meesterwerkje van James Cameron al een paar keer gezien, met Leonardo di Caprio en Kate Winslet in de hoofdrol, afgelopen zomer zelfs nog eens, dus wat moet ik met die film? Echter, echter, zei de rechter, hij is nou in 3D. Is of wordt dat een nieuwe trend, de top 100 van imbB (bekijk die site eens, je vindt echt alles over film wat je zoekt) opnieuw uitbrengen, maar dan in 3D (of 4D of 5D, de tijd zal het leren). Worden we trouwens verondersteld daarbij ook zo’n fout roodgroen brilletje op te zetten? Het kan niet waar zijn.
   
    Zoals aangekondigd in mijn vorige brief kom ik terug op het “Parque De La Salud” in Triana hier. Er moge dan in de aankondigingen staan dat het afgelopen vrijdag al begonnen is, in werkelijkheid is dat pas vanavond. Dus kan in alle rust het programma vast bij jullie slijten en jullie in een van mijn twee laatste brieven van deze winter vertellen of het wat voorstelde en zo ja, wat dan. Ik volg de Spaanse tekst, dus dit deel van mijn brief moet ook maar als Spaans lesje dienen.
    Laat ik beginnen met de zes “actividades permanentes”:
1.    Cine full dome: viaje al interior del sistema immunitario.    
2.    Pelicula holografica: el proceso de la digestión.
3.    Arteria gigante.
4.    Análisis de salud cardiovascular
5.    Tests sobre densidad ósea.
6.    Hueso gigante.
    Daarnaast zijn er, hoe kan het anders, een aantal “talleres”, workshops. Twee betreffen de “cocina saludable al alcance de todos” dan wel “el sentido del gusto y elaboración de postres saludables para niños”. De andere zijn gepland in de twee weekenden ’s middags en hebben alles te maken met bewegen, sporten:
1.    Ejercicios aerobicos en familia
2.    Aprender a mover nuestro cuerpo (2X)
3.    Tabla de stretching
4.    (Op de laatste avond) Baile para todos. Gran fiesta final.
    En dan is er een hele raffel “charlas”, praatjes, altijd leuk. Het begint vanavond al met “Cómo cuidar nuestros huesos”, en “nuestros huesos”, dames en heren, dat zijn onze botten, us kneuk. Daarna volgen, nee, laat ik de praatjes ook maar netjes tabelleren:
13.    Cómo cuidar nuestros huesos.
14.    Cocina cardiosaludable.
16.    Mejorando tu salud digestiva.
17.    ¡Cuidado con la diabetes!
18.    Alimentación y nutrición infantil
19.    Pautas y recomendaciones para la salud cardiovascular.
    Voor alle duidelijkheid, de nummers 13 t/m 19 verwijzen naar de dagen waarop de praatjes gegeven worden, steeds om half 6 “por la tarde”. Op 23 resp. 24 worden de laatste twee nog eens uitgeserveerd.
    Waar zal ik eens naar gaan luisteren? Het praatje op maandag 16 april lijkt me wel wat: “mejorando tu salud digestiva”. Of de dag erop: “¡Cuidado con la diabetes”. Overigens, mij is nog niet duidelijk of dat “baile” nou op de 24ste of de 25ste april is. Ik kom er nog wel achter, als ik de markt ga bezoeken.

    Willen jullie het daarmee doen? Wie maar een paar dagen heeft om zijn volgende brief te versturen, ik dus, heeft het er maar moeilijk mee. Volgende week kom ik met nummertje 7.29, ik ga de dertig volmaken, dat weer wel. Voor nu, doe eens een wollen das om, en de regenjas hoog dicht graag, het kan in Nederland nog best fris zijn, begrijp ik van mijn geregelde e-mailers. Tot ziens maar weer, hasta luego, wordt jullie van ganser harte toegewenst door niemand minder dan ondergetekende.

BOEKBIJLAGE
   
    En alweer ben ik maar goed voor één boek. Dat komt, omdat deze brief al drie dagen na de vorige verschijnt en daar bovenop omdat mijn boek van de afgelopen dagen iets van een epos weg heeft. Het telt maar liefst 579 bladzijden en dan tel ik de acknowledgements niet eens mee. De thrillerlezers onder jullie kennen C.S. Sansom ongetwijfeld nog wel van zijn beroemde “Winter in Madrid”, dat in de jaren 30 van de vorige eeuw speelt. Zijn echte werk is echter een serie boeken, er zijn er al vijf verschenen, over een advocaat ten tijde van Hendrik (Tudor) VIII en Cromwell, in de zestiende eeuw. Zijn eerste in die serie, “Dissolution”, vond ik heel mooi en vandaag gaat deel 2 door de mangel: “Dark fire” uit 2003.
    De betreffende advocaat is een 38 jarige bultenaar genaamd Matthew Shardlake. Waar hij eerder de moorden in een geconfisceerd plattelandsklooster moest ontrafelen, blijft hij nu met beide benen op Londense grond staan. Gaande het boek heeft hij twee zaken te klaren. Eentje gaat over de dood van het 12 jarig jongetje Ralph Wentworth. De beschuldigende vinger gaat naar diens 18 jarige nicht Elisabeth, Lizzy in huiselijke kring, maar of die er de hand in heeft? Rond de put in de tuin, waarin de jongen gevallen of geduwd zou zijn, is het nodige te doen. En dan heb ik het nog niet over de spullen die op de bodem van de put liggen.
    De andere zaak is veel politieker, tegen de achtergrond van Henrik VIII’s idee om Engeland te verschonen van alle Rooms-Latijnse poppenkast. En passant is hij bezig om zijn vierde echtgenote Anna van Kleef in te ruilen voor de veel mooiere Catherine Howard. We schrijven 1540 en de paapse buurlanden Frankrijk en Spanje staan in de startblokken om Engeland binnen te vallen. Hendrik’s minister-president Lord Cromwell geeft Shardlake de opdracht om hem het “Griekse vuur”, ook wel “Donker vuur” genoemd, te bezorgen, zodat hij het aan Hendrik kan demonstreren. Met dat vuur zou Engeland buitenlandse schepen in brand kunnen steken en aldus baas in eigen land blijven, wie weet zelfs Europa kunnen veroveren. Shardlake krijgt bij deze zaak alle hulp van Jack Barak, een jonge gast en onvervaarde Cromwell-aanhanger. Samen betreden ze een strijdperk met steeds meer lijken, te beginnen met de gebroeders Gristwood die de herkomst van het Griekse vuur in de bibliotheek van een klooster zouden hebben herontdekt. Gaandeweg blijkt dat we de smeerlappen steeds meer hogerop te moeten zoeken. Hier is een rijtje waaruit jullie de dader alvast zelf mogen kiezen: serjeant Gabriel Marchamount, Lady Honor Bryanston, mispunt Richard Rich, advocaat Stephen Bealknap en hertog van Norfolk Thomas Howard. Belangrijke bijrollen zijn er te vergeven in de persoon van o.a. Cromwell’s secretaris Edwin Grey, apotheker en dokter Guy Malton, het duo pockface Toky & reus Wright, hoertje Bathsheba Green en niet te vergeten oma Wentworth.
    Ay, wat een boek! By Gods wounds, ik heb de bijna 600 bladzijden in één ruk uitgelezen, in slechts drie dagen tijd. “Dark face” van C.S. Sansom is ongemeen spannend, het houdt maar niet op en dat zelfs Matthew Shardlake intussen valt voor oude adel Lady Honor, het zij hem graag vergeven. Overigens is niet iedereen in het boek zo’n reformist als Cromwell, er duiken af en aan ook de nodige conservatievelingen op, Shardlake’s associé Godfrey Wheelwright voorop. Daarentegen, slechts zeer weinigen bekennen in het openbaar dat God maar flauwekul is. Hier is tenslotte mijn recensiecijfer van “Dark fire”. Dit boek van C.S. Sansom beloon ik al te graag met een 8½, waarom niet, ik maak er een 9 van. Heel goed gedaan! De volgende delen in de Shardlake serie liggen thuis op me te wachten... 

dinsdag 10 april 2012

Weblogbrief 7.27, 10 april 2012

Weblogbrief 7.27, 10 april 2012

    Queridos lectores (de cabo a rabo), feliz Pascua a todos, con retroactividad. Of het zo moet zijn, hier ben ik voor de zoveelste keer met een doos vol opwekkende woorden voor nu, een terugblik op de afgelopen hoogtijdagen en een vooruitblik waar jullie ongetwijfeld iets aan hebben.
    Om met mijn terugblik te beginnen, het lijkt wel, nee het is zo, dat Pasen hier eerder gevierd wordt dan in Nederland. Wij van het regenachtige noorden hebben niet veel op met Witte Donderdag. Er gaat weinig of niks boven Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci, als het op schilderijen aankomt, maar bij ons is het op de donderdag vooral: is er nog iets leuks op de televisie vanavond? Je hoort niemand denken: “Als dat maar goed gaat, daar in de Hof van Olijven.” Zelfs de kerkdienst op Goede Vrijdag, ’s middags om 3 uur, is niet meer een bijeenkomst, waarvoor “we” nog uitlopen. Dat was in mijn jeugd anders, de diverse ouderen onder jullie herinneren zich dat van vroeger nog al te goed. Daarentegen zijn in Nederland zowel de zondag en ook de maandag van Pasen echte feestdagen, nog steeds, met gekleurde eieren, chocolade paashazen, lekker eten en drinken, dagen om met de familie te monopolyen, te mens-erger-je-nieten of modernere spelletjes te doen. Het is niet voor niks dat Trudie en Marij gisteren op bezoek zijn gegaan bij John en Ans. Het ganzenborden mag dan vervangen zijn door een blokje om en een glaasje, onder familie zijn  blijft het.
    Hier is de Semana Santa, hoewel haast niemand meer “gelooft”, wel nog een bijzondere week. Kennen jullie de Spaanse thriller Semana Santa, die in Cadiz speelt, de naam van de schrijver ben ik even kwijt. Op de universiteit hier is de hele Goede (?) Week haast niks te doen, het is een week voor “thuiswerken”, op het eens op zijn ambtenaars te zeggen. Ook de verscheidene toeristenkiosken zijn de hele week dicht. (Waarom eigenlijk, je doet toch ook geen café op zaterdagavond dicht, omdat je met de familie wilt uitrusten? De Goede Week en het Paasweekend trekt extra bezoekers en die willen al te graag zo’n gratis stratenkaart van Las Palmas uitgereikt krijgen.)     
    In een stukje dat Harry onlangs op zijn site www.harryknipschild.nl zette, vergelijkt hij verschillende processies met elkaar: die in Maastricht met de noodkist, eentje ter ere van Greetje in een gehucht bij Nice, een islamitische ommegang in het Perzische Yazd en uiteraard de glorieuze Spaanse paradas, procesiones, in zijn stukje in Sevilla, Segovia en Madrid. Hier in Las Palmas kunnen ze er ook wat van, maar de processies die ik hier gezien heb, zijn wel binnen een uur voorbij. De gigantische beelden van “Jezeke” en van Maria, met tientallen dragers eronder, wij hebben dat vanzelfsprekend ook. Honderden puntmutsen, mannen en vrouwen trouwens, en diverse geketende boetedoeners, wij doen niet onder voor Sevilla. En mensen die ineens een lied aanheffen tijdens de processie, op zijn gregoriaans, hier is het niet anders, Harry, alleen heb ik de zangers en zangeressen niet alleen langs de kant, maar ook in de processie zien lopen.
    Voor allochtonen zoals ondergetekende is het vanaf de donderdagmiddag echt behelpen. De ene winkel na de andere gaat op slot tot zaterdagmorgen, familieleden  kruipen op elkaars lip enz. Of de kerken nog vol lopen voor het een-tweetje “aan het kruis genageld worden” en vervolgens “uit de dode herrijzen”, weet ik niet, maar het zijn bepaald niet de dagen om vage Spaanse kennissen eens met een bezoekje te vereren. Met name de zaterdagavond is heilig voor de familie; dan komt men “tezamen” om op te zitten en de maaltijd te “gebruiken”. De zondag, toch het Hoogfeest van Pasen, is hier vooral vanaf ‘;s middags een dag om van de zaterdagavond bij te komen en je klaar te maken voor de nieuwe werkweek, die maandagochtend begint. Gistermorgen om even voor half 9 was het bij de school naast mijn huis een drukte van belang. De kinderen moesten weer netje op tijd op school worden afgeleverd.
    Met een mooi boek op mijn balkon zitten dan wel een beetje aan mijn weblogbrief prutsen, deze dus, dat is waartoe ik hier veroordeeld ben met de Pasen. Daar is overigens niks mis mee.

    Voordat ik aan mijn muziek begin, geef ik jullie nog even de betekenis van een “derecho de pernada”. Bert Minne, die ik vanwege zijn nautische perikelen om nadere informatie vroeg, kwam prompt met een e-mail, waarin hij mij uitlegt dat het “derecho de pernada” met boten niks van doen heeft. Hij heeft het voor mij en jullie op internet nagezocht. Volgens hem gaat het om het recht om te ontmaagden, het recht van een kasteelheer in de middeleeuwen om als eerste persoon  geslachtsgemeenschap te mogen hebben met de dochters van zijn ondergeschikten, zijn lijfeigenen. Bert schrijft er fijntjes bij dat er geen geschiedkundig bewijs is van dit recht. Gravend in mijn geheugen denk ik dat ik het wel eens heb zien toegepast in een speelfilm, maar ik heb geen idee meer welke.

    Geheel verkwikt mag ik dan nu eindelijk naar mijn muziek van de week. Als opening presenteer ik jullie alle nummers op mijn harde schijf met het woord “Easter”, Pasen, in de titel. “Eastern” mag niet meedoen, want dat is “oosten” en we willen de feestdag, niet de wind. Veel zijn het er niet, mijn Paasnummers. Pasen in de titel kom ik vier keer tegen: “Before Easter” van Tracy Chapman, “Easter Parade” van Bing Crosby, “Easter Song” van A Man Called Adam featuring ene Eddie Parker en “Easter Tree” van June Tabor.
    June Tabor? Ik denken, June Tabor, in vredesnaam, wie is dat ook al weer? Blijk ik vijf originele cd’s van haar te hebben: “Airs And Graces” uit 1976, “Ashes And Diamonds” uit 1977, “Freedom And Rain” uit 1990, “Angel Tiger” uit 1992, en “A Cut Above” uit 1980, dat ze samen met Martin Simpson bij elkaar zingt, plus nog twee losse nummers. Daar bovenop ben ik ook nog bedeeld met haar “Anthology” uit 1993. June Tabor is een Engelse folkzangeres, geboren in 1947 in Warwick, een jaartje jonger dan ik. Mooi is ze niet, op een foto op Wikipedia zie ik een draak van een mens, maar ze heeft ruim twintig cd’s op haar naam staan. Daarbij komt dat haar stem er in 2012 nog steeds mee door kan. Het is zeker niet heel fantastisch allemaal, maar haar platen van mijn computer verwijderen wil ik niet. Het gaat wel! Ik heb overigens geen flauw idee hoe ik aan haar muziek kom; is Henk wellicht een June Taborfan?

        Pasen is wat mij betreft helemaal voorbij; het is al weer bijna de zondag van de klokkenluider van de Notre Dame, in het Engels “Low Sunday”. Dus kan ik weer met goed fatsoen uitwijken naar niet-Spaanse muziek.
    Vorige week kwam ik met Linda Ronstadt in het Spaans en mijmerde na afloop: dat “Blue Bayou” van haar, dat is nou echt een nummer om op de commode te zetten, zo vind je ze maar zelden. Even later was het: die Roy Orbison, ik sla hem als liedjesschrijver minstens zo hoog aan als als zanger, met zijn “Blue Bayou”, en andere nummers zoals “In Dreams”, “Only The Lonely” en “Dream Baby”. Uiteraard heb ik de man compleet, bij mijn weten, je weet het nooit zeker. En vlak daarop dacht ik:  welke andere nummers van hem beginnen met “blue”? Ik kom op drie liedjes: “Blue Angel”, “Blue Avenue” en “Blue Blue Day”, evenmin te versmaden. (Of Roy Orbison meezengt op “New Blue Moon” van de Traveling Wilburys, ik denk van niet.)
    En toen bedacht ik ineens dat er nog een nummer van Roy Orbison is met “blue” in de titel, “California Blue”. Jongens en meisjes, misschien vind ik dat nog wel het beste nummer dat Roy Orbison ooit geschreven en daarbij ook nog gezongen heeft. Trouwens die hele cd “Mystery Girl” uit 1989, waar het op staat, vlak voor zijn dood opgenomen, moet maar eens voor het voetlicht. Daar gaan we, hier zijn alle nummers:
01.    You Got It
02,    In The Real World
03.    (All I can do is) Dream You
04.    A Love So Beautiful
05.    California Blue
06.    She’s A Mystery To Me
07.    The Comedians
08.    The Only One
09.    Windsurfer
10.    Careless Heart
    “Mystery Girl”, het is echt tien keer prijs. Aan de teksten zou ik best nog een middagje willen sleutelen, maar de muziek van Roy Orbison op zijn oude dag... En daarbij de in- en intrieste manier waarop hij het allemaal brengt, niet te filmen.

    Zoals jullie intussen behoren te weten, kijk ik hier zelden of nooit televisie. En de weinige keren dat ik kijk, is het vanwege een interessante voetbalwedstrijd. Afgelopen dinsdagavond, alweer een week geleden, zat ik met zo’n mannetje en vrouwtje of twintig weer eens voor de buis, een heel groot scherm, op het terras van Lolita aan parque Santa Catalina. Om kwart voor 8 begon Barcelona tegen AC Milan, een kwartfinale voor de Europacup of zoals het vandaag de dag heet, de Champions League. De eerste wedstrijd in Milaan was in 0-0 geëindigd, ik hoor het Frits van Turenhout nog zeggen: nul, nul, dus moest in Camp Nou de beslissing vallen, wie in de halve finale tegen Chelsea mag spelen. De andere halve finale is Real Madrid tegen Bayern München.
    Het werd een wedstrijd die door Barcelona gedomineerd werd, met name door Messi, de onnavolgbare nummer 10, voor de zoveelste keer voetballer van het jaar. Echt spannend werd het niet, maar ik denk dat de scheidsrechter zeker niet op de hand van AC Milan was. Eerst schoot Messi twee keer mis en toen kreeg hij in de tiende minuut, m.i. overdreven, een penalty cadeau, omdat hij gehaakt zou zijn: 1-0. Daarna gebeurde er twintig minuten helemaal niets en zo waar kreeg AC Milan vervolgens een eerste kansje: 1-1. Tien minuten later hield Nesta een Barcelona-speler al te opvallend vast bij een hoekschop, tweede penalty van Messi: 2-1. Na de rust (“el descanso”) gebeurde er weinig tot niks meer. Toen in de 52ste minuut een schot van alweer Messi geblokt werd, had Iniesta de bal voor het intikken: 3-1. Einde wedstrijd.
    Messi is Lionel Messi, de jonge god uit Argentinië, maar hij speelt al vele jaren voor Barcelona. Iniesta is eigenlijk A. Iniesta. Hier komt mijn voetbalvraagje van de week: waar staat die A voor Iniesta voor? Hij maakt reclame voor Kaliza ijsjes, yoghurt en dergelijke, maar dat helpt niet echt. Probeer er op te komen zonder het op de computer op te zoeken. De oplossing van mijn  raadseltje vinden jullie aan het einde van mijn brief.

    Voor het geval jullie het nog niet doorhebben: een opvallende reclame versmaad ik niet. De firma Firgas, van de rode Spa hier, tovert mij vanuit de bus een foto voor van een wel heel gelukkig gezinnetje, een en al stralende gezichten. Daaronder staat met grote letters Firgas geschreven en de slagzin: “Ponle corazón”. Moeilijk te vertalen, vind ik. Marcel, kan jij er wat mee. Volgens mij is het zo iets als “Leg er je hart in”.

    Op markten zie je nog wel eens van die onderbedeelde verkopers die een vlekkenwatertje aan de man proberen te brengen. Volgens mij is het 100% gezever, maar als je buren bij de kraam, ingehuurd door de nering maar dat weet je niet, prompt hun portemonnee trekken om zich een literfles van het spul aan te schaffen, met gratis doekje, moet je redelijk sterk in je schoenen staan om niet ook toe te geven. Het zijn duivelse kunstenaars, die vlekkenwaterverkopers.
    Deze week zag ik op de markt hier een variant: “manteles antimanchas”, tafellakens zonder vlekken. “Sólo con pasar una esponja húmedo sobre las gotas de vino, aceite, café... las manchas desaparecen!” Het lijkt het bejaarde duo uit Guanarteme wel, over wie ik in mijn vorige brief schreef: een vochtig sponsje erover en weg zijn de wijn-, olie- en koffievlekken. Bij de mevrouw die ze verkocht, lag niet slechts één vlekvrij tafellaken, je kon de speciaal geprepareerde tafellakens in alle maten en soorten krijgen, tegen betaling uiteraard, van effen grijs tot zeer gebloemd. En na gedane arbeid konden ze gewoon in de machine tot een temperatuur van 30 graden. En daarna mocht je ze ook nog strijken, maar echt nodig was dat niet, “planchado opcional”.
    Gaat Maastricht er binnenkort op de vrijdagmarkt ook aan geloven? Dat lijkt me niet onmogelijk.

    Donderdagmorgen, op Jueves Santo, nog net in de eerste helft van de Semana Santa, was Bety, “mi limpiadora, mi señora, mujer de la limpieza. mi asistenta, mi empleada del hogar”, hier om te poetsen. Zij kan dat zoveel beter dan ik dat ik me haast schaam, als ik zelf eens een stoffer en blik ter hand neem. Zij is intussen een habituée in mijn “piso” met haar poetsbeurten, ongeveer eens in de twee weken .
    Ik vermeld haar deze keer vanwege twee zaken. De eerste zal Piet mij in dank afnemen: Bety heeft altijd een parapluutje in haar tas, want wie weet, kan het zo maar gaan regenen. Trots liet ze mij hem zien, toen het halverwege de ochtend inderdaad begon te plenzen. Het had al twee weken of zo niet meer geregend, dus Piet: je hebt hier een medestander. Even later kon ik Bety, die trouwens vlakbij woont, geruststellen dat het regenen weer was opgehouden, maar zo zit de Canariër, man en vrouw, niet in elkaar. Ieder buitje is mooi meegenomen op een eiland, waar het klimaat naar kurkdroog neigt. En dan kun je “el paraguas” maar het beste bij de hand hebben.
    Mijn tweede vermelding heeft met mijn laptopje van doen. Terwijl ik toch netjes gewassen en aangekleed, mijn nagels geknipt, zat te typen aan een stukje brief, kwam ze achter me staan en verklaarde met luider stemme dat mijn computer “muy sucio” was. Vervolgens kwam een heel verhaal dat ik aanvankelijk niet door had, omdat ik “pagar” en niet “apagar” verstond. Maar even later had ik het door en hem uitgezet. En daar ging ze aan de slag met haar spuitbus, haar doekje en stukjes keukenrol. En ik moet zeggen, het apparaat ziet er nu compleet anders uit, of er een ratelslang in heeft huisgehouden. Limpito, om eens een nieuw woord, door Bety geïntroduceerd, hier te citeren.
    (P.S. Het woord “fregona” betekent niet alleen poetsvrouw, maar ook mop, dat is nog eens een ouderwets Nederlands woord. Voor de volgende poetsbeurt is Bety toe aan een nieuwe “fregona con rosca”, met schroefdraad. Die ga ik bij de Spar graag voor haar aanschaffen.) 

    Als wederom een tussendoortje geef ik hier een hele mooie zin weg bij de slagboom van het San José hospital, het academisch ziekenhuis tegenover het oude faculteitsgebouw, waar ik iedere week kom, o.a. om mijn weblogbrieven te versturen. De voetgangers worden vriendelijk, doch dringend verzocht zich niet te laten overrijden door het druk in de weer zijnde autoverkeer. Het beste kan hij of zij maar op de stoep blijven tot aan de ingang van het gebouw waar men zijn moet. “Peatones, por su seguridad transiten por la acera”. Het lijkt me ook een aardig voorbeeld van een zinnetje om enkele betekenissen van het voorzetsel “por” aan gringos zoals ik uit te leggen.

    Net als in Nederland rijden hier af en aan door de stad allerlei auto- en zelfs vrachtwagengrote machines van de stadsreiniging, “limpieza”, om de rotzooi van de straat te vegen. Ze maken een hoop herrie, oorverdovend is wat veel gezegd, maar stil is anders. In Maastricht zie ik soortgelijke gevaartes ook wel eens bij café de Poort voorbijkomen, als ik daar op het terras zit. Om het lawaai geestelijk binnen de perken te houden en wie weet ook om ons anderszins te paaien is een bijpassende slogan gelanceerd: “Vuelve a latir”, kom terug om te stampen. Eigenlijk is het: “Su ciudad vuelve a latir gracias a ti”, maar dan is het al te gemakkelijk. Is dat wat de apparaten beogen, steeds weer opnieuw stampen? Persoonlijk ben ik wel iemand van “opgeruimd staat netjes”, dus af en toe wat gedreun, niet te veel en niet te vaak, moet volgens mij zo maar kunnen. Bij dezen worden de “Viuelve a latir” machines door mij gesanctioneerd.
    (Maar ik heb minstens zo veel bewondering voor de vooral dames van de “limpieza viaria”. Deze hedendaagse “dreklui” in hun feloranje en donkerblauwe pak, gewapend met ouderwetse bezems en grote palmbladen, zijn mij misschien nog wel liever dan die vermaledijde herriemachines.)

    Op diverse plekken zie ik een aankondiging dat het “Parque de la salud”, het park van de gezondheid, vandaag geopend wordt. “Ven y disfruta de cómo mejorar tu vida”, je leven verbeteren, ook nog met plezier, wie wil dat niet? De gezondheidsmarkt, met dagelijks ook lezingen en dergelijke, is van 10 t/m 25 april gehuisvest op de plaza Stagno achter het opgeknapte Pérez Galdós theater in Triana. Voor de mensen die zelfs het theater niet weten te vinden, neem bus 1 op Santa Catalina en laat je naar de eindhalte rijden. Daar is het. Ik ga er zeker een kijkje nemen en of jullie het leuk vinden of niet, daarvan kond doen in een volgende brief.
    Vooruit, omdat die firma de markt sponsort, geef ik alvast één Danone voorproefje. Danone, of het zo moet zijn, is zeer bezorgd over onze botten. Afgelopen vrijdag laat op de middag zag ik op de boulevard een grote iglo staan met van binnen allerlei gaten. Die verwezen naar een ziekte die ik hier in het najaar al eens besproken heb: osteoporose, een te lage botdichtheid met bijbehorende negatieve consequenties. Het was in het kader van steeds verder gaande  overdiagnose, weten jullie nog, en een boek daarover van een dokter die zich daar grote zorg over maakte. De ziekte neemt intussen epidemische vormen aan, niet omdat ze steeds meer voorkomt, maar omdat steeds meer mensen tot patiënt worden gebombardeerd. Vooral oudere dames zijn in toenemende mate de klos.
    “Las necesidades de calcio aumentan un 30% a partir de los 50 años”. Wisten jullie al dat “2 de cada 3 mujeres no toman el calcio necesario cada día”? Danone heeft om die reden een voedingssupplement op de markt gebracht, dat wij ouderen misschien maar het beste allemaal kunnen gaan gebruiken: DENSIA, waarbij de I een klein mensje voorstelt. Als ik het wel heb, zo staat het in ieder geval in enkele gaten in de iglo, zit er kalk en vitamine D in, “para ayudar y mantener tu densidad óstea”, ongeveer 50% van de dagelijks benodigde hoeveelheid. En helaas, het is even duurder dan een glas melk en/of een Kruitvatpilletje, maar dan heb je ook wat. DENSIA,waarom zouden we het niet preventief aan de hele mensheid kunnen aanbevelen?

    Mensen die hier wel eens op Spaanse les A2 niveau hebben gezeten, weten dat in dat blok voor gevorderde beginners diverse sprookjes langs komen. Lisette, hoe heet Assepoester ook al weer in het Spaans? Cenicienta, correct. En Trudie, graaf eens in je geheugen, wat was de Spaanse naam voor Sneeuwwitje ook al weer? Blancanieves, con los siete enanitos, met de zeven dwergen. Marcel, voor jou een moeilijkere; hoe zeg je Kleinduimpje op zijn Spaans? Pulgarcito, is het geloof ik. Het Meisje Met De Zwavelstokken is in ieder geval La Niña De Las Cerillas, een verhaal naar mijn hart.
    Woensdagavond was ik in El Corte Inglés om mijn voorraad Schweppesblikjes (latas) aan te vullen, de suikerarme variant wel te verstaan: “cero azúcares añadidos”. Mijn standaard boodschappenrijtje daar is acht naranja, vier limón en vier tónica. Maar voordat ik de Hipercor betrad, zo heet de supermarkt van El Corte Inglés, er is er ook een op het eind van de Guanarteme, keek ik eerst weer eens rond aan de overkant bij de platen en films. Daar kwam ik op het lumineuze idee om Jorge eens te vragen naar cd’s van Sinéad O’Connor. Ik heb alleen de eerste drie en als ik over een maandje sier wil maken in Dublin, zouden de andere zeven mij zeer welkom zijn. Ik heb het hem intussen per e-mail doorgegeven, nu is het afwachten.
    Terug naar de glitterwereld van de sprookjes. Tot mijn favorieten reken ik de Gelaarsde Kat, hoewel mij het verhaal niet echt meer bijstaat. Volgens mij moet het trouwens De Gelaarsde Kater zijn en niet kat, maar laat ik vandaag niet moeilijk doen. Nou blijkt er een recente film zijn van het verhaal te zijn, naar ik aanneem uit de Disney-fabriek. Dus is hier mijn vraag: hoe heet de Gelaarsde Kater in het buitenlands? In het Frans is het “Le Chat Botté”, in het Engels “Puss In Boots” (ik zou “Tomcat In Boots” gezegd heben) , en in het Spaans, daar komt-ie, El Gato Con Botas. In het Maastrichts ga ik voor de Gestievelde Kater, maar ik geloof niet dat mij dat thuis zo is voorgehouden.

    Je hebt hier twee soorten stadsbussen, allemaal even geel, die van gewone lengte en bussen die twee keer zo lang zijn, met een min of meer rubberen tussenstuk. Hebben de laatste ook meer nooduitgangen, bedacht ik, hoewel ik, zo oud als ik ben, nog nooit iemand een bus via een nooduitgang heb zien verlaten. Op een bank bij El Corte Inglés, voordat ik mijn nieuwe voorraad blikjes (“latas”) insloeg, zie boven, kwam eerst een gewone bus voorbij. Ik meen me te herinneren dat het bus 45 was, afkomstig uit de buurt van Siete Palmas; de bus had zegge en schrijve één “salida de socorro”. Vlak daarop was bus 21 aan de beurt, op de terugweg van het Dr. Negrin ziekenhuis. Die bus is doorgaans van dubbele lengte, nu ook. Ik zag eerst een “salida de emergencia” voorbijkomen, vervolgens een “salida de socorro” en, het kon niet op, daarna nog een tweede “salida de emergencia”.

    Gaan we naar mijn zondagmorgen, ongeveer het moment dat Jezus Christus, of is het zijn dubbelganger, ieder jaar weer opnieuw monter zijn graf verlaat, levend en wel. Ik werd wakker om half 9, trok mijn paasbeste kleren aan, stond even later op mijn balkonnetje en zag: “kermis in de hel”. Voor wie die uitdrukking niet kent, volgens mij is hij puur Maastrichts. Je spreekt van “kermis in de hel”, als het tegelijkertijd regent en de zon schijnt. Dat komt niet zo vaak voor, maar op mijn vroege paaszondag hier gebeurde het dan toch. Even later trouwens was het regenbuitje over en moest ik het weer met zon alleen doen.
    Gaan we naar een typische paasbezigheid, die ik helaas hier moet missen. Ik was helemaal solo in mijn appartement en dus had ik niemand om mee te “totsje”. Dat vraagt misschien enige uitleg. Het aloude spel wordt louter en alleen gespeeld aan de brunchtafel op paaszondag. Benodigd is een mandje met liefst felgekleurde, hardgekookte eieren. De deelnemende spelers, twee of meer, kiezen een voor een hun favoriete ei uit en dan kan het “totsje” zijn aanvang nemen. Je “totsjt” met je ei tegen dat van een ander; hij of zij mag het ei natuurlijk stevig vasthouden en slechts een klein stukje laten zien. “Totsje” mag je maar één keer en dan maar hopen dat het ei van de ander en niet jouw ei een barst vertoont. Daarna is de ander aan de beurt om nog eens te “totsje” met zijn of haar ei tegen dat van jou. Ieder ei heeft twee lange kanten, de een iets boller dan de ander. Tot de heilige kunst van het “totsje” behoort dat je eerst uitkiest met welke kant van je ei je het beste kan beginnen met “totsje”. Bij meer deelnemers kun je vaker met eieren van anderen “totsje” totdat uiteindelijk één winnaar overblijft. Eeuwige roem, in ieder geval voor het moment, is dan zijn of haar deel.
    Bij gebrek aan “totsjers” koos ik als mijn paasbrunch dit jaar voor een overheerlijke gemengde eiersalade. Daarin zaten vijf hardgekookte eieren verwerkt, verder overgebleven “ertsjes en wörtelkes”, stukjes gebakken spek, royaal groene pepers (“guindillas”; zakkenrollers noem je ook zo) en niet te vergeten mayonaise. Eigenlijk hoort die zelfgemaakt te zijn, maar die van Ybarra hier kan ermee door. Daarbij  had ik een barra gallega tot mijn beschikking, het beste stokbrood dat ze hier hebben, oorspronkelijk uit Gallicië. Ik mag dan een man alleen zijn met Pasen, een copieus eiermaaltje laat ik mij niet ontgaan.  

    Waar staat de A van A. Iniesta voor, de onderdeur en middenvelder van Barcelona die ik maar een aansteller vind, in tegenstelling tot zijn compaan Xavi? Minkukel van het zuiverste water Iniesta heeft er intussen wel voor gezorgd dat Nederland een paar jaar terug voor de derde keer een WK-finale verloor. Zijn voornaam is volgens de mensen die het kunnen weten, Andrés.
    Net als ze andere Barcelona-spelers heeft hij tegenwoordig aan de voorkant op zijn voetbalshirt Quatar Foundation staan. De naam Unicef is naar de achterkant van het shirt verdreven. Terzijde: waarom staat de sponsornaam eerder op de voorkant en niet op de achterkant? Valt dat meer op? Tweede terzijde: wat vinden jullie van de nieuwe Heinekenreclame langs het veld bij de Champions League wedstrijden? De naam van het biermerk is nu helemaal foetsie, je ziet alleen nog een ster en een groene achtergrond met de woorden: open your world. Geef mij maar Amstel van de tap of Jupiler.

    Trudie en ik zijn voornemens om begin september af te reizen naar noordwest Spanje als vakantiebestemming. We doen dat in de voetsporen van Greetje, die over een week vanuit de Franse Pyreneeën begint aan haar zes weken lange exodus daarheen, eindigend in Santiago de Compostella. De door haar en ons beoogde streken om doorheen te trekken, verschil moet er zijn, wij gaan met het autootje, zijn achtereenvolgens Baskenland, Cantabrië, Asturië en Galicië.
    Wat weten jullie en ik eigenlijk van dat weggewaaide deel van Spanje, de noordwesthoek, waar het, als ik mijn voormalige Spaanse leraar Paco mag geloven, dag in dag uit regent? Niks eigenlijk, ik althans. Maar net zoals in Maastricht, waar je zo maar een Indisch, Grieks, Thais of Japans restaurant kunt binnenvallen, kun je hier in Las Palmas zonder probleem op zijn Baskisch of Gallicisch terecht. Als variant daarop heb ik hier voor jullie hier enkele wetenswaardigheden over een Asturisch café- restaurant, dat van de Hermanos Rogelio aan de calle Valencia. De komende week zijn de negende “jornadas gastronómicas Asturrianas” en dat dient uiteraard tot in Las Palmas toe gevierd te worden. Hier is mijn Spaans lesje van deze week. Durante estas jornadas se podrán degustar, entre otros:
+Empanada de bonito del norte
+Chorizos a la sidra
+Fabada asturiana
+Fabes con marisco
+Pito de Caleya guisado
+Lomo de merluza en salsa de manzana y sidra
+Salteado de solomillo de cerdo con chorizo asturiano, setas y patatines
+Cachopo de ternera
+tarta de frixuelos
+Arroz con leche
    Asturië, dat is de streek waar de cider rijkelijk vloeit. “Chorizo a la cidra”, daar laat ik me voor hangen. Op een Asturische foto zie ik een man, compleet in klederdracht, die een fles cider een meter boven een glas houdt en het op afstand volgiet. Asturië en omgeving, daar wil ik heen, Trudie!

    En daar laat ik het graag bij. Nog twee weken en ik moet mijn praatje houden. En over 2½ week zit ik al weer in het vliegmachien naar Dusseldorf om vervolgens een glorieuze entree in Maastricht te maken, midden in de nacht. Het ga jullie goed, ik neem aan dat er gekeken zal worden naar de Amstel Gold Race komende zaterdag? Of is die een week later?  Ik heb me voorgenomen om me de komende week enigszins koest te houden; dat moet ook zo maar kunnen half april. Het kan niet altijd feest zijn! Tot over een week, en tot ziens maar weer, hasta luego, don Pablo, un gigante con pies de barro.

BOEKBIJLAGE

    Ik zie het jullie al denken: heeft-ie een hele Goede Week plus een compleet paasweekend om te lezen, komt hij maar met één boek aanzetten. Hij, dat ben ik dan. Dat klopt als een bus, “wie ‘ne een zweretigge vinger”, boek 2 heb ik nog niet uit en overvraag me niet. Ik heb nog wel andere dingen ook te doen, behalve boeken lezen.
    Er is nog een andere reden. Mijn eerste en enige boek van deze week, “The day after tomorrow” van Allan Folsom, telt maar liefst 725 bladzijden, keurig verdeeld over 159 hoofdstukjes. De diverse scabreuze Nederlandse thrillerdames zouden er een trilogie van gemaakt hebben. Allan Folsom, geboren in Boston in 1941, is niet van een kleintje vervaard. Mijn boek, zijn eerste, kwam uit in 1994 en speelt o.a. in Parijs, Londen, Berlijn en nog wat Europese steden, plus enkele evenknieën in de VS. Eigenlijk had het boek Übermorgen moeten heten, of Uebermorgen, maar dat bekt kennelijk niet volgens de schrijver dan wel zijn uitgever, Het is dus “The day after tomorrow” geworden, verwijzend naar de uiteindelijke wereldheerschappij van de Duitse Nazi’s.
    Laat ik hier drie hoofdpersonen noemen: de Amerikaanse orthopedisch chirurg Paul Osborn, superdetective (Paddy) McVey en de Argentijns-Duitse boef Pascal Von Holden. Paul Osborn loopt in Parijs de moordenaar van zijn vader, 28 jaar eerder, tegen het lijf, ene Henri Kanarack, in andere kring bekend als Albert Merriman. En daar valt hij ook voor Vera Monneray, een beginnende dokter, die tot dan een verhouding had met de Franse minister-president. Beiden moeten eraan geloven, Merriman wordt slachtoffer en Vera zijn vriendin. Via Merriman komt Osborn in contact met een kringetje superpolitiemensen, met belangstelling voor losse hoofden, gescheiden van het verdere lichaam.
    En zo kom ik bij hoofdpersoon 2: Paddy McVey, maar iedereen noemt hem gewoon McVey. Wat is die man slim en sluw en hoe snel bedenkt hij hoe zaken in elkaar steken. Daarbij, wat weet hij in ondervragingen binnen de kortst mogelijke tijd mensen hun geheimen te ontfutselen. McVey wordt in het boek bijgestaan door aparte collega-politiemensen zoals de sigaretrokende Lebrun, commander Noble uit Engeland en Interpolconnectie Cadoux.
    Gaan we naar hoofdpersoon 3, te verdelen in 3a en 3b. Bij 3a denk ik met name aan de baas van een duistere Nazi-zakenwereld, Erwin Scholl. Hij is puissant rijk, is bevriend met de leiders der aarde en helaas, kan ook heel vervelend uitpakken. En mijn 3b is de Leiter der Sicherheit van Erwin Scholl, ene Pascal Von Holden. Hij heeft een Russisch-Spartaanse training achter de rug, dames zoals Joanna Marsh versieren kan hij ook, maar zijn hoofdkaraktertrek is toch de rücksichtlosheid waarmee hij beginnende tegenstanders omver kan maaien. Er zijn nog andere boeven, zoals Helmuth Salettl, Uta Baur en Gustav Dortmund, in de bijrollen. Met zijn allen hebben ze Elton Lybarger van zijn beroerte verlost of zit het anders in elkaar?
    Daarmee laat ik het boek voor wat het is, maar verplaats me met jullie alleen nog naar de finale. In kasteel Charlottenburg in Berlijn krijgt Erwin Scholl het te kwaad, als McVey hem belaagt en daarna in het hooggebergte bij Interlaken mogen Paul Osborn en Pascal Von Holden zich met elkaar meten. Pas op bladzijde 713 en volgende wordt alles echt duidelijk, als Helmuth Salettl zijn duit in het zakje mag doen. En voor de komische noot, het verhaal eindigt met de komst van oma Monneray en haar kleindochter, op bezoek bij Paul Osborn in Los Angeles voor de kerstdagen.
    “The day after tomorrow” vind ik een ongemeen spannend boek, eerlijk waar. En het verhaal gaat maar door: heb je net de ene ploert bij zijn jasje, blijken er twee volgende te zijn, die dood en verderf zaaien. Vrolijk is het allemaal niet, maar moet dat dan in een thriller? Allan Folsom verrast mij in zeer positieve zin met zijn debuut als schrijver van een moordverhaal. Ik geef hem voor zijn “The day after tomorrow” een 8½ en dan houd ik me nog een beetje in vanwege de Goede Week. Zijn andere vier boeken, te beginnen met “Day of confession” uit 1998, wil ik hoe dan ook eveneens zien te bemachtigen. Wat een aanwinst voor het genre!