maandag 26 maart 2018

Weblogbrief 13.22, 26 maart 2018

Weblogbrief 13.22, 26 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, een nieuwe lente, een nieuw geluid. Van wie dat zinnetje is, weet ik niet, maar ik doe het ervoor. Het weer gaat heel aangenaam worden, is mijn hoop en verwachting, laten we zeggen zoals in 1986.

Meestal heb ik wel een mooie boodschap vanuit de bus naar de universiteit, maar dat is er afgelopen dinsdag niet van gekomen. Of het zou een hernieuwde aanklacht van mij tegen www.manosunidas.com moeten zijn, maar mijn brieven zijn niet bedoeld om in herhaling te vallen, toch? Wel heb ik voor twee maanden een nieuwe kamergenote op de universiteit: Isabel, en dat lijkt me best een aardige dame. De volgende keer zal ik haar eens om een mondeling curriculum vitae vragen.

Na de universiteit is het parkje bij het Castillo de la Luz aan de beurt en dan, als de straatverlichting op aangaan staat, het bibliotheekje daar in de buurt. Leo Messi staat nu op 25 doelpunten, drie meer dan Cristiano Ronaldo die er afgelopen weekend maar liefst vier in geschoten heeft. Alleen Mohamed Salah van Liverpool staat in Europees verband met zijn 28 stuks nog hoger op de doelpuntenladder dan Leo Messi.
Mijn snoepje van de week is echter een artikel van Stephen Hawking, dat hij net voor zijn verscheiden heeft geschreven samen met ene Thomas Hertog uit Leuven. Het ligt nog ter goedkeuring bij een tijdschrift, maar de essentie is nu al de moeite waard om te vermelden. (En als jullie in Nederland de details al weten, heb ik pech gehad, maar daarom niet getreurd.) Hawking & Hertog hypothetiseren dat er niet maar één oerknal is geweest, waarna het heelal steeds meer is uitgedijd. Zij denken dat er meer oerknallen waren en dat er dus parallelle heelals zijn. T.z.t. zal ons heelal ook verdwijnen, geloven zij, maar dan blijven er nog andere over. Het is nog maar een theorie en het wachten is op echte bewijzen. Niettemin, de meute van sterrenkundigen kan weer even vooruit, heeft er weer een onderwerp van discussie bij.

Harry zadelt me af en toe op met clips van artiesten waar ik nog nooit van gehoord heb, maar die mij best wel aanstaan. Een aardig voorbeeld van vorig jaar is de Australiër Xavier Rudd. Ik heb mijn CD’s op voornaam van de artiest staan en Xavier met een X als eerste letter staat bij mijn Engelstalige popmuziek bijna onderaan. Tot de weinige artiesten daarna van wie ik muziek heb, horen o.a. de Yardbirds en de Zombies. Van Xavier Rudd heb ik, ik vermoed via Rotterdam, een CD in huis gehaald in Maastricht en die ga ik jullie nu voorzetten. Ze heeft als titel “Dark Shades Of Blue” meegekregen en is uit 2008 (toen hij dertig was). Hier zijn de elf liedjes op de CD:
01.Black water
02.Dark shades of blue
03.Secrets
04.Guku
05.Egde of the moon
06.This world as we know it
07.Shiver
08.Uncle
09.Up in flames
10.Hope you’ll stay
11.Home
Het kan niet altijd feest zijn. Bij Xavier Rudd is het naar mijn bescheiden mening niet allemaal goud dat blinkt (in het Spaans idem dito: No es oro todo que lo que reluce). De CD van de man valt me een beetje tegen en ik hoop maar dat het nummer van de clip, dat ik wel mooi vond, niet op deze CD staat. Als ik toch enkele uitschieters moet noemen, kom ik uit bij “Black water”, “Shiver” en “Hope that you’ll stay”. Is dat wat weinig? Dan doe ik er “Guku” bij, mede omdat ik het vermoeden heb dat het een aboriginal-woord is.

Hier is er iets raars aan de hand met deurbellen. In Nederland is het een goed gebruik om je naam op je buitendeur dan wel bij je bel te zetten, zeker als je met meer mensen in één huis woont. Op mijn deur in Maastricht staat P G Knipschild, geloof ik. Ik had liever Paul Knipschild gehad, maar ik doe het ervoor. Het bordje heb ik nog vanuit de tijd dat ik in Amsterdam woonde. Hier heb ik al een paar keer een stickertje bij mijn bel gezet, maar dat wordt dan prompt weggehaald. Vreemd!

Op het einde van de middag maak ik een lange wandeling, langs de Tomas Miller, Pio XII en Tomas Morales naar Triana. In de tweedehands platenwinkel op de Tomas Morales koop ik na veel vijven en zessen één CD: “40 Years” van de Dubliners, vele decennia lang Ierlands trots op het gebied van volksmuziek. Ze zijn in 1962 begonnen in O’Donoghue’s pub, waar ik nog eens met Trudie en Marij aan de Guinness gezeten heb. De man die de platenzaak hier bestiert op de vrijdagmiddag, is een beetje een proleet die mij er bij herhaling op wil wijzen dat alles wel precies moet blijven zoals hij het eerder geordend heeft, vandaar. Door zijn toedoen ga ik voortijdig weer de straat op en dwaal af naar de bekende winkelstraat daar.
Hoe kan het anders, uiteindelijk eindig ik weer op de bank tegenover café McCarthy’s, al even Iers als mijn Dubliners-plaat. Ik blijf zo wel in de stijl van het eiland ten westen van Engeland verkeren, dat ik de afgelopen zomer met Trudie zelfs helemaal gerond heb. Willen jullie nog een voorbeeld van een acceptabel trui-opschrift? Er komt een meisje langs, een twintiger of moet ik twintigster zeggen, gekleed in een bruine trui met daarop de tekst: “Badness stole my heart”. Dat hoef ik neem ik aan voor jullie niet te vertalen.
Het begint intussen een beetje te waaien en dan hoor ik Las Palmas al snel om mij heen mopperen hoe “frio” het weer wel niet is. Mede om die reden wordt het ook minder druk in de straat. Op het terras buiten bij McCarthy’s zijn nu diverse tafeltjes onbezet. Als ik om 8 uur, half 9 met bus 1 naar Las Canteras terug tuf, zie ik op een scherm dat het nu 18, 19 graden is. Waar hebben die subtropische koukleumen het over? Op mijn balkon op twee hoog, waar ik later op de avond mijn boek uitlees, is het 20 graden, nog steeds een uiterst aangename temperatuur.

De zaterdagmorgen begin ik maar eens met de aangeschafte CD op de draaitafel te leggen. Op “40 Years” staan 21 nummers, waarvan twaalf nieuwe uit 2002. Ik ga me hier beperken tot die nummers; hier komen ze:
01.Dont give up til its over
02.Lord of the dance
03.Dancing at Whitsum
04.When the boys come rolling home
07.The last thing on my mind
08.Grace
10.Plains of Boyle + Sheaf of wheat
14.Gerry Cronin’s reel + Denis Langton’s reel
15.Carrickfergus
16.La quinta brigada
18.Marino casino
19.Scorn not his simplicity
De folkgroep uit Ierland kan ook bij mij een potje breken. Jullie kennen ongetwijfeld hun “Seven drunken nights”, “The wild rover” en andere hits van ze. Echter, wat vinden jullie bijv. van de Dubliners-versie van de traditional “Carrickfergus” (in een arrangement van Jim McCann, John Sheahan & Eamonn Campbell), liedje nummer 15 op de CD? Ik zie me in het plaatsje Carrickfergus nog met Trudie op het terras buiten zitten tegenover het oude kasteel aan het water, met een groot glas Smithwick voor ons. Hier en nu beweer ik dat hun “Carrickfergus”, eerder in verkorte vorm al opgenomen in 1975, de concurrentie met het gelijknamige nummer van Van Morrison & de Chieftains uit 1988 best aankan. Ik ga verder geen uitschieters op deze plaat noemen hier; het is gewoon allemaal mooie muziek.

Als ik ´s avonds mijn gebruikelijke ommetje maak, wil ik bij La Oliva nog wel eens kijken of er nog iets in Nederland of in de nog verdere buitenwereld gebeurd is dat ik wil lezen. Op zaterdagavond mag ik tot mijn grote verdriet constateren dat een van mijn favoriete thrillerauteurs net is overleden: de Brit Philip Kerr. Hij is maar 62 jaar geworden, helaas. Wat heb ik destijds genoten van zijn Berlijn-trilogie en alle andere boeken met en zonder Bernie Gunther, de Duitse al dan niet politieman in en rond de Tweede Wereldoorlog. N.B., vorige week nog heb ik een boek van Philip Kerr hier besproken: “The other side of silence”, uit 2016. Ik beloof jullie hierbij dat alle boeken van hem die ik nog niet gelezen heb, wel nog aan bod gaan komen. Zal ik beginnen met “De vrouw van Zagreb” met Bernie Gunther of met “Transfermaand” over de voetbalwereld , zijn laatste twee?

Enigszins uit het lood kijk ik later op de avond nog eens naar “The Shawshank Redemption”, redemption = redding. De film onder regie van Frank Darabont is van 2002, met in de hoofdrol Tim Robbins en Morgan Freeman. Zij zijn in de film allebei veroordeeld tot levenslang en zitten in de bak ergens in het Amerikaanse New England, in Shawshank. Als de film begint, is het 1947 en verliest Ellis Redding, kort gezegd Red ( Morgan Freeman) een weddenschap, omdat hij Andy Dufresne (Tim Robbins) verkeerd inschat. Gaande weg ontwikkelt zich een vriendschap tussen de voormalige bankdirecteur (Andy) en de man die alles voor je kan regelen, de fikser (Red). Hun belangrijke tegenstanders in de gevangenis zijn het hoofd van de bewakers (Hatley) en de gevangenisdirecteur (Norton). Na negentien jaar samen optrekken, als ze al compleet “institutionalised” horen te zijn, wordt het Andy te veel, zeker als bewezen kan worden dat hij (bij grote uitzondering) destijds onschuldig was. Het wachten is dan op zijn vertrek naar het Mexicaanse Zihualamejo, met in zijn kielzog Red.
“The Shawshank redemption” is een prima film. Overigens vind ik de Spaanse titel van de film passender: “Cadena eterna”, levenslang, voor eeuwig aan de ketting. Het is niet voor niks dat hij zeven Oscarnominaties heeft gekregen (die niet verzilverd zijn). Voor mij had er aan de twee hoofdrolspelers best een filmprijs mogen worden uitgereikt.

Op Palmzondag, Día de Ramos, ben ik er best mee verguld dat ik de grote wijzer van de klok de goede kant op heb geschoven, een uur vooruit. Voor alle zekerheid heb ik het nog even gecontroleerd op mijn laptop, waarvan de klok automatisch naar de zomertijd springt. De Here Here kan vandaag ongestoord de Palestijnse hoofdstad in, met horden supporters langs de kant.
Dan app ik Trudie (o.a.) over de dood van Philip Kerr. Ik krijg van haar het bericht terug dat Fons Kessels onlangs gestorven is. Daar sta ik toch ook weer meer dan een momentje bij stil. Fons is van 1947, precies één jaar jonger dan ik, en ik ken hem van mijn werk. Hij is door mijn collega professor Ferd Sturmans bij de vakgroep Epidemiologie van de U.M. gehaald. Ik twijfel een beetje of ik hem wel een aanstelling zou hebben gegeven, maar je hebt het niet altijd voor het zeggen. Ik heb Fons altijd wel slim gevonden, maar heb hem meer als een ervaren statisticus gezien dan als iemand die de opzet van medisch onderzoek naar een hoger plan wil tillen. Daar komt mij dat ik hem in de omgang soms echt een rare snuiter heb gevonden. Af en toe kon hij vreselijk kwaad op je worden, dat duurde dan enkele dagen en dan was hij weer de vriendelijkheid zelf.
Op aangeven van Sturmans heeft hij heel wat werk, vooral in de data-analysefase van onderzoek, opgeknapt voor dokters in het azM en andere ziekenhuizen. En eerlijk is eerlijk, ook sommige mensen die ik heb begeleid, hebben van zijn vooral statistische hulp mogen profiteren. Later, toen ik al weg was bij Epidemiologie en bij Huisartsgeneeskunde zat, is Fons Kessels op de kleine hulp-bij-onderzoekafdeling van het azM gaan werken. Een jaar of vijf terug is hij met pensioen gegaan, ik geloof op de dag dat hij 65 werd. Van zijn oude dag heeft hij helaas niet lang kunnen genieten.

Op de boulevard is het op zondagavond best druk. Wat wil je, op de eerste dag dat het een uur langer licht is, nu tot ongeveer half 9. Dat is maandagmorgen heel anders bij mij in de straat. Als ik uit mijn bed kom om 8 uur, is het normaliter redelijk druk voor mijn deur. Nu met de zomertijd is het nog niet echt licht en dat zie je aan de straat, die nog steeds in rust is. De Canadees met de luide stem houdt verderop enkele van zijn medezwervers bezig, maar gelukkig is het mij te ver om er last van te hebben. De school bij mij in de straat heeft paasvakantie.

Deze brief sluit ik daarmee ook maar af. De “semana santa” is hier niet allen “goed”, maar ook heilig, hoewel daar haast niemand meer in gelooft. Ik geef mezelf nu een hele week om mijn volgende in elkaar te zetten. De komende week, vooral vanaf donderdag, wordt er hier van alles gedaan, maar werken: ho maar. Aan de andere kant is Paasmaandag 2 april hier weer een gewone werkdag. Dan meld ik mij graag weer bij jullie met nieuwe munitie.
Voor nu: eet eens een visje of voor mijn part een hele visschotel. Vooral a.s. vrijdag is het eten van vlees en gevogelte, als we de Kerk mogen geloven, volstrekt uit den boze en vooruit, daar wil ik me best eens aan houden. Blikmakreel, inktvis, krabsalade, vissticks, het moet zo maar kunnen om God De Vader, Zijn Zoon en de Heilige Geest een plezier te doen. Gedraag je allemaal, dat ik geen klachten krijg, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK©.

BOEKBIJLAGE

Mijn eerste en enige boek van deze week is best een pil: “Alle Verhalen” van Maarten ‘t Hart, geboren in 1944. De eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat het alleen verhalen uit zijn beginperiode als schrijver zijn, de periode 1974-1981, maar het zijn er wel 47. Ik heb ze geteld en op een totaal van bijna 600 dichtgedrukte bladzijden kom ik op een gemiddelde van ruim twaalf per verhaal. In het boek staan alle verhalen van “Het vrome volk” uit 1974 (dat ik al eens eerder gelezen heb), “Mammoet op zondag” uit 1977 en “Zaterdagvliegers” uit 1981. Bovendien zijn nog zes andere verhalen uit de tijd opgenomen, toen de schrijver 30-37 jaar oud was. Maarten ‘t Hart heeft ze nu, zo goed als dat gaat, chronologisch af laten drukken, heel verdienstelijk.
De eerste 200 bladzijden gaan over zijn jeugd in Maassluis. Maarten is van gereformeerden huize, calvinistisch. Heidenen krijgen in dit deel van het boek het predicaat “hervormd op grote wielen” mee. Over zijn moeder en broer en zus wil de jonge Maarten niet veel kwijt in het boek. Zijn vader Pau daarentegen, van beroep grafdelver en voor het onderhoud van het kerkhof, schildert hij soms chagrijnig af vanwege diens maagzweer, maar die mag thuis wel ook de lolligste zijn met zinnetjes als “Ik praat niet op afbetaling” en “Als je loopt, beschimmelt je gat niet” (uit het verhaal “Tijdelijk dienstverband”).
Dan komt Maarten ‘t Hart’s studietijd, zijn korte tijd als leraar en militaire diensttijd, waaraan nauwelijks aandacht wordt besteed. Hij lijkt in de wieg gelegd te zijn om als wetenschapper-bioloog zijn brood te verdienen, heeft op zijn wandelingen ook ruimschoots kennis van al wat leeft en bloeit en altijd weer boeit. Hij wordt etholoog, bestudeert het diergedrag, bovenal dat van stekelbaarsjes en ratten. Over het wel en wee van ratten schrijft hij zelfs een heel boek, wat hem in combinatie met zijn schrijverij aanhoudend vragen oplevert of hij niet ergens kan komen opdraven. Hij is een slechte slaper (in ieder geval in zijn jonge jaren) en ook wordt het steeds duidelijker dat hij zijn geloof (alsmede ieder ander geloof) niet meer ziet zitten. Van het feminisme moet hij niks hebben. Ook als hij al lang en breed getrouwd is, is hij blijkens het boek nog steeds geregeld verliefd op andere dames. Hij had mij best ook iets meer mogen vertellen over zijn afkeer van auto’s en zijn keuze om geen kinderen te willen. Dat zijn onderwerpen die in het boek nauwelijks aan bod komen.
De 47 verhalen van Maarten ‘t Hart in het boek zijn haast zonder uitzondering vermakelijk en goed geschreven. Zijn verwijzingen tussendoor naar allerlei (ook nog rijmloze) gedichten hoeven van mij echter niet. Daarbij verlang ik soms naar een beter einde bij een verhaal, maar als lezer kun je niet alles hebben. “Alle verhalen” is en blijft voor mij een heel leesbaar boek, af en toe ook hilarisch, waarvoor ik hier als recensiecijfer een 8 over heb. Ik ben nog lang niet klaar met Maarten ‘t Hart, in wie ik een van de betere Nederlandstalige schrijvers zie. Lees hem weer eens, zou ik zeggen, en dan denk ik speciaal aan V.U.-biologe Liesbeth, die samen met Greetje begin juni weer eens in Maastricht op bezoek gaat komen om te golfen en mij s avonds van mijn rust af te houden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten