vrijdag 23 februari 2018

Weblogbrief 13.17, 23 februari 2018

Weblogbrief 13.17, 23 februari 2018

Querid@s amig@s y familia, carnaval is weer een gepasseerd station en laten we er “in de vastentijd” maar het beste van maken. Het duurt nog even voordat ik jullie op Eerste Paasdag met 1 aprilgrappen mag wakker schudden.
Zoals gebruikelijk na “die daog” ben ik nu ietsje overmatig aan het hoesten en ben ik aanhoudend mijn neus aan het snuiten. Is het tijd voor enige farmaceutische hulp. Blijk ik nog maar twee Fisherman’s Friend “caramelos comprimidos” in huis te hebben, wel “menta”.
Het woord “menta” moet oudere Maastrichtenaren bekend in de oren klinken: het is het dialectwoord voor een pepermuntje. Toen mensen nog naar de kerk gingen, hadden oudere dames altijd pepermuntjes in hun tas en in hun mond om op te sabbelen, terwijl op het altaar een pater met misdienaars de mis deed. Nou ik toch bezig ben, een snoepje is in het Maastrichts een “buneke” of “knepke” en een dropje een “krissieke”. Willen jullie ook de Spaanse equivalenten van mij vernemen? Hier heten die dingen “(caramela de) menta” (die heb ik net al genoemd) , “caramela, golosina, dulce” (maar een snoepje van een meisje is een “píchón”) en “pastilla de regaliz” (voor zo ver men hier überhaupt met drop bekend is).

Het dagelijkse leven is hier weer helemaal “as usual”. Bij de Spar is nog steeds “barra gallega” te krijgen voor een schappelijke prijs en als vanzelf sla ik ook weer uien, paprika en tomaten in om mijn door niemand gewaardeerde, maar niettemin fameuze salade te fabriceren. Ik eet mijn stokbrood maandagmiddag met (vooral) “pata asada de cerdo”, “gebakke verkespoet”, voordat ik afzak naar de universiteit.
Daar aangekomen is Lluis niet te beroerd om mij hernieuwd uit te leggen, hoe ik een foto op mijn app moet doorsturen naar mijn e-mail, zodat ik hem kan printen. Ook weet hij nog een extra knop op mijn keyboard te vinden, die ik nog niet geprobeerd heb, om mijn clipjes van Harry wat luider af te kunnen spelen. Van de andere aanwezigen kijk ik vooral op van Jorge die eindelijk toegeeft dat hij zich nu toch echt te oud voelt om zich met carnaval verkleed en wel op straat te vertonen. Het lijkt wel of jullie, bejaarden in Maastricht, mij vermanend toespreken.
Om half 5 moet het maar afgelopen zijn en neem ik bus 12 naar het Castillo de la Luz. Daar zit ik op een bank als een habitué te lezen in mijn eerste boek van deze week, dat ik – als ik om 7 uur opsta om naar het naburige bibliotheekje te lopen – bijna uit heb. Laat ik één alineaatje uit het boek hier met verve vermelden. Alan Turing, zie verder beneden, heeft er een hekel aan, als hij iets van boven af krijgt opgedragen zonder argumentatie erbij of hij verondersteld wordt om zich te conformeren aan een meerderheidsbesluit, zonder dat hij er zelf achter staat. Voor hem is alleen zijn eigen overtuiging van belang. Zo lang anderen hem niet kunnen overhalen tot een ander standpunt, houdt hij vast aan zijn eigen oordeel en niks anders. Is dat slim van hem? Dat heb ik nou ook en minstens zo erg…

In het bibliotheekje lees ik van alles in de “gezette”, maar veel wijzer word ik er niet van. Het aardigste vind ik nog een interview met de man uit de omgeving van Donald Trump, wel intussen ontslagen (zijn naam ben ik kwijt) die net een boek over de Amerikaanse president heeft gepubliceerd.
Het voetbal hier blijft me bezig houden. Twee weken na de vorige keer is de stand in de “primera división” hier niet of nauwelijks veranderd. UD Las Palmas heeft weer eens verloren, nu thuis van Sevilla, en staat nog steeds onder de streep. Onderaan gaat het tussen Levante 20, UD Las Palmas 18, Deportivo 17 en Málaga 13 voor drie degradatieplaatsen. De clubs bovenaan hebben allemaal gewonnen. Daar is de stand nu: Barcelona 62, Athletico Madrid 55, Valencia 46, Real Madrid 45 (met nog een wedstrijd te goed). Mijn Barça heeft ook na 24 wedstrijden nog steeds geen enkele keer verloren, wel vijf keer gelijk gespeeld.

Muziek! Om een niet helemaal heldere reden vind ik het tijd om eens iets van Roberta Flack op te zetten. Blijk ik alleen het nummer “Killing me softly” te hebben en een CD met duetten van haar met Donny Hathaway (die mij niet erg aanspreken). Dat kan een stuk beter; ik zal eraan moeten gaan werken.
Op Harry’s site vind ik het nummer “Jesse” van Roberta Flack, dat kennelijk geschreven is door Janis Ian. Met haar als voorbeeld schrijft Harry over recente ontwikkelingen in de popmuziek, waarbij het internet een grote rol speelt. Ik ken Janis Ian vooral uit de jaren 70. Uit die tijd heb ik zes Cd’s van haar (plus nog drie van veel latere datum). Een mooie overzicht van muziek uit de zeventiger jaren geeft “Up ‘Til Now” in 1992 en wat let me om die plaat eens op te zetten. “Society’s child”, haar jeugdzonde uit 1967, als ze 16 jaar is, staat er helaas niet bij, wel de volgende zeventien nummers:
01.Stars
02.The man you are in me
03.Jesse
04.From me to you
05.In the winter
06.At seventeen
07.Aftertones
08.Let me be lonely
09.Miracle row
10.Do you wanna dance
11.Silly habits
12.The other side of the sun
13.Fly too high
14.Jenny (Iowa sunrise)
15.I believe I’m myself again
16.Passion play
17.This night
Het is al een compilatie, dus wie ben ik om er nog weer nummers uit te plukken die mij extra aanspreken. Met name de eerste 10, 11 nummers situeer ik in de “midseventies”. Ik zet mijn geld vooral op “Stars”, “The man you are in me”, “Jesse” (de originele versie), “In the winter” en het heel andere “Let me be lonely”. Ook in de periode daar direct op volgend gaat het heel goed met haar muziek, getuige enkele grote hits, zoals “The other side of the sun” en “Fly too high”. Als het absolute hoogtepunt zie ik niettemin haar “At seventeen”, dat op het album “Between The Lines” uit 1975 staat. Daarin legt Janis Ian, op jeugdfoto‘s voor mij toch best appetijtelijk, uit dat ze als tiener helaas weinig van een “beauty queen” heeft. Ik weet dat ook Harry iets met dat nummer heeft.

Op dinsdagavond speelt Barcelona uit bij Chelsea in Londen voor de Champions League. Ik zie hem live in Iers café The Anchor, in een kelder aan de “paseo” (Las Canteras). Voorheen was het een goed lopende Zweedse zaak, maar sinds dit jaar zwaaien Ieren er de scepter. Je kunt er nu ook zonder probleem ook Guinness van de tap krijgen, waar ik al vele jaren een zwak voor heb.
Hier is een kort verslag. Barcelona is de hele wedstrijd veel meer aan de bal dan Chelsea (70% versus 30%). En toch: op het einde van de eerste helft schiet aanvaller Willian van Chelsea wel eerst op de (voor keeper Ter Steegen) linker paal en even later ook nog eens op de rechter paal. Ter Steegen staat er m.i. met name bij het eerste paalschot maar een beetje naar te kijken: niet goed. Na de rust scoort dezelfde Willian in minuut 62 vanaf een kleine twintig meter en alweer denk ik: bij zo’n afstand mag je als keeper best wat meer doen dan alleen de bal uit het net halen. Wordt het voor Barça misschien tijd om Jasper Cillesen definitief uit de mottenballen te halen, meer dan alleen als keeper voor de bekerwedstrijden (Barcelona staat alweer in de finale, tegen Sevilla)? Het Chelsea-stadion staat intussen compleet op zijn kop. Dan komt Lionel Messi toch weer in actie. Hij torpedeert het enthousiasme door in minuut 75 op aangeven van Andrés Iniesta de 1-1 foutloos binnen te schieten. Zo waar steekt hij vervolgens voorzichtig zijn twee magere armpjes de lucht in. Het blijft een aparte.
Ik vermoed dat Barcelona in de terug- en thuiswedstrijd over twee weken definitief orde op zaken zal gaan stellen.

Misschien had ik het dinsdagavond laat al moeten lezen, maar als ik woensdagochtend op mijn balkon zit en mijn nieuwe e-mails en apps bekijk, zie ik tot mijn plezier dat mijn neef Marc, na een tijd uit de running te zijn geweest, een nieuwe baan heeft. Hij gaat werken voor Tractel, een bedrijf dat zijn hoofdvestiging in Parijs heeft en de laatste jaren de nodige wildgroei kent in een golf van overnames door investeringsmaatschappijen. Het wordt Marc’s onderwerp om meer consistentie aan te brengen in de verkoopstrategieën van het bedrijf. Hij kan daarbij het nodige vanuit huis in Haarlem doen, maar zal de komende anderhalf jaar ook weer de globetrotter moeten spelen. “Perfisia, Marc! Beter laat es neet en noe mer hope tot ‘t ouch nog get sjuif…”

Omdat ik even daarna toch de straat op moet om vers brood te kopen en Raúl te appen, wat heet: te feliciteren met zijn eerste verjaardag, kom ik langs een “farmacia”, met de klemtoon op de tweede a. Dat lijkt me het moment om me te voorzien van een nieuw zakje Fisherman’s Friend. Deze keer kies ik voor de blauwe versie, de “original” van het wondermiddel. Of ik daarmee mijn gehoest tot staan kan brengen, staat te bezien, maar waarom zou ik mezelf niet eens mogen verwennen?

In mijn tweede, Amerikaanse boek vind ik de uitdrukking `Tempest in a teapot”, dat overduidelijk staat voor een “storm in een glas water”. Je mag ook “tempest in a teacup” zeggen, maar een verwijzing naar water is in het Engels niet de bedoeling. Ik persoonlijk ben meer van de koffie dan van de thee (maar: “dat is andere koffie” vertaalt mijn woordenboek met “that’s a different story”). “Koffie, koffie, daar knapt een mens toch van op”, zingt Rita Corita mij met terugwerkende kracht toe.
Hetzelfde boek, uit 1991, met best een mooi taalgebruik, vertelt me ook bijv. dat een “ride” niet alleen een ritje is, maar ook een ander woord is voor “auto”. Een “drone” is in die tijd nog niet of nauwelijks een radiografisch bestuurd vliegtuigje, maar vooral een “klaploper”. Een ander woord daarvoor is “squirrel”, dat ik alleen als “eekhoorn” ken.
Ik zeg hier alvast wat aardigs over boek 2, omdat ik er woensdag de godganselijke tijd in zit te lezen, van de vroege ochtend tot in de late avond. Dan weet ik wel zeker dat ik het donderdag nog uit krijg.

Zout is in het Spaans “sal”, zoals in bijv. “salero”, wat Spaans is voor en zoutvaatje. In deze alinea wil ik het echter hebben over peper, “pimienta”, in het Spaans. Verwar het a.u.b. niet met “pimiento”, paprika, “pimentón”, als paprikapoeder. Vanmiddag bij mijn eten had ik niet al te sterke Spaanse pepers, dat zijn “guindillas”. Een pepervaatje is een “pimentero” en een pepermolentje een “molinillo de pimienta”. Peper- en zoutkleur van je haar heeft niks met peper te maken en heet hier “entrecano”, een beetje grijs, grijzend. Peperduur is “carisimo”, van “caro”, duur en pepernoten en peperkoek zijn hier onbekend. Wel heb je hier ook pepermunt, “menta”, maar weten jullie nou wel.

Donderdagavond maak ik weer eens de gang naar El Corte Inglés. Op de zebra voor één van de twee vestigingen staat “No me pises, sin bajar el volumen de tu música”. In vertaling is dat: stap niet op me zonder de volume van je muziek te verminderen. Aan de overkant zie ik “No me pises, si el muñeco parpadea”, stap niet op me, als het poppetje knippert. Is hier een kunstenaar aan het werk geweest?
Op de boekenafdeling blijf ik voor de zoveelste keer staan bij het bord “no ficción”. Dat heb ik trouwens ook bij het woord “nonfiction”. Waarom is er een dubbele ontkenning nodig om aan te geven dat hier boeken staan, bijv. biografieën, die niet gefantaseerd zijn?
Om kwart voor 9 loop ik tevreden terug met twee doosjes geroosterde amandelen, een bakje krabsalade, idem “ensaladilla americana” (koolsalade), twee soorten knäckebröd, een brood van Duitse bakker Zipf plus – het kan weer niet op – een voorraadje blikjes van Schweppes.
Thuisgekomen installeer ik me op mijn balkon om nog een hap te nemen uit mijn volgende “novela negra”, ook wel “novela policíaca” geheten. Je kunt van dat boek veel zeggen, maar volgens mij is het geen “no ficción”.

Ik had jullie voor vandaag alweer een nieuwe brief toegezegd, dus ga ik mijn schrijfsel van de laatste dagen vanmiddag maar weer de deur uit doen richting het hoge noorden. Ik heb wel eens langere epistels verstuurd, bijv. mijn vorige, maar jullie moeten maar tevreden zijn met wat je krijgt. Mijn volgende heb ik ingepland voor vrijdag over een week; dan zitten we alweer op 2 maart.
Ik heb voor mezelf voor zo meteen een grote uitsmijter in gedachte, met drie eieren en zowel varkensvlees als kaas. Mag ik jullie die combinatie ook eens aanbevelen, met uiteraard een portie koolsalade ernaast voor de vitaminen? Oké? Dan wens ik jullie tevens het allerbeste en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van mijn e-reader. Het heet in het Zweeds: “Syndafall i Wilmslow”, zondeval in Wilmslow, maar in vertaling wordt het “De val van Turing”. Het boek is van 2009, in Nederlandse vertaling van 2016, en komt op het conto van de Zweedse schrijver David Lagerkrantz. Die is in de laatste jaren vooral bekend geworden met het schrijven van deel 4 en 5 als vervolg op wereldhit de millennium trilogie. Deel 4 heb ik hier trouwens vorig jaar lovend besproken.
“De val van Turing” is de prima gedocumenteerde biografie van homo en wiskundige Alan Turing, de man die de enigma code van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog zou hebben gekraakt, waardoor er ineens veel minder Engelse schepen getorpedeerd werden. Er wordt beweerd dat het een mijlpaal is in het winnen van de oorlog door de geallieerden. Daarna werkt hij vooral verder aan zijn “elektronisch brein” tot hij zichzelf in 1954 met cyaankali (met de lucht van bittere amandelen) van het leven berooft. Misschien heeft zijn homoseksuele geaardheid, waarvoor hij eerlijk uitkomt, maar die in de jaren 40 en 50 streng verboden is, ermee van doen. Alan Turing wordt wel als de pionier van de computer beschouwd.
Het verhaal over Alan Turing’s leven wordt in het boek verteld door politieman Leonard Corell, die zo ongeveer als eerste met het lijk in Wilmslow geconfronteerd wordt. Wimslow is een plaats in Noord-Engeland vlakbij Manchester, maar voor het leven van Alan Turing eerder moeten we zijn in Cambridge en het geheime Bletchley Park, waar in de oorlog de knappe Engelse wiskundekoppen van die tijd verzameld zijn om de Duitse codes te breken. Politieman Corell vindt op zijn werk maar weinig respons van zijn collega’s en meerderen, zeker als het om het accepteren van homoseksualiteit gaat. Gaandeweg gaat hij zichzelf trouwens steeds meer in de wiskunde verdiepen. In de huiselijke sfeer krijgt hij vooral hulp van zijn lesbische tante Vicky en als het om de geheime dienst gaat, is vooral Oscar Farley iemand met wie hij door één deur kan. Dezelfde Oscar Farley speelt in de oorlog in Bletchley Park al een superviserende rol, als het om het om het begeleiden van mensen als Alan Turing gaat. Daarmee biedt hij enig tegenwicht tegenover aartsconservatievelingen zoals Julius Pippard. Terzijde: Leonard Corell is zelf geen homo; hij valt voor een verkoopster, Julie, van een kledingzaak in Wilmslow.
Hoe ik erbij kom om aan dit boek te beginnen, weet ik niet meer, maar apart blijf ik het vinden. Dat komt niet alleen, omdat ik aldus iets meer idee krijg van het leven van een van de bijzonderste computerfanaten avant la lettre, maar ook omdat ik in een wereld met allerlei tegenstrijdigheden beland, zoals de leugenaars paradox, die kennelijk van groot belang is geweest bij het bedenken van de mechanische computer. “De val van Turing” van David Lagerkrantz bevalt mij eigenlijk best en als recensiecijfer heb ik er graag een nette 8 voor over.
(En bij dezen zeg ik jullie toe dat ik deel 5 van oorspronkelijk de millenniumtrilogie, “Wat ons niet zal doden” van dezelfde schrijver, nog vóór mijn terugkeer naar Maastricht ga lezen.)

Boek 2 is van 1991, alweer ruim een kwart eeuw geleden. Politieverslaggeefster Patricia D. Cornwell debuteert met haar eerste thriller “Postmortem”, waarvoor ze diverse prijzen krijgt. Een opvolger kan dan niet uitblijven; het wordt “Body of evidence”, dat ik hier onder de loep neem. Het speelt een beetje in Key West onder Miami, maar vooral in Richmond, de hoofdstad van Virginia ten zuiden van Washington D.C.
Zoals in alle boeken van Patricia Cornwell speelt een “forensic pathologist”, Kay Scarpetta, de hoofdrol. Naast haar staat steeds Pete Marino, een detective-politieman uit één stuk. Een jonge schrijfster van historische romans, Beryl Madison, wordt vermoord, en niet veel later gebeurt dat ook met Cary Harper, een beetje haar mentor. Hij is eerder beroemd geworden met één dun boek en heeft het daarna laten afweten. Kay Scarpetta, die de secties doet, duikt er in en komt terecht in een wereld met verderfelijke advocaten zoals Robert Sparacino en diens companen en vazallen. Hoort ook Kay’s voormalige jeugdliefde Mark James bij de foute groep, en heeft hij met de moorden van doen? Sparacino lijkt vooral uit te zijn op geld en wil zelfs postuum het nog te verschijnen, autobiografische werk van Beryl Madison bemachtigen. Dan gaat ook Cary’s zus Sterling dood en psycho Al Hurt, die een autowasstraat runt. In hun gevallen zou het om zelfmoord gaan. Door Al Hurt wordt het interessant om ook een stukje psychiatrie in beeld te brengen.
Hoewel het einde mij een beetje te veel wordt, vind ik Patricia D. Cornwell’s “Body of evidence” wel een spannend boek. Het leest als een trein, en zoals ik boven in mijn brief al heb aangegeven, is het in prachtig Engels proza geschreven. Ik geef Cornwell er zo maar een volle 8 voor als recensiecijfer. Ik heb er hier nog een van haar liggen: “Cruel & Unusual”, haar vierde uit 1993 en kijk niet vreemd op, als ik dat boek ook nog deze winter nog ga doorworstelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten