maandag 11 december 2017

Weblogbrief 13.05, 11 december 2017

Weblogbrief 13.05, 11 december 2017

Querid@s amig@s y familia, hier ben ik alweer, drie dagen over tijd, maar wel met mijn vijfde brief. Die had ik jullie afgelopen vrijdag moeten sturen, maar toen bleek de universiteit dicht te zijn vanwege Maria onbevlekte ontvangenis, “la inmaculada concepción”. Ze moeten het niet gekker gaan maken.
Zal ik als intro nog weer iets over het bellen in de bus zeggen? Laat ik deze keer dan eens beginnen met een opmerking te maken over mensen die al te luidkeels aan anderen vertellen wat hun bezielt. Dat kan door de telefoon zijn of “skypentere” in de bus, maar al te luid opzichtig praten kan ook zonder telefoon een verzoeking zijn voor medereizigers zoals ondergetekende. Ander euvel, ook vervelend: je zit in de bus en de telefoon gaat, niet die van mij (want die gaat haast nooit, nog even los ervan dat ik hem soms niet opneem), maar een andere telefoon. Wat vervolgens gebeurt, is dat toch minstens vijf mensen in de buurt naar hun mobiel graaien, omdat ze denken dat zij gebeld worden. Dat kan best tot een komische situatie leiden.

Ik kom nog even terug op dat Tamaraceite in mijn vorige brief. Dat plaatsje van niks vlak onder Las Palmas wordt in allerlei reclamefolders aangeprezen als de plek waar je als kersverse bewoner de drukte van de stad kunt ontvluchten. Daar zou je permanent op vakantie zijn, met wel heel schone lucht. Extra attractie: er is sinds heel kort een supergroot winkelcentrum, Centro Comercial Alisios. Je kunt er vanuit de “stinkstad” met bus 91 heen (en weer terug, als je het daar te schoon vindt).
Ik ga jullie tenslotte in deze inleiding bijpraten over het voetbal hier. Het was me het weekendje wel. Zowel Barcelona als Real Madrid komen dit weekend niet verder dan een gelijk spel en Valencia verliest zelfs. De stand is nu: 1. Barcelona 36 (11 overwinningen en 3 gelijke spelen, 2. Valencia 31, 3. Atlético 30, 4. Real Madrid 28. En niet te vergeten: Las Palmas heeft eindelijk weer eens gewonnen, met 1-0 van Betis Sevilla. Signant detail: de vorige trainer van Las Palmas, Quique Setién is nu trainer van Betis; de laatste trainersaanwinst van Las Palmas heet Paquito Ortiz. Vraag: hoeveel invloed heeft de trainer op de prestaties van zijn elftal tijdens de wedstrijd? Ik denk: weinig.

Bij mij om de hoek in de Alfredo Jones (spreek uit: Chonez) ligt hotel Dña Luisa. Op de buitengevel staan volzinnen van bekende Canariërs. Ik citeer er eentje van Néstor Martín, die gedeclameerd zou hebben: “Hagamos de nuestra vida una obra de arte”, laten we van ons leven een kunstwerk maken. Daar zou ik zelf nou niet opgekomen zijn, denk ik dan.
Op een affiche van een telefoonmaatschappij, met alles erop en eraan, lees ik “pellízcate, es real”. Dit pellízcate komt van pellizcar, Spaans voor knijpen. Knijp jezelf maar eens, het is waar, wordt ons voorgehouden.

Dan is het nu op dinsdagmorgen tijd voor mijn eerste muziek. Laat ik eens iets Nederlands nemen, maar wel iets bijzonders. Portugal is het land van de fado, vooral Lissabon en Coimbra. Het heeft een bepaalde schwung die ik heel apart vind. Het verbaast mij dat artiesten uit andere landen zich er bij mijn weten nooit eens aan gewaagd hebben. En dan ontdek ik bij toeval dat onze eigen Lenny Kuhr in 2001 een fadoplaat heeft gemaakt, met enkele Portugese nummers vertaald, maar vooral ook nieuwe liedjes. Mij staat bij dat o.a. Herman Pieter de Boer daarvoor verantwoordelijk is geweest. Hier is ze dus, de cd “Fadista” uit 2001, van de vrouw die kennelijk meer in haar mars heeft dan nummers als “De troubadour” en “Visite”:
01.Fadista
02.Portugese lente
03.Triets in mij
04.Toevallig zo
05.Het diepste verlangen
06.Twijfelliedje
07.Zomernachtlied
08.Lange dagen
09.Ik en de vreemdeling
10.Ik zal altijd om je blijven geven
11.Waar is het huis
12.Hart van fado
Het kan niet missen: “Portugese lente” is de Nederlandse versie van “Uma casa Portuguesa” van Amália Rodrigues. Er is nog veel meer moois te bewonderen, waarmee ik Lenny Kuhr hier in het zonnetje wil zetten. Als het een LP was, zou ik jullie vooral kant A kunnen aanbevelen, met ook nummers als “Fadista”, “Triest in mij” en “Het diepste verlangen”. Van kant B heb ik het “Zomernachtlied” in de aanbieding. Lenny Kuhr kun je om een boodschap sturen.

Dan is het bijna half 11 en tijd voor mijn bezoek aan het trio Marja, Claar & Cintha (met een i). Ik ga eens plassen en rush dan naar de streekbuskelder van Santa Catalina. Om kwart voor 11 zit ik op de beste plek, vooraan, naast “el chófer” in Globalbus 30. Als ik betaald heb, verschijnt op een doosje de zin: “Por favor, retire su billete”. Je moet wel een kaartje kunnen laten zien, mocht de bus overvallen worden door enkele controleurs. Dat is mij geloof ik nog nooit gebeurd.
Op de zijkant van de bus staat een levensgrote advertentie van natuurpark “Palmitos Park”. Wie voor het eerst op Gran Canaria komt, moet er zeker eens heengaan, hoewel een toegangskaartje niet goedkoop is. Van toen ik er was, staan me vooral de papegaaien bij (Loro Park) en een onderkomen met onnoemelijk veel vlinders. Volgens de aankondiging nu is er ook een dolfijnenshow.
Wij van de bus passeren de borden van de twee tunnels, 1250 en 630 meter, alleen naar het zuiden toe, terwijl de weg terug tunnelvrij blijft. Voorbij Las Palmas mijmer ik een eind voor me uit, totdat de bus in het zuiden van het eiland na de karting, Garbo’s en weg naar Sioux city Maspalomas in rijdt. Zowel de wijken Bahia Feliz en San Agustín als Playa del Inglés en Meloneras lijken er nog precies zo bij te liggen als eerder. Veel veranderd is er niet.
Bij het busstation in Meloneras, waar ik door toeristen oponthoud een beetje aan de late kant ben, 10 over 12 – we hadden om 12 uur afgesproken, zie ik geen dame of meer dames die mij enthousiast zullen gaan “pune”. Tien minuten later besluit ik om dan maar zonder begeleiding omhoog naar het Club Hotel Riu te lopen, waar het drietal verondersteld wordt te zijn. Bij de hefboom die toegang moet geven tot het pleintje voor het hotel, krijg ik het aan de stok met de daar aanwezige portier. Hoe ik ook mijn best doe om mijn aanwezigheid te verklaren, hij blijft mij de toegang tot het hotel resoluut weigeren. Een “Drs. portierswetenschap”, zou Hans Philipsen van de U.M. er ongetwijfeld over gezegd hebben. En dan, uit het niets, komt Claar opdagen. Dat geeft hem genoeg bevrediging om mij – zij het met de nodige reserve – door te laten. Ze moet wel in zijn hokje, twee keer haar kamernummer doorgeven en hem plechtig beloven linea recta met mij naar de hotelbalie te gaan.

De rest van de dag is hedendaagse geschiedenis. Cintha, Claar & Marja pamperen mij de hele dag dat het een aard heeft en jullie willen natuurlijk weten wat ik bij mijn rode spa tussen 2 en 3 uur gegeten heb. Ik begin met (koude) gazpacho soep met uien, peterselie en dergelijke, heerlijk, dan “kaw sjotel” met haring in de mayonaise (yam, yam), grote sardines en gemengde groente, daarop als hoofdgerecht kip, tilapia en viskoekjes met erwten en royaal rode mojo (is dat niet al te pittig, hoor ik Marja zeggen). Er moet altijd plaats over zijn voor een toetje (heb ik van Greetje geleerd) en dus schep ik me op de valreep – het is al over 3uur – nog twee soorten ijs op en beleg die met vruchtjes en “schnitzel”.
De dames willen mij minder dan een uurtje later al weer koffie met gebak aanpraten, maar dat weiger ik resoluut. Enige moeite met het opstaan van mijn bedje heb ik om even voor 5 wel, maar daarna kunnen we op het hotelterras aan de drank. Bij de dames gaat er nu heel wat witte wijn en cava door. Voordat ik om 8 uur bergaf de weg naar de bus terug aanvaard, word ik getrakteerd, eerst op twee mojitos en daarna drie (of vier) Pernods met bronwater.
Mijn belangrijkste wapenfeit van de bus terug is dat het buiten in de lucht (nagenoeg?) volle maan is. Om half 10 zit ik weer in de Luis Morote met mijn boek, tonic zonder suiker en een bakje met stukjes brokkelkaas.

Op de woensdagmorgen van de “Día de la Constitución bedenk ik op het balkon een outfit voor de aankomende carnaval. Ik ben niet iemand van er uitgebreid werk van maken. Mijn gele jas blijft een attribuut, maar wat doe ik met mijn hoofd? Ik ga, denk ik, deze winter voor een honkbalpet met Las Palmas op, een geschminkt gezicht en – nou komt het – een bord voor met “Recién pintado”, pas geschilderd, met rood-witte linten van de gemeente eraan. Doen jullie het daarvoor?

Op de Spaanse feestdag weet je niet goed, of de winkels waar je heen wilt, open of dicht zijn. Op mijn stukje straat is bijv. Arkay vandaag gewoon in bedrijf, maar Topaz geeft niet thuis, terwijl het toch allebei “perfumerias” zijn. Als mijn jongere overbuurman het balkon op komt, steekt hij zijn hand op om me nog maar eens hartelijk te groeten. Zou hij wel weten dat ik een allochtoon ben?
‘s Avonds op Las Canteras valt me bovenal op hoe druk het bij de “belén de arena” is. Er is een rij van wel 25 meter, met meer mensen naast elkaar, schat ik in. Dit is dus kennelijk de dag dat mijn stadgenoten zich aan de sculptuur willen wagen. Bij La Oliva blijkt dat de accu van mijn telefoon leeg is. Ik zou Trudie nog appen, maar dat kan ik later pas doen.
Laat ik hier eens toegeven dat het in Las Palmas al “tierig wemelt” (wat een taalgebruik) van de kerstbomen, van mini tot meer dan manshoog, zoals op de gevel van Real Club Victoria. Waar ik ook kijk, zie ik ze schitteren, al dan niet van plastic, zo nodig met lampjes en andere versiering. Volgens hetzelfde stramien zijn ook de kerststerren al weer volop van de partij. Die hebben we hier in meer kleuren, maar de rode hebben toch ook hier de voorkeur. “Estrellas de Navidad” is hun naam in het Spaans, maar normaler is om “Flores de Pascua” te zeggen. Op de hoek van mijn Luis Morote met de Secretario Artiles staat een grote bak vol met rode kerststerren, negen lagen hoog. Rode puntmutsen bespeur ik nog wat minder, hoewel. Als ik net weer op mijn balkon zit om half 10, komt een groep van negen Japanse (of zo) dames beneden bij Carlos zingen, met allemaal zo’n gevaarte op hun hoofd. Ze doen een paar liedjes, in de verkorte versie en niet al te zuiver: “Feliz Navidad”, “Jingle bells” en dergelijke en taaien dan weer af naar een volgend etablissement.

Op de donderdagmorgen valt me in alle vroegte op dat er geen jongetjes zijn aan het voetballen en meisjes de honden aan het bepotelen bij mij in de straat (en op de vrijdag is dat ook het geval). Moeten ze niet zorgen dat ze om half 9 op de katholieke school om de hoek zijn? Dan bedenk ik iets dat ik me eerder in Nederland ook eigen heb moeten maken: de onderwijzers en juffen – tegenwoordig leraren geheten - hebben een dagje dat ze het zonder de leerlingen mogen stellen. Nu maar hopen dat ze druk aan het vergaderen zijn en er niet een dagje uit van maken.
Zijn jullie al uitgekeken op fadista Lenny Kuhr? Dan vertel ik jullie nu over nog een Nederlander die de fado een warm hart zou toedragen. Hij heet Eric Vloeimans, zingt en speelt trompet en is een fan van de Portugese artiest Fernando Lameirinhas. In 2013 is het zo ver; dan gaat Eric met Fernando Lameirinhas (en een paar nummers met ook Mafalda Arnauth) de studio in om een cd op te nemen. Hun gezamenlijke inspanning, de veertien nummers van “Pessao”, laat ik hier de revue passeren:
01.Realm of ease (mensagem)
02.O sino do minha Aldeia
03.O solitário
04.O mar fala de ti
05.Foi um momento
06.Valsa dos heterónimos
07.Calma tormenta
08.Corcunda
09.Melancolia
10.Nevoeiro
11.O fado e a alma portuguesa
12.Mar portugués
13.Pessoana
14.As ilhas afortunadas
Ik heb afgelopen zomer op de computer een cursus Portugees gedaan, via Duolingo. Na het nodige gedoe kon ik een paar maanden terug mijn mondje best een beetje roeren. Niettemin, nu ben ik geloof ik haast weer terug bij af. Als de titels van de liedjes nog eens nalees, past mij als vanouds al weer een uiterst bescheiden opstelling. Staat “Pessao” voor vis?
Bij nadere beschouwing valt de cd van Eric Vloeimans en Fernando Lameirinhas me een beetje tegen. Een enthousiaste collectie fado-moois kan ik er niet van maken, eerder vind ik “Pessao” een jazz-plaat en dan niet de beste. Het is niet anders. Voor wie toch nummers wil, beveel ik hier “O sino do minha Aldeia”, “O mar fala de ti”, “O fado e a alma portuguesa” en “Pessoana” aan.
Ik prefereer van Fernando Lameirinhas andere cd’s zoals “Alegría do triste” uit 2002 en “Anaïna” uit 2007, overigens evenmin fado-muziek. Vraagje: woont Fernando Lameirinhas misschien in Nederland? Hoe kan hij anders het nummer “Vondelpark” zingen, van het begin tot het einde in het Portugees.

En dan heb ik nog een verhaaltje over “poes”. Ik bedoel niet “poes” in de betekenis van kut en ook niet als troetelnaam voor een meisje, maar gewoon: een vrouwelijke kat. Bestaat het woord ook in het buitenlands? In het Spaanse taalgebied ken ik alleen “gata”, in het Frans”chatte” en in het Engels? Dan zie ik toch een woord verschijnen dat op onze “poes” lijkt: “puss”. Het is volgens mijn woordenboek wel een beetje kindertaal: “poes, poes” wordt puss, puss, pss, pss! Waar zou het woord vandaan komen, wat zou de etymologie zijn?
Zal ik ook nog een paar uitdrukkingen doen? “Niet voor de poes zijn” is in het Spaans “ser de armas tocar” en mispoes is “mala suerte”. In het Engels heb je voor een kater, een mannelijke kat, het woord “tomcat”, maar met onze tompoes, bij voorkeur van de Hema, heeft die niks uit te staan. In het Spaans is een tompoes een “milhojas”, duizend blaadjes; schuimgebakje staat in het Spaans-Nederlandse equivalent. Helaas heb ik ze hier nog nooit zien liggen.

En dan ben ik, zoals in mijn inleiding al aangekondigd, bij de vrijdag van de van “La inmaculada concepción”, de onbevlekte ontvangenis. Zouden er in alle oprechtheid nog mensen zijn die daarin geloven? Dat de Heilige Geest op 8 december of even daarvoor zijn heilzame werk heeft gedaan, verkleed als duif? En dat de maagd Maria enkele weken later al - of is het ruim een jaar - de tweede god (van de drie) heeft gebaard? Zelfs de nonnen van bij mij naast zie ik nu hun wenkbrauwen optrekken. Hoe dan ook, van de twee krantenkiosken op Santa Catalina is er een dicht en een open. Bij de bushalte en in de bus valt me op dat het bepaald niet druk is “voor een doordeweekse dag”. En dan volgt de klap op de vuurpijl: het gebouw van de gezondheidsfaculteit is zo dicht als maar kan.

Hoe maak je dan van de nood een deugd? Ik heb me al eerder voorgenomen om eens een kijkje te nemen in de Carrefour-winkel in het zuiden van de stad. Even lopen en ik ben er al na vijf minuten. Mij valt vooral op hoe hij in alle opzichten het evenbeeld is van zo’n zelfde Carrefour in Las Arenas, op het westeinde van Las Canteras. Laat ik maar niet gaan afwijken van wat ik daar meestal koop. Voor een tientje wordt ik de gelukkige bezitter van een doos camembert, een bakje sobrasado (salami-pasta), een behoorlijke pot krabsalade, vijf broodjes en last, but not least: een groot pak Madrileense callos. Keer ik toch als tevreden mens terug naar mijn woning.
In mijn derde boek, Michael Connelly’s “The Fifth Witness” ben ik nog pas op blz. 20, als ik zeker weet dat ik het boek uit 2011 als eens gelezen heb. Dus leg ik het terzijde en begin ik monter aan een nieuw verhaal. Dat is 700 bladzijden dik, dus mogen jullie het te goed houden voor mijn volgende brief.

Dan is het zaterdag. Op Santa Catalina bij mijn straat is men de microfoons op standaards al aan het neerzetten, als ik fris gewassen en op zijn ‘s zomers gekleed naar bus 80 richting Telde hobbel. Telde is de tweede stad, zeg maar stadje met zijn 40.000 inwoners, van Gran Canaria, als ik de plaatsen in het zuiden zonder toeristenstroom includeer. Op de zijweg naar rechts zie ik overal kruiken, drie per keer. Is dit het kruikenstadje van de Canarische eilanden? Als ik op parque Franchy Roca uit de bus stap, blijkt mijn favoriete slagerij, “Guillermo”, aan de overkant dicht te zijn, definitief. Zo zie je de kleine middenstand langzaam verpieteren. Het terras van “Habla de ti” bij het kerkje is nog evenmin open, maar binnen is een en ander al gaande. Ben ik, om 11 uur, te vroeg bij de les? De koperen schoenpoetser met krantenlezer doet gelukkig nog wel zijn werk. Als ik de Avenida de la Constitución afloop, zie ik wel al een aantal terrassen, waar het kennelijk goed toeven is. Beneden, in de Daily Price tweedehands platen- en dvd-winkel is geen enkele bezoeker, helaas.
Ik doe de rommelmarkt “in no time”; het is een en al Oost-Europese rommel. De “Mercado municipal de Telde” ligt me veel meer aan het hart. Vanuit de ingang links hangen aan de muur, op begane grond en één hoog, mooie affiches van allerlei soorten vissen en schelpdieren (als dat niet ook vissen zijn). Deze keer beperk ik me tot de tonijn. Zoals er diverse soorten mensen zijn, en binnen het Kaukasische ras weer Germanen, Russen, Middenlandse Zeeërs en dergelijke, heb je dat ook met bijv. tonijn. Het verzamelwoord is “Túnidos” en hier zijn tien verschillende soorten: Atún de aleta azul, Atún rojo, Bacoreta, Bonito, Bonito del mar, Listado, Melva, Patudo, Rabil en Tasarte. Zelfs mijn groot Spaans-Nederlnads woordenboek kent er maar een paar. Ik volsta hier met te zeggen dat ze verschillende kleuren hebben (“de aleta azul” bijv. is met een blauwe vin) en al dan niet gestreept zijn. De blikken tonijn die ik bij de Spar koop, zijn bij mijn weten meestal “bonitos del mar” uit Gallicië.
Op een bankje vóór de markt begin ik dapper aan mijn twee broodjes, verschillend, maar wel heel dik belegd met “queso curado”, oude kaas, van het eiland. Diverse mensen die naar de markt gaan of er net vandaan komen, knikken mij “¡que aproveche!” toe, smakelijk eten, het Spaanse equivalent van Jan Willem’s “enjoy”.
Om even over half 3 zit ik in bus 12 terug naar Las Palmas, San Telmo om precies te zijn. Daar zit ik de nodige uren op alweer een bankje te lezen. Als ik later bij McCarthy’s ga plassen, mag ik constateren dat er naast reclames van Guinness bier en van Jameson whisky de nodige ouderwetse borden hangen van Carlsberg Pilsner, zeker in de kelder. Waarom zou je je hele caféleven lang met dezelfde Guinness reclameborden moeten doen?

Op zondagmorgen besluit ik dat ik deze week wel met een echte fado-zangeres moet afsluiten, de enige, echte Mafalda Arnauth. Ze zingt op een paar nummers mee van Eric Vloeimans en Fernando Lameirinhas, maar ik heb ook één eigen cd van haar: “Fadas” uit 2010. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Antigamente
02.Saudades da Júlia Mendes
03.Vou dar de beber a alegria
04.E se não for fado
05.Vira de minha rua
06.Tendinha
07.Só corre quem ama
08.Marujo português/Rosinha dos limões
09.Hortelã mourisca
10.Pomba branca
11.Fado madragoa
12.Invierno porteño
Eindelijk hoor ik weer een fado-muziek zoals die hoort te zijn, 44 minuten lang. Ik begin natuurlijk met het halve nummer “Rosinha dos limões” de hemel in te prijzen, de onvergetelijke hit van Max (Maximiano de Sousa). Wie meer wil, beveel ik hier ook “: Antigamente”, “Vou dar de beber a alegria”, “Vira de minha rua”, en “Hortelã mourisca” en Invierno porteño” aan. Mafalda Arnauth houdt een heleboel “Lisboa” in de lucht.

In het Nederlands kennen we legio namen die terug te leiden zijn op (ongehuwde moeder) Maria: Marie, Marian, Marion, Marja, Marij, Marjo, Mia en ga maar door. De meeste daarvan zie ik ook in het Maastrichts terug: MerIE (dat is e woonder), (oma) Mai en dergelijke. Opvallend is dat zowel bij het Nederlandse Marie als het Maastrichtse Merie de klemtoon op de tweede lettergreep valt: MarIE, MerIE (Hoewel, MErie ook wel voorkomt). In het Spaans en Canarisch valt de klemtoon bij mijn weten steevast op de eerste lettergreep. MAry is een veel voorkomende naam hier; neem bijv. Mary Sanchez, onze regionale volkszangeres, die ik het carnaval hier nog eens heb horen openen.
Met mama en papa is iets omgekeerds aan de hand. Het Nederlandse mAma is met de klemtoon op de eerste lettergreep, maar hier is het eerder mamA, met de klemtoon op de tweede lettergreep. Nog bonter maken ze het hier met het woord papa. In het Nederlands is het normaliter pApa, maar hier zegt men papA. Echter, als je de paus bedoelt, is het wel “PApa”, zoals bij de nieuwste: papa Francisco uit Buenos Aires. Die heeft me in mei nog de zegen gegeven op het plein vóór het Vaticaan.

En dat was hem dan toch, mijn vijfde brief van jaargang 13. Gisteren heb ik mogen lezen dat Ajax weer eens gewonnen heeft, van koploper PSV, en ‘s avonds heb ik met eigen tv-ogen kunnen zien dat Barcelona te sterk is voor ploegen als Villarreal: een reguliere 0-2 is de eindstand, met doelpunten van Suarez en Messi.
Vergeet niet je taai taai op te eten, hoe taai hij ook is. En kijk alvast eens op zolder of in het berghok of je niet een paar nieuwe drie koningen moet aanschaffen voor bij de stal. Vooral Baltasar is zijn kleur aan het verliezen, vrees ik. Ik wens jullie een prettige voortzetting van de donkere dagen voor Kerstmis. Na deze, mijn verlengde briefperiode mogen jullie mijn volgende schrijfsel a.s. vrijdag 15 december alweer tegemoet zien. Tot ziens maar weer, hasta luego, francotirador Pablocito.

BOEKENBIJLAGE

Is Ruth Rendell de “First Lady Of Crime”? Volgens de kenners maakt ze in ieder geval in de jaren zeventig aanspraak op die titel. Van haar zijn echt legio boeken verschenen; ik lees deze keer “Shake hands for ever” uit 1975. De titel van het moordboek is uit een gedicht: “Shake hands for ever, cancel all our vows. And if we meet at any time again, be it not seen in either of our brows that we one jot of former love retain.” In goed Nederlands: vrijheid is beter dan liefde proeven. Het verhaal speelt ergens in Sussex en in Londen.
Angela, de tweede vrouw van Bob Hathall, wordt dood aangetroffen in haar slaapkamer. Ze zou gewurgd zijn met een halsketting in de vorm van een slang. Niet alleen Bob is daarvan getuige, ook zijn moeder (die meer op heeft met Bob’s ex-vrouw Eileen). Hoofdinspecteur Reg Wexford en inspecteur Mike Burden gaan op zoek naar de moordenaar en komen – op hun gevoel – uit bij de echtgenoot, Bob dus. Bewijzen dat hij het gedaan heeft, met hulp van alweer een nieuwe vriendin, is veel moeilijker. Ook Reg’s neef, de hoge politieman Howard Fortune, gaat zich ermee bemoeien. Terzijde kom ik hun collega Brock Lorat tegen die op zoek is naar het lijk van Morag Grey. Andere deelnemers aan het moordverhaal zijn o.a. de bloedmooie Nancy Lake en de baas van een fabriekje waar plastic poppen in elkaar gezet worden. Heeft kennis van het Gaelic er iets mee te maken en van wie is het litteken op een vinger, waarvan de afdruk in de badkamer staat?
Als tussendoortje vertel ik jullie over een apart drankje. Wat is een Demon King? Het is een klein glas Guinness met daarin twee glazen Pernod.
Als fanatieke lezer van het boek denk ik heel lang dat Ruth Rendell mij en ook de politie, Reg Wexford voorop, compleet op het verkeerde been zet met “Shake hands for ever”. Heeft Bob Hathall wel iets met de moord van doen? Of vallen de stukjes van de puzzel vlak voor Kerstmis toch allemaal op hun plaats? Voor het inderdaad spannende verhaal geef ik Ruth Rendell een volle 8 als recensiecijfer en kom er daarmee niet onderuit om nog veel meer van haar te gaan lezen.

Ik kan nog een tweede boek op de gelezen stapel leggen, van schrijver Iain Pears. Hij is van zijn vak kunsthistoricus en woont in het Engelse Oxford. Beroemdheid wordt zijn deel vanwege zijn boek “An instance of the fingerprint”, dat eenzelfde verhaal vertelt door de bril van vier personen. Dat moeten jullie sowieso eens lezen! Ik ken hem ook van moordverhalen rond oude schilderijen. “The Last Judgement” uit 1993 had ik nog niet gelezen, maar dat heb ik de afgelopen dagen goedgemaakt. Het speelt vooral in wereldsteden zoals Rome, Parijs en Londen.
Hoofdonderzoekers zijn (ook) deze keer de Engelse kunstmakelaar Jonathan Argyll en zijn Romeinse vriendin Flavia di Stefano. Jonathan wordt gevraagd om een niet al te hoogwaardig schilderij vanuit Parijs naar Rome te brengen en af te leveren bij ene Arthur Muller. Het schilderij is uit 1787 en van Jean Floret: ‘The judgement and death of Socrates” (vertaalde Engelse titel). Het maakt deel uit van een viertal “last judgements”, de andere zijn met Jezus, Alexander en Salomon. Onderweg in de trein naar Rome wordt Jonathan bijna van het schilderij beroofd en in Rome blijkt dezelfde Muller er na er een eerste blik op geworpen te hebben, al geen belangstelling meer voor te hebben. Dan wordt dezelfde Muller vermoord en even later ook nog de Zwitserse Ellman, voorheen in WO2 als Duitser actief in Parijs. Er komt nu een best ingewikkeld spel op het bord dat van doen heeft met de ondergang van een verzetsgroep in Parijs in 1943, met o.a. Jean Rouxel en Henriette Richards, voorheen Hartung. Haar man destijds, Jules Hartung, die de vader van Arthur Muller zou zijn, zou de groep hebben aangegeven bij de Duitse overheid. Jules Hartung hangt zich op in 1948, in afwachting van zijn proces. Aan de Franse kant noem ik hier verder galeriehouder Jacques Delorme, Flavia’s collega Jean Janet, ministerieel ambtenaar Gérard Montaillou en kunstzwendelaar Jean-Luc Besson. Vooral Flavia di Stefano weet deze keer de puntjes op de i te zetten.
Ik heb iets met Iain Pears, mag ik misschien? De kaft van “The Last Judgement” (met de zelfmoord van Socrates) vind ik bovenmatig mooi. Ook de daarop volgende 340 leesbladzijden zijn m.i. zonder onderbreking spannend, van het begin tot het bijzondere einde toe. Ik kom er niet onderuit; ook voor “The Last Judgement” heb ik als recensiecijfer een 8 over, met een griffel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten