donderdag 26 april 2012

Weblogbrief 7.30, 26 april 2012

Weblogbrief 7.30, 26 april 2012

    Beste mensen, queridas mujeres y estimados hombres, dit is mijn laatste brief van deze winter in Las Palmas. Morgen op het eind van de middag neem ik plaats in de ijzeren Condor vogel, in een beetje krappe stoel, maar goedgemutst, op weg naar Düsseldorf en van daaruit met Trudie in haar autootje naar Maastricht. Ik heb de eer jullie bij het scheiden van de markt nog een laatste keer te mogen bijpraten over wat er hier allemaal gaande is, buiten de deur en in mijn hoofd.

    Laat ik zoals dat gebruikelijk is, met mijn muziek beginnen. Mijn verhaal over Sinéad O’Connor begint trekjes van een feuilleton aan te nemen. Ik had al langer haar eerste drie cd’s in mijn bezit en vorige week kwamen daar nummertje vijf en zes bij. Daartussenin zit er eentje, uit 1994, “Universal Mother”, die uitkwam vlak nadat ze zich al te dwars had opgesteld, althans volgens de goegemeente. Wie wil niet het Amerikaanse volkslied horen voordat hij mag gaan zingen? En wie verscheurt er nou een foto van de paus op de tv? Dan solliciteer je toch naar het eeuwige hellevuur. Niettemin, ik moest en zou die cd natuurlijk wel in mijn bezit hebben en gelukkig lag ze ongeschonden bij Daily Price in de Tomas Miller, met op de achterkant een prachtfoto van de zangeres. Sinéad, zo kennen we elkaar. Mocht ik je onverhoopt tegenkomen in Dublin over een week, dan is de eerste Guinness voor mijn rekening.
    Jullie willen nog een paar uitschieters op “Universal Mother”? Luister dan eens, al was het maar om mij een plezier te doen, naar “Fire Of Babylon”, “John I Love You”, “A Perfect Indian” en “Scorn Not His Simplicity”. Mooi!

    Van Dublin naar The Dubliners is een stap van niks. Ik heb een zestal cd’s van de fameuze groep van o.a. Seven Drunken Nights, hun hit van 1967. Hier zijn ze:
30 Years A-Greying (1992)    
All Time Dubliners Favourites
Dubliners
Essential Collection
Greatest Hits
Seven Drunken Nights
    Als ik de nummers die ik dubbel blijk te hebben, maar één keer meetel, kom ik uit op 94 keer The Dubliners, een volle vijf uur muziek.
    Wie zijn die Dubliners eigenlijk? In www.allmusic.com vind ik de omschrijving: “hard-drinking backstreet Dublin scrappers with unkempt hair and bushy beards”. Ze brengen hun liedjes vanaf de oprichting van de groep in 1962, “als er niet geknokt wordt”, in O’Donoghue’s Pub (15 Merrion Row, bij St. Stephen’s Green). De traditionele folkgroep bestaat in zijn oorspronkelijke samenstelling uit het viertal Ronny Drew, Luke Kelly, Barney McKennan en Ciarán Bourke. Luke Kelly vertrekt (voor een mislukte solocarrière) en keert snel weerom, maar dan is John Sheahan al nummertje vijf van de groep. De hoogtijdagen van The Dubliners zijn in de jaren 1967-1971, waarop eerst Bourke en later Kelly aan een “slopende ziekte” overlijden. Er is een opleving van de groep in de periode 86-91, als ze o.a. met The Pogues op de plaat staan. Anno nu is er van de oude groep van vijf niemand meer in leven. 
    En dan is het nu tijd voor mijn Dubliners top 17, een beetje raar getal voor een lijstje, maar als ik tot zeventien kom, waarom zou ik er dan 10 of 20 van willen maken. Wellicht, als ik nog een paar andere cd’s van ze bemchtig, kan ik de twintig volmaken. Hoe zou bijv. Nelson’s Farewell uit 1966 klinken, Never Wed An Old Man uit 1968, Raglan Road uit 1986, met een tekst van Patrick Kavanagh of The Irish Rover uit 1987? Daarbij, diep in mijn hart vind ik dat je The Dubliners niet per nummer de maat moet nemen, maar dat het de overall indruk is die ervoor zorgt dat de groep zo hoog bij mij staat aangeschreven. Mijn top 17 dus, daar zul je hem hebben:
01.    A Pub With No Beer
02.    All For Me Grog (1967)
03.    Barley And Grape Rag
04.    Black Velvet Band (1967)
05.    Dirty Old Town (1968)
06.    Donkey Reel
07.    Eileen Og
08.    I’m A Man You Don’t Meet Every Day
09.    Molly Malone
10.    Seven Deadly Sins
11.    Seven Drunken Nights (1967)
12.    The Band Playing Walzing Mathilda
13.    The Irish Navy
14.    The Rose (1991)
15.    The Wild Rover
16.    Whiskey In The Jar (1990)
17.    Whisky On A Sunday.
   
    Er is ook een nagekomen bericht. Ik heb een cd, “Dublin songs”. met 20 liedjes van een aantal Dublinse folkartiesten. Daarop staat o.a. Raglan Road, zie boven, maar dan van Jim McCann, in totaal goed voor 3 nummers op het album net als Brendan Grace. Van de groep The Fureys and Davey Arthur staan er 4 nummers op evenals van Paddy Reilly. Terzijde, die Paddy Reilly heeft in de periode 1996-2005 nog in The Dubliners gezeten, als vervanger van Ronny Drew, en werd bekend met nummers zoals “The Fields Of Athenry”. En nou komt het, op de cd “Dublin Songs” staan daarnaast maar liefst 6 liedjes van The Dubliners, o.a. hun bekende versie van Molly Malone, maar ook weer een aantal nieuwe nummers. (Voor de mensen met een ijzeren geheugen: Sinéad O’Connor zingt Molly Malone ook, op haar cd uit 2002 “Sean-Nos Nua”. Dat meldde ik twee weken terug.)

    Als één ding me de afgelopen week is tegengevallen, is het wel het “Parque De La Salud”. Wat zou het geven, dacht ik vooraf, toen ik me na mijn bezigheden op de faculteit dinsdag een week geleden bij het theater liet afzetten. Allereerst bleek het park vele malen kleiner te zijn dan ik in mijn hoofd had, maar vooruit: is kwaliteit niet belangrijker dan kwantiteit? Ook bleek het park niet de hele dag open te zijn, maar met name van 5 tot 8 “por la tarde”. Dat had ik op de schreeuwerige aankondiging niet gelezen. Aan de andere kant, ik was er even voor 5, dus ik viel wel bijna met mijn neus in de boter.
    Ik mocht nog een blokje om in Triana/Vegueta (“de oude stad”), maar dan moest ik er toch aan geloven. Om half 6 zou de lezing over “¡Cuidado con la diabetes!” beginnen en die wilde ik niet missen. Wat zag ik, toen ik het terrein opliep? Het was één grote reclame van Danone, waaraan ik onderworpen werd en behalve Danone Hosanna was er helemaal niks te beleven. Densia, maar daar heb ik in een vorige brief al over verteld, is de bijdrage van Danone om onze botten heel te houden en die werd in het “Parque de la Salud” nog eens uitgeserveerd. Verder waren er, als ik het speeltuintje voor de Luxjes en de plek waar je een foto van jezelf kon laten maken, buiten beschouwing laat, drie andere informatiestands. Allereerst was ik bij die van Actimel en het immuunsysteem, met een tien minuten durend filmpje binnen in de tent. Dan was er een doorloopstuk over onze arteriën, die zonder geregeld Danacol ongetwijfeld in aller ijl gaan dichtslibben. En ten slotte was er de Activia-ruimte om onze spijsvertering in het gareel te houden, met alweer een filmpje ter bevordering van Danone.
    In een tent daarnaast vertelde een diëtiste om kwart voor 6 een standaard verhaaltje over hoe we ons, de twaalf toehoorders, tegen het optreden van suikerziekte konden wapenen. O.a. moesten we vijf of zes keer per dag eten, wel kleine porties en van de juiste producten. (Is het geen wonder dat ik nog geen suikerziekte heb?) De naam Activia werd in het praatje niet genoemd, wat voor haar pleit. Wel zei ze me wat te vaak “Vale?”, bijna na iedere zin, maar ik kon haar wel aardig volgen. De diëtiste kon het ook niet helpen, dat ze was ingehuurd voor het praatje; ze deed haar best.
    Als je alle vier de tenten had bezocht en steeds de sticker opplakte die daar werd uitgedeeld, kreeg je bij inlevering van je “pasaporte” ten slotte een miniflesje Actimel uitgereikt. “Rellena cada uno de los casilleros con las pegatinas que te entragarán los responsables de los eventos, canjéalo en el Kiosco Danone del Parque y podrás conseguir un Actimel gratis. ¡Sigue cada mañana tu ritual con los nuevos Activia Desayuno con zumo de frutas!”
    Om kwart voor 7 stond ik weer buiten, een ervaring rijker. Enigszins ontredderd zat ik even later op een bank tegenover McCarthy’s in de calle mayor de Triana.

    Afgelopen donderdag, een week terug, was ik voor het laatst nog eens in de Mercado Central, achter Mesa y López. Mijn koffie was bijna op en zonder een pot koffie ’s ochtends kom ik wat moeilijk op gang. Dus kocht ik nog twee kwart kilo’s Colombia in bij mijn mannetje daar. Daarna liep ik naar de visafdeling vanuit de ingang van de markt rechts op het eind, omdat ik iets heb met vissticks hier. Even in de pan en lekker zijn ze bij een stuk stokbrood.
    Wordt het niet tijd om jullie op de hoogte te brengen van de verschillende viszaken, “pescaderías”, in de overdekte markt daar? Qua vissoorten lijkt het de vrijdagmarkt in Maastricht wel, alleen is het hier elke dag behalve zondag feest, met als extraatje een aantal vissen die alleen hier voorkomt. Als ik de zaken die ook stokvis verkopen, buiten beschouwing laat, kom ik op drie kleinere uitstallingen of hoe zeg je dat bij half open viszaken en daarnaast op een dubbele wat je noemt grootgrutter. De kleintjes liggen aan de zijkant naast elkaar in het midden, van links naar rechts eerst de Hnos (hermanos) Montesdeoca met hun “pescado del país”, dan El Sargo, waar het steevast nogal druk is met klanten, ook voor een praatje, en tenslotte nog ietsje meer naar rechts de nering van Union. Zowel links als rechts van de drie kleintjes zijn de viszaken in handen van één bedrijf, de firma A. Artiles e hijos, S.L., “pescados y mariscos del mar a su casa”, “de nuestros barc os a su mesa”. Hun bedrijf is bij elkaar veel royaler van opzet dan de drie kleintjes samen. De leuze is, lijkt het, ook royaler, maar wie ben ik dat ik al die soorten vis, 25 verschillende?, uit elkaar kan houden, van sprotjes via viejas, samas, anguílas, bacalao, zalm en diverse inktvissen tot grote joekels van het formaat van een dolfijn.
    Bij de afdeling “Congelados” van Artiles y hijos haalde ik mijn vissticks uit de bak, vers gevangen, gepaneerd en verpakt, en een half uurtje later zat ik op mijn flat aan een heerlijk vismaaltijdje. Ik weet het: met vissticks kun je in goed gezelschap niet meer aankomen; het is iets van de jaren 50 of 60. Echter, als er geen pottenkijkers zijn...

    Ik ben hier nou zeven winters achter elkaar en Spaans is nog steeds mijn taal niet. Intussen kan ik de mensen wel redelijk goed verstaan, mits ze niet al te snel spreken. Bijv. iemand die een beetje gedragen voordraagt, kan ik best volgen, niet letterlijk, maar voldoende. Bijv. met de diëtiste die mij bijpraatte over suikerziekte, zie boven, had ik geen probleem. Gaat het echter wat sneller en/of wat meer afgeknepen, dan ga ik helaas afhaken. Jorge aan de telefoon, Almudena in een discussie, de bejaarden aan de boulevard, als het echt erom spant, geven ze me geen schijn van kans. Het is niet anders; het zal ook wel met de leeftijd te maken hebben waaop de taal ben gaan leren. Voor praatjes voor de vaak en dergelijke heb ik echt veel meer Spaans inzicht nodig dan ik nu bezit.
    Zelf wat zeggen blijft ook moeilijk voor mij. In mijn hoofd zit ik nog steeds iedere zin te vertalen, voordat ze uit mijn mond komt. Dat maakt mij tot een halve debiel in gezelschap, een saaie man ook. Ik heb Trudie wel eens ñeen vriendin bij te nemen die alleen maar Spaans spreekt. Dat is me door haar niet helemaal in dank afgenomen. Dus blijf ik als stuntelaar door het leven gaan hier, tenzij iemand Engels of Duits (zelfs met Frans heb ik dat enigszins) met mij wil praten. Dan heb ik, als ik het nodig vind, in een mum van tijd het hoogste woord. Echter, bijna iedereen hier spreekt alleen maar Spaans. Dat geldt zelfs voor mensen op de universiteit en in de toeristenwinkels.
    In het Engels ken ik de nodige uitdrukkingen en gezegdes, hoewel ik het in die “tweede” taal toch ook snel afleg tegen een “native speaker”. Echter, een telefoongesprek in het Engels kan ik wel voeren, alweer tenzij het al te rap gaat of in een dialect dat ver van mijn Engels staat. Dan kan ik me op mijn leeftijd eigenlijk alleen maar behelpen met Nederlands, en Maastrichts natuurlijk.
    Uitdrukkingen is het Spaans zijn e zo veel dat er voor mij nauwelijks een beginnen aan is. Zo maar voor de aardigheid vroeg ik Noé vorige week in het café waarom hij er misschien zaterdag niet bij zou kunnen zijn, als Barcelona aartsrivaal Real Madrid klop gaat geven. Voor een verslag van de wedstrijd zie hierna. Zijn antwoord: misschien moet ik mijn nieuwe vriendin in ere houden, die absoluut niks in voetbal ziet. Letterlijk kwam hij met het zinnetje: “Dos tetas tiran más que dos carretas”, als ik moet kiezen tussen tieten en paardenkarren, kies ik voor de tieten. In een variant staat de uitdrukking zelfs in mijn woordenboek, maar ik zou er dus van zijn leven niet opgekomen zijn. Omdat een vriend van Noé erbij was, vroeg ik die ook naar een voorbeeld. Hij kwam met: “Cerrado como culo de muñeca”, als een café echt dicht is, dan is het zo dicht als de kont van een pop. Daar kom je niet op als allochtoon, ook al loop je hier al jaren rond. Terzijde, voor mij is/was muñeca de pols en muñeco de pop;  bij de echte Spaanstaligen ligt ook dat iets subtieler.

    Om in stijl te blijven, ik ging er vrijdag op uit om touw en pakpapier te kopen om mijn doos met gelezen boeken, die terug moet naar Maastricht, wat steviger in te pakken. Plakband had ik nog voldoende in huis, maar voor de andere twee zaken moest ik naar een geschikte “”ferretería”; die bij mij om de hoek had het niet. Ik belandde als vanzelf bij die waar ik met Trudie wel eens vaker geweest ben, die op de Guanarteme, vlakbij het postkantoor. 
    Pakpapier is “papel de embalaje”, maar wat is touw ook al weer? Ik kwam er zo vlug niet op. In mijn Nederlands-Spaans woordenboek stond als eerste woord: “cuerda”, een eind touw is een “cabo de cuerda”. Dat was toch een gemakkelijk te onthouden woord, bijna hetzelfde als ons woord “koord”. Echter, in de winkel keken de mensen me aan of ik van een andere planeet kwam. “Cuerda”? Ik herhaald het woord nog maar eens, maar echt niemand had enig idee. Dus wees ik maar eens op een stuk touw dat mijn buurvrouw aan de balie net gekocht had. “Soga” was het woord dat toen uit diverse monden kwam, bedoel je “soga”? Daarvan heb ik me toen maar een aantal meters aangeschaft. Terug thuis heb ik het nagekeken in mijn groot woordenboek op de computer. “Cuerda” staat bij touw inderdaad als eerste genoemd, maar verderop lees ik de woorden: “soga” voor dik touw, “cordel” voor dun touw en “bramante” voor bindtouw. Misschien was “bramante” wel het touw dat ik in gedachten had, maar met mijn “soga” kan ik toch ook een eind komen.
    En voor alle duidelijkheid: “iets op touw zetten” is gewoon “organisar” en als een Spanjaard er geen touw aan vast kan knopen, zegt hij: “No entiendo nada de nada”. Jullie willen een zinnetje met “soga”? hier komt-ie: “siempre quiebra la soga por el más delgado”, de draad breekt altijd bij de zwakste schakel.

    Afgelopen zondagmorgen/middag hadden we het zoveelste goedkope spektakel te verduren hier. Sinds Spanje financieel op zijn gat ligt en idem dito de provincie en de stad, wordt er drastisch bezuinigd op ieder evenement dat Las Palmas geld kost. Zo is de overheidsbijdrage aan het carnaval hier drastisch geslonken, wat tot minder feestelijkheden heeft geleid, en is de prijs van een tienrittenkaart van de bus onlangs met 15% verhoogd. Echter, een hardloopwedstrijd, waarbij een legertje vrijwilligers de mensen op afstand houdt, kan er mee door. We hebben al een halve marathon voor de kiezen gehad, nog niet zo lang geleden zelfs een hele marathon en dan is het nu tijd voor een triathlon. Een stuk zwemmen, dan een heel eind fietsen en afsluitend wat kilometers rennen, daarvoor geeft de stad graag zijn toestemming. Hier zijn enkele Spaanse zinnen om de toeschouwers in het gareel te houden:
    “Con ocasión de la I triatlón olímpico a celebrar en esta ciudad el día 22 de abril de 2012, se informe que se va a restar un carril por todo el paseo de Las Canteras para el tránsito de los corredores desde las 9:00 horas hasta las 15:30 horas del mismo día. Rogamos mantenga de atención para no entorpecer el paso de los participantes, así como colaborar con las indicaciones del personal de la organización y policía local. Gracias por su colaboración.”

    Zondagavond was het tijd voor weer eens een film. Om kwart voor 9 startte ik mijn laptop voor ruim 100 minuten “Before And After”, een film uit 1996 van regisseur Barbet Schroeder met in de hoofdrollen Meryl Streep en Liam Neeson. Het verhaal speelt in de buurt van het Amerikaanse Boston. Ik had hem van Daily Price en was een beetje mijn ode aan Meryl Streep die een paar maanden terug met haar vertolking van Margaret Thatcher weer eens een Oscar binnensleepte.
    Tiener Martha Thavener ligt dood in de sneeuw en de verdenking gaat naar haar vriendje Jake. Hij is de zestienjarige zoon van Ben en Carolyn Ryan, Liam en Meryl, die daarnaast een dochter hebben, Jude. Eerst probeert Ben Ryan allerlei bewijs dat Jake voor de dood verantwoordelijk zou zijn, weg te moffelen. Echter, Carolyn overrulet hem door voor de rechtbank het echt gebeurde verhaal te vertellen. Bij een ruzie zou Jake Martha een klap hebben gegeven, waarna ze achterover viel, in een krik of zo, met dodelijk gevolg. Alles bij elkaar is “Before and after” een klein, maar menselijk verhaal.
    Hoort er ook een recensiecijfer bij? Dan ga ik voor een 7½. De film laat zich best aankijken, maar echt bijzonder is wat veel gezegd. In de bijrollen is Alfred Molina als advocaat Panos Demeris van de Ryans flink op dreef en Edward Furlong zet een aardige Jake neer (à la Leonardo Dicaprio). Liam Neeson blijft voor mij een iets te groot mens, hij maakt ook van die foute stappen, maar met Meryl aan zijn zijde komt het best goed. En Meryl blijft Meryl, daar is weinig mis mee.

    Ik heb iets met T-shirtopschriften. In de Ripoche hier zag ik een man lopen met op zijn truitje het bekende rijtje zich steeds verder ontwikkelde mensdieren, van aap via Neanderthaler tot op het einde een mens. De mens had zich op de tekening omgedraaid en riep naar zijn voorgangers: Stop following me, deja seguiendome. Leuk, hè?

    Ik kan het niet laten om de terugval van Barcelona, ik heb hem met mijn eigen ogen mogen aanschouwen, hier te memoreren. Voetbalclubs kennen hun betere en slechtere periodes en Barça is kennelijk weer eens net over zijn top heen. En als het niet wil, heb je ook geen geluk meer. Wie zei ook al weer dat je geluk moet afdwingen?
    Woensdag een week geleden speelde Barcelona in Londen tegen Chelsea. De Engelse club kreeg zegge en schrijve maar één kans, ongeveer op het moment dat het team van Barcelona geestelijk al aan de thee was begonnen. Maar die kans werd wel verzilverd, einduitslag: 1-0 voor Chelsea. Barcelona had de wedstrijd volledig gedomineerd, maar met schoten op paal en lat win je geen duel. Als halfspelers als Xavi en Iniesta net iets minder zijn en Messi en zijn mede-aanvallers de bal prima rondspelen, maar er niet echt doorheen komen, gaat het mis, ondanks alles. En die Ccech, dat is natuurlijk een meesterkeeper.
    De onterechte nederlaag zouden “ze” in Camp Nou wel even rechtzetten. Echter, de reprise afgelopen dinsdag was van hetzelfde laken een pak. Wat was het weer tik-tik, het ging maar door, Chelsea kwam nauwelijks aan de bal. En zowaar werd het na een half uur 1-0 voor Barcelona met daarop ook nog eens een onterechte rode kaart voor Chelsea-speler Terry. Vlak daarop viel de 2-0 en toen dacht ik, en met mij in ieder geval de hele meute in café MacGregor hier, waar ik naar de wedstrijd keek: op naar de finale. Maar alweer werd het vervolgens schlemielig 2-1 in de extra tijd van de eerste helft. We bestelden nog eens een glas en hielden we de moed erin, zelfs nadat Messi zijn penalty tegen de lat schoot. Het rondspelen was wederom uitstekend verzorgd bij Barcelona, de kansen waren er volop, maar afmaken was er ook deze keer niet bij. Dat vlak voor tijd n.b. invaller Torres van Chelsea er 2-2 van mocht maken, was alleen van belang voor de statistieken.
    En dan was er de wedstrijd zaterdag van Barcelona tegen aartsrivaal Real Madrid, alweer in Camp Nou. En alweer was het balbezit was bij Barcelona prima verzorgd, hoewel iets minder dan tegen Chelsea. Echter, door de verdediging van de tegenstander heenbreken is toch wat anders. En alweer: kansen zijn pas echt goals, als de bal “in de touwen” ligt. Bij de rust stond Real voor met 1-0,  maar gelukkigerwijs kwam Barcelona met een frommelgoal toch nog op 1-1 halverwege de tweede helft. Maar toen was het ook afgelopen: Messi draaide en keerde, maar was niet effectief en Crisiano Ronaldo benutte zijn kans wel zonder enig probleem: einduitslag 1-2. Het doet me pijn aan het hart, maar ik vind dat Barcelona zaterdag terecht heeft verloren. Over de hele wedstrijd genomen was Real Madrid gewoon beter en dat zie je dan in het resultaat terug. Op de boulevard hier liep zondag een aantal mensen trots in zijn Real Madridshirt.
    Maar ook Real Madrid is net ietsje minder dan vorig jaar. Dus wat zou de tweede ontmoeting tegen Bayern München brengen gisteravond, in het uitverkochte Bernabéu=stadion in Madrid? De eerste helft van de wedstrijd had alles wat zo’n wedstrijd dient te hebben, acties, kansen, doelpunten, met als ruststand 2-1 voor Real Madrid, o.a. door een fraai doelpunt van Cristiano Rolnaldo. Dat was dezelfde stand als de eindstand in München, maar toen in het voordeel van de Duitsers. Geloof het of niet, maar de tweede helft en ook de verlenging was het aankijken niet of nauwelijks waard. Beide ploegen speelden vooral op het niet tegenkrijgen van nog een doelpunt. Dus moest met strafschoppen beslist worden, wie naar de finale mocht en in het nemen daarvan was Bayern München beter.
    Waar heel Spanje zijn zinnen al weken heeft gezet op Barcelona-Real Madrid als Champions League finale, wordt het dus Bayern München-Chelsea. De wedstrijd wordt gespeeld in München en natuurlijk gaat Bayern die winnen. Als Arjen Robben in de finale enkele goals maakt, zie ik hem in Europa boven Cristiano Rolnaldo en Messi eindigen als beste voetballer van het jaar.

    Ik keer terug naar de maandagmorgen. Om 9 uur stond Bety voor de deur om de flat te “poetsen”. Kon ik de flat min of meer schoon aan Lluis teruggeven. Op Bety’s verzoek had ik mezelf en haar vooraf nog bedeeld met een nieuwe “fregona con rosco”; wat kon er nog misgaan? Niks dus, ze ging als een wervelwind door de flat, er werden ramen gewassen of het niks kost en na 2½ uur al kon ik van de vloer eten (alsof ik dat graag doe). Wat ziet het er weer “propel” uit, zelfs de zijkamer, die ze niet hoefde te doen, omdat ik geen bezoekers heb gehad. Echter, “e bitsje stöbbe” , dat was toch wel het minste.

    ’s Middags om half 2 kwam Noé met een dubbel doel. Allereerst moest hij zijn best doen op het eten dat ik voor hem neerzette. We begonnen met een “tas sop” van het soort dat je oma vroeger maakte, “casera”, van het huis, met ballen, rode uien, paprika, tomaten, prei en Franse selderij plus een royaal tikkeltje knoklook. Daarop volgde een eenvoudige broodmaaltijd, maar wel met een Amerikaanse voetbalgrote gehaktbal. Zo groot had hij hem, de “albondigón”, nog niet meegemaakt en “muy rico”. Met een stukje kaas na was de lunch compleet en gaf ik hem even tijd om uit te buiken.
    Daarna was de finishing touch van mijn presentatie aan de beurt. Jullie moeten weten: zondagavond las ik een e-mailtje van Lluis dat “el seminario” afgelast was, omdat Almudena hem had verteld dat ze vandaag om 5 uur niet aanwezig kan zijn. Geen verdere toelichting van hem of verontschuldiging van Almudena (ze kan natuurlijk afgelopen weekend beide benen hebben gebroken), geen poging van Lluis om de zaak te redden door zelf als mijn opponent van mij te gaan fungeren, niks, nada. Ik zal hem daar vanmiddag nog over kapittelen.     Niettemin, met Noé legde ik maandagmiddag in een uurtje tijd de laatste hand aan mijn antwoord op de vraag of veel verzadigd vet eten een hartinfarct of beroerte mede kan veroorzaken. Voor het geven van allerlei details kunnen jullie bij mij terecht in café de Poort in Maastricht en café de Zwart in Amsterdam. Leuk aan de dia’s van mijn power point presentatie vond en vind ik dat op alle dia’s, twaalf in getal, links boven een ander plaatje over eten staat. Ik begin mijn (denkbeeldige) “charla” met te vertellen, in het Spaans, dat mensen die te weinig Engels spreken, maar van Lluis wel moeten komen opdraven dan wel mensen die geen interesse hebben in mijn bijdrage, omdat ze al weten hoe de vlag erbij staat, “fat is bad”, zich op de plaatjes kunnen richten. Na afloop mogen ze dan in koor roepen dat ik ongelijk heb, zoals ze vooraf al gedacht hadden.
    Noé had met mij een uurtje nodig om de dia’s op en top te maken. Op zijn verzoek heb ik daarna ook nog ijn verhaaltje aan hem verteld, in 21 minuten, dus er moeten nog twee minuten af. Mensen van hier, die graag willen weten hoe de vork in de steel zit, verwijs ik naar café MacGregor hier, op de Joaquin Costa, waar Noé geregeld houdt.

    Nog een laatste aardigheidje tussendoor. Op Santa Catalina zag ik iemand lopen met een Coca Cola truitje aan. Nee, misverstand, op het truitje stond niet Coca Cola, maar Coca Loca. En “loca”, jongens en meisjes, is Spaans voor “gek”. De man is kennelijk niet zo van de frisdrank gediend, of bedoelt hij
”loco” in de betekenis van “fantastisch”? Hoe dan ook, zijn T-shirt was wel keurig als een Coca Cola reclame uitgevoerd. 

    Noé vertelde me maandagmiddag dat die dag “23 de abril, día del libro” was. Dus heb ik voor jullie die avond op mijn blokje om enkele melige boekenwijsheden voor jullie verzameld, van de etalage van het Spaanse boekwinkeltje op plaza Farray en van de school vlakbij op Guanarteme.
    “Una casa sin libro es una casa sin alma”
     “No queren libros significa no queren sabiduría. No queren sabiduría significa convertirse en un tonto”
    “Del dicho al hecho hay un trencho” (trencho, wat is dat nou weer?)
    “Un libro abierto es un cerebro que habla, cerrado, un amigo que espera”

    Is dat niet genoeg munitie voor een Spaans lesje? Dan doe ik er als afsluiting van mijn winter hier nog een klein stukje “barra” bij. “un arrecife calcáreo de más de 100.000 años de antigüedad”. Oud, hè? En hoe ligt de rif erbij? “La barra casi recorre los 3.000 metros de longitud de la playa en paralelo a la orilla y una distancia de 200 metros, por lo que constituye un rompeolas natural y proporciona unas aguas siempre calmas en buena parte de ella. Con una temperatura de 21 grados - 20 grados en el agua - posee además un ecosistema único, con diferentes hábitats y  abundante riqueza piscícola”.

    En daarmee sluit ik mijn brief en tevens deze winter tot mijn volle tevredenheid af. Hinkepie loopt nog altijd over het strand op zoek naar de dames van zijn keuze, langs de boulevard met hetzelfde oogmerk en idem dito elders, met één been dat iets te langzaam achter het andere aansukkelt. Mijn ex-uitsmijter van Günter’s Bierkeller, de zwartgelokte schreeuwlelijk, die niet kan praten en toch wat moet, zag ik deze week nog op Santa Catalina bij de gokkende bejaarden. De boomlange rolstoeler die iets met alternatieve energie schijnt te hebben, steekt nog steeds zijn nek uit, als hij zijn vrienden wil overtuigen van zijn gelijk. En de “nerd” met het handje, rechterhandje wel te verstaan, heb ik gisteren snelwandelend bij het toeristenbureau aan Las Canteras voorbij zien komen, inderdaad met het handje; de insiders onder jullie weten wat ik bedoel. Aan de andere kant, de altijd in felle kleren gestoken psychopate met de ballen, die ze minzaam voor zich uit laat rollen, is helaas even van het toneel verdwenen. Niettemin, ook haar zou ik binnenkort ongetwijfeld hebben zien verschijnen, als ik morgen maar niet naar Maastricht zou afreizen. Een mens is het slachtoffer van het alledaagse en daar is niks mis mee.
    Zeer binnenkort hoop ik jullie weer allemaal eens in het echt te zien, bij iemand thuis achter de geraniums, zo maar in de “stad”, op het terras of aan de stamtafel van een van mijn favoriete cafés, het mag ook op de Waldeck Pieringenstraat zijn, of natuurlijk elders, als ik bijv. een dagje Amsterdam of (terug naar) Oegstgeest doe. Tot binnenkort, hasta pronto. En met een kusje voor Lux beëindigde deze Paul zijn zevende winter hier.

BOEKENBIJLAGE

    Wat jammer nou, na deze brief zijn jullie weer een half jaar verstoken van informatie over boeken die jullie je al dan niet onverwijld dienen aan te schaffen. Ik zal maar net doen of er niks aan de hand is en beginnen met boek nummertje één dat ik de afgelopen week las. Het is de laatste Val McDermid, uit 2011, in pocketvorm zelfs 2012, die ik na carnaval op het vliegveld in Keulen kocht. Het heeft als titel “The Retribution”, de vergelding, en het is een onvervalste Tony Hill/Carol Jordan thriller. Het verhaal, of beter gezegd de twee verhalen door elkaar, spelen met name in Bradfield en in Worchester. De stad Worchester (vlakbij de fabriek van de Worchestershire-saus, mag ik aannemen) kan ik zonder probleem op mijn landkaartje van het Brits Koninkrijk vinden, het ligt vlakbij Wales. Daarentegen blijft Bradfield een mysterie voor mij. Ik neem maar aan dat het een woordgrapje is en Bradford wordt bedoeld.
    Het boek begint met de uitbraak uit de gevangenis van tienermoordenaar Jacko Vance, welbekend uit een eerder boek. Hij heeft levenslang, maar na twaalf jaar vindt hij het wel welletjes. Voordat hij definitief naar het buitenland vertrekt, wil hij het zijn oude vijanden betaald zetten: Carol Jordan, Tony Hill en zijn ex-vrouw Micky Morgan. Hoe hij dat gpland heeft en hoe het vervolgens in zijn werk gaat, staat haarfijn beschreven in het boek (“Vergelding”). Carol staat op het punt van verhuizen naar Worchester, om daar te gaan werken met o.a. Alvin Ambrose. Maar op de valreep is ze met haar “Major Incident Team” (Chris Devine, Kevin Matthews, Stacey Chen, Sam Evans en Paula McIntyre) nog op zoek naar een Bradfieldse seriemoordenaar, voordat het team ontbonden wordt, te duur volgens commissaris Blake van die stad. De seriemoordenaar heeft het op straathoertjes voorzien, te beginnen met Kylie en Suze, maar er volgen er in het boek meer. Worden Jacko Vance en de andere smeerlap op tijd gegrepen? Lees het boek en je weet het op het eind. En niet te vergeten, Tony Hill speelt zijn psychologenrol met verve, zowel bij het opsporen van de seriemoordenaar als bij het proberen opnieuw in te rekenen van Jacko Vance. Het is volgens de kaft niet voor niks “the new Tony Hill thriller”. Tussendoor is het trouwens volop meegenieten van mooie bijrollen: Terry Gates, Betsy Thorne, Penny Burgess, om er enkele te noemen.
    “The Retribution” van Val McDermid vind ik zonder meer een prachtboek. Ik heb de 500 bladzijden in nog geen drie dagen uitgelezen, gevangen in de typische Val McDermidspanning en die is best hoog. Daarbij is de schrijfster goed voor een Engels taaltje dat ik helaas nooit zal kunnen bereiken. Ik vind het al heel wat dat ik haar redelijk goed kan volgen. Jullie willen een recensiecijfer? Voor minder dan een 9 ga ik niet. Dit is een boek dat jullie moeten lezen, desnoods in Nederlandse vertaling. Uitzonderlijk mooi!

    Gaan we naar nummertje twee, een van good old Dick Francis’ verhalen rond racepaarden. De man overleed in 2010, op 89 jarige leeftijd, en wat heeft hij een vracht leesbare boeken op zijn naam staan. Ik las afgelopen weekend zijn “In the frame” uit 1976. Het speelt in Engeland en ditmaal ook in het verre Australië en Nieuw-Zeeland.
    De ikpersoon in het boek is Charles Todd, een kunstschilder gespecialiseerd in het schilderen van paarden, jockeys en hun races. Hij krijgt al snel van doen met de moord op Regina, de vrouw van zijn neef Don(ald) Stuart, die daarbij beroofd is van zijn schilderijen, zijn meubilair en zijn complete wijnverzameling. Even later wordt ook de villa van paardenracesfanaat Maisie Mtthews leeggeroofd. Gemeenschappelijk aan Don en Maisie is dat ze even ervoor allebei voor een schappelijke prijs een paardenschilderij in Australië gekocht hebben. Don heeft daarnaast ook nog de nodige wijn ingeslagen via zijn kennis Hudson Taylor.
    Charles Todd besluit daarop om naar Australië en ook Nieuw-Zeeland af te reizen om ter plaatse met de boeven in hun oorspronkelijke omgeving kennis te kunnen maken. Hij krijgt daarbij de nodige hulp van zijn oude vriend en kunstenaar Jik Cassavetes en diens vrouw Sarah, die er wonen. Er blijkt een heel clubje mensen betrokken te zijn bij de verkoop van tientallen  (namaak)schilderijen van beroemde kunstenaars, gerelateerd aan paardenraces, en het leegroven van huizen van kopers van die schilderijen, ook in Engeland. Willen jullie namen? Kijk dan eens in het boek onder de Yarra River Fine Arts Gallery bij Greene met een e, Ivor Wexford, beetle-brows Snell, meester kopieerder Renbo. En wie won in 1976 de Melbourne cup? Ook dat staat in het boek uitgespeld.
    Dick Francis stelt je nooit teleur. Zijn “In the fame” speelt, zoals dat bij de schrijver hoort, in de wereld van de racepaarden en er gebeurt weer van alles. Het boek is geen onvervalste pageturner, maar ik heb het wel met een glimlach op mijn lippen van voor tot achter zitten lezen. Het gaat met een 8- terug de kast van mijn thrillers in. Op zijn tijd een boek van Dick Francis, daar doe ik het voor.

    Ik heb ruim een week, negen dagen achter de rug sinds mijn voorlaatste brief, dus wat is er tegen een derde boek dat ik echt helemaal heb uitgelezen? Dat begin ik dan wel met een Spaans grapje. Wij van Holanda denken dat je “constipado” bent, als je “een verstopte darm” hebt, moeite hebt met poepen, geconstipeerd bent. Echter, het is ook “verkouden”. Als iemand echt geconstipeerd is, zijn ontlasting moeilijk kwijt kan, heet dat eerder “estreñido”.
    Ik heb het doktersgrapje uit het boek “Dokter Frigo” van Eric Ambler. Hij is goed voor diverse bestsellers in zijn tijd en het boek dat ik net uit heb, “Dokter Frigo”, is van vrij laat voor hem, 1974. Het speelt in de Franse Antillen, rechts van de Nederlandse Antillen op mijn kaartje van het Caribisch gebied.
    Een echte thriller is het niet, maar er valt genoeg te beleven. Ernesto Camillo, vriend van ene Elisabeth Martens van oude adel, is dokter in het ziekenhuis van St. Paul; zijn baas is chirurg en patholoog dokter Brissac. Ernesto, zijn bijnaam is Frigo, denkt met enige weemoed terug aan de moord op zijn vader, politicus Clemente Camillo, twaalf jaar eerder. Nu wordt de dokter ingehuurd als lijfarts van een jonge collega van zijn vader, don Manuel Villegas, de beoogde minister-president na een staatsgreep in wording. Villegas heeft echter in toenemende mate een spierprobleem, te beginnen in zijn gezicht en van neurologische oorsprong; hij zou lijden aan Amyotrofe Lateraal Sklerose. Dat lijkt me nou eens een ziekte die ik nooit hoop te krijgen.
    In “Dokter Frigo” komen ook diverse andere, aardige en minder aardige mensen langs, zoals commissaire Gillon van de politie, commandant Armand  Delvert uit Parijs, spion en levensverzekeraar Bob Rosier, de oude vertrouwelingen van Villegas Paco Segura en Tomás Santos, de jonge linkspoot El Lobo (Edgardo Canales) en ik zou hem haast vergeten, alcoholist pater Bartholomé. Hoe gaat dat aflopen? Op de achtergrond spelen oliebelangen: het Coraza olieveld zou met voorrang ontgonnen moeten gaan worden.
    Eric Ambler, hij blijft het bij mij goed doen. Zijn boeken zijn inmiddels  enigszins gedateerd, maar steeds weer, ook in “Dokter Frigo”, zit ik toch geamuseerd te lezen, hoewel: zo fantastisch is hij nou ook weer niet . Maar Eric Ambler komt wel weer mooi weg met een 7½  voor “Dokter Frido”.  
   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten