vrijdag 2 maart 2018

Weblogbrief 13.18, 2 maart 2018

Weblogbrief 13.18, 2 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, al is het nog maar net maart, er moet toch iets in de lucht hangen van: we zijn er bijna doorheen, nog even, de lente is in aantocht. Intussen voel ik me hier op mijn subtropische adres nog steeds zo senang als ik maar zijn kan. Dat krijg je ervan, als je naar Afrika verhuist!

Zoals steeds begin ik met terug te gaan naar een week terug, “23 de febrero”. Als ik me die dag om 1 uur naar bus 12 begeef, regent het een paar druppels. Onder een afdakje van niks wacht ik met diverse andere Canarios tot mijn “guagua” komt voorrijden. Misschien ook vanwege het weer duurt het deze keer vervolgens een eeuwigheid, voordat ik in zuid het laatste stukje naar de universiteit mag lopen. Om even over 2 uur kom ik op de tweede etage van mijn gebouw aan. Dan blijkt dat ik de enige op de etage van Lluis ben. Ambtenaren op vrijdagmiddag?
Mijn vorige brief aan jullie is “in no time” verstuurd en ook een kopietje voor mijn archief is snel getrokken. Ik bekijk mijn spaarzame internetpost en beantwoordt wat beantwoord moet worden. Bij de recente clips van Harry ben ik vooral gecharmeerd van “Catch and release” van Matt Simons. De Amerikaanse jongeman, geboren in 1987 in het Amerikaanse Palo Alto, kan in 2014 zelfs een lach toveren op het gezicht van Janine Hennings, of hoe de voormalige minister van defensie ook al weer heet. Janine zingt het hele nummer, gespeeld in de RTL Late Night Show, van het begin tot het einde mee, wel zachtjes voor zich uit. Ik kom er niet onder uit om me t.z.t. eens een paar CD’s van Matt Simons aan te gaan schaffen.

Daarna kijk ik op YouTube naar een prachtig optreden van Bob Dylan uit 1976. Het is, als ik het goed begrijp, een NBC Special van bijna een uur. Het heeft als titel “Hard Rain” meegekregen, misschien ook omdat het eerste nummer “A hard rain’s gonna fall” is. De eerste twintig minuten doet Bob Dylan samen met Joan Baez. Om hen heen zie ik allerlei bekendheden, o.a. Roger McGuinn. Ik beken hier dat Bob Dylan in 1976 nog best aardig kan zingen, maar dat ik minstens zo gecharmeerd ben van de tweede stem. Hebben Bob en Joan een tijd het bed gedeeld?

Om 5 uur, als Lluis toch even zijn gezicht laat zien met een sjaal om – ook hier houdt een griepvirus huis – zit ik in de bus terug. Op mijn bank bij het Castillo de la Luz zit ik semi-geconcentreerd in mijn boek te lezen, totdat het om kwart over 6 de zegen weer van boven komt. Dan is de weg naar Pepe Dámaso, althans het bibliotheekje met die naam, snel gevonden.
Intussen weet ik niet meer wat een sjaal in het Spaans is, schande! Even opzoeken: het gangbare woord is “bufanda” (op je hoofd: “pañuelo”). En nou ik toch bezig ben, een stropdas is in het Spaans een “corbata”. En weten jullie nog waar een “pajarita” voor staat? Dat is een strikje, in goed Maastrichts een “noondezjuke”.

