dinsdag 9 januari 2018

Weblogbrief 13.10, 8 januari 2018

Weblogbrief 13.10, 8 januari 2018

Querid@s amig@s y familia, de feestdagen zijn voorbij, gelukkig maar. We mogen ons langzaam gaan opmaken voor het hoogfeest van carnaval. In Maastricht wordt prins carnaval dit jaar oetgerope op zondag 14 januari, over minder dan een week. Hier in Las Palmas geeft het die niet, wij doen het met een “drag queen” en drie koninginnen, jong, volwassen en oudere. De keuze wordt weer een heel gedoe in februari, hier op Santa Catalina.

De meeste van mijn vorige brieven begonnen op de universiteit of anders wel in bus 12. Voor mijn negende brief lukte dat niet. De verscheidene gebouwen van de gezondheidsfaculteit zijn in de eerste week van het nieuwe jaar hermetisch gesloten. Enkele kennissen bij wie ik hier wel eens op bezoek kom, vertoeven elders, zoals Juli in Barcelona. Als ik mijn laptop beneden bij Carlos zou gaan aanzetten, moet er waarschijnlijk eerst een hele dag worden geüpdatet, voordat hij het internet op wil en met mijn veredelde telefoon kom ik evenmin aan mijn trekken. Het versturen van mijn negende brief, van 3 januari, heeft moeten wachten tot ik deze ook verstuur, op maandag 8 januari. Misschien moet ik nu van jullie wel verlangen dat je eerst de vorige leest, voordat je aan deze mag beginnen.
Ik had deze keer natuurlijk wel speciaal voor jullie naar “el cambullonero” bij het “Castillo de la Luz” kunnen lopen om van daaruit deze brief op poten te zetten. Luiheid en niks anders heeft me daarvan weerhouden. Ik start deze tiende brief gewoon op donderdag 4 januari vanuit mijn bureaustoel.

Wel kan ik het niet laten om prompt verse muziek op te zetten. In mijn vorige brief noemde ik een mooie clip van Harry, waarop o.a. John Hiatt meespeelt. Dan ben ik vanzelf “in the mood” om weer een hele CD van John Hiatt (gitarist, componist, zanger) aan jullie te presenteren. De magere man met het krulhaar in zijn nek loopt al een heel tijdje mee. Hij is geboren in 1952, maakt hij zijn eerste plaat in 1974 en anno nu is hij nog steeds niet uitgeteld (om eens een boksterm te gebruiken). Ik heb intussen al meer dan 20 CD’s van hem en dan tel ik die van diverse live optredens, ook in Nederland, geeneens mee. De titels van alle studio-albums van John Hiatt met alle bijbehorende nummers zijn op internet gemakkelijk terug te vinden.
In 1998 komt zijn “The Crossing Muddy Waters Demos & Outtakes” uit. Laat ik die deze week eens draaien. Vooraf al: met de bluesmuzikant Muddy Waters heeft de CD niks uitstaande. Het is trouwens allemaal eerder pop of C&W dan blues en bij mijn weten staat er geen enkel nummer op waaraan Muddy Waters een bijdrage heeft geleverd. Hier zijn de 19 liedjes:
01.All the lilacs in Ohio
02.Crossing Muddy Waters
03.What did I do?
04.Malcolm was right
05.God’s golden eyes
06.Come on up
07.Only the song survives
08.Lincoln town
09.All that love
10.Come home to you
11.Take it back
12.Rock of your love
13.Do I get wha I want?
14.Mr. Stanley
15.Hangin’ around here
16.Something broken
17.Just as long as I’m here
18.On the run
19.Under construction (humming song)
Er staat van alles op de CD en vooral een aantal nummers, waarin er weinig geschreeuwd wordt, “geit miech aon mien prij”. Uitschieters boven het maaiveld? Dan heb ik het bijv. over “All the lilacs in Ohio”,, “God’s golden eyes”, “Only the song survives”, “Come home to you”, “Do I get what I want?”, “Something broken” en “Just as long as I’m here”.
Voor alle duidelijkheid, er is nog een CD, uit 2000, die “Crossing Muddy Waters” gedoopt is en zes van de nummers op bovenstaande CD bevat plus een zestal andere, waarvan ik hier “Before you go” en vooral “Take it down” onder jullie niet aflatende aandacht hoor te brengen.
“Lilacs” zijn overigens geen lelies, voor wie dat denk, maar seringen. Ik heb het nagekeken in mijn woordenboek en zo is het maar net. Komt dat, omdat seringen vaak lila zijn? In het Spaans is het “lilas”, bijna hetzelfde als in het Engels. Waarom wijkt het Nederlands weer eens af, waarom noemen wij die bloemen seringen? Ik heb toch al zo’n moeite om de verschillende bloemen uit elkaar te houden, zelfs in mijn tuin in Maastricht. En onder ons gezegd heb ik geen idee hoe seringen er precies uitzien. (En gelukkig, lelies heten in het Engels “lillies” en in het Spaans “lirios”, bijna hetzelfde.)

Op de boulevard is het rustig ‘s avonds, heel rustig. Dat zal morgenavond ongetwijfeld heel anders zijn, nadat Los Reyes Magos zich gepresenteerd hebben.
Er komt een jongeman voorbij, met baardje, achter een kinderwagen die hij met één hand vooruit manoeuvreert. Hij lijkt me geen godsdienstig persoon, maar wie weet. Op zijn trui heeft hij staan, helaas in het Engels: “DON’T BELIEVE THE TRUTH”, geloof niet in de waarheid. Over zo’n zinnetje kan ik dan best een tijdje zitten mijmeren. Zit er een filosofische wijsheid achter?

Vanaf mijn balkon heb ik een prima gezicht op wat beneden allemaal voorbij komt. Laat ik me voor de variatie eens over het manvolk uitlaten. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat van de mannen van zeg 50 jaar en ouder een royale meerderheid geen echte bos haar meer op zijn hoofd heeft. Het grootste deel is in mindere of meerder mate kalend tot kaal. Nogal eens wordt het euvel verstopt achter een honkbalpet; daar is niks mis mee. Een platte pet kan ook en sinds een paar jaar is de hoed weer in opkomst. Dan heb ik het in de nieuwerwetse tijd niet meer over zo’n ouderwets, stoffen geval met een brede rand en een lint om het centrum, maar de kleinere uitvoering. Die is ons met pijn en moeite opgedrongen en ongelukkigerwijs zie ik aardig wat mensen van mijn leeftijd met zo’n geval op hun kalende kanis. Het nieuwerwetse hoedje heeft geen lint meer, is van stro (in alle kleuren) of stof en de rand rondom is flinterdun. Op de rommelmarkt is het geval voor een paar euro, niet méér, te koop, maar bij de betere winkel zoals El Corte Inglés betaal je uiteraard een veelvoud.
Er is altijd, nu nog, iets loos geweest met de hoeden en hoedjes, dat ik maar niet begrijp. De voorkant van zo’n hoed is meestal niet gewoon recht en rond, maar links en rechts vooraan is hij opzettelijk een beetje ingedeukt. In vooraanzicht ontstaat er dan iets onduidelijks dat op een split lijkt, met een nis van niks aan elke zijkant. Om het “af te maken” is hetzelfde hoedje, net als zijn voorganger van lang geleden, aan de bovenkant ietsje ingedeukt. Bijv. de bejaarde die nog steeds iedere dag langs mijn woning op en neer sjokt met zijn Spaanse muziekdoos, heeft zo’n freubelgeval op in het zwart, compleet met de (door mij niet) gewenste deuken. Hij zal toch niet denken dat je met die deuk bovenop de regen kunt tegenhouden.
Ik mopper intussen: welke idioot heeft destijds bedacht dat kletskoppen verborgen moeten worden onder een hoed, met aan de voorkant en bovenop deuken? Is dat soms chic? In dat geval is het niet mijn chic.

Gaan we naar 5 januari, als Los Reyes Magos hun jaarlijkse, glorieuze intocht in de stad maken. Hoe zo, Driekoningen? Als ik om 10 over 12 enkele kanonschoten hoor, weet ik dat de drie boten in aantocht zijn. En als ik om 1 uur weer even op het balkon sta, is het best druk met al dat grut dat aan de hand van familie door de straat loopt.
Toch heb ik onder mijn lunch een Spaans lesje voor jullie in gedachte: van De Spar die in haar nieuwe lijfblaadje met suggesties (“propósitos”) komt om 2018 goed te beginnen. Ik zou er niet direct opkomen, maar mijn winkel aan de Alfredo Jones is onderverdeeld in (minstens) negen afdelingen. Ik ga die hier eens opsommen, steeds met één aanbieding erbij.
Bij de “Frutas Y Verduras” (wij draaien het om: groente en fruit) wijs ik jullie op de ”calabaza” (pompoen) in de aanbieding. Een aansprekend voorbeeld van de “Carnicería” (slagerij) is de “costilla carnuda de cerdo” (varkensribjes), terwijl de “Charcutería” (voor de fijne vleeswaren) o.a. met “Salami Extra” adverteert en belegen kaas met paprika (”queso semicurado pimentón”) van Maxorata. Bij de “Congelados y Lacteos” (diepvries en melkproducten) ligt de “yogur Spar” voor het grijpen en in de “Desayunos” de “cacao original” van Colacáo. Een heel gezond idee op de afdeling “Alimentación” lijken mij de “salchichas” (worstjes) van Bocklunder en bij de “Bebidas” kan ik uiteraard niet om de “tónica” van Schweppes heen. Dan ben ik er nog niet, want ik heb nog de “Higiene” te gaan, met o.a. de “champú clásico” van Revlon Flex en de “Limpieza” met o.a. de “quitagrasas” (vetverwijderaar) van Volgrass.
Op de kaft van de Spar-folder staan een man en een vrouw afgebeeld, die ietsje jonger zijn dan ik, meer in de leeftijd: Rim en Désirée. Hij wil vooral gezond eten en sporten (comer sano y hacer ejercicio físico), zij gaat meer voor gelukkig zijn en meer reizen (ser feliz y viajar más).

Om 6 uur is het zo ver; dan mag ik naar beneden om me met vele anderen gaan vergapen aan de “cabalgata” (optocht) met als apotheose “Los Reyes Magos”, de drie wijzen uit het oosten. Wijs zullen ze wel zijn, maar of ze ook geleerd zijn, staat te bezien. Ik heb van eerder jaren geleerd dat je niet te vroeg langs de kant moet gaan staan, want dan beginnen je benen net te zwabberen, als je verondersteld wordt enthousiast terug te zwaaien, als het drietal wuivend voorbijkomt. 6 Uur lijkt me een prima tijd om aan te treden op Santa Catalina. Dan kan ik nog net nog even met mijn buren langs de kant verkeren voordat de diverse karren met snoep, de ijsjesverkopers en de motorpolitie het begin van de stoet aankondigen.
“Daor koume ze”, zegt tout Mestreech, als de reuzen “govies” het begin van de carnavalsoptocht inluiden. Hier hoor ik “Ya vienen” om me heen roepen, een prima equivalent. Van de vele “verkleiders” vooraan in de stoet – het lijkt wel Disney in het kwadraat – heb ik vooral oog voor twee kennelijke prinsessen op behoorlijk hoge stelten. Santa Catalina ligt vol met verraderlijke stenen, maar gelukkig hebben de “opgeschoten” jongedames enkele begeleiders bij zich om een eventuele val te breken. Van de diverse hoge wagens springen voor mij die van El Corte Inglés en van de Hiperdino eruit. Dat heb ik in eerdere jaren ook al eens gezegd. Iets van een processie kan ik van de Driekoningen “cabalgata” niet maken, integendeel. Het is meer een voorbode van het aankomende carnaval dan een religieus gezelschap dat om de koningen heen gedrapeerd is.
Na een half uurtje is het zo ver en is zelfs het Romeinse leger gepasseerd. Gelukkig zitten de brengers van goud, wierook en mirre dit jaar weer gewoon op hun kameel, eigenlijk dromedaris. De karren van vorig jaar, waarop ze “vanwege de veiligheid” moesten plaatsnemen, zijn weer op stal. Traditiegetrouw komt eerst Melchor (zonder i) voorbij, daarna Gaspar (met een g) en tenslotte de zwarte Baltasar (zonder h). Om hen heen zijn legio bedienden in de weer om de brieven van kinderen in ontvangst te nemen.
Met name Gaspar heeft, vind ik, zijn beste tijd gehad. Vlak voor waar ik sta zet hij zijn kroon maar eens af en gaat met zijn handen verwoed door zijn haar. Hij heeft dan pas een kikkereindje afgelegd, vanaf het “Castillo de la Luz”. In mijn looptempo heeft hij nog een uur te gaan, voordat hij in Triana/Vegueta van zijn woestijnpaard mag stappen. Met de legio oponthouden erbij (en een plaspauze voor de dromedaris) kan het ook ook zo maar een uur of drie worden. Een smaakmaker van de “día de Reyes” mag zich m.i. vooraf best een beetje moed indrinken. Gaspar maakt vanavond op mij echter de indruk dat hij al behoorlijk boven zijn theewater is. Of die het tot het einde trekt...
Na afloop van de optocht staan de bakkers van o.a. de Spar, Granier en ik neem aan verderop ook de Hiperdino klaar om ons een “roscón” te verkopen. Dat is een grote, ronde cake met vulling. Het begint trouwens flink te waaien, vind ik. Als ik later toch maar eens over de boulevard loop, zou ik mijn hoedje hebben vastgehouden, als ik er een op had gehad.

Op de zaterdag is mijn haar weer aan een wasbeurt toe. Ik heb hier een prima merk “champú”: Reflon Flex. Omdat mijn haar niet echt vettig is, ga ik voor de “cuidado clásico” variant, voor ieder type haar, wel met “keratina”, volgens mijn fles voor de verzachting en vitaliteit. Bij De Spar is een fles met het spul, 650 ml “formato ahorro”, voordelig, momenteel in de aanbieding (zie boven).
Op mijn Spaanse shampoofles, van een firma uit Barcelona, staat niets over hoe lang de shampoo moet intrekken (in mijn hoofd? in mijn haar?), voordat ik het er weer met goed fatsoen uit kan wassen. Mij staat bij dat daar op Nederlandse flessen twee minuten voor staat, maar waar is de toevoeging precies op gebaseerd? Ik sluit niet uit dat “men” het bij het rechte eind heeft, maar vooralsnog zit er toch iets raars in. Zijn daar bonafide onderzoekingen naar gedaan?
Het wordt toch al vlug zo iets als de mededeling van de tandarts dat je wel ieder half jaar op controle moet komen, ook als je al tijden geen probleem met je gebit hebt. (Dat idee blijkt afkomstig te zijn van niets anders dan een cartoon uit de 19de eeuw in Engeland. Die heb ik in mijn werkzame leven wel eens vertoond, als ik een praatje moest houden over de verworvenheden van de medische industrie.)
Wat me bij nog weer een ander onderwerp brengt. Ik poets mijn tanden doorgaans in de middag, na de lunch. Op een gegeven moment denk je: mijn tandpasta is bijna op, laat ik maar een nieuwe tube in huis halen. Dan besluit ik dapper dat ik de oude blijft gebruiken tot ze echt leeg is. Dan blijkt dat je er nog heel lang mee verder kunt. Is dat niet wonderbaar?

Wie kent hem niet, Bill Monray. Hij is de bedenker van een stroming in de Country & Western muziek die ik op zijn tijd graag mag horen: Blue Grass. Die heeft af en toe zelfs iets van jodelen (yo-de-le-hi yo-de-le-ho) en op zijn tijd slaat de stem van de zanger expres een beetje over. Van Bill Monroe heb ik een doosje van vier CD’s uit 2003 met “All The Classic Releases” uit 1937-1949 en tevens een doosje uit 2015 met zes LP’s uit de jaren 1955-1962. Daartussen in zitten de “Complete Sessions” uit 1950-1952, die hij samen met The Blue Grass Boys in de “Castle Studio” heeft opgenomen. Het gaat om legio probeersels op vijf CD’s van in totaal 37 verschillende liedjes. Om jullie er niet te veel mee te vermoeien heb ik eerst van ieder nummer de beste versie gekozen en vervolgens uit die 37 de vijftien die mij extra aanspreken. Hier komen ze chronologisch:
1.07.New mule skinner blues
1.12.My little Georgia rose
1.18.I’m on my way to the old home
2.08.The old fiddler
2.25.Letter from my darling
3.08.Poison love
3.18.Prisoner’s song
3.31.Brakeman’s blues
3.36.Travelin’ blues
4.02.When the cactus are in bloom
4.06.Sailor’s plea
5.04.Lonesome truck driver’s blues
5.13.Cabin of love
5.36.The first whippoorwill
Uitschieters naar boven binnen deze serie ga ik niet noemen, want ik heb ze al gekozen als uitschieters. En ik weet het best: Blue Grass is een beetje een vergeten genre, iets van vroeger, maar als ik het de moeite waard is, moeten jullie er maar een keer aan geloven. Bill Monrow & The Blue Grass Boys maken er een potje van, in de goede betekenis van het woord.
Terzijde, ik heb ook enkele verzamelplaten met allerlei Blue Grass muziek, uiteraard met nummers van Bill Monroe al dan niet met zijn Blue Grass Boys, maar ook van anderen zoals: de Bailey Brothers, Jim Eanes, Lester Flatt & Earl Scruggs, Lonesome Pine Fiddlers, Mac Wiseman, Molly O’Day, en Stanley Brothers. Wellicht laat ik een van mijn verzamel-CD’s later nog eens aan bod komen.

Als het zaterdagavond op de boulevard echt waait, kan ik thuis niet om een nieuwe film heen. Het wordt er een van regisseur Mike Barker: “A Good Woman” uit 2004, die ik in een Thaise versie heb. Is het iets voor Ellen & Sjaak, die na zoveel jaren Chang Mai toch een aardig mondje Thai paraat moeten hebben? Gelukkig kan ik hem, anderhalf uur lang, hier afkijken in het Engels, met ook nog Engelse ondertiteling. Het verhaal speelt in 1930 aan de Amalfi kust in de buurt van Rome, waar heel vroeger bij Homerus de sirenen de zeelui op de klippen joegen.
Oorspronkelijk is het een boek van Oscar Wilde, die het uitbracht onder de titel “Mrs. Windermere’s Fan”, eerlijk gezegd een toepasselijker titel dan het wat flauwe “A Good Woman”. Hoofdrolspeelster is Helen Hunt (van o.a. “As Good As It Gets” met ook Jack Nicholson) en als belangrijkste antagoniste de blonde (niet uit een flesje) Scarlett Johansson. Voor een prima bijrol houd ik de oudere Tom Wilkinson verantwoordelijk.
Helen Hunt speelt Stella Erlynne, een dame van middelbare leeftijd, platzak, die zich komt mengen in het societyleven van de heel rijken in het badplaatsje. Ze dringt zich een beetje op bij ene Robert Windemere, die sinds een jaar getrouwd is met Meg (Scarlett Johansson) en zelfs op vakantie vooral lijkt op te gaan in zijn werk. Zijn vriend en playboy John Darlington probeert dan Meg voor zich te winnen, maar hij krijgt de kous op de kop. Meg van haar kant raakt er wel van overtuigd dat haar Robert zijn hart aan het verliezen is aan Stella. Daarbij speelt door de hele film een waaier een aparte rol, die Meg voor haar verjaardag van Robert krijgt. Op de achtergrond zie ik allerlei ouderwetse miljonairs van bezadigde leeftijd zich gepast vermaken, onder wie Tuppy Augustus (Tom Wilkinson), vrijgezel na de nodige eerdere huwelijken. Hij wil nu maar al te graag Stella voor zich winnen en of hem dat lukt?
Ik vind dat Mike Barker met “A Good Woman” een alleraardigste film heeft afgeleverd, heel geslaagd voor een avondje dat ik geen boek hoef uit te lezen. Helen Hunt, toch ook niet meer de jongste, zelfs niet in 2004, weet mij prima bij de les te houden en Tom Wilkinson en zijn vrienden zijn goed voor een gulle lach. Ik ga de DVD bewaren.

Dan is het de dag des Heren, ook de verjaardag van mijn oma zaliger. Als ik om half 9 op het balkon ga zitten, is het daar voor Canarisch begrip nog vrij fris, 18 graden. Beneden op begane grond kan er dan nog eens een graad of twee graden vanaf. Ik moet geduld hebben tot een uur of 10, voordat de (hoe zo magische?) grens van 20 graden bereikt is. Regenen doet het niet, hoewel, gisteravond vielen wel een paar druppels, maar het waait wel nog.
Op de rommelmarkt rond het middaguur duikel ik een plaat op die ik al een tijd op mijn verlanglijstje heb staan: “Tango” van Julio Iglesias. De CD is uit 1996 en er staan echt alleen maar klassieke tango’s op, die zo waar ik kan meezingen (met de tekst erbij, als er niemand in de buurt is). Als ik hem soldaat maak - voor een eurootje, daar kun je geen buil aan vallen – zit hij nog keurig in de cellofaan. Een groot inlegvel geeft de tekst van alle twaalf nummers en ik bespeur ook een prachtfoto van een tangocafé plus – het kan niet op – een hele woordenlijst van het taaltje, “Lunfargo”, dat eind 19de, begin 20ste eeuw onder de immigranten van Buenos Aires gesproken wordt.
Zal ik jullie de twaalf nummers van mijn tango-plaat van Julio Iglesias neerpennen? Of de lijst met zo’n zestig slangwoorden? Toch maar niet, besluit ik, maar als iemand belangstelling heeft, mag hij of zij zich uiteraard bij mij melden. Eerder heb ik iets dergelijks ook eens aan de hand gehad bij een boek van Hemingway over stierenvechten. Daarin zat op het einde een heel woordenboekje van dingen die bij stierenvechten gangbaar zijn.
Ik kom intussen een beetje op mijn weigering terug. Hier is toch een stukje “Mi Buenos Aires querido”, omdat ik het zo mooi vind:

El farolito de la calle en que nací
Fue el centinela de mis promesas de amor
Bajo su quieta lucecita yo la ví
A mi pebeta luminosa como un sol
Hoy que la suerte quiere que te vuelva a ver
Ciudad porteña de mi único querer
Y oigo la queja de un bandoneón
Dentro del pecho pide rienda el corazón

Mi Buenos Aires querido
Cuando yo te vuelva a ver
no habrá más penas ni olvido.

Jullie weten het: als ik Unicef een hak kan zetten, hoe klein ook, doe ik het. Het is de tijd van de goede voornemens, dus Las Palmas hangt vol dezer dagen met reclameborden van deze m.i. halve zwendelaars. Unicef adverteert met “No más hambre (geen honger meer), No más discriminacines (geen discriminatie meer), No más injusticias (geen onrecht meer), No más enfermedades (geen ziektes meer). Ayudanos construir un mundo en el que no seamos necesarios (help ons een wereld op te bouwen waarin wij niet nodig zijn).
Beste mensen, en nu maar hopen dat jullie niet aan Unicef gaan doneren. Foei! Foei!
Ik heb er een sport van gemaakt om iedere winter hier dertig weblogbrieven te versturen, grofweg vijftien vóór carnaval en vijftien erna. Met deze brief zit ik op 1/3, aardig op schema. Mijn volgende mogen jullie a.s. vrijdag tegemoet zien, op 12 januari. Ik heb nog geen idee wat daarin komt te staan, maar ik zal weer mijn best doen om er iets van te bakken.
Voor nu wens ik jullie een zachte winter, un invierno benigno, voor mij hoeven de mensen van de Friese Elfstedentocht niet bij elkaar te komen. Zelfs hier in Las Palmas houdt het momenteel niet over: wind en af en toe een regenbuitje. Voor ‘s avonds op mijn balkon heb ik mijn Schotse trui met lange mouwen (en een capuchon) uit de kast gehaald. “Hace frio” en dat zullen we weten, zelfs in de buurt van de evenaar. Tot ziens, hasta luego, PaulK☼.

BOEKBIJLAGE

Denk je langzamerhand toch redelijk bekend te zijn met de Engelstalige thrillerwereld en dan blijkt dat je toch weer alleen een topje van de ijsberg in je handen hebt gehad. Deze week heb ik voor jullie een boek ter bespreking, “Eight Million Ways to Die”, ik denk uit 1982, van een New Yorkse auteur van wie ik nog niet gehoord had: Lawrence Block. Hij heeft niettemin al een heleboel prijzen in de wacht gesleept, Edgar Allen Poe Awards, Shamus Awards en noem maar op, maar voor mij is hij nieuw.
Zijn boekenheld is Matt Scudder, een voormalige politieman die sinds een paar jaar als privédetective werkt, zonder vergunning overigens. Tot zijn ondeugden hoort dat hij alcoholist is, maar hij bezoekt in Manhattan wel redelijk trouw de bijeenkomsten van Alcohol Anonymus. Zijn vriendin Jan Keane helpt hem om niet in de alcoholfout te vervallen.
Prostituée Kim Dakkinen wil van haar pooier af, Chance, en vraagt aan Matt Scudder om daarover met Chance te gaan praten. Even later, als Chance net lijkt te hebben ingestemd met haar vertrek, wordt ze vermoord. Dan vraagt Chance aan Matt Scudder om hem te helpen de moordenaar op te sporen. Matt Scudder kan het al snel goed vinden met politieman Joe Durkin en vooral met die gaat hij voor de moordzaak samenwerken. De andere prostituées van Chance, terzijde een kenner van Afrikaanse kunst, zijn Sunny, Fran, Donna, Ruby en Mary Lou. Dan lijkt Sunny zich van kant te maken. Het wordt alleen maar erger, als travestiet Cookie Blue op dezelfde grove manier als Kim geslachtofferd wordt. Gaandeweg komt Matt Scudder wel steeds dichter bij wat er precies aan de hand is, mede ook door de hulp van informant Danny Boy Bell, een jas van mink en een ring van smaragd.
“Eight Million Ways To Die” (de titel wordt o.a. verklaard op blz. 134) vind ik een zeer leesbaar boek, dat op zijn tijd ook best spannend is. Me vervelen is er niet bij. De uiteindelijke oplossing van de moorden had mij ietsje geloofwaardig gekund en om die reden blijf ik steken op een recensiecijfer onder de 8, een 7½ om precies te zijn. Toch blijft het best een goed boek van Lawrence Block.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten