maandag 5 februari 2018

Weblogbrief 13.15, 5 februari 2018

Weblogbrief 13.15, 5 februari 2018

Queridos amigos y familia, als ik jullie dertig brieven per half jaar winter hier beloof, mag ik niet verzaken. Carnaval valt deze keer keurig in het midden en dan lijkt me een vijftiental in de eerste helft op zijn plaats. Hier is hij, brief 13.15, de laatste voor mijn carnavalsreces. We hebben intussen Maria Lichtmis achter de rug en in ieder geval ook het “carnaval casino”.

Afgelopen dinsdagmiddag heb ik het nieuwe carnavalslied van de Tempeleers nog eens gedraaid en ik blijf volhouden: ik heb wel eens betere gehoord. Veel betere. Alleen van de titel van Patrick van de Weijer’s nummer moeten jullie voor mij onthouden: “Gewoen un vastelaovendsleedsje”. (Hoe zo “un”? “Leedsje” is toch onzijdig en dan wordt het “e”! Ik geef trouwens de voorkeur aan het woord “karnevalsleedsje”.)
Bij het afspelen heb ik er halverwege halverwege al schoon genoeg van en weet niet hoe snel ik moet overschakelen naar Berb & Gradus (Beppie & Math). Zij tweeën trakteren mij op de universiteitscomputer op een wervelende show uit 1990 bij de Mammoeters. De drie delen, bij elkaar een kleine veertig minuten, zijn in één woord fantastisch. Helaas komt in deze voordracht “Mestreechter wäörd” niet voorbij, maar bijv. hun gezamenlijke “Veer zien met de bös naor Oostenriek gewees” heb ik maar eens meegezongen. (Er is na 3 uur toch niemand meer op de afdeling van Lluis.)

Terug op mijn bank bij het Castillo de la Luz heb ik braaf zitten lezen in mijn eerste boek, totdat ik “a media luz”, bij schemering, mijn bibliotheekje mag opzoeken. Boven alles moet ik natuurlijk het fijne weten van het weer hier. Er is me eerder al verteld dat de organisatie van de festiviteiten op Santa Catalina bang is dat de verwachte storm op La Palma (helemaal in het westen) zal overwaaien naar Gran Canaria en het “concurso de las murgas” daarom heeft uitgesteld. Terecht? Het mag op de maandag overdag af en toe even stortregenen, het mag ook best waaien als de pieten, in de avond is het droog en met weinig wind op Santa Catalina.
Hoe dan ook, allebei de regionale kranten openen dinsdag met een grote foto van La Cumbre, Tejeda in de sneeuw. Ik weet het: het kan hier in het centrale binnenland ‘s winters best koud zijn, net boven nul, maar een temperatuur onder nul in bijv. San Mateo is toch een uitzondering. In Las Palmas en het zuiden komt de temperatuur echt zelden onder de 15 graden en dan heb ik het over ‘s nachts.
Het weer is dinsdag het gesprek van de dag, o.a. als ik bij de Spar boodschappen ga doen.

Daarmee kom ik wel haast automatisch aan een Spaans lesje. Een stortbui is in goed Spaans een “chubasco”, “chaparrón”, “lluvia torrencial”, maar voor “aguacero”, “tromba de agua” doe ik het ook. En nou ik toch bezig ben: een “tormenta” staat voor onweer, storm. En mocht iemand willen weten hoe een sneeuwbui hier heet, dat is een “nevada” (zoals de staat van Las Vegas, hoewel het daar bij mijn weten meer een woestijn is).

Allebei de regionale kranten hebben een interview met Gran Dama María Suarez Suarez. De 62-jarige vrouw uit Arguineguin is verleden zondagavond laat – toen ging het nog net – gekozen tot carnavalskoningin van de ouderen (nadat ze al twee keer eerder zonder succes heeft meegedaan). Uitdagend kijkt ze op de foto in de camera. Het vuurwerk dat de uitloper op haar verkiezing is, heeft ze volgens haar zeggen nog maar nauwelijks meegekregen. Ze zegt helemaal “verpopzak” te zijn, hoewel dat uit de stortvloed (“torrente”) van woorden van de spraakwaterval niet blijkt. Komt alle aandacht voor haar misschien mede, omdat de kranten over de murgas niks te melden hebben?

De landelijke kranten El País en El Mundo hebben uiteraard niet het minste oog voor haar en voor het weer hier, op enkele duizenden kilometers afstand van de hoofdstad en de “peninsula”. Die komen allebei met grote stukken en legio foto’s van koning Felipe VI, die op dezelfde dag als Trudie jarig blijkt te zijn. Hij is dinsdag vijftig geworden. Inderdaad, met onze koning Willem Alexander scheelt hij nog geen jaar.

Muziek! Van Van Morrison heb ik meer dan vijftig CD’s, helaas niet uit zijn periode bij de Monarchs (zie Harry’s website), maar wel van daarna. Vanaf ongeveer 1963 zit de “Little White Negro “ bij Them, is daar ook een beetje het gezicht van. Uit die periode stammen nummers als “Gloria”, “Here comes the night” en “Baby, please don’t go”. Daarna, vanaf 1967 gaat Van The Man op de solotoer en die is nog steeds gaande. De vele, vele jaren van zijn zangcarrière is hij redelijk trouw gebleven aan zijn voorkeur voor blues/jazz. (Vraag: noem mij naast de leeftijd een extra overeenkomst tussen Van Morrison, Mick Jagger en Eddie Waltjé? Antwoord: ze spelen alle drie een prima partij op hun mondharmonica.) De titel van Van Morrison’s recentste CD, uit 2017, is “Roll With The Punches”. Hier zijn de vijftien nummers:
01.Roll with the punches
02.Transformation
03.I can tell
04.Stormy Monday/Lonely avenue
05.Goin’ to Chicago
06.Fame
07.Too much trouble
08.Bring it on home to me
09.Ordinary people
10.How far from God
11.Teardrops from my eyes
12.Automobile blues
13.Benediction
14.Mean old world
15.Ride on, Josephine
Het titelnummer “Roll with the punches” (“and you gotta go with the flow”) vind ik uit de kunst, maar daarmee is het bijzondere van dit album nog lang niet helemaal verteld. Mensen, doe mij eens een lol en beluister ook eens “I can tell”, “Fame” (met mondorgel), “Ordinary people”, “How far from God”, “Teardrops from my eyes” en/of “Automobile blues”. Mooi toch! Heel mooi, toch!

Ik heb er ongetwijfeld al eens eerder over verteld: overdag zit ik meestal genoeglijk op mijn balkon met een boek. Alternatief: ik ben aan het laptoppen of aan de achterkant van de woning aan het eten of douchen. Meestal ga ik om zeg half 7 ‘s avonds de deur uit voor een uitgebreid blokje om (goed voor de gewrichten?), meestal met een stop in een bibliotheekje of een bank met de andere “mayores”. Ik heb een beetje een probleem met het bezig zijn in de late uren daarna. Ik kan wel weer opnieuw iets te lezen nemen, maar daar heb ik niet altijd zin in.
Dus ben ik wat blij, als het “concurso de las murgas” deze week op het carnavalsprogramma staat. Die optredens zie ik als een prima voorbereiding op wat me met de carnavalsdagen in Maastricht te wachten staat. Omgekeerd ben ik ook een beetje uit mijn doen, als het avond aan avond niet door blijkt te gaan. Het is niet gemakkelijk om steeds opnieuw op het laatste moment met een alternatief te komen.

Op donderdagmorgen moet ik vanwege de regen een paar keer verhuizen van mijn balkon naar de computer- annex slaapkamer. In Maastricht kan het een hele dag of dagen lang druppelen, maar “dat gief ‘t hei neet”. Als het hier regent, is dat meestal in hoosbuien van korte duur, zo’n tien à vijftien minuten. (Het K.N.M.I. zou graag toevoegen: en tussen de buien blijft het droog.) Vanmorgen heb ik er al een paar te verduren gehad. Zelfs moet ik mijn geelbruine zedeleer op het balkon een beetje richting kamer schuiven, anders wordt de zitting nat.
En ook op donderdagavond is het prijs. De laatste “chaparrón” was om vijf uur en hoe kom ik erbij om het pand te verlaten, als het kwart voor 7 is. Even later krijg ik een “chubasco” te verwerken, op weg naar mijn bibliotheek aan de boulevard. Dan is het voor de zoveelste schuilen geblazen samen met alle andere “peatones”, voetgangers.
Willen jullie nóg een extra geval van diepe pech? Als ik bij het bibliotheekje aan de boulevard aankom, blijkt dat gesloten te zijn. Vanwege het abominabele weer? Gelukkig is het even later weer helemaal droog en kan ik via de Guanarteme op mijn gemak teruglopen naar mijn buurt. Santa Catalina is nog steeds in nevelen gehuld, dus daar moet ik ook niet zijn. Gelukkig heb ik thuis een acceptabel boek liggen; daar moet ik het dan maar mee doen. Even voor half 11, als de zoveelste “lluvia torrencial” voorbij komt, zoek ik mijn bed op. Het pad van een heer alleen gaat niet altijd over rozen.

Vrijdagochtend, Maria Losbol, sorry Lichtmis. Als ik net met mijn koffie op het balkon zit, hoor ik in mijn hoofd bij Kien tegenover de Martinuskerk Lenie Menten zingen: “In Mestreech bin iech gebore”. Ik weet het: Beppie Kraft heeft zeker financieel gezien meer klaargespeeld, maar toch. En dan bedenk ik dat het allebei dochters zijn van bekende muzikanten: Thei Menten en Sjeng Kraft. Is dat uitzonderlijk? Heel apart vind ik dat niet, als ik bijv. Willeke Alberti erbij haal, dochter van Willy. Ik kan jullie zelfs voorbeelden geven uit het verre Amerika, bijv. Liza Minelli, dochter van Judy Garland, en Nancy Sinatra, dochter van Old Blue Eyes.
Zijn er ook zonen die het stokje van een van hun ouders hebben kunnen overnemen? Dan kom ik vanzelf uit bij Jakob Dylan, zoon van Bob. (Als hij heel eerlijk was geweest, zou hij zichzelf Zimmerman genoemd hebben, zoals zijn vader echt heet, maar vooruit.) Van Jakob Dylan heb ik zegge en schrijve één CD, “Seeing Things” uit 2008. Ik heb hem geloof ik geleend van Centre Ceramique en wat jammer nou: het eerste nummer van de tien heb ik niet kunnen kopiëren. Daarom iet getreurd, hier zijn de overige negen stuks:
02.Valley of the low sun
03.All day and all night
04.Everybody pays as they go
05.Will it grow
06.I told you I couldn’t stop
07.War is kind
08.Something good this way comes
09.On up the mountain
10.This end of the telescope
Nou kan ik – in een zinnetje – zeggen dat vooral nummers 2, 3, 7, 8 en 10 mij bevallen, maar is wel erg kort door de bocht. Het kan nog wel even duren voordat de “folk music” van Jakob Dylan eventueel het niveau van zijn beroemde vader wil bereiken. Niettemin, zijn teksten vind ik best al aardig en ook zijn gitaarspel mag er al zijn. Laten we maar eens afwachten wat er van hem wordt.

Als ik eens in de spiegel kijk, zie ik er voor een 71-jarige nog redelijk uit. Ik weet het: mijn kin is nog steeds aan de te kleine kant en mijn onderkin had best wat strakker om mijn nek mogen zitten. En toch, een mens kan nou eenmaal niet alles hebben. Net als mijn diverse leeftijdgenoten begin ik ook te rimpelen. Op mijn linker wang zit min of meer permanent een langwerpige streep en mijn rechter wang leeft bij de gratie van een aantal dwarse inkepinkjes. Zo gaat dat, als je in de herfst van je leven bent. Heb ik eindelijk een geldige reden om mijn gezicht met carnaval een kleurtje te geven. Wat vinden jullie van egaal donkerblauw?

Op vrijdagavond blijkt mijn bibliotheekje bij het Castillo de la Luz wel open. Gelukkig, dan heb ik tenminste een bezigheid, nu het weer nog steeds niet is wat het zijn moet. In de regionale kranten vind ik niet dat het einde van het “stormy weather” in zicht is, maar aan mijn water voel ik dat we binnenkort toch beter tijden tegemoet zullen gaan.
Zelfs ben ik bereid om de nieuwe indeling van de podiumactiviteiten op Santa Catalina aan jullie door te geven. De hele afgelopen week (maandag t/m vrijdag) is uitgegumd, maar zaterdagavond gaat het carnavalsleven onverschrokken door met het “concurso de comparsas (adultas)”. Zondagmorgen is het “carnaval canino” met de honden, en ‘s avonds om half 7 volgt dan de verkiezing van de “reina infantil”, kinderkoningin, en daarna de “disfraces adultos”. Een “disfraz” is een masker, vermomming. Maandag- en dinsdagavond, als ik nog net hier ben, zijn de eerste twee voorrondes van de “murgas”, buurtgroepen.

Zaterdag wasdag, althans van mijn haar. Bij Caprichos de la Abuela haal ik een halve kip met aardappeltjes en die heeft een kort leven. Mm…
‘s Avonds neem ik toch maar een voorzichtig kijkje bij de “comparsas”. Na alle onthouding ben ik blij om weer eens het het best wel acceptabele “escenario” te mogen aanschouwen. Dansgroepen 1 en 2 vallen me tegen, maar nummertje 3 kan mij best een beetje bekoren. Daarna ga ik huiswaarts voor een Spaanse film die ik al eens eerder gezien heb, “El Hijo De La Novia” van Juan José Campanella. Hij heeft destijds een Oscar-nominatie voor beste niet-Engelse film gekregen en is nog steeds wel aardig. Als de film afgelopen is, mag ik gaan slapen, terwijl het buiten nog steeds onrustig is in de straat.

De zondagmorgen staat uiteraard in het teken van de “carnaval canino”, het jaarlijkse feest op de zondag vóór carnaval, ook voor de carnavalesk verklede “mascotas”. (Huisdier, hond, is mascota in het Spaans, dat jullie het maar weten.) Deze keer begint het om 11 uur en hoe kan het anders, dan zit ik om 10 voor 11 al op de tribune. Het is nog vrij leeg, maar nog vóór 11 uur komen twee dames naast me zitten met hun “mascotas”. Die zijn allebei verkleed als gevangene, in het gestreepte zwart-wit, met bijpassende petjes op met “módulo guay”. Ik vind de hondjes, zwarte poedels, als ik me niet vergis,”mas guay” dan de bijbehorende “amas”, baasjes.
Om 20 over 11 komt de man die het evenement elk jaar aan elkaar mag praten, het podium op. Opvallend is vooral zijn knalgele colbertje. Als helper heeft hij “Muti” bij zich, een verklede pop. Terwijl het zonnetje zich als vanzelf nu ook laat zien, kan de temperatuur – met de zon op mijn blote armen – gemakkelijk oplopen tot boven de 40 graden. Geeljas krijgt ons zonder ook maar het minste probleem mee. Er zijn achttien kandidaten voor het eremetaal en die komen in zeg een half uur een voor een voorbij aan de jury, de pers en het publiek. Mijn favorieten blijken dit jaar zijn grote hond met dito eigenaar in een rood-zwarte uitvoering te zijn, een enigszins uitgeblust meisje dat een koppel mini-beestjes van niks met karretje achter zich aan trekt. Winnaar voor mij wordt een jongen die zijn hondje zo gedresseerd heeft dat het mormel, als hij op handen en knieën gaat zitten, op zijn rug springt. De geelgekleurde presentator gaat ook zo zitten en roept: “a mi plátano, por favor!”, op mijn rug (banaan), alsjeblieft. En hups, het hondje maakt zijn sprong (“salto”), of het niks is.
Nadat de achttien genomineerden nog een keertje samen over het podium hebben mogen dribbelen, gaat de tienkoppige jury in deliberatie. Wij worden nu gefêteerd op een stoet van andere viervoeters die nu ook best het podium op willen. De man met de gele jas gaat een beetje uit zijn dak, als performer, ook als danseur, als de nu ook aanwezige disc jockey een hier bekend carnavalsnummer speelt, dat voor mij het midden houdt tussen “Oy, oy, oy, oy” en “Yo, yo, yo, yo”. Daarna is wereldhit “Despacito” aan de beurt en wie doet (behalve ik) niet mee!
Ten slotte, voor wie het persé wil weten, is hier de echte uitslag van het “carnaval canino”. Het kabouterduo met het karretje valt buiten de prijzen, de rood-zwarte lobbes wordt derde, mijn rugzittertje wordt tweede en nummertje 1 (één) is mij helemaal ontgaan als kanshebber. Cultureel kom ik kennelijk nog steeds een en ander tekort.

Op zondagmiddag kom ik terug op Lenie Menten (terugkomen, zoals bekende cabaretiers dat plegen te doen in hun conferences). Wat is erop tegen om muzikaal met haar te eindigen, vlak voor carnaval? Helaas is ze niet meer onder ons, maar wat heb ik een plezier met haar gehad op de late middagen van carnavalszondag en -maandag in de Rechtstraat. Ik ben ook een keer bij haar thuis geweest, toen ze nog in de Hoogbrugstraat woonde. Dat was samen met Jules Dister, die haar voor weekblad Observant van de U.M. interviewde. De drie CD’s die ik van haar heb, zijn: “Dit is mie leve”, “Langs de Maos” en “Puur”. Daaruit heb ik voor jullie een top 12 van Lenie samengesteld, een ouderwetse LP met aan beide kanten zes nummers:
01.Mestreech, iech höb diech leef
02.Miene gouwe
03.’s Aovends is alles aanders
04.De wereld wdreijt weijer
05.In Mestreech bin iech gebore
06.C’est l’amour
07.D’n eige stad
08.Wals medley (hei had ze niks)
09.’s Aovends langs de Maos
10.J’attendrai (is dit Lenie wel?)
11.Iech loup verlore
12.Op vekansie
Wat waren het mooie middagen! Dat ze is gaan hemelen, vind ik echt jammer . “Jao, in Mestreech bin iech gebore, in de stad vaan Sint Servaos. En iech höb mien hart verlore aon Mestreech daor langs de Maos.” Het is hoog tijd voor een postuum “dröpke veur Lenie”!

Gaan we terug naar hier en nu. Op de zondag aan het begin van de avond kan ik na zoveel uitstel van de feestelijkheden niet anders dan nogmaals naar Santa Catalina trekken. Bij de verkiezing van de kinderkoningin is het bomvol; ik kan er nog net bij. Ik heb het over enkele duizenden toeschouwers. Het zit en staat helemaal vol. Een zangeresje dat tussendoor en op het einde liedjes zingt, kan mij meer bekoren dan de kandidaat koninginnen. Als ze alle zestien (!) gedrapeerd in hun kerstversiering op het einde het podium bevolken, kan er behalve de presentatoren en de doventolk geen muis meer bij. De kleinste van de zestien, voor mij helemaal opzij rechts – mag ze al naar de grote school? – wint (met vlag en wimpel).
Na een pauze van een uurtje komen de verkleiders opdraven, eerst acht solisten en daarna nog een hele litanie groepen. Wat ik zie, kan niet of nauwelijks door de beugel. Een solist “disfraz” op een fiets mietert bijna het podium af. Het einde van de droeve stoet heb ik niet afgewacht.

Op maandagmorgen is het tijd om de pijp aan Maarten te geven. Dit is mijn laatste brief vóórdat ik naar mijn pied-à-terre in Maastricht mag. Woensdagmorgen brengt Transavia me naar Eindhoven en van daaruit is het gemakkelijk doorreizen. Laat ik hopen dat ik jullie in één van de dagen daarna ga tegenkomen, bij voorkeur “mèt die daog” en “verkleid es neger in e struuje rökske of es zwegelestek”.
Mijn volgende brief 13.16 komt daarna pas, als ik hier weer terug ben. Provisorische geef ik 19 februari op als de datum van verschijnen. Voor nu, drink je alvast een beetje in, want anders wordt het vrijdagavond een al te zatte boel. (Daar kan ik over meepraten.) Daarbij: beweeg een beetje, wandel bij voorbeeld alvast eens de route van “de groeten optoch” op 11 februari. Allez, halverwege sta ik een waterige tussenstop toe bij ‘t Pothuiske. Tot binnenkort, hasta pronto, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van schrijver Robert Littell. Hij is wel het Amerikaanse equivalent van John leCarré genoemd en dan rust ik niet voordat ik zo ongeveer alles van hem te pakken heb. In 1993 komt een boek van hem uit dat mij qua titel moet aanspreken: “The Visiting Professor”. Hier is mijn mening erover.
Hoofdpersoon is de 46-jarige Lemuel Falk. Hij komt uit Sint Petersburg, weet alles van de chaostheorie en “randomnology”. Tot zijn eigen verbazing wordt hem, na diverse vergeefse pogingen, toegestaan om een aantal maanden naar de VS te gaan, naar het “Institute For Advanced Interdisciplinary Chaos-Related Studies” in het plaatsje Backwater (bij Rochester?). Voor zijn Amerikaans is hij vooralsnog aangewezen op een “Royal Canadian Air Force Exercise Manual”, maar daar komt snel verbetering in, als hij te maken krijgt met mensen als de 23-jarige sexy kapster Rain Morgan en Thora-rabbi Asher Nachman. Dan is er het instituut, met Alfred Goodache aan het hoofd en ene Word Perkins als manusje van alles. Lemuel Falk wordt BN-er, als hij voor een tank gaat liggen om de opslag van kernafval tegen te houden. Diverse groeperingen willen hem vervolgens inhuren als randomnist, vooral om codes van anderen te kraken. Dat wordt alleen maar erger, als hij de sheriff helpt om met zijn cijferchaos (“order that we cannot see”) een seriemoordenaar op te sporen. Is God het toppunt van randomness?
“The Visiting Professor” is een buitenbeentje, als het om de boeken van Robert Littell gaat. Het is op zijn tijd best amusant, maar met spanning en opsporen van boeven heeft het niets van doen. Eerlijk gezegd valt het me een beetje tegen en kan Littell zich beter aan zijn thrillerles houden, vind ik. Als recensiecijfer kom ik voor “The Visiting Professor” niet verder dan een 6½. Geef mij maar zijn andere spionnenboeken zoals “The Sisters”, “The October Circle” of “The defection of A.J. Lewinter”.

Ik heb er nog een voor jullie. Steeds opnieuw valt horrorschrijver Stephen King (uit Maine in het noordoosten van de VS) mij, als ik hem lees, op als veel beter dan ik in gedachte heb. Hoogtepunt voor mij tot dusver is zijn boek 11.22.63 met de aanloop op de moord op John Kennedy. Ook zijn “Revival” uit 2014, dat ik voor me heb liggen, mag het doen met uiterst lovende kritieken zoals (The Times) “King has done it again” en (Daily Mail) “Absolutely superb”. Waarom moet vandaag de dag iedere thriller benoemd worden als “The No.1 Bestseller”? Zouden allerlei potentiële lezers daar nog steeds intrappen?
Hoe dan ook, “Revival” is het verhaal van Jamie Morton die op diverse momenten in zijn leven te maken krijgt met Charlie Jacobs (aka pastor Danny). Geboren in 1956 loopt Jamie hem als 6-jarige voor het eerst tegen het lijf, als de jonge, nieuwe dominee in Harlow (in het noordoosten, in Maine) waar de Mortons wonen. Dan al blijkt Charlie’s grote belangstelling voor “secret” elektriciteit. Hij geneest in die tijd Jamie’s broer Con(rad) van diens spraakuitval. Charlie’s kijk op religie verandert drastisch, als zijn vrouw en zoontje drie jaar later bij een auto-ongeluk doodgaan. Dan houdt de Rev. zijn “terrible sermon”, waarin hij afstand doet van zijn geloof, de kerk stroomt leeg en hij kan ophoepelen.
Jamie vindt zijn grote liefde in Astrid, als hij muzikant wordt en met haar kijkt hij op de “Skytop” in 1974 naar de bliksem die in een ijzeren staaf inslaat. Gaan we door naar 1992, met Jamie als rocker al weer jaren aan de heroïne. Dan komt hij Charlie weer tegen, die hem ervan af helpt en voor werk doorstuurt naar ex-muzikant Hugh Yates. Die is alweer een door Charlie genezen patiënt (duizeligheid, Menière), die nu een goedlopende muziekstudio heeft.
En zo gaat het maar door, totdat Jamie ontdekt dat sommige patiënten van Charlie heel akelige na-effecten van hun therapie vertonen. Wat wil je, zegt Charlie, een honderdtal op 31.000 genezingen, 3-5%. Echter, de bewijzen dat het soms drastisch misgaat, stapelen zich op. Nadat Jamie’s vroegere vriendin Astrid in 2012 door Charlie afgeholpen wordt van haar terminale longkanker, volgt nog een laatste experiment…
Ik kan het niet helpen: het boek van Stephen King over “Revival” (zo iets als “healing”) is er een dat ik jullie vast en zeker kan aanraden om te lezen. De schrijver komt met het ene na het andere prachtige vertelsel, nu eens over een onderwerp waarover ik een beetje kan meepraten (als onderzoeker van alternatieve geneeswijzen). Hij doet dat op een heel spannende manier, zo spannend dat ik niet rust totdat ik het boek uit heb. Hij krijgt er als recensiecijfer een 8½ van mij voor, goed tot heel goed. De horror van de man, zoals in “Revival”, schrijf ik met een grote H. Ik ga alle boeken die ik nog niet van Stephen King gelezen heb, toch eens op mijn boekenverlanglijst zetten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten