dinsdag 6 november 2012

Weblogbrief  8.01,  6 november 2012

   ¡Buenos dias, amigos! Het is al november, volop herfst, waar blijft de tijd? Ik ga jullie vanuit Las Palmas de Gran Canaria graag weer bestoken met mijn blog. Dit is de eerste brief van mijn achtste winter hier, brief 8.01.

    Laat ik bij het begin beginnen. Vrijdag in de nogal vroege ochtend bracht Trudie me met het autootje naar vliegveld Düsseldorf (International Airport). Daar kon ik nagenoeg direct inchecken en me opmaken voor mijn Condorvlucht van vijf over 12. Het vliegtuig vertrok een uurtje te laat, maar dat nam ik voor lief.  (Het is hier een uur vroeger, zei de grapjas.). Om half 7 stond ik in mijn appartement. (Met dubbele p, net als in bijv. het Frans; in het Engels en Spaans is het apartment en apartamiento, met één p.)
     Er lag een welkomstbriefje van Lluis met de toevoeging dat om 7 uur die vrijdagavond een werkster haar opwachting zou maken. En inderdaad, even later stond een kwieke jongedame voor mijn deur om te komen “stöbbe”. Ze zette met mij nog mijn keukentafel terug op zijn (keuken-)plaats, voordat ze na anderhalf uur noeste arbeid weer vertrok.      Daarna kon ik de balans opmaken en geloof het of niet, een paar missers moet ik toch melden. Allereerst gaat de deur van mijn ijskast niet goed meer dicht; ik moet er met een volle vuist op meppen, voordat ze netjes sluit. Ik zal het aan Lluis doorgeven. Punt 2: mijn gasfornuis zit zonder butagas. De reservefles is helemaal leeg en de fles die nu onder mijn aanrecht staat, geeft evenmin enige sjoege. Dat lijkt me iets om met Noé te bespreken. Die wil hopelijk met zijn auto en met mij twee nieuwe flessen gaan kopen bij Disa.
     Gaan we naar onderwerp 3: mijn Lacie extra harde schijven horend bij mijn laptop. Ik heb er twee bij me, eentje van 1 terabyte met daarop een voorraad muziek waar je u tegen zegt en eentje die ik meegenomen heb om hier in alle rust eens mijn muziekbestand op te kopiëren. Beide schijven doen tot mijn verbazing niks meer en met name die met mijn muziek erop (600 gigabyte) wil ik van zijn leven niet kwijt raken . Zit het in de draden naar de computer, in de stroomvoorziening of in de schijven zelf? De USB-poorten reageren wel op mijn memory-stick, dus daar ligt het niet aan. Jorge, bij wie ik zondag nog een doos boeken en kleren heb opgehaald, gaat er later deze middag naar kijken.

    Dan is het nu tijd voor mijn muziek, alleen, die heb ik niet. Ik had jullie willen verrassen met een hele doos MP3 uit Mali, maar die staat op mijn Lacie. Een paar maanden terug was ik opeens helemaal gecharmeerd van een CD die Ry Cooder samen met Ali Farka Touré had gemaakt. Ik naar Centre Ceramique en daar bleken nog tientallen andere CDs uit Mali in de rekken te staan, van dezelfde Ali Farka Touré, maar ook van zijn zoon Vieux Farka Touré, Salif Keita, ene (?) Diabaté, Oumou Sangaré en diverse andere zangers en (aparte) instrumentalisten, inclusief zelfs een band uit het noorden: Tinariwen. Er zal in  de bibliotheek een medewerker zijn die iets met het land heeft, zo veel muziek vond ik “in no time”.
(Terzijde, Mali is een groot land in West-Afrika, ten oosten van Mauretanië en Senegal, met ruim 10 miljoen inwoners, en als belangrijkste steden Bamako en, voor de liefhebbers, Timbuktu. Enne, jullie weten het wel of niet, in het land is een burgeroorlog gaande en het noorden vertoont steeds radicalere islamitische trekjes, daar zijn de moslimfundamentalisten nu de baas. Mijn Limburger heeft het zelfs over het nieuwe Afghanistan.)

    Als extraatje had ik voor vandaag ook het nieuwe carnavalslied van Maastricht willen zingen, of toch op zijn minst hier de volledige tekst willen afdrukken die ik ongetwijfeld in de Limburger zou aantreffen . Echter, dat is er nog niet van gekomen. Afgelopen zondag heeft het volk van Maastricht weer eens gekozen en volgende week pas krijgen jullie de details van mij (voor zo ver je ze niet al hebt).

     Afgelopen half jaar was ik vooral in Maastricht en omgeving. Veel boeken gelezen heb ik er niet, maar laat ik hier één uitzondering maken: “Aan de kant” uit 2003 van Johan van de Beek. Deze journalist presteert het steeds weer opnieuw om mij te verrassen met zijn columns op blz. 2 van De Limburger, iedere maandag en donderdag. Hij heeft mij eens geïnterviewd en zo waar vroeg ik hem afgelopen zomer (per e-mail) of er iets van zijn stukjes als boek gepubliceerd was. Hij bleek me nog te kennen en gratis en voor niks kwam ik aan zijn aardigste overpeinzingen van ruim tien jaar terug. Er is volgens zijn zeggen een nieuw boekje in de maak, dat ik mij t.z.t. zeker ga aanschaffen.

Met Trudie en Marij ben ik eind mei naar Dublin geweest en met name de cafégangers onder jullie kan ik de stad aanbevelen. Café’s zoals in Maastricht De Poort vind je er bij de vleet. Vergeet niet om de Guinness brouwerij met een bezoek te vereren, vind ik; dat kan overdag, zodat je als kroegtijger weinig hoeft te missen. Wij drieën waren eveneens erg gecharmeerd van de stadsrondleiding door een jongen met een wel zeer Ierse kop, van Molly Mallone, de groentevrouw van het gelijknamige lied en ik persoonlijk ook van de zaak waar de Dubliners destijds hun roem hebben vergaard. Als voorbode op Dublin heb ik in mei enkele boeken over Ierland en Dublin gelezen, heel aardig allemaal, en extra geluisterd naar mijn Ierse muziek.
     Afgelopen juli ging Trudie met haar ex-man Math naar IJsland. Dat was voor mij een reden om eens een 10-daagse singles groepsreis met Kras te maken naar Oostenrijk (“Veer zien met de bös naor Oostenriek gewees”, Beppie Kraft). Op de stad Wenen valt weinig tot niks aan te merken, ik vind het een aangename plek met zijn terrassen en koffiehuizen, zijn markten en een overmaat aan musea. Heel “sjiek” vond ik een tentoonstelling gewijd aan Gustav Klimt; van die man heb ik zelfs een poster thuis in de gang heb hangen, in Maastricht dan. Het diverse gedoe rond het koningshuis, inclusief “Sissi, die junge Kaiserin”, kon mij minder bekoren. En dan was er nog het Wienerwald, dat ik jullie bepaald kan afbevelen (dus niet aanbevelen).

     Aangevuld met Rim, Désirée en Tristan waren Trudie , Marij en ik in september goed voor een weekendje Parijs. Helaas wilde Raphael, de ex van Marleen, liever niet met ons gaan eten of wat gaan drinken. Maar leuk blijft het, een weekendje Parijs, zelfs als het aan de erg korte kant is. Ik zie me nog met een ijsje bij de Eiffeltoren zitten. En de groepsfoto van een fout etentje op zaterdagavond hangt thuis in Maastricht in een lijstje.

    Last but not least was er nog de groepsreis van Fox waaraan Trudie en ik eind september meededen, samen met 20 andere kaaskoppen. In 12 dagen tijd bezochten we achter elkaar Moskou, dan de Gouden Cirkel tot 200 km ten noordoosten van die stad, daarna ging het met de bus een kleine 1000 km naar het noordwesten, via o.a. Novgorod, om ten slotte in Sint Petersburg te eindigen. Ook die reis was een hele belevenis, die voor mij begon met het lezen van een gids over dit deel van het grote Russische rijk. Moskou vond ik iets hebben van een grote blokkendoos (12 miljoen mensen) met zijn zeer minuscuul centrum bij het Rode Plein, wel ook met een museum met heel mooi Russische schilderkunst. Wat een berg files en verkeersoverlast was Moskou, hoewel, het metronet was wel weer alleszins acceptabel. De Gouden Cirkel was voor mij vooral een aaneenschakeling van plekken waar Rusland begonnen is, met overigens als hoogtepunt Novgorod verderop. Sint Petersburg was een stad naar mijn aard, met zijn immens lange (en brede) straten, zijn grachten en uiteraard de Hermitage.
Niet te vergeten, op de Ruslandreis werden we gebombardeerd onder Grieks-orthodoxe kerken en kloosters. Zelfs de gids vond het af en toe wat veel! Na een paar dagen al kon ik geen fresco’s en iconostases meer zien. En dan te bedenken dat de patriarch en zijn mensen de macht weer terug lijken te veroveren, met de hulp van Vladimir Poetin.      Zaterdagavond maakte ik hier mijn eerste ommetje op Las Canteras, althans het stukje vanaf het pleintje bij calle Tomas Miller naar rechts. Veel nieuws kon ik niet ontdekken, Cosechas de Altura is nog steeds dicht en het terras van La Oliva is nog even mega. Ik ontwaarde op het stukje boulevard twee veranderingen. Op het pleintje bij het toeristenhuisje staat sinds kort een buste van een tenor, Suso Mariategui, 1941-2010. Die is dus nog niet zo lang dood. De tenor staat er mooi bij met zijn lang achterover gekamd haar en zijn brede kin. En hoort zo’n kin niet bij een zanger van naam en faam?
    Ik wijs jullie daarnaast op een nieuw etablissement naast El Kimono (met een k), genaamd Smöoy, gespecialiseerd in “authentic frozen yogurt”. (“Yogurt” is in het Engels met een h, mensen, het is “yoghurt” net als in het Nederlands. Waarom is de aankondiging trouwens niet in het Spaans opgesteld, “autentico yogur helado”, voor mijn part “congelado”?) Ik denk dat men iets te veel op het scandinavisch heeft geleund bij de naamkeuze. Voor wie het naadje van de kous wil, à 3.50 euro per stuk zijn er vijf verschillende smoothies te koop: “tropic pasión”, “congo-bongo”, “delirium”, “ambrosía” en “fashion”. Op een muur worden de smoothies aangeprezen als “100% ingredientes naturales”, “light”, “bajo en grasas”, “rico en calcio” en voor wie daarmee nog niet tevreden is, ook nos als “probiótico” en “prebiótico”. Naast smoothies verkopen de dames van de zaak frezzies, twisters en enkele andere eetwaren.

    De locale overheid hier is nogal actief in de weer om ons, Palmezen, tot straathygiëne aan te zetten en ons daar ook aan te houden.  In dit Spaanse lesje (van  niks) wou ik het eens over hondenpoep hebben. Jullie weten het, konijnen en katten komen hier alleen in het wild voor dan wel als stukje vlees bij de piepers of zo. Thuis een Poemel of Bölke houden, dat is hier “not done”. Aan de andere kant, het is hier – conform de naam (Gran) Canaria – vergeven van de honden in alle maten en soorten. En die moeten geregeld uitgelaten worden, voor de lichaamsbeweging en “een kleine en grote boodschap”. In Nederland willen we nog wel eens in een hoop stront trappen, maar hier zie je haast “geen poep op de stoep”. Nagenoeg iedereen die zijn hond uitlaat, staat paraat om een “mal recuerdo” (fout aandenken) van zijn viervoeter subiet te verwijderen. Het baasje doet de ontlasting in een plastic zakje, dat vervolgens in een afvalbak wordt gedeponeerd.
     Uiteraard wijst de stad er voor de zoveelste keer op, met grote affiches “en español”. Op zo’n affiche staat een hond van onbestemd formaat getekend, met de slogan: “Que tu perro no deje un mal recuerdo”. Daaronder signaleer ik vier ballonnetjes (“globos”):
  1.“Lleva contigo una bolsa de plastico para recoger los excrementos de tu perro”
2.“Depositolas (-las?) cerradas en las papeleras o contenadores de basura”
3.“Áreas por perros: utiliza el Pipi Can” (wat dat ook zijn mag)
4.“En área de juegos infantiles y zonas ajardinadas: prohibido el tránsito de perros”
     Ook op de boulevard hier, waar ik mijn affichekennis vandaan haal, zijn honden niet toegestaan. “No dogs allowed”, volgens José Feliciano.

En met deze Spaanse uitlui moeten jullie het maar doen. Vannacht wint Obama de Amerikaanse presidentverkiezing van Romney. Het blijft een beetje een mooiprater, die Obama, meer dan een doener, maar vooruit. Over een week ben ik er weer, met een wat langere brief. Voor nu, de ballen, laat ze maar vallen, citeer ik alvast Paulien Cornelisse. Met de uitsmijter dat MVV eindelijk eens verloren heeft, verlaat ik jullie. maar toch ga het jullie goed, tot ziens, “hasta luego”, van verre vriend Pablo.
     BOEKENBIJLAGE.
     Mijn eerste boek van deze winter is er een van Paulien Cornelisse, zie boven. Eerder, in 2009, kwam ze met “Taal is zeg maar echt mijn ding”. Ik vond dat een pracht van een boek vol amusante taaldiagnostiek en mijn recensie ervan was navenant opbeurend. Vorig jaar was dezelfde cabaretière en columniste zomergast bij de VPRO en toen viel ze me tegen, helaas. Voor mij was en is ze meer een schrijfster dan een spreekster. Haar tweede boek “En dan nog iets”, dat afgelopen winter uitkwam, moest en zou ik natuurlijk wel lezen. Vrijdag en zaterdag jongstleden was het zo ver.     “En dan nog iets” telt ruim 200 bladzijden, waarbij net als in haar eerste boek de legio korte stukjes worden afgewisseld met leuke dierenplaatjes met “globos”.  Een hoofdstukindeling of zelfs maar volgorde kan ik in het boek niet ontdekken, maar wat word ik wederom aangenaam verrast. Zijn het bovenal woordgrapjes? Ik ga naar bladzijde 114 en daar staat uit Pauliens mond opgetekend: “Woordgrapjes. Als ik érgens een hekel aan heb, dan is het wel aan woordgrapjes.” De dooddoener “Sorry, mijn naam is Corry” staat er dus niet in, maar wel zo veel andere taalnieuwigheden dat ik er een beetje duizelig van word. Prima de luxe, Paulien, op naar je volgende werkje. Ik geef er zonder aarzeling een 8½ voor.

        Gaan we naar boek 2, want stilgezeten heb ik niet de afgelopen dagen, tenminste niet stilgezeten zonder boek. Ik vang mijn serie thrillers, detectives e.d. deze winter aan met een boek van Peter Lovesey uit 1982, “The false inspector Dew”. De (destijds) goed ogende auteur won er zo maar een Golden Dagger voor. Ik las het in het Nederlands: “De pseudo-inspecteur Dew”.
     Het verhaal speelt zich bijna helemaal af op de Mauretania, een grote passagiersboot (2000 passagiers, 800 bemanningsleden), in 1921 op weg van Southampton via Cherbourg naar New York, een reis van zes dagen. Op de boot zitten tandarts Walter Baranov, zijn vrouw en actrice Lydia en zijn nieuwe vriendin Anna. Ook aanwezig zijn Marjorie en haar derde man Livy, alsmede Marjorie’s dochter uit een eerder huwelijk Barbara. En dan zie ik nog rijkaard Paul II, dievegge Poppy, kaartspeler Jack, Jacks vrouw Kate en, niet te versmaden, ene Johnnie, autohandelaar. En nou komt het: Lydia wordt door Walter vermoord en uit de patrijspoort geknikkerd, Walter noemt zich nu niet meer Baranov, maar Dew, naar de beroemde Scotland Yard medewerker Dew, nu met pensioen. Door kapitein Rostron van de Mauretania wordt deze pseudo-inspecteur Walter Dew gevraagd om de moord (op Lydia?) te onderzoeken. Waarna het verhaal steeds ingewikkelder en knapper uitgedacht wordt. Collega Ruth Rendell van Peter Lovesey van het een meesterwerk en daagt op de achterflap een ieder uit om de ontknoping te raden.
    Wat kan ik daar nog aan toevoegen? “De pseudo-inspecteur Dew” is een zeer goed geschreven boek en op zijn tijd mag ik mijn adem inhouden, zo spannend vind ik het dan. Peter Lovesay krijgt er van mij een 8+ voor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten