vrijdag 23 februari 2018

Weblogbrief 13.17, 23 februari 2018

Weblogbrief 13.17, 23 februari 2018

Querid@s amig@s y familia, carnaval is weer een gepasseerd station en laten we er “in de vastentijd” maar het beste van maken. Het duurt nog even voordat ik jullie op Eerste Paasdag met 1 aprilgrappen mag wakker schudden.
Zoals gebruikelijk na “die daog” ben ik nu ietsje overmatig aan het hoesten en ben ik aanhoudend mijn neus aan het snuiten. Is het tijd voor enige farmaceutische hulp. Blijk ik nog maar twee Fisherman’s Friend “caramelos comprimidos” in huis te hebben, wel “menta”.
Het woord “menta” moet oudere Maastrichtenaren bekend in de oren klinken: het is het dialectwoord voor een pepermuntje. Toen mensen nog naar de kerk gingen, hadden oudere dames altijd pepermuntjes in hun tas en in hun mond om op te sabbelen, terwijl op het altaar een pater met misdienaars de mis deed. Nou ik toch bezig ben, een snoepje is in het Maastrichts een “buneke” of “knepke” en een dropje een “krissieke”. Willen jullie ook de Spaanse equivalenten van mij vernemen? Hier heten die dingen “(caramela de) menta” (die heb ik net al genoemd) , “caramela, golosina, dulce” (maar een snoepje van een meisje is een “píchón”) en “pastilla de regaliz” (voor zo ver men hier überhaupt met drop bekend is).

Het dagelijkse leven is hier weer helemaal “as usual”. Bij de Spar is nog steeds “barra gallega” te krijgen voor een schappelijke prijs en als vanzelf sla ik ook weer uien, paprika en tomaten in om mijn door niemand gewaardeerde, maar niettemin fameuze salade te fabriceren. Ik eet mijn stokbrood maandagmiddag met (vooral) “pata asada de cerdo”, “gebakke verkespoet”, voordat ik afzak naar de universiteit.
Daar aangekomen is Lluis niet te beroerd om mij hernieuwd uit te leggen, hoe ik een foto op mijn app moet doorsturen naar mijn e-mail, zodat ik hem kan printen. Ook weet hij nog een extra knop op mijn keyboard te vinden, die ik nog niet geprobeerd heb, om mijn clipjes van Harry wat luider af te kunnen spelen. Van de andere aanwezigen kijk ik vooral op van Jorge die eindelijk toegeeft dat hij zich nu toch echt te oud voelt om zich met carnaval verkleed en wel op straat te vertonen. Het lijkt wel of jullie, bejaarden in Maastricht, mij vermanend toespreken.
Om half 5 moet het maar afgelopen zijn en neem ik bus 12 naar het Castillo de la Luz. Daar zit ik op een bank als een habitué te lezen in mijn eerste boek van deze week, dat ik – als ik om 7 uur opsta om naar het naburige bibliotheekje te lopen – bijna uit heb. Laat ik één alineaatje uit het boek hier met verve vermelden. Alan Turing, zie verder beneden, heeft er een hekel aan, als hij iets van boven af krijgt opgedragen zonder argumentatie erbij of hij verondersteld wordt om zich te conformeren aan een meerderheidsbesluit, zonder dat hij er zelf achter staat. Voor hem is alleen zijn eigen overtuiging van belang. Zo lang anderen hem niet kunnen overhalen tot een ander standpunt, houdt hij vast aan zijn eigen oordeel en niks anders. Is dat slim van hem? Dat heb ik nou ook en minstens zo erg…

In het bibliotheekje lees ik van alles in de “gezette”, maar veel wijzer word ik er niet van. Het aardigste vind ik nog een interview met de man uit de omgeving van Donald Trump, wel intussen ontslagen (zijn naam ben ik kwijt) die net een boek over de Amerikaanse president heeft gepubliceerd.
Het voetbal hier blijft me bezig houden. Twee weken na de vorige keer is de stand in de “primera división” hier niet of nauwelijks veranderd. UD Las Palmas heeft weer eens verloren, nu thuis van Sevilla, en staat nog steeds onder de streep. Onderaan gaat het tussen Levante 20, UD Las Palmas 18, Deportivo 17 en Málaga 13 voor drie degradatieplaatsen. De clubs bovenaan hebben allemaal gewonnen. Daar is de stand nu: Barcelona 62, Athletico Madrid 55, Valencia 46, Real Madrid 45 (met nog een wedstrijd te goed). Mijn Barça heeft ook na 24 wedstrijden nog steeds geen enkele keer verloren, wel vijf keer gelijk gespeeld.

Muziek! Om een niet helemaal heldere reden vind ik het tijd om eens iets van Roberta Flack op te zetten. Blijk ik alleen het nummer “Killing me softly” te hebben en een CD met duetten van haar met Donny Hathaway (die mij niet erg aanspreken). Dat kan een stuk beter; ik zal eraan moeten gaan werken.
Op Harry’s site vind ik het nummer “Jesse” van Roberta Flack, dat kennelijk geschreven is door Janis Ian. Met haar als voorbeeld schrijft Harry over recente ontwikkelingen in de popmuziek, waarbij het internet een grote rol speelt. Ik ken Janis Ian vooral uit de jaren 70. Uit die tijd heb ik zes Cd’s van haar (plus nog drie van veel latere datum). Een mooie overzicht van muziek uit de zeventiger jaren geeft “Up ‘Til Now” in 1992 en wat let me om die plaat eens op te zetten. “Society’s child”, haar jeugdzonde uit 1967, als ze 16 jaar is, staat er helaas niet bij, wel de volgende zeventien nummers:
01.Stars
02.The man you are in me
03.Jesse
04.From me to you
05.In the winter
06.At seventeen
07.Aftertones
08.Let me be lonely
09.Miracle row
10.Do you wanna dance
11.Silly habits
12.The other side of the sun
13.Fly too high
14.Jenny (Iowa sunrise)
15.I believe I’m myself again
16.Passion play
17.This night
Het is al een compilatie, dus wie ben ik om er nog weer nummers uit te plukken die mij extra aanspreken. Met name de eerste 10, 11 nummers situeer ik in de “midseventies”. Ik zet mijn geld vooral op “Stars”, “The man you are in me”, “Jesse” (de originele versie), “In the winter” en het heel andere “Let me be lonely”. Ook in de periode daar direct op volgend gaat het heel goed met haar muziek, getuige enkele grote hits, zoals “The other side of the sun” en “Fly too high”. Als het absolute hoogtepunt zie ik niettemin haar “At seventeen”, dat op het album “Between The Lines” uit 1975 staat. Daarin legt Janis Ian, op jeugdfoto‘s voor mij toch best appetijtelijk, uit dat ze als tiener helaas weinig van een “beauty queen” heeft. Ik weet dat ook Harry iets met dat nummer heeft.

Op dinsdagavond speelt Barcelona uit bij Chelsea in Londen voor de Champions League. Ik zie hem live in Iers café The Anchor, in een kelder aan de “paseo” (Las Canteras). Voorheen was het een goed lopende Zweedse zaak, maar sinds dit jaar zwaaien Ieren er de scepter. Je kunt er nu ook zonder probleem ook Guinness van de tap krijgen, waar ik al vele jaren een zwak voor heb.
Hier is een kort verslag. Barcelona is de hele wedstrijd veel meer aan de bal dan Chelsea (70% versus 30%). En toch: op het einde van de eerste helft schiet aanvaller Willian van Chelsea wel eerst op de (voor keeper Ter Steegen) linker paal en even later ook nog eens op de rechter paal. Ter Steegen staat er m.i. met name bij het eerste paalschot maar een beetje naar te kijken: niet goed. Na de rust scoort dezelfde Willian in minuut 62 vanaf een kleine twintig meter en alweer denk ik: bij zo’n afstand mag je als keeper best wat meer doen dan alleen de bal uit het net halen. Wordt het voor Barça misschien tijd om Jasper Cillesen definitief uit de mottenballen te halen, meer dan alleen als keeper voor de bekerwedstrijden (Barcelona staat alweer in de finale, tegen Sevilla)? Het Chelsea-stadion staat intussen compleet op zijn kop. Dan komt Lionel Messi toch weer in actie. Hij torpedeert het enthousiasme door in minuut 75 op aangeven van Andrés Iniesta de 1-1 foutloos binnen te schieten. Zo waar steekt hij vervolgens voorzichtig zijn twee magere armpjes de lucht in. Het blijft een aparte.
Ik vermoed dat Barcelona in de terug- en thuiswedstrijd over twee weken definitief orde op zaken zal gaan stellen.

Misschien had ik het dinsdagavond laat al moeten lezen, maar als ik woensdagochtend op mijn balkon zit en mijn nieuwe e-mails en apps bekijk, zie ik tot mijn plezier dat mijn neef Marc, na een tijd uit de running te zijn geweest, een nieuwe baan heeft. Hij gaat werken voor Tractel, een bedrijf dat zijn hoofdvestiging in Parijs heeft en de laatste jaren de nodige wildgroei kent in een golf van overnames door investeringsmaatschappijen. Het wordt Marc’s onderwerp om meer consistentie aan te brengen in de verkoopstrategieën van het bedrijf. Hij kan daarbij het nodige vanuit huis in Haarlem doen, maar zal de komende anderhalf jaar ook weer de globetrotter moeten spelen. “Perfisia, Marc! Beter laat es neet en noe mer hope tot ‘t ouch nog get sjuif…”

Omdat ik even daarna toch de straat op moet om vers brood te kopen en Raúl te appen, wat heet: te feliciteren met zijn eerste verjaardag, kom ik langs een “farmacia”, met de klemtoon op de tweede a. Dat lijkt me het moment om me te voorzien van een nieuw zakje Fisherman’s Friend. Deze keer kies ik voor de blauwe versie, de “original” van het wondermiddel. Of ik daarmee mijn gehoest tot staan kan brengen, staat te bezien, maar waarom zou ik mezelf niet eens mogen verwennen?

In mijn tweede, Amerikaanse boek vind ik de uitdrukking `Tempest in a teapot”, dat overduidelijk staat voor een “storm in een glas water”. Je mag ook “tempest in a teacup” zeggen, maar een verwijzing naar water is in het Engels niet de bedoeling. Ik persoonlijk ben meer van de koffie dan van de thee (maar: “dat is andere koffie” vertaalt mijn woordenboek met “that’s a different story”). “Koffie, koffie, daar knapt een mens toch van op”, zingt Rita Corita mij met terugwerkende kracht toe.
Hetzelfde boek, uit 1991, met best een mooi taalgebruik, vertelt me ook bijv. dat een “ride” niet alleen een ritje is, maar ook een ander woord is voor “auto”. Een “drone” is in die tijd nog niet of nauwelijks een radiografisch bestuurd vliegtuigje, maar vooral een “klaploper”. Een ander woord daarvoor is “squirrel”, dat ik alleen als “eekhoorn” ken.
Ik zeg hier alvast wat aardigs over boek 2, omdat ik er woensdag de godganselijke tijd in zit te lezen, van de vroege ochtend tot in de late avond. Dan weet ik wel zeker dat ik het donderdag nog uit krijg.

Zout is in het Spaans “sal”, zoals in bijv. “salero”, wat Spaans is voor en zoutvaatje. In deze alinea wil ik het echter hebben over peper, “pimienta”, in het Spaans. Verwar het a.u.b. niet met “pimiento”, paprika, “pimentón”, als paprikapoeder. Vanmiddag bij mijn eten had ik niet al te sterke Spaanse pepers, dat zijn “guindillas”. Een pepervaatje is een “pimentero” en een pepermolentje een “molinillo de pimienta”. Peper- en zoutkleur van je haar heeft niks met peper te maken en heet hier “entrecano”, een beetje grijs, grijzend. Peperduur is “carisimo”, van “caro”, duur en pepernoten en peperkoek zijn hier onbekend. Wel heb je hier ook pepermunt, “menta”, maar weten jullie nou wel.

Donderdagavond maak ik weer eens de gang naar El Corte Inglés. Op de zebra voor één van de twee vestigingen staat “No me pises, sin bajar el volumen de tu música”. In vertaling is dat: stap niet op me zonder de volume van je muziek te verminderen. Aan de overkant zie ik “No me pises, si el muñeco parpadea”, stap niet op me, als het poppetje knippert. Is hier een kunstenaar aan het werk geweest?
Op de boekenafdeling blijf ik voor de zoveelste keer staan bij het bord “no ficción”. Dat heb ik trouwens ook bij het woord “nonfiction”. Waarom is er een dubbele ontkenning nodig om aan te geven dat hier boeken staan, bijv. biografieën, die niet gefantaseerd zijn?
Om kwart voor 9 loop ik tevreden terug met twee doosjes geroosterde amandelen, een bakje krabsalade, idem “ensaladilla americana” (koolsalade), twee soorten knäckebröd, een brood van Duitse bakker Zipf plus – het kan weer niet op – een voorraadje blikjes van Schweppes.
Thuisgekomen installeer ik me op mijn balkon om nog een hap te nemen uit mijn volgende “novela negra”, ook wel “novela policíaca” geheten. Je kunt van dat boek veel zeggen, maar volgens mij is het geen “no ficción”.

Ik had jullie voor vandaag alweer een nieuwe brief toegezegd, dus ga ik mijn schrijfsel van de laatste dagen vanmiddag maar weer de deur uit doen richting het hoge noorden. Ik heb wel eens langere epistels verstuurd, bijv. mijn vorige, maar jullie moeten maar tevreden zijn met wat je krijgt. Mijn volgende heb ik ingepland voor vrijdag over een week; dan zitten we alweer op 2 maart.
Ik heb voor mezelf voor zo meteen een grote uitsmijter in gedachte, met drie eieren en zowel varkensvlees als kaas. Mag ik jullie die combinatie ook eens aanbevelen, met uiteraard een portie koolsalade ernaast voor de vitaminen? Oké? Dan wens ik jullie tevens het allerbeste en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van mijn e-reader. Het heet in het Zweeds: “Syndafall i Wilmslow”, zondeval in Wilmslow, maar in vertaling wordt het “De val van Turing”. Het boek is van 2009, in Nederlandse vertaling van 2016, en komt op het conto van de Zweedse schrijver David Lagerkrantz. Die is in de laatste jaren vooral bekend geworden met het schrijven van deel 4 en 5 als vervolg op wereldhit de millennium trilogie. Deel 4 heb ik hier trouwens vorig jaar lovend besproken.
“De val van Turing” is de prima gedocumenteerde biografie van homo en wiskundige Alan Turing, de man die de enigma code van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog zou hebben gekraakt, waardoor er ineens veel minder Engelse schepen getorpedeerd werden. Er wordt beweerd dat het een mijlpaal is in het winnen van de oorlog door de geallieerden. Daarna werkt hij vooral verder aan zijn “elektronisch brein” tot hij zichzelf in 1954 met cyaankali (met de lucht van bittere amandelen) van het leven berooft. Misschien heeft zijn homoseksuele geaardheid, waarvoor hij eerlijk uitkomt, maar die in de jaren 40 en 50 streng verboden is, ermee van doen. Alan Turing wordt wel als de pionier van de computer beschouwd.
Het verhaal over Alan Turing’s leven wordt in het boek verteld door politieman Leonard Corell, die zo ongeveer als eerste met het lijk in Wilmslow geconfronteerd wordt. Wimslow is een plaats in Noord-Engeland vlakbij Manchester, maar voor het leven van Alan Turing eerder moeten we zijn in Cambridge en het geheime Bletchley Park, waar in de oorlog de knappe Engelse wiskundekoppen van die tijd verzameld zijn om de Duitse codes te breken. Politieman Corell vindt op zijn werk maar weinig respons van zijn collega’s en meerderen, zeker als het om het accepteren van homoseksualiteit gaat. Gaandeweg gaat hij zichzelf trouwens steeds meer in de wiskunde verdiepen. In de huiselijke sfeer krijgt hij vooral hulp van zijn lesbische tante Vicky en als het om de geheime dienst gaat, is vooral Oscar Farley iemand met wie hij door één deur kan. Dezelfde Oscar Farley speelt in de oorlog in Bletchley Park al een superviserende rol, als het om het om het begeleiden van mensen als Alan Turing gaat. Daarmee biedt hij enig tegenwicht tegenover aartsconservatievelingen zoals Julius Pippard. Terzijde: Leonard Corell is zelf geen homo; hij valt voor een verkoopster, Julie, van een kledingzaak in Wilmslow.
Hoe ik erbij kom om aan dit boek te beginnen, weet ik niet meer, maar apart blijf ik het vinden. Dat komt niet alleen, omdat ik aldus iets meer idee krijg van het leven van een van de bijzonderste computerfanaten avant la lettre, maar ook omdat ik in een wereld met allerlei tegenstrijdigheden beland, zoals de leugenaars paradox, die kennelijk van groot belang is geweest bij het bedenken van de mechanische computer. “De val van Turing” van David Lagerkrantz bevalt mij eigenlijk best en als recensiecijfer heb ik er graag een nette 8 voor over.
(En bij dezen zeg ik jullie toe dat ik deel 5 van oorspronkelijk de millenniumtrilogie, “Wat ons niet zal doden” van dezelfde schrijver, nog vóór mijn terugkeer naar Maastricht ga lezen.)

Boek 2 is van 1991, alweer ruim een kwart eeuw geleden. Politieverslaggeefster Patricia D. Cornwell debuteert met haar eerste thriller “Postmortem”, waarvoor ze diverse prijzen krijgt. Een opvolger kan dan niet uitblijven; het wordt “Body of evidence”, dat ik hier onder de loep neem. Het speelt een beetje in Key West onder Miami, maar vooral in Richmond, de hoofdstad van Virginia ten zuiden van Washington D.C.
Zoals in alle boeken van Patricia Cornwell speelt een “forensic pathologist”, Kay Scarpetta, de hoofdrol. Naast haar staat steeds Pete Marino, een detective-politieman uit één stuk. Een jonge schrijfster van historische romans, Beryl Madison, wordt vermoord, en niet veel later gebeurt dat ook met Cary Harper, een beetje haar mentor. Hij is eerder beroemd geworden met één dun boek en heeft het daarna laten afweten. Kay Scarpetta, die de secties doet, duikt er in en komt terecht in een wereld met verderfelijke advocaten zoals Robert Sparacino en diens companen en vazallen. Hoort ook Kay’s voormalige jeugdliefde Mark James bij de foute groep, en heeft hij met de moorden van doen? Sparacino lijkt vooral uit te zijn op geld en wil zelfs postuum het nog te verschijnen, autobiografische werk van Beryl Madison bemachtigen. Dan gaat ook Cary’s zus Sterling dood en psycho Al Hurt, die een autowasstraat runt. In hun gevallen zou het om zelfmoord gaan. Door Al Hurt wordt het interessant om ook een stukje psychiatrie in beeld te brengen.
Hoewel het einde mij een beetje te veel wordt, vind ik Patricia D. Cornwell’s “Body of evidence” wel een spannend boek. Het leest als een trein, en zoals ik boven in mijn brief al heb aangegeven, is het in prachtig Engels proza geschreven. Ik geef Cornwell er zo maar een volle 8 voor als recensiecijfer. Ik heb er hier nog een van haar liggen: “Cruel & Unusual”, haar vierde uit 1993 en kijk niet vreemd op, als ik dat boek ook nog deze winter nog ga doorworstelen.

maandag 19 februari 2018

Weblogbrief 13.16, 19 februari 2018

Weblogbrief 13.16, 19 februari 2018

Querid@as amig@s y familia, hier ben ik weer, deze keer met een brief die van Las Palmas naar Maastricht gaat en dan weer terug.

Ik kom allereerst nog even terug op de korte periode vóórdat ik hier op het vliegveld beland en van daaruit afreis naar de Waldeck Pyrmontstraat. Cristina leert me op de afdeling een nieuw woord, in ieder geval eentje dat ik niet (meer) ken: chiringuito. Dat is een stalletje, snackbarretje voor je bier. Hier in Las Palmas zijn ze meestal groen, de kleur van het regionale bier Tropical (en Bandido). Er wordt me, ook door Lluis, een zalige carnaval toegewenst en daarna ben ik helemaal op mezelf aangewezen.
Harry heeft deel 2 voor me over Van Morrison in zijn jonge jaren, nu vooral met Them. Ik heb het misschien al eens eerder gemeld, maar topartiesten zijn nogal eens lastige schepsels. Dat geldt, begrijp ik tussen de regels door, ook voor Van the Man, met zijn – dan nog – woeste rode krullenkop. En toch, als ik bijv. “Mystic Eyes” weer eens tot me hoor komen, ben ik wel weer een beetje verkocht.

Van de universiteit zak ik zoals dat hoort, af naar het Castillo de la Luz, voor een forse hap in mijn boek, en daarna het bibliotheekje daar vlakbij. Om half 9 is Santa Catalina aan de beurt voor (eindelijk!) de eerste voorronde van de “murgas”. Op een redelijk gevuld Santa Catalina is presentator Dani Calero (aanhanger van UD Las Palmas) weer als vanouds, vanaf zijn eerste zinnen naar het publiek. Ik kijk op de maandagavond, om enigszins mee te krijgen waarom het te doen is, vier murgas af. Daarvan vind ik nummertje 3: “Los Trapasones” veruit het beste. Die murga komt m.i. zeker in de finale en wie weet, heb ik zelfs een van de winnaars van dit jaar al mogen bekijken.
Aardige zijstap: tot ongeveer kwart voor 10 speelt UD Las Palmas zijn thuiswedstrijd tegen Málaga, een zespuntenwedstrijd, omdat de verliezer van de twee het verder wel kan schudden, haast zeker zal gaan degraderen. Zegt Dani Calero vlak na het einde van de wedstrijd, vlak vóór de aankondiging van “Los Trapasones”: “En wie maakt in minuut 90 de 1-0, Halilovic van UD Las Palmas!” Er gaat luid gejuich op onder de vele aanwezigen op het plein. De stand onderaan is nu: Avalés 22, Levante 20, Deportivo 17, UD Las Palmas 17. Málaga 13. Er is nog hoop...
In Nederland gloort ook weer enige voetbalhoop, nu Ronald Koeman is aangesteld als bondscoach, t/m de WK van 2022. Heel goed vind ik hem niet als trainer, maar hij heeft wel een aantal palmares op zijn naam staan, die hem als trainer acceptabel maken. Ten opzichte van mensen als Guus Hiddink, Danny Blind en Fred Grim (en ook een beetje Dick Advocaat) zie ik hem als een verbetering, maar of hij redt wat onder Bert van Marwijk en Louis van Gaal al verloren is gegaan, is de vraag. Zoals we bij MVV al riepen in de jaren 50 en 60: “Nao väöre”!
De winnares kinderkoningin, Jennifer de Filippis (oorspronkelijk Italiaans) met haar creatie “Bella Durmiente”, schone slaapster, is inderdaad pas 6 jaar. Daar zat ik dus niet naast in mijn vorige brief.

Op de dinsdag kost mijn koffertje inpakken me nog geen half uur. Klaar om versleept te worden ziet het er prima uit. Wel heb er enige moeite mee om het totale gewicht op maximaal 10 kilo te houden.
Mijn lunch is een ‘ropa vieja”, restjes uit de ijskast, “aaid voel” zouden we in Maastricht zeggen. Speciaal voor vandaag heb ik nog een bodempje zuurvlees bewaard plus een half potje olijven. Daar doe ik mijn overgebleven hardgekookte eieren bij en warm het mengsel heel eventjes op. Met overgebleven bruin brood erbij ben ik helemaal het mannetje. Als toetje heb ik nog wat Philadelphia kaas met knäckebröd. Het gaat allemaal schoon op en mijn ijskast is op wat blikjes na nu helemaal leeg.
Daarna zit ik monter op mijn balkon met mijn vrij dunne boek (van Don Winslow), dat ik vandaag nog uit hoop te hebben. Zie verder beneden. 's Avonds maak ik wel een ommetje, maar als het begint te druppelen en ik ook nog gewaar word dat de eerste drie murgas van de dinsdag damesgroepen zijn – een klasse minder dan de heren, ik kan het ook niet helpen – besluit ik dapper om nog eens een film op te zetten. Ik kies voor “Tin Cup” met Kevin Kostner als een golfer die enigszins buiten de orde is. Hij is best aardig, de film ook.

Op woensdag maak ik de oeverloze rit van op tijd opstaan, koffie drinken, de Globalbus, wachten op het vliegveld, met Transavia naar Eindhoven, stadsbus 401 naar het station daar, met de trein naar Maastricht en de bitterkoude weg naar mijn huis. Van opstaan tot in de WPstraat heb ik het over zo'n 12 uur (terwijl de vliegtijd maar 4¼ uur is).
“s Avonds bel ik Trudie, die op weg is naar het station. Ik heb haar net misgelopen op mijn weg van het station naar huis. Ze blijkt bij de Lidl op weg naar het station door drie Marokkaanse jongens uitgebreid bekogeld te zijn met spekjes (van Jamin?) en steentjes (van de straat). In de trein doet ze zelfs aangifte bij de politie, zo grijpt het haar aan.

Op de donderdag zit ik in de morgen mijn post van de afgelopen maanden door te nemen. Daarna doe vooral boodschappen bij mijn visboer (Emons) en slager (Huydts). Terug in de “barak” blijkt Ton te zijn langs geweest met een royale portie “zoermoos mèt weurs”. Om 4 uur dien ik me bij hem & Marion aan met mijn slof sigaretten en twee gehaktballen.
Later vind ik het tijd voor een avondje televisie. Ik zie o.a. een mooie documentaire over het carnaval in Venlo: “Naor 't zuuje”. Ik kijk ook naar “Jinek”, maar blijf vinden dat Jeroen Pauw toch echt een klasse beter is.

Vrijdag vóór carnaval is al vele jaren mijn eerste carnavalsdag. 's Morgens krijg ik een app van Eva dat ze er op het einde van de middag aankomt en zal blijven tot maandag. “Hollender” Jan Willem is overgehaald – in de woorden van Eva: de kogel is door de kerk – om de kinderen toch ook een dag naar het donkere zuiden te dirigeren. Het drietal komt zaterdagmiddag en gaat zondag op het einde van de middag weer terug. (In Amsterdam is trouwens gewoon school op maandag.) Trudie komt vrijdag om 12 uur poolshoogte nemen en we spreken voor later die dag bij café de Poort af. Om 2 uur staat Peixia op de stoep om het huis een beurt te geven. En dan, om kwart voor 5, als ik ook nog eens Eva heb welkom geheten, ga ik “de stad” in voor oranje schmink en dan mijn eerste glas bier.
Het worden er best veel, in de Poort, de Tribunal en daarna nog even in cafés in het Jekerkwartier. Om 10 uur vinden Trudie en ik het welletjes en gaan over de “Hoeg Brögk” op huis aan. Ben ik toch weer op tijd voor “Jinek” op de tv, maar krijg niet alles meer mee. Om 12 uur – Eva is dan ook net weer thuis – zoek ik mijn bed op. De eerste vijf uur carnaval zitten erop.

Op de zaterdag zie ik mijn Lux & Dalí weer eens, die met Jan Willem komen aanzetten voor één dagje “zuiden”. Om vijf uur staan we met zijn allen in de Pieter, maar het Amsterdamse gezelschap, Eva uitgezonderd, heeft er niet echt zin in. Ze zijn snel weer vertrokken voor een eetbezoek aan de Chinees, terwijl ik met Pie Bartholomeus in het café achterblijf.
Met hem ga ik vervolgens naar de Poort, waar we op een kruk aan de bar gezeten een paar uur diverse herinneringen ophalen over onze tijd als studenten geneeskunde. Op de achtergrond laat Wim, de beste ober van Maastricht, de ene na de andere carnavalskraker passeren. Als Pie eindelijk naar elders gaat, heb ik eerst aangenaam gezelschap aan een mij onbekende dame naast me op een kruk. Dan komen Marc & Floor het café binnen, nog wel op zoek naar mij. Dat wordt hernieuwd een paar uur kletsen en drinken. Daarna, als zij naar de markt afzakken, probeer ik nog even de Tribunal, maar als het daar leegloopt, ga ik via het Jekerkwartier de Hoeg Brögk over en vandaar naar “mijn hutje”. De zaterdag is goed voor 5½ uur carnaval.

Er staan me op zondag de nodige carnavaluren te wachten. Eva, Jan Willem, Lux & Dalí zijn vanaf half twaalf op pad, eerst voor “de 11 sjeut en 't optrekke vaan 't mooswief” en daarna de optocht en weer terug naar het hoge noorden (behalve Eva). Ik sta om 10 voor half 3 in de Wieker Brögkstraat, helemaal in mijn eentje, en zie de optocht vanaf de wagen van de Keemeleers (het begin van de optocht zie ik maandag op TV Maastricht terug). Al snel daarna eindig ik in café The Duke. Het bier wordt er in plastic glazen geschonken – dat is niet helemaal wat ik bij carnaval in gedachte heb – maar de muziek van eigenaar Gabi, zelf achter de knoppen is bovenmatig goed. Het is een mix van carnavalsliedjes, vooral uit de jaren 50 en 60, en pop- en andere muziek. Ik hoor er “Hotel California” van Los Lobos en die plaat wil ik per se nog eens aan mijn collectie toevoegen. Ik heb van alles van Los Lobos, maar niet dus dat nummer. In The Duke heb ik veel lol, vooral met mensen die ik (nog) niet ken.
Na diverse uren The Duke ga ik op weg naar de Tribunal, maar kom halverwege Pie met dochter Julie tegen, die met John Hameleers in Forum hebben afgesproken. Ik ga met ze mee en loop in Forum zowaar ook mijn buurvrouw Jenny tegen het lijf. Dat wordt bijpraten over haar inaugurele praatje. Daarna staat de Pieter nog even op het programma, maar daar is het mij echt te druk; ik word haast fijngeknepen. Ik ben blij, als ik om zeg 11 uur de thuisreis mag aanvaarden. Als ik mijn gekijk naar “de groete cortège” meereken, kom ik uit op mijn volgende negen uur carnaval.

Op de maandag vertrekt Eva in alle vroegte en kan ik op mijn gemak naar het eerste stuk van de optocht kijken en daarna naar diverse stukken Veldeke kabberet 2018. Ik zie ook nog iets van “'t insjete” op de tv en begin net aan de uitzending over “de machseuvername” op zaterdagmiddag, als Tonnie en later ook Piet zich aandienen. Vooral Piet kost het immense moeite om een paar strepen op zijn gezicht te zetten en dus duurt het tot bijna 5 uur, voordat we de stoute carnavalsschoenen hebben aangetrokken. Intussen heb ik zo ongeveer de hele “machseuverdrach” met één oog kunnen bekijken en het moet gezegd: zowel burgemeester Annemarie Penn als oeretoeker René Persoon vallen mij tegen, helaas.
Bij Café Swaree van Kien staan, als we met zijn drieën binnenkomen, nog geen tien mensen in de zaak, en dan reken ik het personeel mee. “Es veer al mer de brögk euver zien” eindigt vervolgens in de Stadssleutel, “Le Clé”. Daarna worden het café Ottenheim en de Poort. Helaas, in de Poort is het alweer behelpen, te weinig mensen. Ik raak er in gesprek met een dikke man (mijn postuur) die zich als sneeuwwitje heeft verkleed. Op zijn borst prijkt een “#me too” embleem met daaronder een fotootje van de zeven dwergen. Hij bekent eerlijk dat hij (zij) ze alle zeven genomen heeft op één dag, aimabel.
Pas in de Tribunal houdt Piet echt stil, omdat het hem daar druk genoeg is, en mogen we gewoon aan de rondjes bier. Als P&T na een paar uur overmatige belangstelling voor hamburgers en saté in de Pieterstraat aan de dag leggen, haak ik af en blijf in het café tegenover het voormalige gerechtsgebouw c.q. gevangenis. Het wordt nog gezellig met kennissen van vroeger die nu in Monnikendam wonen (Jan van Bersch en co). De moeite waard om hier te vermelden vind ik ook twee lassers die diverse onderdelen van de Tribunal, onder meer een tap, onder handen nemen, omdat die niet stevig genoeg om zijn pootjes zou staan. De vonken vliegen ervan af.
Om half 10 taai ik af naar het Jekerkwartier, maar daar is het alweer zo barstensvol, met buiten ook nog eens een hele trits “karnevalskare” met oorverdovende muziek, dat ik het een beetje genoeg begin te vinden. Ik vecht me richting The Duke, maar ook daar is het een complete mensenzee voor de deur plus een “decibelle-kaar”. Dus “how iech de pin d'rin” en om 10 uur ben ik weer thuis. Laat ik deze dag noteren voor niet meer dan 4½ carnaval.

Dat zorgt er wel voor dat ik dinsdagmorgen monter en wel aan de koffie zit. Van een kater of iets wat daar op lijkt, is geen sprake. Ik kijk oude afleveringen van “Zondag met Lubach” af en werk deze brief bij, tot het Piet & Tonnie behaagt om mij gezelschap te komen houden. We werken een behoorlijke lunch weg, maar zonder “zoervleis”, omdat dat buiten hun tegenwoordige eetpatroon valt. Daarna wordt er een potje “gevreigeld”, o.a. over popmuziek. Piet haalt vervolgens zijn verzameling carnavalsplaten uit een schoenendoosje en ik krijg o.a. “In Mestreech, mèt vastelaovend” te horen, een verloren gegaan nummer van Thei Menten. Op mijn verzoek draait hij ook nog eens de Stramprooyse Esther Snijders met “Iech wel mèt diech danse”, best mooi.
Tonnie is (vrij) snel klaar met haar outfit voor carnavalsdinsdag. Piet daarentegen moet nog een paar strepen op zijn gezicht zetten en dus wordt het toch 5 uur, voordat we de Hoeg Brögk over kunnen om naar de Pieter te gaan. De zaak heeft alle ingrediënten van een reünie van het bejaardenhuis. Ik ken maar heel weinig mensen persoonlijk, maar het feest is er niet minder om. Daarna is Forum weer aan de beurt, deze keer met zowel John als Tinie Hameleers. (Zij maken me erop attent dat ik eens met Djoser naar Madagaskar op vakantie moet – een idee.) Piet & Tonnie gaan weer eten, maar ik tref ze later wel in de Tribunal, met Pie en Julie. Om ongeveer 9 uur zakken we weer af naar de Pieter, waar het nu bomvol is. Een uur later ben ik eindelijk zelf ook eens toe aan een hamburger in de open tent vlakbij de Pieter en dan besluit ik dat het genoeg is. Ik vind dat ik aan mijn uren carnaval 2018 er nog vijf mag toevoegen.
Om kwart voor 11 zit ik voor de buis en constateer enkele minuten later dat Piet & Tonnie het nu ook voor gezien hebben gehouden. Om 11 uur kijken we met zijn drieën naar “Jinek”. Politiek hoogtepunt van de week: Halbe Zijlstra is moeten aftreden, omdat hij in het verleden evidente onwaarheden over Poetin heeft verteld. Het gaat om wat hij (ten onrechte) in 2006 gehoord zou hebben, maar zelfs nog op een VVD-congres in 2016 heeft herhaald. Ik heb die Halbe Zijlstra altijd een foute politicus gevonden, dus doet zijn aftreden me eerlijk gezegd wel deugd.

Woensdag zit ik vanaf zeg 10 uur paraat voor (niet achter) mijn laptop en met koffie tot mijn gasten hun bed uit willen komen. Om 11 uur kies ik eieren voor mijn geld en ga solo naar Albert Heijn om tomaten, jonge kaas, extra eieren en ander ongerief te kopen. Ik vergeet brood en vuilniszakken in te slaan, dus heb ik donderdag ook nog iets te doen. Om 12 uur (het wordt kwart voor 1) komt Trudie eraan en om 1 uur, als Piet & Tonnie definitief boven water zijn, kan er uitgebreid geluncht en nagepraat worden.
Om 3 uur zit ik met Trudie in het Douwe Egberts koffiehuis tegenover het station, samen met Els Peters met wie ze eerder heeft afgesproken. Els is een Waldeck Pyrmontstraat kennis van mij uit vervlogen tijden, nog voordat ik in Amsterdam ben gaan studeren en wonen. Ruim vijftig jaar later kunnen Els en ik het nog steeds prima met elkaar vinden. Trudie kent haar van de eerste jaren op de middelbare school, tot Els afhaakte, omdat ze niet wou leren. Was ze niet slim genoeg of tegendraads t.o.v. haar al te strenge, uiterst conservatieve vader? Die had een bordje met “leraar Fransch” (met sch) aan de gevel van hun huis op WP 49 bevestigd en ook daarin zag Els niks. Het gaat, als ik het zo aanhoor, best goed met haar, die ook al weer 68 is. Wie weet, krijgt haar hernieuwde contact met Trudie een vervolg.
Om half 6 (het wordt 6 uur) rijdt Trudie me in haar rode autootje naar Marij. Als extra eter schuift daar zoon René van Marij aan, die nu toch definitief van Tanja gaat echtscheiden. Het gedoe eromheen geeft hem de nodige kopzorgen, terwijl hij vóór de zomer nog een groot werkstuk voor zijn studie moet maken. Trudie gaat hem een handje erbij helpen. Bij Marij krijgen we een passend voorgerecht, te weten een rolmops in de mayonaise, lekker. Daarna volgen zelf bereide frieten en “zoervleis op ze Mestreechs” met een gemengde sla, met ijs na, heel lekker. Als René weggaat (nachtdienst bij de Mosa), blijf ik met Marij en Trudie uitgebreid natafelen, Nog weer later op de avond heeft Trudie weinig zin meer om nog naar café de Pieter te verkasten, waar Piet vanaf 5 uur carnavalsplaatjes aan het draaien is. Ik geef toe en om half 11 zet ze me thuis in de Waldeck Pyrmontstraat af.
Ik kijk naar maar eens naar “Jinek” en daarna een stukje “De Wereld Draait Door”. Ruud Lubbers blijkt op 78-jarige leeftijd net te zijn overleden. Hij was de jongste minister die ik ken: al op zijn 32ste werd hij minister van Economische Zaken (in het kabinet den Uyl). Om half 1 zoek ik mijn bed op en vaag staat me bij dat Piet & Tonnie om 1 uur zijn thuisgekomen. Dat zal ik op de donderdag nog moeten checken.

Als ik donderdag om half 10 uit mijn bed stap, besef ik dat carnaval 2018 nu echt voorbij is. Hier is mijn optelling van de uren: 5+5½+9+4½+5+0=29 uur. Er zijn ongetwijfeld diverse jaren dat ik met carnaval meer uren “in de stad” ben geweest, maar ik doe het er maar voor. Bovendien heb ik nog wat uren carnaval in Las Palmas te gaan, a.s. zaterdag- en eventueel ook zondagavond. Als ik niet uitkijk, haal ik de veertig uren alsnog.

Muziek! Het nummer “Hotel California” in een Spaanse mix blijkt niet van Los Lobos te zijn, maar van de Gipsy Kings (heb ik zelf ontdekt door op YouTube “Hotel California” in te typen). Ze komen uit Zuid-Frankrijk, zijn leden van twee zigeunerfamilies (Reyes, Baliardo). Vanaf de jaren 80 maken de Gipsy Kings furore (eerder speelde vader José Reyes bij Manitas de Plata). Hun bekendste nummer is vermoed ik “Bandoléo”, in ieder geval met carnaval. Het nummer “Hotel California” van de Gipsy Kings is van de soundtrack van de film “The Big Lebowski” uit 1998 van de broers Joel & Ethan Coen, met in de hoofdrol “The Dude” Jeff Bridges.
Laat ik eens “The Very Best Of“ van de Gipsy Kings opzetten, hun verzamelCD uit 2005, want daarop vind ik “Hotel California” als laatste van twintig nummers terug:
01.Bandoléo
02.Volare (Nel blu di pinto di blu)
03.Baila me (favoriet van Yves)
04.Solo por ti (Aniwawa)
05.Vamos a bailar
06.A mi manera (Comme d'habitude)
07.Tu quieres volver
08.Bem, bem María
09.Soy
10.Moorea
11.Sin ella (Live)
12.Djobi, djoba
13.Hit mix '99
14.La quiero
15.Oh éh, oh éh
16.Pida me la
17.Petite Noya
18.Como ayer
19.Como siento yo
20.Hotel California (Spanish mix)
Ik ben niet veel op met zigeunermuziek, al is het bij de Gipsy Kings wel “pop flamenco” (ook wel als “rumba catalán” benoemd). Toch kan de overzichtsCD mij redelijk bekoren. Mijn uitschieters zijn wel een beetje atypisch. (Maar wie is de baas van deze weblog? Ikke en niemand anders.) Dus beken ik me hier, naast de bekende nummers, vooral tot “Vamos a bailar”, “Moorea”, “Petite Noya”, “Como ayer” en vanzelfsprekend “Hotel California” met zijn typisch Spaanse sausje.

De donderdag is verder een rustige dag. Aan het begin van de middag kijk ik naar de Olympische Spelen, de laatste drie ritten van de 10 km schaatsen – iets van de Spelen behoor ik toch live zien. De gedoodverfde winnaar Sven Kramer komt niet uit de verf, om me eens aan een woordspeling te bezondigen. De andere Nederlandse coryfee: Jorrit Bergsma, N.B. olympisch kampioen op de 10 km vier jaar terug, wordt tweede, maar wordt daarvoor nauwelijks gecomplimenteerd door de Nederlandse pers. (De gouden medaille gaat naar (de genaturaliseerde) Canadees Ted-Jan Bloemen.) Verder op de dag zie ik Sven Kramer, de man van de verkeerde wissel acht jaar terug op de Olympische Spelen, een keertje of tien uitleggen hoe hij al na een paar rondjes verkrampt in zijn linker been.
's Avonds krijgt een seks schandaal bij Oxfam in een aantal landen de nodige pers. Eerder heeft ene Linda Polman een boek geschreven over allerlei misstanden die haast onvermijdelijk optreden, als bekende hulpverleningsorganisaties liefst binnen 24 uur na het euvel een ramp- of crisisgebied invliegen. De titel van Linda Polman’s boek is ”De crisiskaravaan” en misschien moet ik dat maar eens gaan lezen.
Een eerder akkefietje van de huidige coach van Jorrit Bergsma, Jillert Adema, vier jaar terug coach bij de Fransen, komt door een publicatie in de Volkskrant vandaag ook royaal aan bod. De Nederlandse renners bij de groepsachtervolging is toen gevraagd om zich tegen de Fransen een beetje in te houden, omdat de Fransen anders hun sponsor zouden kwijtraken. De Nederlandse schaatsbond is destijds niet ingegaan “op het verzoek tot misleiding”, maar heeft de zaak toen afgedaan met een schriftelijke berisping aan Jillert Adema en niet meer.

Op vrijdagmorgen, als ik druk bezig ben met mijn was, mijn tas en andere ambras, komt Ton poolshoogte nemen. Ik vertel hem over mijn dagen in het café en hij hoort het gelaten aan. Marc is nu grieperig, weet Ton o.a. over hem te vertellen, maar de koorts is intussen geweken. Juulke, vandaag jarig, houdt morgen zijn feestje als kersverse eenjarige. Daarvoor zijn veel mensen uitgenodigd en “ama & ampa oet Mestreech” zullen zeker present zijn.
Als Ton weg is, ga ik naar Albert Heijn , o.a. om nou eens eindelijk mijn “drektuten”, vuilniszakken te kopen. Daarna heb ik net mijn spek en eieren op, als Peixia op binnenlaten staat. Mijn huis krijgt zijn tweede poetsbeurt. Om half 5 zwaai ik haar uit met de belofte dat, als ik vanaf 19 mei weer in Maastricht terug ben, ze zeker weer een appje van me krijgen zal om de draad op te pakken.
Dan ga ik gewapend met de meeste van mijn resterende eetwaren en mijn haarsnijmachine naar Trudie en haar neefje Tygo (die met zijn anderhalf jaar nog te jong is om te gaan skiën). Ik vergeet mijn handschoenen en dat merk je wel. Trudie heeft lekker gekookt: zalm, aardappelkoekjes en gemengde groente met ijs toe. Als tweede toetje kijken we samen, Trudie voor de tweede keer, naar de oudejaarsavond conference 2017 van Youp van ‘t Hek. Die mag er voor de zoveelste keer best zijn, vooral het eerste deel, zeg ik met terugwerkende kracht. Daarna volgt op de buis nog een stukje “Een tegen honderd”, voordat ik om half 11 het pand verlaat. Thuis gekomen lig ik om half 12 in bed.

Zaterdag overdag is vooral een reisdag. Het wordt trein, bus, vliegtuig, bus en om kwart over 6 (Canarische tijd) kan ik hier thuis mijn minikoffertje gaan uitpakken en met blikjes op het balkon zitten. Om 7 uur ben ik weer op straat, net op tijd voor de “gran cabalgata” die vanuit Vegueta/Triana naar het Castillo de la Luz trekt. Bijna iedereen is verkleed. Men is hier bonter en omstandiger uitgedost dan in Maastricht, laat ik dat ook maar weer eens toegeven. Misschien speelt het veel betere weer – een kleine twintig graden verschil – daarbij een rol. De nodige toeristen herken ik aan het hoedje van niks op hun hoofd.
Op Santa Catalina, bij mij om de hoek, staat op het podium een disc jockey constant te blèren, terwijl hij oorverdovende foute muziek draait. Daar moet ik dus niet zijn. Ik ga ietsje meer in de richting van El Corte Inglés staan, achter een grote zuil. Daar heb ik langs de kant op de tweede rij prima zicht op de aanhoudend voorbij komende meute. Enige hinderpaal: schuin voor mij op de straat staan enkele mensen van de “protección civil” in hun oranje hesjes en die laten zich hun uitzicht op de optocht bepaald niet afnemen. Als een al te frivole dame - wel een heel mooie – over de hekken klimt om met mensen in de optocht een dansje te maken is ook “policia local canaria” paraat om haar weer aan de juiste kant van de hekken te krijgen.
De optocht zelf bestaat grofweg uit twee delen. In de eerste veertig minuten (bij mij van 10 over 7 tot 10 voor 8) komen alle kampioenen van de evenementen voorbij: de winnende koninginnen, de beste dansgroepen, een vijftal drag queens samen op een plateau en een hele serie “murgas”, buurtgroepen. Tussendoor zie ik een keur van trommelharmonieën voorbijkomen, zonder enig koper, op zijn Braziliaans? Langs de kant is het een geknipper van jewelste op de mobieltjes om de diverse helden op de gevoelige plaat te zetten. Ook wordt er geregeld applaus uitgedeeld.
Wil er nog iemand weten wie in 2018 de murgawedstrijd gewonnen heeft? Dat zijn Los Serenquenquenes , allemaal met een vooroorlogse auto op hun hoofd om hun zaak ook visueel te bepleiten. Op enige afstand (ook in de optocht, “e look” van vijf minuten) volgen als tweede Los Nietos de Sary Mánchez en als derde de door mij al eerder hoog ingeschatte Los Trapasones.
Daarna zie ik een werkelijk niet aflatende stoet van “carrozas” voorbij komen, met tussendoor zoveel “boonte störm” dat wij daar in Maastricht een puntje aan kunnen zuigen. Wat een overdaad aan carnavalsvierders, niet te geloven, en de een nog gekker gekleed dan de ander. Het motto dit jaar is (met dank aan rumfabrikant Arehucas): “Pa’ la calle, todos los días”, de straat op, alle dagen. Terzijde voor wie het nog niet weet: een “carroza” is een grote vrachtwagen of open bus waarop schat ik per wagen zo’n 50 tot 100 “verkleiders” het publiek langs de kant staan te animeren en bekruipen. Alle “carrozas” hebben hun eigen muziek bij zich. Zo hoor je nog eens wat (als je niet in de buurt van de Santa Catalina disc jockey staat). Hoeveel handkusjes mij door bevallige en minder bevallige dames vanuit de “carrozas” zijn toegeworpen zaterdagavond, Trudie zou er jaloers van kunnen worden.
Om ongeveer 10 uur houd ik het niettemin voor gezien. Dan komt net “carroza 75” met uitgebreide aanhang voorbij. Ik heb kennelijk Cristina gemist, die op ongeveer wagen 70 zou hebben gezeten. Hoeveel “megakarren” er in totaal in de optocht zitten, weet ik niet – zijn het zo’n 200? Ik ga vervolgens thuis nog een een half uurtje op het balkon zitten met een groot glas Ricard met spa. Om half 11 of zo duik ik mijn bed maar eens in. Als ik heel even wakker wordt om kwart voor 2, is het nog steeds kermis in mijn straat, met name op het stuk in de richting van Santa Catalina, maar als ik om half 6 uur voor het eerst eens ga plassen, is de rust nagenoeg helemaal weergekeerd.

Op de zondag word ik om 8 uur wakker gemaakt door de grote wagens van de stadsreiniging (“limpieza”) die niet rusten voordat ze van de Luis Morote weer een spiegelbaan hebben gemaakt. Steeds als ze achteruit gaan – en dat doen ze aanhoudend – komen ze daarbij met een onaangenaam piepje aanzetten, alsof mijn wekker op het balkon afloopt. Wat kan me verder gebeuren? Ik zet een grote pot koffie en ga op het balkon verder in mijn boek.
Er is veel goeds over het carnaval van hier te vertellen. Als ik al een manco mag noemen, is het het compleet ontbreken van “zate hermeniekes”. En toch… Ik zit op de late zondagmorgen aan deze brief te sleutelen en dan krijgt café Don Mathé bij mij aan de overkant ineens bezoek van een blaasorkest, dat de sterren van de hemel speelt. Het gaat om een mannetje of vijftien, allemaal met een rode trui aan, die min of meer in een kring staan, midden op straat en er vol tegenaan gaan. Vanaf mijn balkon kijk ik toe, in korte broek en met een zomers truitje aan, en hoor diverse nummers aan, o.a. “Tequila” (dat jullie van de Champs horen te kennen). Het straatbeeld van massa’s “verkleiders” zie ik niet meer onder me, maar er staan in een mum van tijd wel zo’n honderd Palmezen en toeristen in hun gewone kloffie te kijken en te klappen.
Als ik ‘s avonds voor de “entierro de la sardina”, het ten grave dragen van de sardine, naar de boulevard loop, is er wel weer een (beperkt) aantal mensen met een carnavalshoed op of in soms de vreemdsoortigste kostuums. Zelfs zie ik enkele mannen over Las Canteras lopen met alleen een zwembroek aan, bij een temperatuur van 17 graden. Zoals ook gangbaar is bij de Pregón, de aftrap van het carnaval, zijn er naast de jongeren nu ook veel ouderen van de partij. Het is om 8 uur best druk op de terrassen; zelfs restaurant Carpe Diem tegenover het NH hotel Imperial is aardig bezet. Ik ben blij dat er op mijn bank aan de boulevard nog een lege plek over is.
Ietsje aan de late kant, om 10 over 9 komt de vijf meter lange sardine (waarom een sardine als uitsmijter?) over de calle Gran Canaria op een staketsel aangehobbeld, met in zijn kielzog hele hordes treurende carnavalisten. Een dweilorkest begeleidt het spektakel onder het spelen van “Glorie, glorie, MVVke”, maar dan op zijn Spaans. Het vissebeest gaat linea recta over het strand naar de zee, terwijl duizenden Canariërs en toeristen vanaf de kant en van op het strand toekijken. Dan gaat er op een bootje de fik in. Voor wie het kan verdragen – ik vind het een beetje uit de tijd – is er tenslotte nog tien à vijftien minuten vuurwerk. Einde carnaval!

Op de maandagmorgen krijgt mijn tweede boek alle aandacht van me, maar uit is het nog niet, dus het recenseren laat nog even op zich wachten. Vanmiddag ga ik naar de universiteit om deze carnavalsbrief aan jullie te versturen. De volgende komt a.s. vrijdag 23 februari en mocht er iets tussenkomen, maandag 26 februari.
Adviezen voor de komende dagen heb ik niet voor jullie. Vooruit, eentje, blijf ‘s avonds eens lekker binnen, met een goed boek of een betere film. Mij staat nog bij hoe koud ik het kreeg, toen ik op woensdag vóór carnaval ‘s avonds – zonder jas helaas – van het station naar huis liep, een afstand van nog geen tien minuten. En hoe ik redelijk verkleumde, toen ik afgelopen vrijdagavond van Trudie naar mijn woning terugfietste – zonder handschoenen, dat wel. Het ga jullie goed en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Wat is een wintervakantie zonder een boek van Don Winslow? Hij is van 1953, uit New York City, maar nooit voor een gat te vangen geweest. In de VS heeft hij op verscheidene plekken gewoond, ook in Afrika (met name Kenia) en China is hij geweest en vanaf ongeveer de tijd van mijn boek heeft hij zijn woonadres in Zuid-Californië. Via Rocky kom ik in het bezit van twee van de vier boeken met Neal Carey in de hoofdrol. Zijn “While drowning in the desert”, dat ik hier bespreek, is van 1996. Het is maar 120 bladzijden en speelt vooral in de buurt van Las Vegas.
Private Eye Neal Carey wordt gevraagd om een 86-jarige komiek, Nathan Silverstein (aka Natty Silver) thuis af te leveren, maar de moppentapper (ook van “who’s on first?”) heeft een probleem. Het huis naast het zijne bij Las Vegas is afgebrand, opzettelijk, door huurder Sami Abdullah en advocaat Heinz Muller en geloof het of niet, Nathan heeft het zien gebeuren. Dus moet hij voorgoed van het toneel verdwijnen, anders kan de zwendel, met ook de beroemde advocaat Eugene Petkovitch, niet geëffectueerd worden. Pamela Holdstrum van de verzekeringsmaatschappij verzet zich ertegen en samen met haar ook advocaat Craig Schaeffer. En dan komt het verhaal pas goed op gang, met in de glanzende bijrollen Neal’s vriendin Karen Hawley en de 62-jarige pianiste Hope White met haar forse voorgevel. Gaan er echt slachtoffers vallen?
Ik vind “While drowning in the desert” van Don Winslow niet echt een spannend boek, maar wel heel vermakelijk. Pas later vindt de schrijver over boeven en drugshandelaren pas echt zijn plek met diverse prachtboeken. Daarbij is zijn Neal Carey-boek ook nog eens aan de dunne kant. Ik kom daarom niet hoger uit dan een 7, vooruit 7+ met een blik op de toekomst. Jullie gaan nog opnieuw van mij horen over Don Winslow.

maandag 5 februari 2018

Weblogbrief 13.15, 5 februari 2018

Weblogbrief 13.15, 5 februari 2018

Queridos amigos y familia, als ik jullie dertig brieven per half jaar winter hier beloof, mag ik niet verzaken. Carnaval valt deze keer keurig in het midden en dan lijkt me een vijftiental in de eerste helft op zijn plaats. Hier is hij, brief 13.15, de laatste voor mijn carnavalsreces. We hebben intussen Maria Lichtmis achter de rug en in ieder geval ook het “carnaval casino”.

Afgelopen dinsdagmiddag heb ik het nieuwe carnavalslied van de Tempeleers nog eens gedraaid en ik blijf volhouden: ik heb wel eens betere gehoord. Veel betere. Alleen van de titel van Patrick van de Weijer’s nummer moeten jullie voor mij onthouden: “Gewoen un vastelaovendsleedsje”. (Hoe zo “un”? “Leedsje” is toch onzijdig en dan wordt het “e”! Ik geef trouwens de voorkeur aan het woord “karnevalsleedsje”.)
Bij het afspelen heb ik er halverwege halverwege al schoon genoeg van en weet niet hoe snel ik moet overschakelen naar Berb & Gradus (Beppie & Math). Zij tweeën trakteren mij op de universiteitscomputer op een wervelende show uit 1990 bij de Mammoeters. De drie delen, bij elkaar een kleine veertig minuten, zijn in één woord fantastisch. Helaas komt in deze voordracht “Mestreechter wäörd” niet voorbij, maar bijv. hun gezamenlijke “Veer zien met de bös naor Oostenriek gewees” heb ik maar eens meegezongen. (Er is na 3 uur toch niemand meer op de afdeling van Lluis.)

Terug op mijn bank bij het Castillo de la Luz heb ik braaf zitten lezen in mijn eerste boek, totdat ik “a media luz”, bij schemering, mijn bibliotheekje mag opzoeken. Boven alles moet ik natuurlijk het fijne weten van het weer hier. Er is me eerder al verteld dat de organisatie van de festiviteiten op Santa Catalina bang is dat de verwachte storm op La Palma (helemaal in het westen) zal overwaaien naar Gran Canaria en het “concurso de las murgas” daarom heeft uitgesteld. Terecht? Het mag op de maandag overdag af en toe even stortregenen, het mag ook best waaien als de pieten, in de avond is het droog en met weinig wind op Santa Catalina.
Hoe dan ook, allebei de regionale kranten openen dinsdag met een grote foto van La Cumbre, Tejeda in de sneeuw. Ik weet het: het kan hier in het centrale binnenland ‘s winters best koud zijn, net boven nul, maar een temperatuur onder nul in bijv. San Mateo is toch een uitzondering. In Las Palmas en het zuiden komt de temperatuur echt zelden onder de 15 graden en dan heb ik het over ‘s nachts.
Het weer is dinsdag het gesprek van de dag, o.a. als ik bij de Spar boodschappen ga doen.

Daarmee kom ik wel haast automatisch aan een Spaans lesje. Een stortbui is in goed Spaans een “chubasco”, “chaparrón”, “lluvia torrencial”, maar voor “aguacero”, “tromba de agua” doe ik het ook. En nou ik toch bezig ben: een “tormenta” staat voor onweer, storm. En mocht iemand willen weten hoe een sneeuwbui hier heet, dat is een “nevada” (zoals de staat van Las Vegas, hoewel het daar bij mijn weten meer een woestijn is).

Allebei de regionale kranten hebben een interview met Gran Dama María Suarez Suarez. De 62-jarige vrouw uit Arguineguin is verleden zondagavond laat – toen ging het nog net – gekozen tot carnavalskoningin van de ouderen (nadat ze al twee keer eerder zonder succes heeft meegedaan). Uitdagend kijkt ze op de foto in de camera. Het vuurwerk dat de uitloper op haar verkiezing is, heeft ze volgens haar zeggen nog maar nauwelijks meegekregen. Ze zegt helemaal “verpopzak” te zijn, hoewel dat uit de stortvloed (“torrente”) van woorden van de spraakwaterval niet blijkt. Komt alle aandacht voor haar misschien mede, omdat de kranten over de murgas niks te melden hebben?

De landelijke kranten El País en El Mundo hebben uiteraard niet het minste oog voor haar en voor het weer hier, op enkele duizenden kilometers afstand van de hoofdstad en de “peninsula”. Die komen allebei met grote stukken en legio foto’s van koning Felipe VI, die op dezelfde dag als Trudie jarig blijkt te zijn. Hij is dinsdag vijftig geworden. Inderdaad, met onze koning Willem Alexander scheelt hij nog geen jaar.

Muziek! Van Van Morrison heb ik meer dan vijftig CD’s, helaas niet uit zijn periode bij de Monarchs (zie Harry’s website), maar wel van daarna. Vanaf ongeveer 1963 zit de “Little White Negro “ bij Them, is daar ook een beetje het gezicht van. Uit die periode stammen nummers als “Gloria”, “Here comes the night” en “Baby, please don’t go”. Daarna, vanaf 1967 gaat Van The Man op de solotoer en die is nog steeds gaande. De vele, vele jaren van zijn zangcarrière is hij redelijk trouw gebleven aan zijn voorkeur voor blues/jazz. (Vraag: noem mij naast de leeftijd een extra overeenkomst tussen Van Morrison, Mick Jagger en Eddie Waltjé? Antwoord: ze spelen alle drie een prima partij op hun mondharmonica.) De titel van Van Morrison’s recentste CD, uit 2017, is “Roll With The Punches”. Hier zijn de vijftien nummers:
01.Roll with the punches
02.Transformation
03.I can tell
04.Stormy Monday/Lonely avenue
05.Goin’ to Chicago
06.Fame
07.Too much trouble
08.Bring it on home to me
09.Ordinary people
10.How far from God
11.Teardrops from my eyes
12.Automobile blues
13.Benediction
14.Mean old world
15.Ride on, Josephine
Het titelnummer “Roll with the punches” (“and you gotta go with the flow”) vind ik uit de kunst, maar daarmee is het bijzondere van dit album nog lang niet helemaal verteld. Mensen, doe mij eens een lol en beluister ook eens “I can tell”, “Fame” (met mondorgel), “Ordinary people”, “How far from God”, “Teardrops from my eyes” en/of “Automobile blues”. Mooi toch! Heel mooi, toch!

Ik heb er ongetwijfeld al eens eerder over verteld: overdag zit ik meestal genoeglijk op mijn balkon met een boek. Alternatief: ik ben aan het laptoppen of aan de achterkant van de woning aan het eten of douchen. Meestal ga ik om zeg half 7 ‘s avonds de deur uit voor een uitgebreid blokje om (goed voor de gewrichten?), meestal met een stop in een bibliotheekje of een bank met de andere “mayores”. Ik heb een beetje een probleem met het bezig zijn in de late uren daarna. Ik kan wel weer opnieuw iets te lezen nemen, maar daar heb ik niet altijd zin in.
Dus ben ik wat blij, als het “concurso de las murgas” deze week op het carnavalsprogramma staat. Die optredens zie ik als een prima voorbereiding op wat me met de carnavalsdagen in Maastricht te wachten staat. Omgekeerd ben ik ook een beetje uit mijn doen, als het avond aan avond niet door blijkt te gaan. Het is niet gemakkelijk om steeds opnieuw op het laatste moment met een alternatief te komen.

Op donderdagmorgen moet ik vanwege de regen een paar keer verhuizen van mijn balkon naar de computer- annex slaapkamer. In Maastricht kan het een hele dag of dagen lang druppelen, maar “dat gief ‘t hei neet”. Als het hier regent, is dat meestal in hoosbuien van korte duur, zo’n tien à vijftien minuten. (Het K.N.M.I. zou graag toevoegen: en tussen de buien blijft het droog.) Vanmorgen heb ik er al een paar te verduren gehad. Zelfs moet ik mijn geelbruine zedeleer op het balkon een beetje richting kamer schuiven, anders wordt de zitting nat.
En ook op donderdagavond is het prijs. De laatste “chaparrón” was om vijf uur en hoe kom ik erbij om het pand te verlaten, als het kwart voor 7 is. Even later krijg ik een “chubasco” te verwerken, op weg naar mijn bibliotheek aan de boulevard. Dan is het voor de zoveelste schuilen geblazen samen met alle andere “peatones”, voetgangers.
Willen jullie nóg een extra geval van diepe pech? Als ik bij het bibliotheekje aan de boulevard aankom, blijkt dat gesloten te zijn. Vanwege het abominabele weer? Gelukkig is het even later weer helemaal droog en kan ik via de Guanarteme op mijn gemak teruglopen naar mijn buurt. Santa Catalina is nog steeds in nevelen gehuld, dus daar moet ik ook niet zijn. Gelukkig heb ik thuis een acceptabel boek liggen; daar moet ik het dan maar mee doen. Even voor half 11, als de zoveelste “lluvia torrencial” voorbij komt, zoek ik mijn bed op. Het pad van een heer alleen gaat niet altijd over rozen.

Vrijdagochtend, Maria Losbol, sorry Lichtmis. Als ik net met mijn koffie op het balkon zit, hoor ik in mijn hoofd bij Kien tegenover de Martinuskerk Lenie Menten zingen: “In Mestreech bin iech gebore”. Ik weet het: Beppie Kraft heeft zeker financieel gezien meer klaargespeeld, maar toch. En dan bedenk ik dat het allebei dochters zijn van bekende muzikanten: Thei Menten en Sjeng Kraft. Is dat uitzonderlijk? Heel apart vind ik dat niet, als ik bijv. Willeke Alberti erbij haal, dochter van Willy. Ik kan jullie zelfs voorbeelden geven uit het verre Amerika, bijv. Liza Minelli, dochter van Judy Garland, en Nancy Sinatra, dochter van Old Blue Eyes.
Zijn er ook zonen die het stokje van een van hun ouders hebben kunnen overnemen? Dan kom ik vanzelf uit bij Jakob Dylan, zoon van Bob. (Als hij heel eerlijk was geweest, zou hij zichzelf Zimmerman genoemd hebben, zoals zijn vader echt heet, maar vooruit.) Van Jakob Dylan heb ik zegge en schrijve één CD, “Seeing Things” uit 2008. Ik heb hem geloof ik geleend van Centre Ceramique en wat jammer nou: het eerste nummer van de tien heb ik niet kunnen kopiëren. Daarom iet getreurd, hier zijn de overige negen stuks:
02.Valley of the low sun
03.All day and all night
04.Everybody pays as they go
05.Will it grow
06.I told you I couldn’t stop
07.War is kind
08.Something good this way comes
09.On up the mountain
10.This end of the telescope
Nou kan ik – in een zinnetje – zeggen dat vooral nummers 2, 3, 7, 8 en 10 mij bevallen, maar is wel erg kort door de bocht. Het kan nog wel even duren voordat de “folk music” van Jakob Dylan eventueel het niveau van zijn beroemde vader wil bereiken. Niettemin, zijn teksten vind ik best al aardig en ook zijn gitaarspel mag er al zijn. Laten we maar eens afwachten wat er van hem wordt.

Als ik eens in de spiegel kijk, zie ik er voor een 71-jarige nog redelijk uit. Ik weet het: mijn kin is nog steeds aan de te kleine kant en mijn onderkin had best wat strakker om mijn nek mogen zitten. En toch, een mens kan nou eenmaal niet alles hebben. Net als mijn diverse leeftijdgenoten begin ik ook te rimpelen. Op mijn linker wang zit min of meer permanent een langwerpige streep en mijn rechter wang leeft bij de gratie van een aantal dwarse inkepinkjes. Zo gaat dat, als je in de herfst van je leven bent. Heb ik eindelijk een geldige reden om mijn gezicht met carnaval een kleurtje te geven. Wat vinden jullie van egaal donkerblauw?

Op vrijdagavond blijkt mijn bibliotheekje bij het Castillo de la Luz wel open. Gelukkig, dan heb ik tenminste een bezigheid, nu het weer nog steeds niet is wat het zijn moet. In de regionale kranten vind ik niet dat het einde van het “stormy weather” in zicht is, maar aan mijn water voel ik dat we binnenkort toch beter tijden tegemoet zullen gaan.
Zelfs ben ik bereid om de nieuwe indeling van de podiumactiviteiten op Santa Catalina aan jullie door te geven. De hele afgelopen week (maandag t/m vrijdag) is uitgegumd, maar zaterdagavond gaat het carnavalsleven onverschrokken door met het “concurso de comparsas (adultas)”. Zondagmorgen is het “carnaval canino” met de honden, en ‘s avonds om half 7 volgt dan de verkiezing van de “reina infantil”, kinderkoningin, en daarna de “disfraces adultos”. Een “disfraz” is een masker, vermomming. Maandag- en dinsdagavond, als ik nog net hier ben, zijn de eerste twee voorrondes van de “murgas”, buurtgroepen.

Zaterdag wasdag, althans van mijn haar. Bij Caprichos de la Abuela haal ik een halve kip met aardappeltjes en die heeft een kort leven. Mm…
‘s Avonds neem ik toch maar een voorzichtig kijkje bij de “comparsas”. Na alle onthouding ben ik blij om weer eens het het best wel acceptabele “escenario” te mogen aanschouwen. Dansgroepen 1 en 2 vallen me tegen, maar nummertje 3 kan mij best een beetje bekoren. Daarna ga ik huiswaarts voor een Spaanse film die ik al eens eerder gezien heb, “El Hijo De La Novia” van Juan José Campanella. Hij heeft destijds een Oscar-nominatie voor beste niet-Engelse film gekregen en is nog steeds wel aardig. Als de film afgelopen is, mag ik gaan slapen, terwijl het buiten nog steeds onrustig is in de straat.

De zondagmorgen staat uiteraard in het teken van de “carnaval canino”, het jaarlijkse feest op de zondag vóór carnaval, ook voor de carnavalesk verklede “mascotas”. (Huisdier, hond, is mascota in het Spaans, dat jullie het maar weten.) Deze keer begint het om 11 uur en hoe kan het anders, dan zit ik om 10 voor 11 al op de tribune. Het is nog vrij leeg, maar nog vóór 11 uur komen twee dames naast me zitten met hun “mascotas”. Die zijn allebei verkleed als gevangene, in het gestreepte zwart-wit, met bijpassende petjes op met “módulo guay”. Ik vind de hondjes, zwarte poedels, als ik me niet vergis,”mas guay” dan de bijbehorende “amas”, baasjes.
Om 20 over 11 komt de man die het evenement elk jaar aan elkaar mag praten, het podium op. Opvallend is vooral zijn knalgele colbertje. Als helper heeft hij “Muti” bij zich, een verklede pop. Terwijl het zonnetje zich als vanzelf nu ook laat zien, kan de temperatuur – met de zon op mijn blote armen – gemakkelijk oplopen tot boven de 40 graden. Geeljas krijgt ons zonder ook maar het minste probleem mee. Er zijn achttien kandidaten voor het eremetaal en die komen in zeg een half uur een voor een voorbij aan de jury, de pers en het publiek. Mijn favorieten blijken dit jaar zijn grote hond met dito eigenaar in een rood-zwarte uitvoering te zijn, een enigszins uitgeblust meisje dat een koppel mini-beestjes van niks met karretje achter zich aan trekt. Winnaar voor mij wordt een jongen die zijn hondje zo gedresseerd heeft dat het mormel, als hij op handen en knieën gaat zitten, op zijn rug springt. De geelgekleurde presentator gaat ook zo zitten en roept: “a mi plátano, por favor!”, op mijn rug (banaan), alsjeblieft. En hups, het hondje maakt zijn sprong (“salto”), of het niks is.
Nadat de achttien genomineerden nog een keertje samen over het podium hebben mogen dribbelen, gaat de tienkoppige jury in deliberatie. Wij worden nu gefêteerd op een stoet van andere viervoeters die nu ook best het podium op willen. De man met de gele jas gaat een beetje uit zijn dak, als performer, ook als danseur, als de nu ook aanwezige disc jockey een hier bekend carnavalsnummer speelt, dat voor mij het midden houdt tussen “Oy, oy, oy, oy” en “Yo, yo, yo, yo”. Daarna is wereldhit “Despacito” aan de beurt en wie doet (behalve ik) niet mee!
Ten slotte, voor wie het persé wil weten, is hier de echte uitslag van het “carnaval canino”. Het kabouterduo met het karretje valt buiten de prijzen, de rood-zwarte lobbes wordt derde, mijn rugzittertje wordt tweede en nummertje 1 (één) is mij helemaal ontgaan als kanshebber. Cultureel kom ik kennelijk nog steeds een en ander tekort.

Op zondagmiddag kom ik terug op Lenie Menten (terugkomen, zoals bekende cabaretiers dat plegen te doen in hun conferences). Wat is erop tegen om muzikaal met haar te eindigen, vlak voor carnaval? Helaas is ze niet meer onder ons, maar wat heb ik een plezier met haar gehad op de late middagen van carnavalszondag en -maandag in de Rechtstraat. Ik ben ook een keer bij haar thuis geweest, toen ze nog in de Hoogbrugstraat woonde. Dat was samen met Jules Dister, die haar voor weekblad Observant van de U.M. interviewde. De drie CD’s die ik van haar heb, zijn: “Dit is mie leve”, “Langs de Maos” en “Puur”. Daaruit heb ik voor jullie een top 12 van Lenie samengesteld, een ouderwetse LP met aan beide kanten zes nummers:
01.Mestreech, iech höb diech leef
02.Miene gouwe
03.’s Aovends is alles aanders
04.De wereld wdreijt weijer
05.In Mestreech bin iech gebore
06.C’est l’amour
07.D’n eige stad
08.Wals medley (hei had ze niks)
09.’s Aovends langs de Maos
10.J’attendrai (is dit Lenie wel?)
11.Iech loup verlore
12.Op vekansie
Wat waren het mooie middagen! Dat ze is gaan hemelen, vind ik echt jammer . “Jao, in Mestreech bin iech gebore, in de stad vaan Sint Servaos. En iech höb mien hart verlore aon Mestreech daor langs de Maos.” Het is hoog tijd voor een postuum “dröpke veur Lenie”!

Gaan we terug naar hier en nu. Op de zondag aan het begin van de avond kan ik na zoveel uitstel van de feestelijkheden niet anders dan nogmaals naar Santa Catalina trekken. Bij de verkiezing van de kinderkoningin is het bomvol; ik kan er nog net bij. Ik heb het over enkele duizenden toeschouwers. Het zit en staat helemaal vol. Een zangeresje dat tussendoor en op het einde liedjes zingt, kan mij meer bekoren dan de kandidaat koninginnen. Als ze alle zestien (!) gedrapeerd in hun kerstversiering op het einde het podium bevolken, kan er behalve de presentatoren en de doventolk geen muis meer bij. De kleinste van de zestien, voor mij helemaal opzij rechts – mag ze al naar de grote school? – wint (met vlag en wimpel).
Na een pauze van een uurtje komen de verkleiders opdraven, eerst acht solisten en daarna nog een hele litanie groepen. Wat ik zie, kan niet of nauwelijks door de beugel. Een solist “disfraz” op een fiets mietert bijna het podium af. Het einde van de droeve stoet heb ik niet afgewacht.

Op maandagmorgen is het tijd om de pijp aan Maarten te geven. Dit is mijn laatste brief vóórdat ik naar mijn pied-à-terre in Maastricht mag. Woensdagmorgen brengt Transavia me naar Eindhoven en van daaruit is het gemakkelijk doorreizen. Laat ik hopen dat ik jullie in één van de dagen daarna ga tegenkomen, bij voorkeur “mèt die daog” en “verkleid es neger in e struuje rökske of es zwegelestek”.
Mijn volgende brief 13.16 komt daarna pas, als ik hier weer terug ben. Provisorische geef ik 19 februari op als de datum van verschijnen. Voor nu, drink je alvast een beetje in, want anders wordt het vrijdagavond een al te zatte boel. (Daar kan ik over meepraten.) Daarbij: beweeg een beetje, wandel bij voorbeeld alvast eens de route van “de groeten optoch” op 11 februari. Allez, halverwege sta ik een waterige tussenstop toe bij ‘t Pothuiske. Tot binnenkort, hasta pronto, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van schrijver Robert Littell. Hij is wel het Amerikaanse equivalent van John leCarré genoemd en dan rust ik niet voordat ik zo ongeveer alles van hem te pakken heb. In 1993 komt een boek van hem uit dat mij qua titel moet aanspreken: “The Visiting Professor”. Hier is mijn mening erover.
Hoofdpersoon is de 46-jarige Lemuel Falk. Hij komt uit Sint Petersburg, weet alles van de chaostheorie en “randomnology”. Tot zijn eigen verbazing wordt hem, na diverse vergeefse pogingen, toegestaan om een aantal maanden naar de VS te gaan, naar het “Institute For Advanced Interdisciplinary Chaos-Related Studies” in het plaatsje Backwater (bij Rochester?). Voor zijn Amerikaans is hij vooralsnog aangewezen op een “Royal Canadian Air Force Exercise Manual”, maar daar komt snel verbetering in, als hij te maken krijgt met mensen als de 23-jarige sexy kapster Rain Morgan en Thora-rabbi Asher Nachman. Dan is er het instituut, met Alfred Goodache aan het hoofd en ene Word Perkins als manusje van alles. Lemuel Falk wordt BN-er, als hij voor een tank gaat liggen om de opslag van kernafval tegen te houden. Diverse groeperingen willen hem vervolgens inhuren als randomnist, vooral om codes van anderen te kraken. Dat wordt alleen maar erger, als hij de sheriff helpt om met zijn cijferchaos (“order that we cannot see”) een seriemoordenaar op te sporen. Is God het toppunt van randomness?
“The Visiting Professor” is een buitenbeentje, als het om de boeken van Robert Littell gaat. Het is op zijn tijd best amusant, maar met spanning en opsporen van boeven heeft het niets van doen. Eerlijk gezegd valt het me een beetje tegen en kan Littell zich beter aan zijn thrillerles houden, vind ik. Als recensiecijfer kom ik voor “The Visiting Professor” niet verder dan een 6½. Geef mij maar zijn andere spionnenboeken zoals “The Sisters”, “The October Circle” of “The defection of A.J. Lewinter”.

Ik heb er nog een voor jullie. Steeds opnieuw valt horrorschrijver Stephen King (uit Maine in het noordoosten van de VS) mij, als ik hem lees, op als veel beter dan ik in gedachte heb. Hoogtepunt voor mij tot dusver is zijn boek 11.22.63 met de aanloop op de moord op John Kennedy. Ook zijn “Revival” uit 2014, dat ik voor me heb liggen, mag het doen met uiterst lovende kritieken zoals (The Times) “King has done it again” en (Daily Mail) “Absolutely superb”. Waarom moet vandaag de dag iedere thriller benoemd worden als “The No.1 Bestseller”? Zouden allerlei potentiële lezers daar nog steeds intrappen?
Hoe dan ook, “Revival” is het verhaal van Jamie Morton die op diverse momenten in zijn leven te maken krijgt met Charlie Jacobs (aka pastor Danny). Geboren in 1956 loopt Jamie hem als 6-jarige voor het eerst tegen het lijf, als de jonge, nieuwe dominee in Harlow (in het noordoosten, in Maine) waar de Mortons wonen. Dan al blijkt Charlie’s grote belangstelling voor “secret” elektriciteit. Hij geneest in die tijd Jamie’s broer Con(rad) van diens spraakuitval. Charlie’s kijk op religie verandert drastisch, als zijn vrouw en zoontje drie jaar later bij een auto-ongeluk doodgaan. Dan houdt de Rev. zijn “terrible sermon”, waarin hij afstand doet van zijn geloof, de kerk stroomt leeg en hij kan ophoepelen.
Jamie vindt zijn grote liefde in Astrid, als hij muzikant wordt en met haar kijkt hij op de “Skytop” in 1974 naar de bliksem die in een ijzeren staaf inslaat. Gaan we door naar 1992, met Jamie als rocker al weer jaren aan de heroïne. Dan komt hij Charlie weer tegen, die hem ervan af helpt en voor werk doorstuurt naar ex-muzikant Hugh Yates. Die is alweer een door Charlie genezen patiënt (duizeligheid, Menière), die nu een goedlopende muziekstudio heeft.
En zo gaat het maar door, totdat Jamie ontdekt dat sommige patiënten van Charlie heel akelige na-effecten van hun therapie vertonen. Wat wil je, zegt Charlie, een honderdtal op 31.000 genezingen, 3-5%. Echter, de bewijzen dat het soms drastisch misgaat, stapelen zich op. Nadat Jamie’s vroegere vriendin Astrid in 2012 door Charlie afgeholpen wordt van haar terminale longkanker, volgt nog een laatste experiment…
Ik kan het niet helpen: het boek van Stephen King over “Revival” (zo iets als “healing”) is er een dat ik jullie vast en zeker kan aanraden om te lezen. De schrijver komt met het ene na het andere prachtige vertelsel, nu eens over een onderwerp waarover ik een beetje kan meepraten (als onderzoeker van alternatieve geneeswijzen). Hij doet dat op een heel spannende manier, zo spannend dat ik niet rust totdat ik het boek uit heb. Hij krijgt er als recensiecijfer een 8½ van mij voor, goed tot heel goed. De horror van de man, zoals in “Revival”, schrijf ik met een grote H. Ik ga alle boeken die ik nog niet van Stephen King gelezen heb, toch eens op mijn boekenverlanglijst zetten.