Zaterdagmorgen zie ik in mijn “kalleping” dat Rocky vandaag 76 geworden is. Met carnaval ben ik hem helaas niet tegengekomen. Te zijner ere ga ik iets draaien van Toronzo Cannon, van wie hij mij eerder drie CD’s in mijn maag heeft gesplitst: “My Woman” uit 2006, “Leaving Mood” uit 2011 en “John The Conquer Root” uit 2013. De bluesmuzikant is van 1968, komt uit Chicago en is zwart met een sikje. Hij combineert zijn gezang met niet weg te cijferen gitaarmuziek. Ik hoop voor Rocky dat ik niet de verkeerde plaat kies, maar hier en nu wordt het “John The Conquer Root”, omdat dat de meest recente is die ik van Toronzo Cannon heb. Hier zijn de twaalf nummers:
01.John the conquer root
02.I’ve been doing fine
03.Cold world
04.Gentle reminder
05.if you’re woman enough to leave me
06.Shame
07.You made me this way
08.Been better to you
09.Big Ray bop
10.Let it shine always
11.Sweet, sweet, sweet
12.Root to the fruit...She’s mine (reprise)
Wie weet is Toronzo Cannon’s muziek net niet goed genoeg om van hem een staartster te maken, maar onder ons gezegd vind ik zijn gitaarspel wel uit de kunst. Superlatieven op deze CD zijn m.i. het titelnummer “John the conquer root” (wat een rare titel)”, “I’ve been doing fine”, “Gentle reminder”, “Been better to you”, “Big Ray bop” en uitsmijter “Root to the fruit...She’s mine (reprise)”. Stiekem ben ik intussen ook al naar zijn andere twee CD’s aan het luisteren...

Zaterdagavond om 6 uur, als ik me net zit af te vragen, waarheen mijn anti-artrose wandelingetje die avond zal gaan, krijg ik een appje van Noé. Ik ken hem van toen hij nog in Las Palmas woonde. Nu zit hij alweer vele jaren in Santa Cruz de Tenerife op het naburige eiland. Hij vraagt me om present te zijn “bij de “Taxi Bar” aan de Guanarteme”, zijn woorden, om half 8. Daar zou ik dan een locale band gaan optreden die ik niet mag missen. Weet ik veel, waar de “Taxi Bar” is; in mijn (verouderde) telefoonboek vind ik die in ieder geval niet. Dus wordt er over en weer nog een paar keer verwoest geappt, totdat mij duidelijk is dat de hoek van Las Canteras en de calle de Salvador bedoeld wordt, vlakbij het Alfredo Kraus auditorium. Daar is tegenwoordig inderdaad de NYC Taxi Rock Bar, weet ik van vorige winter. Een tweede vestiging van dezelfde nering is voorbij de punt van La Puntilla.
Iets te laat, om 8 uur, ben ik ter plekke en daar staat Noé, in zijn bruine outfit en met een halve liter bier in een plastic beker. In zijn gezelschap bespeur ik, naast een aantal nieuwelingen, ook bijv. Rafaela en Luis & Tacela met hun nu elf maanden oude Nora. Die zit er monter bij, in de “kouts”, alsof haar avond net begonnen is. Wie ik niet zie, zijn Agus & Nere – die zitten nu op een ander eiland - en Lorena, die kennelijk naar het carnaval in Brazilië is afgereisd. Wie weet, gaat ze ook op bezoek bij haar familie in Argentinië. Dit is mijn kans: ik vraag Noé of hij nou een relatie heeft met Lorena of niet, nu ze samen een woning in La Puntilla hebben gekocht. Dat is echt onzin, krijg ik te horen. Op dit moment is hij ieder tweede weekend in Madrid, omdat hij daar “iets” heeft lopen. Hij is heel tevreden met zijn werk en gaat mij een paar van zijn recente review-artikelen toesturen, waarop hij heel trots is.
De rockband van de “NYC Taxi Rock Bar”, uiteraard in de open lucht, valt mij niet mee. Wel is het, zelfs in het donker, prachtig weer. Als de band er om 9 uur de brui aan geeft, verplaatst ons hele gezelschap zich naar een groot café aan de calle Lepanto, waar een groep van veel betere kwaliteit zijn best staat te doen (vind ik oprecht). Tussendoor komt ook amateurkok en bioloog Juli ook bij ons aanschuiven.
Niet veel later zitten we met zijn allen in een pizzatentje vlakbij. Daar begint echt iedereen behalve ik aan de deegwaren met tomaat. Het belangrijkste onderwerp van gesprek ter plekke is de met rasse schreden naderende “tormenta”, storm met onweer. Op alle aanwezige mobieltjes staat te lezen dat het een afschuwelijke bedoeling gaat worden. Ben ik een fan van preventieve meteorologie? Eerlijk gezegd maar beperkt. Ik ben om even voor 12 uur thuis en doe ik voor alle zekerheid wel alle ramen dicht, voordat ik in bed kruip.

Als ik zondagmorgen mijn bed uitstap, mag ik niettemin constateren dat het voorspelde noodweer, vanaf de vroege ochtend, nog niet op het eiland “geland” is. Dat is nog steeds zo, als ik me om 11 uur opmaak voor een bezoek aan de rommelmarkt. Eigenlijk is het heel aangenaam weer en ik hoop een hand tweedehands DVD’s te bemachtigen voor de late avonden. Blijkt de complete rommelmarkt preventief te zijn afgelast! Ik zie alleen wat “cambulloneros”, zwarthandelaren, die het staangeld niet willen betalen, met hun morsige waar. Nog vóór half 12 zit ik braafjes op een bank tussen de rommelmarkt en Santa Catalina, bij het beeldje van een overleden burgemeester.
Ook daar en zonder aankopen is het goed toeven. Ik zie legio mensen, die heen en terug van de afgelaste markt komen – op zijn tijd ook eens aardig om aan te kijken. Hun kledij is heel verschillend, van een dikke vrouw op een huurfiets met alleen een bikini aan tot aan oudere mensen in lange broeken en met jassen aan. Met mijn zomers truitje en toch maar een lange broek zit ik zelf kennelijk een beetje aan de conservatieve kant van het spectrum.
Om 1 uur zit ik aan mijn zondagse lunch en als ik om half 3 deze brief zit bij te werken, is het nog steeds “zomer”. Eigenlijk had ik vandaag mijn beddengoed willen wassen, maar dat heb ik vanmorgen uitgesteld vanwege de aangekondigde “tormenta”. Weersvoorspellingen, hoe zinvol zijn ze?

Zondagmiddag snijd ik voor jullie in het kort een bekend, maar moeilijk thema aan. Is bij grote politieke onderwerpen vooral de overheid aan zet of kan die het beter overlaten aan de vrije krachten van het bedrijfsleven? De afgelopen decennia heeft de landelijke overheid belangrijke zaken zoals het trein- en busverkeer en de verstrekking van gas en elektriciteit geprivatiseerd. Ben ik daar veel mee opgeschoten? Nee, integendeel. Ook zijn nogal wat goed functionerende diensten zoals de belasting, systematisch uitgekleed. Ik kan me er best kwaad over maken.
De overheid en het bedrijfsleven, het zijn tegenwoordig twee werelden met totaal verschillende belangen. Bij de overheid bekruipt me af en toe de angst dat je een speelbal wordt van hordes ambtenaren die vooral zichzelf in stand willen houden, een hekel hebben aan hard werken en uiterlijk om 5 uur op huis aan willen. Aan de kant van de vrije wereld zie ik de klant steeds meer op het tweede plan komen en dat het personeel steeds korter wordt gehouden. Vooral enkele grote jongens, de bazen, zijn de dienst gaan uitmaken. Die werken vooral aan zichzelf en voor hun aandeelhouders, veel meer dan voor het algemene welzijn. Voorbeelden: de banken, de grote supermarkten en de farmaceutische industrie.
Of mensen links of rechts stemmen, hangt m.i. in belangrijke mate ervan af hoeveel vertrouwen ze nog in de overheid dan wel het grote bedrijfsleven hebben, voor zo ver ze niet vooral vallen op aansprekende gezichten en bonte uitspraken. Ik persoonlijk sta al mijn hele leven aan de kant van de overheid en moet eigenlijk van de grote industrieën weinig tot niks hebben. In sommige overheidsdiensten mag best eens het mes, vooral als er een zoveelste laag managers tussen de top en de werkvloer schuift. Aan de macht in handen van enkele grote ondernemers heb ik steeds meer een broertje dood.

Zondagmiddag om 4 uur begint het hier te betrekken, later is er zelfs eenmalig een buitje van niks te constateren, maar verder is er behalve een beetje wind niks aan de knikker. Heb ik daarvoor mijn was doen uitgesteld?
Eva appt me maandagmorgen over het veronderstelde noodweer op Gran Canaria. “Oh, oh”, schrijft ze. Het zwerk hier is echter blauw, zelfs strakblauw, zonder ook maar één wolkje. Wordt het mijn tijd om weer eens een liedje te schrijven: over “Un cielo despejado”? Ik maak er intussen wel maandag, wasdag van. In een mum van tijd heb ik ook weer schone lakens op mijn bed en een verse overtrek van mijn kussensloop.

Als dit dan toch de week van de blueshelden moet zijn, kan ik met goed fatsoen Engelsman Eric Clapton niet overslaan, m.i. een van de betere blanke bluesknakkers. Hij is van 1945 en ik heb intussen een veertigtal studio-CD’s van hem, waarop hij als solo-artiest vermeld staat. Wat een overdaad en dan reken ik zijn rol in eerdere groepen, zijn diverse compilaties en zijn opnames van live optredens niet eens mee. De allerlaatste CD die ik van Eric Clapton solo heb, is uit 2016. Ze heeft als titel: “I Still Do” en bevat de volgende twaalf nummers:
01.Alabama woman blues
02.Can’t let you do it
03.I will be there
04.Spiral
05.Catch the blues
06.Cypress grove
07.Little man, you had a busy day
08.Stones in my passway
09.I dreamed I saw St. Augustine
10.I’ll be alright
11.Somebody’s knockin’
12.I’ll be seeing you
Eric Clapton, het is en blijft een monument! Wat gaat hij uiterst simpel over de gitaarsnaren met zijn gouden vingers. Prachtig, iets anders kan ik er niet van maken. Uitschieters naar boven op deze CD zijn voor mij “Alabama woman blues”, “Can’t let you do it”, “Stones in my passway”. “I dreamed I saw St. Augustine” (van Bob Dylan, uit 1967) en “Somebody’s knockin’”. Er staan twaalf nummers op de CD, dus mag ik nog een zesde nummer aanbevelen. Expres heb ik “Catch the blues” voor jullie als toetje bewaard. Wat is dat – met een mooie tweede stem van een dame – iets aparts. Het zou zo maar in mijn hitparade van beste bluesnummers aller tijden passen.

‘s Avonds, als ik bij La Oliva een kijkje neem op nu.nl, lees ik dat Mies Bouwman die dag is overleden, in de gezegende leeftijd van 88 jaar. Ik kan me haar nog helemaal voor de geest halen bij “Open het dorp”, “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” en “Een van de acht”. Een vrouw met ook op latere leeftijd, een eigen mening en niet te beroerd om op zijn tijd tegendraads te zijn. Waar vind je die nog?

Dinsdag is het nog stralender weer dan zondag en maandag. Ik krijg een appje van Trudie binnen over het onmiskenbare onweer dat er hier volgens de Nederlandse pers heeft huisgehouden. Wordt het misschien tijd dat ik een berichtje op het ANP ga zetten om het foute bericht te ontkrachten?

Als ik dinsdagavond naar het bibliotheekje bij Las Canteras loop, bedenk ik dat mijn verkoudheid nog niet voorbij is. Zonder medicatie duurt een verkoudheid zeven dagen en met Fisherman’s Friend een week, weet ik, maar ik heb nu al anderhalve week af en toe hoestaanvallen. Als het maar niet te gek wordt, als ik zo meteen het clubblad van Barcelona en Canarias7 aan het lezen ben.
Op donderdagavond speelt UD Las Palmas hier tegen Barcelona en daarna is het aftellen geblazen tot de confrontatie van het jaar: Barcelona thuis tegen nummertje twee: Athletico Madrid, zondagmiddag om kwart over 3. Voor die wedstrijd op zondag ga ik me zeker op een terras hier begeven. Nieuwtje in het Barcelona clubblad: de Franse steraanvaller van Athletico: Griezmann, wordt vanaf volgend voetbalseizoen ingelijfd bij Barcelona. En ik verzucht: waar blijft de tijd dat voetballers van een club vooral uit de eigen regio gerekruteerd werden?
Jullie willen ook een aardigheidje uit de (regionale) Canarias7? Maspalomas, het walhalla voor toeristen hier in het zuiden van het eiland, heeft onlangs drie drones aangeschaft om de kust beter te kunnen bemonsteren. Wel godverdomme! Gaat het dan toch gebeuren, dat we na alle op de gekste plaatsen opgestelde camera’s nu ook worden geobserveerd door drones? Dat je nog niet meer op je gemak op een terras kunt zitten zonder dat zo’n misbaksel laag boven je hoofd komt overvliegen?

Trudie mailt me over een vakantie die we voor de tweede helft van juni besproken hebben. Op zaterdag 16 juni bij mij thuis is dit jaar bij thuis de Knipschilddag, met Marion en mij als gastvrouw en -heer. Twee dagen erna gaan Trudie en ik met Ambiance Travel naar het noorden van Spanje voor een rondrit per huurauto langs de nodige paradores (min of meer historische gebouwen, die als slaapplaats dienst gaan doen). In notendop is onze route: van Bilbao via Santander naar Gijon en Oviedo, dan omlaag naar Leon, en vervolgens via Burgos en Vitoria terug naar de kust bij San Sebastian. We doen er twaalf dagen over en ik neem aan dat we op 29 juni weer terug in Nederland zijn. Ik wilde eigenlijk ook nog graag eens naar Santiago de Compostella, maar dat ligt te ver uit de richting.

Soms heb ik een liedje in mijn hoofd dat ik er maar moeilijk meer uit krijg. Vanmorgen is het er eentje van Sister Rosetta Tharpe uit ongeveer 1950: Down by the riverside. Ik heb het twee keer op plaat, de versie met gitaar staat op The Original Soul Sister, deel 4: This Train. Het nummer, met een mannenkoor op de achtergrond, is echt prima de luxe en er is ook een mooi filmpje van op YouTube.
Hoe ik ook mijn best doe, blues kan ik er echter niet van maken. Dus val ik daarvoor terug op een andere dame: Koko Taylor. In de jaren zestig heeft die dame ook de nodige hits, die later, in 1994, nog eens op een mooie verzamelCD zijn gezet in de serie The Blues Collection. Haar bijdrage, met als titel Wang Dang Doodle, is nummertje 29 in die serie. Hier zijn de 18 nummers:
01.What kind of man is this?
02.Don’t mess wth the messer
03.I got what it takes
04.Whatever I am, you made me
05.I’m a little mxed up
06.Wang dang doodle
07.Blues heaven
08.(I got) All you need
09.Good advice
10.What came first: the egg or the hen?
11.Just move me
12.Insane asylum
13.Separate or integrate
14.I don’t care who knows
15.Yes, it’s good for you
16.Thenty-nine ways to my baby’s door
17.Nitty gritty
18.I love a lover like you
Mij valt op – ik kan het niet helpen – dat ik maar bitter weinig gitaar hoor en vooral veel koper en piano. Daarbij ga ik hier bekennen dat Koko Taylor op nogal wat liedjes iets van een schreeuwlelijk heeft, helaas. Tegen die achtergrond ben ik enigszins huiverig om jullie met mijn favorieten van haar op te zadelen. Het woord “messer” in liedje 2 (van “don’t mess with me) is natuurlijk een vondst, maar zie ik echte uitschieters? Ik sla het lezen van achtergrondliteratuur voor meer inspiratie over en kom uit bij een vijftal: “What kind of man is this?”, “Blues heaven”, “Good advice”, “Insane asylum” en “Nitty gritty”. Koko Taylor valt me niet echt mee.

Ik verneem dat enkele vertegenwoordigers van de “Federación de Celiacos de Canarias” bij de gouverneur hier op bezoek zijn geweest. Er staat een grote foto van in de krant van een lachende politicus en een zijaanzicht van twee kennelijke patiënten.
Coeliakie is een auto-immuunziekte met als kenmerk dat je gluten (met het stofje gliadine) niet of heel slecht kunt verdragen. Wie als coeliakie-patiënt op een verjaardag onbekommerd taartjes of koekjes gaat zitten eten, kan de nodige last krijgen en zelfs lijkt allerlei brood taboe te zijn. In mijn omgeving ken ik zegge en schrijve een persoon die coeliakie had en ik neem aan nog heeft. Het is een dochter van iemand van mijn werk vroeger in Maastricht, die later naar Australië is verhuisd. Vandaag de dag lijkt coeliakie wel de proportie van een epidemie te hebben aangenomen, hier en ook in Nederland, begrijp ik. Is dat echt zo of zit er iets anders achter?
Voedingsfirma’s en tegenwoordig ook restaurants hebben er een handje van om zich allerlei ziektes een beetje toe te eigenen. Tegenwoordig staat op zo ongeveer iedere verpakking van eetwaren, bijv. knakworst of rum, dat er van alles in zit, maar geen gluten. Begin je in een restaurant aan je biefstuk, zegt de ober nog even fijntjes voordat hij de tafel verlaat, dat het vlees uiteraard glutenvrij is. Is coeliakie een zoveelste hausse die met gezondheid van doen heeft?

Op de eerste dag van het jaar in het oude Rome, hier “Día de las Islas”, dag van de eilanden en in de Randstad de verjaardag van Harry, ben ik wat blij dat de jeugd in alle vroegte weer gewoon een balletje trapt, beneden bij mij voor mijn deur. Waarom het gisteren voor het personeel van de school rustdag was, weet ik niet. Of moest er de hele dag vergaderd worden?

Jullie behoren het intussen te weten: als sluitstuk van mijn lunch kan ik met goed fatsoen niet zonder toetje. Daarbij is de keuze meestal tussen (meestal) yoghurt, (soms) pudding, “natillas” in het Spaans, en tegenwoordig ook wel eens een paar toastjes met dik de pindakaas erop. Een tijdje terug heb ik hier bij de Spar de pindakaas van “G’woon” ontdekt en die gaat er bij mij schaamteloos in, misschien nog wel schaamtelozer dan de overbekende pindakaas van Calvé. Ik ben in Las Palmas wel eens uitgeweken naar het merk “Bongo” bij de Hiperdino, ook niet voor de poes, maar doe mij toch maar “G’woon”.
Blijkt de pindakaas van “G’woon” ineens bij mijn Spar niet meer in de schappen te liggen. In plaats daarvan zie ik nu een mij onbekend merk pindakaas uit de Verenigde Staten. Het is een eurootje duurder, maar wie niet waagt, die niet wint. Dus schaf ik me een pot “Barney’s Best, Creamy Peanut Butter” aan. “Barney”, het is toch geen bijproduct van een circusdirecteur… Vanmiddag neem ik de proeftest en wat blijkt: dit lichtbruine spul, N.B. “USA Quality” met een Amerikaans vlaggetje erbij, is me echt veel de zoet, te suikerig. Het lijkt wel of ik pannenkoek met stroop zit te verteren. Als ik nog eens op de verpakking kijk, valt het mee, maar het smaakt helemaal verkeerd en daar gaat het om. Dus gaat de pot linea recta de vuilnisbak in. Als ik – alles op zijn tijd – iets echt zoets wil, koop ik wel een dame noire bij La Venezia of iets dergelijks hier bij Gelizia.

En dan is het alweer vrijdag, 2 maart, en zit ik klaar om deze brief persklaar te maken, d.w.z. in een voor jullie acceptabele vorm te gieten. Laat ik geen misverstand over bestaan: over zes dagen, op 8 maart, ligt een volgende in jullie brievenbus.
Voor nu, trap eens een balletje net als de schoolgaande jongens hier, of roddel eens een eind weg, zoals de schoolmeisjes hier graag doen. Waarover de twee vanmorgen aanwezige twee honden voor mijn deur het met elkaar gehad hebben, heb ik niet meegekregen. Het zal wel weer over het laatste merk brokken gegaan zijn; zie verder mijn boekenbijlage. Ik wens het jullie, met klem, en zie uit naar eventuele vragen en op- en aanmerkingen. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK:-).

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van Scott Turow, de man die volgens zijn collega John Grisham “nog steeds de beste advocaat-schrijver” is. Wie kent hem niet, van bijv. “Presumed innocent”. Het boek dat ik deze week gelezen heb, komt uit de kast op de Heerderweg en heet “Identiek”. Het is uit 2013 en speelt in de denkbeeldige Tri-Cities in Kindle County. Ergens lees ik dat we het over de “midwest” van de Verenigde Staten hebben.
Het verhaal gaat over twee van origine Griekse families en speelt op twee tijdstippen. In 1982 komt de 23-jarige Dita Kronon aan haar voortijdige einde. Als dader komen verscheidene mensen in aanmerking, tot Cass Gianis van de andere familie, N.B. de vriend van Dita, bekent dat hij de dader is. Hij gaat voor 25 jaar de (open) gevangenis in. Cass is de helft van een eeneiige tweeling, Cass en Paul, dan 25 jaar. Hun moeder is ene Lydia. Paul legt het als jonge jurist aan met Georgia en later met plastisch chirurge Sofia. Aan de kant van de Kronons treffen we o.a. Dita’s 40-jarige broer Hal en vader Zeus, die dan gouverneur is. Belangrijke bijfiguren bij de Kronons zijn Teri, de lesbische zus van Zeus en Hermione, de vrouw van Zeus die uit een Griekse maffiafamilie komt.
In 2008, 25 later later, komt Cass eindelijk vrij, maar dan beschuldigt de intussen puissant rijke Hal Kronon diens broer Paul ervan dat die eveneens bij de moord op Dita betrokken zou zijn geweest. Dezelfde Paul doet op dat moment een gooi naar het burgemeesterschap van de stad. Naast diverse reclamespotjes ter ondersteuning van Hal’s idee worden vooral twee mensen door hem aan het werk gezet: de 50-jarige lesbische Evon, hoofd beveiliging van Hal’s imperium en de 81-jarige privédetective en weduwnaar Tim Brodie. De rol van Paul en ook van de net vrijgekomen Cass lijkt vervolgens best ingewikkelder te zijn dan gedacht. Bovendien zijn de twee identieke tweelingen maar moeilijk uit elkaar te houden, op hun vingerafdrukken, in bloedmonsters en zelfs in het dagelijkse leven. Hoe loopt het af?
Scott Turow blijft een eersteklas schrijver, als het om juridische dramatiek gaat. Dat geldt ook voor “Identiek”, best een spannend boek met trouwens de nodige, interessante bijverhalen, o.a. over buitenechtelijke escapades, lesbisch zijn en de Griekse maffia. Op het einde vraagt Scott Turow wel het een en ander van me om me bij de les te houden. Ik geef hem voor “Identiek” een 8-, zeker de moeite waard, maar net geen top-of-the-pops. Hij is nog niet van me af.

Mijn tweede boek heb ik van mijn e-reader. Bij El Corte Inglés zie ik dat Joël Dicker hier al net zo’n goed verkochte schrijver is als in Maastricht. Dan moet ik hem maar eens proberen, vind ik. Ik heb een paar boeken van hem op mijn e-reader staan en eigenlijk zonder te wikken en te wegen kies ik voor “De waarheid over de zaak Harry Quebert” uit 2012. Ik lees het in het Nederlands, wel zo gemakkelijk. Het verhaal speelt vooral in dorp Aurora in New Hampshire, in de buurt van Concord boven Boston.
De ik-persoon is ene Marcus Goldman, die in 2006 een prachtboek geschreven heeft, maar nu twee jaar later in 2008, 30 jaar oud met een writer’s block kampt. Om inspiratie op te doen gaat hij terug naar de plek waar zijn leermeester Harry Quebert destijds in 1975 zijn meesterwerk “De wortels van het kwaad” heeft geschreven en waar hij nog steeds woont. Nu pas blijkt dat het boek gaat over diens verhouding – Harry was toen 34 – met een tiener van 15, Nola Kellergan. Zij is toen verdwenen en dan blijkt dat ze al die jaren in de tuin van Harry’s huis (Goose Cove) begraven ligt, met een eerdere versie van het boek. Harry belandt in de gevangenis in afwachting van zijn proces. Het is aan Marcus om aan te tonen dat hij Nola niet heeft omgebracht. Hij werkt voor zijn onderzoek samen met de zwarte staatspolitieman Perry Gahalawood. Terzijde wordt Marcus voortdurend op zijn kop gezeten, omdat hij verondersteld wordt zijn nieuwe boek te laten verschijnen (dat hij nog moet schrijven).
In Aurora en omgeving kan ik zonder probleem diverse mensen noemen die misschien iets met de moord (en destijds ook die op bejaarde Deborah Cooper) van doen hebben en dan laat ik rijkaard Elijah Stern en zijn chauffeur Luther Caleb maar even voor wat ze zijn. Bij de politie staan Gareth Pratt en Travis Dawn op mijn lijstje, verder kom ik uit bij Robert & Tamara Quinn met hun dochter Jenny, dan 24 jaar, maar laten we Nola’s ouders, David & Louisa Kellergan, niet vergeten. Is de zwarte Chevrolet Monte Carlo, die destijds als een haas van de moordplek is verdwenen, de aanwijzing bij uitstek om het mysterie op te lossen? Of moeten we terug naar een brand in 1969, toen de Kellergans nog in Jackson, Alabama woonden?
Het is een hele bedoeling om “De waarheid over de zaak Harry Quebert” door te nemen, 537 bladzijden, geen kattenpis. Daarbij zet Joël Dicker me een aantal keren op het verkeerde been: wie eerder als moordenaar wordt aangewezen, blijkt later slechts een bijrol te spelen. Al met al is het m.i. wel een heel aardig boek, geen thriller in de klassieke zin, maar niettemin best onderhoudend. Ik heb er een 8- als recensiecijfer voor over en overweeg om zijn andere boek: “Het boel van de Baltimores” t.z.t. ook een leesbeurt te geven.

Het kan niet op, ik heb er nog een. Een kleintje, maar toch. In 2000 komt “Poot” uit, van Midas Dekkers. De bekende bioloog geeft daarin bijna vijftig stukjes prijs, die hij over honden heeft geschreven. Twaalf zijn nieuw en de rest komt uit allerlei eerdere bundels beestenverhalen.
Naar al spoedig blijkt, is Midas Dekkers niet echt een fan van honden. Hij heeft veel meer op met katten en kan het niet laten om de honden geregeld te kakken te zetten. Een verzameling “columns” bespreken is moeilijk. Ik heb voor jullie wat citaten verzameld.
“De pekinees”, blz. 7: Til op zijn verjaardag, zodra hij zijn poot optilt, uw hele pekinees eens een stukje op, zodat hij er ook eens bij kan.
“De golden retriever”, blz. 24: Het is een ophaler, een jachthond, bij uitstek geschikt om aangeschoten eenden op te halen. Wat moet een mens op driehoogachter daar nu mee?
“De pincher”, blz. 29: In de kroeg staat de kruk al klaar, naast die voor Tommie. (Zegt zijn baasje:) Van roken krijg je het niet aan je lever en van drinken niet aan je longen.
“De terriër”, blz. 58: Elk jaar bijten honden zestienduizend Nederlanders het ziekenhuis in…Een hondenrijbewijs! Geen gek idee!
“De brokkenhond”, blz. 61: In alle blikjes zit eenzelfde mix slachtafval. Alleen hebben ze er de ene keer een heel klein beetje tonijn bijgedaan, de andere keer wat zalmpulp of een snuifje kalkoen.
“De malteser”, blz. 73: Een speelgoedhond. Men zegt dat dat de hond niet is weg te denken uit onze maatschappij. Mij lukt dat anders best en dat bevalt.
“De chihuahua”, blz. 76: Met een gewicht van één à twee kilo is de chihuahua de Goggomobil onder de honden…Een hond kan ook te klein zijn.
“De poedel”, blz. 94: ...deze wandelende pruik, dit almaar montere, levende bijzettafeltje, ook leverbaar als miniset… Sociologisch horen ze thuis in de categorie bonbondozen, Sissi keizerin en moeder, roze vitrage en Hans van der Togt.
“De basset”, blz. 112: Het idee van Hush Puppy-schoenen om met een hond te adverteren...Twee honden lang en een halve hond breed.
“De rottweiler”, blz. 131: Een hond als een tank...De hond lag met zijn kop op haar schoot en sliep, doodmoe, maar voldaan. Het was een fijne dag geweest. Even helemaal uit.
Ik heb het anti-hondenboek van Hans Dorrestein altijd heel apart gevonden. Op hetzelfde plankje zet ik met plezier nu ook “Poot” van Midas Dekkers. Zijn welgemikte hoop stront gaat terug in de kast met een volle 8 als recensiecijfer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten