vrijdag 29 januari 2016

Weblogbrief 11.16, 29 januari 2016

Weblogbrief 11.16, 29 januari 2016

“Estimados iniciados y legos”, geachte ingewijden en legoblokken, “¡perdon!” leken, hier is de laatste brief voor mijn carnavalsreces. Ik kijk ernaar uit om jullie over een week of zo weer eens in levenden lijve te zien.Voor jullie reis ik helemaal af naar Holanda, dus laat me alsjeblieft niet in mijn uppie door de cafés huppelen met carnaval. Ik reken op jullie medewerking.

Ik kom nog even terug op de marathon van afgelopen zondag. Maandagavondlas ik in de regionale “leugeneer” dat de winnaar van de marathon hier een Keniaan is, Julius Korir. Vorig jaar deed hij ook mee en werd toen tweede. Zijn tijd nu was 2:14:48. Ik zou het hem niet nadoen, maar een wereldtijd is anders. Nummertje twee, op bijna één minuut, kwam ook uit Kenia en het podium werd gecompleteerd met een lange slungel uit Ethiopië, op zo’n drie minuten. Bij de dames won geen zwarte, maar een Finse, Eline Junnila.Mochten bij de dames geen Afrikanen meedoen?
Zo gaat dat, ook hier. Als een groepje zwarten aan een lange afstand wedstrijd meedoet, zijn de prijzen vergeven. Hebben die betere spieren daarvoor en trainen ze intensiever? Bij de rolstoelers (wheelers, “ruedas”) was de afstand tien kilometer en daar won zo waar een Canariepiet.Hebben ze in Afrika nog geen rolstoelen?
Over die “ruedas” heb ik nog een aardige uitdrukking: “Con unarueda no andaunacarreta”, op één been kun je niet lopen. (Ik dacht even dat de uitdrukking was: op één been kun je niet staan, maar dat kan ik eigenlijk wel een tijdje). Dat lijkt me er eentje om op mijn speciaal aangeschafte carnavals T-shirt te laten drukken.

Op weg naar de universiteit afgelopen maandag zag ik een aankondiging van een film die heel goed schijnt te zijn: “La granapuesta”. Hij komt in aanmerking voor diverse Oscars en Brad Pitt heeft er nog een (bij)rol in. Echter, laat ik nou niet precies weten wat een “apuesta” is. Dat zoeken we op: de weddenschap. Is de film een vervolg op “The sting”, een van mijn favoriete films uit de oude doos?

Muziek! Nu de rust aan het muziekfront is weergekeerd, ga ik jullie verrassen met een fado-zangeres, en nu eens niet Amalia Rodrigues. Amalia is zoals meer “fadistas” van de oude garde, maar intussen is een hele serie nieuwe dames en heren opgestaan om hun melancholische geluid, de Portugese blues, te laten schallen. Ik vraag jullie aandacht voor een jonkie, de in 1979 geboren Ana Moura. Het spijt me, maar drie albums van haar heb ik nog niet: “Guarde-me a vida no mao” uit 2003, “Para além de saudade” uit 2007 en “Desfado” uit 2012. Maar niet getreurd, de andere twee van de vijf heb ik wel: “Aconteceu” uit 2005 en “Leva-me aosfados” uit 2010 (of is het 2009?).
Ik vind ze allebei mooi, dan is het moeilijk kiezen. Allee, deze week leg ik “Leva-me aosfados” uit 2010 op de draaitafel. Ana Moura is dan nog steeds pas 30, 31 jaar oud. Ik denk dat ik het album van de zomer bij Centre Ceramique heb opgescharreld. Hier zijn de zeventien liedjes:
01.Leva-me aosfados
02.Como uma nuvem no céu
03.Por minha conta
04.A penumbra
05.Caso arrumado
06.Talvez depois
07.Rumo ao sul
08.Fado das águas
09.Fado vestido de fado
10.Critica da raao pura
11.De quando en vez
12.Fado das mágoas
13.Aguas passadas
14.Que dizer de nos
15.Nao é um fado normal
16.Este noite
17.Na palma da mao
Zo, ik heb mijn best gedaan, maar het blijft opletten dat ik geen fouten met het Portugees maak. Misschien moet ik maar eens een beginnerscursus in die taal gaan volgen, zodat ik de fadoteksten ietsje beter begrijp. Dat gezegd hebbend, “escuchame”, luister naar me: ik vind dit een prachtplaat! Word ik verondersteld ook nog de beste nummers uit het album te vissen? Dan noem ik hier speciaal “Leva-me aos fados”, “Caso arrunado”, “Rumo ao sul”, “Critica do raao pura” en “Na palma de mao”. Plus uiteraard mijn alarmschijf van de week: “Por minhaconta”. Betekent dat “voor mijn rekening”? In dat geval wens ik die tekst op de voorkant van het T-shirt voor carnaval te zetten, waarop ik over de breedte van de achterkant al “Con unarueda no andounacarreta” heb geprint.
(voor wie echt geïnteresseerd is, luister ook eens naar “Por um dia” op de Cd “Aconteceu”. Dat is een fado-nummer dat ik ook maar heel moeilijk uit mijn hoofd krijg, zo mooi.)

De straat van El Corte Inglés heet Mesa y López, maar hij heeft alles om als Ramblas door het leven te gaan. Ze is breed met bomen en er is een royaal middenstuk voor mensen zoals ik die best een stukje in het midden van de straat willen lopen.
Het kon niet uitblijven. Eindelijk is er ook een café dat die naam draagt. Die ligt vooraan, waar mijn bus 12 vervolgens naar het Doramaspark, het basketbalstadion, het oude centrum en het eilandziekenhuis gaat. Omdat je er je kont nauwelijks kunt keren, zo petieterig is het, heeft men er de naam “La ramblita” op geplakt. Vroeger was op die plek een winkeltje van Vodafone gevestigd, waar ik nog eens hulp van het personeel heb gehad, toen de telefoongigant mij ten onrechte vele honderden euro’s wilde laten betalen “voor bewezen diensten”. Erg mooi kan ik de huidige nering van binnen niet vinden. Ik vind ze trouwens meer weg hebben van een goedkope buurtfrituur dan een “watering hole”. Niettemin, een “caña” of een beter nog broodje “pataasada” daar gebruiken sluit ik niet uit.

Dinsdagavond was mijn bibliotheek bij het basketbalveld aan het strand rijp voor een nieuw bezoek. Daarvóór zat ik nog een tijdje te lezen op een bank vlakbij, maar werd daar getempteerd door diverse muggen die het overduidelijk op mij gemunt hadden. Hoe kan zo iets toch? Waar komen die beestjes ineens vandaan? Uit het niets? Ook in het bibliotheekje zelf zaten de nodige mispunten. Terwijl ik aan het internetten was, heb ik er nog eentje geslachtofferd.
Dan denk je: dat zal dan ook wel thuis op mijn (slaap)kamer het geval zijn. Echter, op woensdagochtend, even voordat Etel voor mijn deur stond om te komen “pótse”, mocht ik braafjes constateren dat ik die nacht geen gezoem van een mug gehoord had. Wel had ik een paar keer een tijdje wakker gelegen. Kwam dat omdat ik a.s. vrijdag mijn terugticket van Ryanair naar Eindhoven geprint moet zien te krijgen op de universiteit en ik het vage vermoeden heb dat het niet wil lukken? Of dat me woensdag in Eindhoven, zoals Marcel zondag bij Charleroi, enig ongerief te wachten staat?

Als ik a.s. vrijdagmorgen mijn weblogbrief ga versturen en omdat ik diverse noten op mijn zang heb, dien ik dan wel op tijd van muziek te veranderen. Dus heb ik voor jullie op de woensdagmiddag nog de Mexicaanse “croonster”ChavelaVargas in de aanbieding. Toen ze een paar jaar terug overleed, was ze 90 en dat is niet niks. Haar allereerste album - uiteraard heb ik dat –kwam uit, toen ze al niet meer piep was, in 1961: “ChavelaVargas con la Cuarteto Lara Foster”. In dat jaar werd mijn moeder net veertig en moesten de Beatles nog ontdekt worden. Hier zijn de twaalf liedjes van de plaat, aan ieder kant zes stuks, zoals dat toen gangbaar was:
01.No volveré
02.Desdeñosa
03.La llorona
04.Las niñas Isabel
05.Rayando el sol
06.El dia que me dijiste
07.Manzanita
08.Un mundo raro
09.Paloma negra
10.Golondrina viajera
11.La charrasca
12.Adiós paloma
Verbazen doet het mij datje dingen vergeet waar je bij staat. Blijkt nu dat “La llorona” al op het repertoire van ChavelaVargasstond in 1961. Echter, op “ChavelaVargas con el cuarteto Lara Foster” staan nog veel meer prachtige ballades. Ik noem hier de evergreen “No volveré”, “Manzanita”, appeltje (maar niet voor de dorst) “Unmundoraro”, een vreemde wereld blijft het, “La charrasca”, het vleesmes (?), en niet tevergeten “Golondrinaviajera”, de rondtrekkende zwerfster. Dat is ChavelaVargas ten voeten uit, alle jaren van haar woeste leven.

Woensdag om 5 uur, in Amsterdam is het dan 6 uur, belde ik met Lux, die die dag jarig was. Wat kan ze al als kersverse zesjarige al haar zegje aan de telefoon doen. Er was kennelijk thuis bij het kinderfeestje een circusartiest op bezoek geweest, die allerlei trucjes deed. Daar kan ik met mijn bellen uit een ander werelddeel maar moeilijk tegen op. Ze heeft me nog netjes bedankt voor mijn cadeau, Monopoly Junior. Ook Dalí moest vanzelfsprekend nog een woordje wisselen aan Eva’s mobiel, deze keer om te vertellen dat hun katersNemo&Walou, gekregen van Sinterklaas, ruzie hadden gemaakt. Jan Willem schijnt een beetje allergisch te zijn voor de beesten, N.B. de zoon van een dierenarts, maar dat mag volgens Eva & the kids de pret niet drukken.
Waarschijnlijk komt de hele bups volgende week zaterdag een dagje carnaval vieren in Maastricht. Eva met haar Maastrichtse bloed blijft daarna nog een dagje langer, tot maandag, terwijl de rest “na de optocht” zondagmiddag in de bolide naar Amsterdam teruggaat.

Woensdagavond dacht ik: La Regenta moest maar weer eens een beurt krijgen. Ik erheen, maar (net als vorig jaar) keek ik vooral tegen schilderijen van groepen schoolkinderen aan. Veel chocola kon ik er niet van maken. Ik herinner me dat in het azM in Maastricht vlak voor carnaval ook altijd een tentoonstelling te zien is van wat de jeugd gefabriceerd heeft. Daar ben ik ook nooit een fan van geweest.
Dus ging ik snel door om de ansichtkaart die ik voor Lux gekocht had, bij El Corte Inglés te posten. Daar zag ik aan de gevel levensgroot nog een mooi vervolg op hun eerdere uitverkoopkreet: “Ya me tocaba a mí”. Als U spijt van uw aankoop hebt, geven wij U uw geld terug, “Si no quedasatisfecholedevolveremossudinero”. Zo doe je aan klantenbinding!

Heb ik nog iets voor de donderdag? Met mezelf had ik afgesproken dat ik het boek van Joris Luyendijk over de financiële zeg maar bankencrisis voor de carnaval uit zou hebben en het in een weblogbrief zou bespreken. Ik heb het in stukjes gelezen, maar uit heb ik het. Voor wie het nog niet weet, het heet: “Dit kan niet waar zijn. JL onder bankiers”. Hij is twee jaar lang (2011-2013) in Londen te gast geweest voor The Guardian en doet verslag van zijn visie op de crash van 2008 en jaren eromheen.
Joris Luyendijk spreekt in die tijd ongeveer 200 mensen in The City, de financiële sector. Daar werken ongeveer 300.000 mensen, vooral op drie plekken: “Mayfair” in het westen, de “Square Mile” bij St. Paul’sCathedral en aan de rand van Londen “CanaryWharf”. Luyendijk, in het begin net zo’n volslagen leek zoals ik, vertelt erover in de krant en nu ook in boekvorm.
Wie komen er allemaal aan bod? Nee, laat ik eerst en vooral vertellen dat haast niemand van de geïnterviewden met naam en toenaam in de krant wil. Over de financiële wereld blijkt een immense deken van geheimhouding en anonimiteit te hangen. Wie toch openhartig wil zijn, kan de dag erop al zijn baan kwijt zijn. De meeste mensen in The City verdienen overigens best goed, maar niet heel overdadig. Ze maken veel overuren, maar een vast contract heeft geen mens. Er is een kleine groep, zo’n 5%, de handelaren en dealmakers bij zakenbanken, goed in het pak, die met veel geschreeuw het geld voor de bank moeten verdienen. Vooral zij zijn het die het niet in hun hoofd halen om met een journalist te praten; dat heet in hun jargon “schenden van vertrouwelijkheid”.
In de jaren voor de crash kunnen klanten steeds meer geld lenen om een huis te kopen. Hun hypotheken worden weer doorverkocht aan zakenbanken die ze vervolgens opknippen en herverpakken tot steeds complexere producten. Er zijn allerlei fusies en overnames, er komen steeds grotere banken, die te groot worden gevonden om om te vallen. Men gaat naar de beurs en dan ligt het risico bij de aandeelhouders, terwijl de bankiers zelf zich laten betalen in aandelen en opties. Hoe hoger de koers, des te meer die waard zijn. Wie meer risico meent, kan daarmee de koers en dus zijn aandelen in waarde laten stijgen. Gaat het mis, dan deelt de belastingbetaler nu ook mee in het verlies. En dat gebeurt dan ook in 2008, als de grote zakenbank Lehmann Brothers toch omkiept.
Helaas, er is in die tijd wel toezicht, maar dat functioneert niet echt. De jongens van de dure pennen, niet de Bic’s, staan steeds vooraan in de rij. Zolang als je als zakenbankier ieder jaar meer binnenhaalt dan het jaar ervoor, je nieuwe “target” haalt, is je financiële kostje gekocht. Tegelijkertijd is het wel een wereld waar angst regeert. Het had in 2008 niet veel gescheeld of het hele kapitalistische financiële systeem was failliet gegaan. Maar is toen fundamenteel iets veranderd? Nee, de tandenknarsers en neutralen zien nog steeds lijdzaam toe hoe de “masters of the universe” en de “koele kikkers” met een moraliteit van niks vooral hun eigen belangen behartigen. De politiek hobbelt er ook nog steeds achteraan.
Volgens Joris Luyendijk kan de zaak binnenkort best opnieuw ontploffen. De belangenconflicten en perverse prikkels zijn bekend, maar de sector lijkt wel immuun voor ontmaskering. De financiële crash van 2008 wordt nu door de zakenbankiers vooral afgedaan als een rimpeling in het water en is niet een aantal individuele boosdoeners gestraft? Nee, Joris Luyendijk constateert enigszins hopeloos dat het huidige systeem van banken met zijn mondiale vertakking in essentie niet deugt. Zelfs het aanleggen van flink hogere kapitaalbuffers is er de afgelopen jaren bij de grote banken niet van gekomen. Ook is de politiek nog steeds niet van zins om ingrijpende veranderingen in het bankensysteem te eisen, bijv. een simpele scheiding van consumenten- en aandelenzaken. De toppolitici in ons soort landen laten zich volgens Luyendijk graag door de banken en andere industrie betalen om na hun politieke baan over te stappen naar die wereld.
Daar heb ik eerlijk gezegd niets aan toe te voegen. Ik vind het een wonder hoe veel gelezen het boek van Joris Luyendijk intussen is en hoe mager de invloed van al die lezerij op de politiek is.

Deze vrijdagmorgen ga ik om 10 uur naar de universiteit om deze brief te posten (en mijn ticket van Ryanair te printen, “esgodbleef”). Vanmiddag om 2 uur ga ik vanmiddag eerst copieus ga eten met Lluis en zijn maten in restaurant El Conejoalegreen me daarna opmaken voor de “Pregón” vanavond, de opening van het carnaval hier op plaza Santa Ana in Vegueta. En het kan n iet op: morgen is niet alleen Trudie jarig, 66, maar is om 3 uur Palmese tijd de voetbaltopper Barcelona tegen Atletico Madrid. Vervolgens is het vooral aftellen geblazen tot ik mij a.s. woensdagmiddag ga melden in de provinciestad (het Parijs van het Noorden, Palermo aan de Maas).
Nu kan het nog even zonder mij, dus geniet van je welverdiende rust totdat die over een week ruw verstoord gaat worden. Zal ik het nieuwe carnavalsliedje nog een keer ten gehore brengen, althans de tekst, voordat ik afsluit? Ja, daar gaan we (mét daankaon Mario Verhoeven, Patrick Ummels en de aander veer Köp):
Refrein: Iechhöb confetti in me blood, de dreikwaartsmaot in mienevoot, ’n dikke zjiemtrék door mienoere. Iechhöb e roed geel greungemood, deevastelaovenddeitmiechgood en miene rikketik,deedrejt op volle toere. Zoegaoniechdreidaoglaank op weeg, mét gans ’t volk vaan Mestreech.
Couplét: Iechmooslès bij d’n dokter zien, iechvooltmiech nogal gek. ’t Razeldemiech vaan mienveuj tot bove in de nek. Heer vroogmiech zus, heer vroogmiechzoe, heer duide hei en dao. En nao e paar menute had heer z’n antwoord klaor. Heer zag: “Iech weit wat geer mankeert, ’t weurt ‘ns tied tot geer uuchdreidaogammezeert”.
Zo kan die wel weer. Per blog, tot over een week of drie en “aond’n tap, in miene gele jas, euver ’n gooj week”, niet te beroerd om het glas met jullie te heffen. Tot ziens, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn vorige boek, “This gun forhire” van GrahamGreene, was van 1936 en geloof het of niet, ik vond het nogal gedateerd. Ik heb er nog een voor jullie uit hetzelfde jaar en het zal me toch niet gebeuren dat ik twee keer achter elkaar de kous op de kop krijg. Deze keer heb ik het over een verhaal van schrijfster Elisabeth MacKintosh. Haar eerste detective “The man in the queue” schreef ze onder de schuilnaam Gordon Daviot en dat heb ik in deze rubriek ooit eens opbouwend besproken. Hier is haar tweede moordboek, dat ze onder de schuilmaan Josephine Teyhet licht deed zien: “A shilling forcandles”. Het boek kwam, zoals gezegd, uit in 1936 en het speelt in Londen en een kustplaatsje genaamd Westover, in de buurt van Canterbury.
Net als in haar latere meesterwerk “The daughter of time” mag inspecteur Alan Grant een moord proberen op te lossen, met in zijn kielzog sergeant Williams. Een filmster, Christine Clay (eigenlijk Gotobed), wordt verdronken aangetroffen aan de kust. Dan duikt er een heel rijtje mogelijke daders op, te beginnen met gelukzoeker Robin Tisdall. Andere gegadigden komen uit het filmwereldje, zoals de Amerikaanse liedjesschrijver Jason Harmer en collega filmster Marta Hallard, en dan is er de altijd aanwezige astrologe Lydia Keats, die de moord voorspeld zou hebben. Aan de familiekant mag ik niet vergeten om Christine’sbroer Herbert en echtgenoot Edward Champneis te vermelden. Wie is de “culprit”, de boosdoener?
Werkelijk schitterende (daar laat ik al iets los) bijrollen zijn er voor sensatiejournalist Jammy Hopkins van de Clarion en de onverstoorbare dochter van de politiebaas, Erica Burgoyne, 17 jaar en op die leeftijd al rond tuffend in een oude Morris. Schrijfster Josephine Teyblijkt daarbij een uiterst begaafde woordkunstenares te zijn; dat voel je op letterlijk iedere bladzijde van het boek. Ik beperk me hier tot één voorbeeld: je wilt vloeken, maar houd je op tijd in. Dan zeg je bijv. “tuppence” (twopence, weinig geld), “holymackerel” dan wel “my hat”. Het Nederlandse equivalent is geloof ik “podverdriedubbeltjes”.
Dit is bepaald niet mijn eerste boek van Elisabeth MacKintosh (Josephine Tey), maar de boeken van de dame bevallen mij zeer. Dat geldt ook voor “A shilling forcandles”, voor een verklaring van de titel zie bladzijde 66 van de Penguin-editie die ik heb. Het boek is echt onderhoudend en tot bijna op het einde weet ik als lezer niet hoe de vork in de steel zit (hoewel ik halverwege al wel een vermoeden heb). Ik geef voor het boek zo maar een dikke 8 als recensiecijfer, gewoon omdat het dat cijfer verdient. Ik heb er nu nog maar drie van haar te gaan: “Miss Pymdisposes”, “To love andbewise” en “The singingsands”. Als iemand me bij het opsnorren daarvan kan helpen, graag.

Mijn tweede thriller is van Val McDermid, een van mijn favorietste schrijfsters van moordboeken. Hij heet: The skeletonroad” en kwam uit 2014. Het verhaal speelt zich af in Edinburgh en Oxford, maar laat ik ook het voormalige Joegoslavië noemen, vooral Dubrovnik en een gehucht genaamd Podruvec, dat helemaal in het oosten van Kroatië ligt.>BR> Ik heb er overigens een kaart van Oost-Europa bij moeten halen om de verschillende nieuwe landen uit elkaar te kunnen halen: Kroatië met zijn lange uitloper aan zee naar het zuiden, Bosnië Herzogovina, uiteraard Servië in het oosten, Montenegro, Macedonië. Kunnen jullie de kaart van voormalig Joegoslavië wel tekenen? Waar ligt dan precies Banja Luka, Belgrado, Dubrovnik, Mostar, Novi Sad, Rijeka, Sarajevo, Skopje, Split, Zagreb? Waar is Kosovo en weet iemand Sebrenicavoor mij aan te wijzen?
Hoofdpersoon in het boek is een aardrijkskundige, Maggie Blake. Als jonge geografe zit ze in Dubrovnik ten tijde van de oorlog van Kroatië met buurland Servië in 1991; ze is dan 26 jaar. Ze houdt er een man aan over, Mitja Petrovic, die na de oorlog naar Oxford komt en daar met haar samenwoont tot hij 2007 verdwijnt. Maggie is in het heden hoogleraar in Oxford, met extra aandacht voor Oost-Europa. Haar boezemvriendin Tessa Minogue heeft ze ooin Dubrovnik leren kennen en met haar heeft ze nog steeds veel contact. Tessa is van haar vak advocaat, vooral voor mensenrechten, en doet werk voor o.a. het tribunaal in Scheveningen.
Tweede hoofdpersoon in het boek is Karen Pirie, Detective Chief Inspector van de Historische Gevallen Eenheid in Edinburgh. Met haar jonge helper Jason The Mint Murray probeert ze de moordenaar te vinden van een man die acht jaar eerder op het dak van een hoog gebouw door zijn voorhoofd is geschoten, als je diens resterende schedel mag geloven. Thuis heeft ze haar man Phil Parhatka, ook politieman, maar nu bij de afdeling preventie. Karen’spad kruist al snel dat van Maggie Blake. Het gevonden skelet zou best wel eens dat van Mitja Petrovic kunnen zijn en zelfs gaan ze daarna naar Oost-Kroatië om Mitja’s familie op te zoeken. En dan zijn er nog twee advocaten, Alan Macanespie en Theo Proctor, verbonden aan het al genoemde Scheveningsetribunaal, die van hun nieuwe baas op zoek moeten naar de moordenaar van elf Serviërs die steeds vermoord zijn vlak voordat ze voor de rechtbank gebracht zouden worden. Zij denken dat Mitja Petrovic de moordenaar is, totdat ze van Karen Pirievernemen dat die al acht jaar dood is. Dan gaan ze op zoek naar een andere dader.
Genoeg gezegd, jullie moeten het zelf maar lezen. Laat ik verklappen dat ik halverwege het boek bij één persoon al dacht: dat is de smeerlap en niemand anders! Of ik gelijk had, weet ik nu, maar jullie nog niet.
Kennen jullie de term “buildering”? Dat is een vorm van klimsport, waarbij mensen voor de lol langs een hoog gebouw vanaf de buitenkant omhoog gaan, zonder valnet, tot ze helemaal boven zijn. En dan moet je langs dezelfde weg ook weer naar beneden. Mijn sport is het niet, maar laat ik hier verklappen dat Mitja Petrovic er kennelijk een liefhebber van is.
Aardrijkskunde gaat volgens de kenners vooral over macht. Het is de geschiedenis van de strijd tussen autoriteiten om hun ruimte te verdedigen en uit te breiden. Wisten jullie bijv. van de genocide in Joegoslavië in de Tweede Wereldoorlog, toen de Kroaten de kant van de Nazi’s kozen? Vervolgens werden door het pact een half miljoen Serviërs vermoord, een kwart miljoen uit hun land gejaagd en een kwart miljoen verplicht tot het christendom bekeerd. Er zijn Oost-Europa kenners die het afslachten van de Kroaten door Servië vijftig jaar later als een verlate vergeldingsactie zien.
Laat ik er niet omheen draaien: “The skeletonroad” is een heel goed boek. Val McDermid is een echte taalkunstenaar, soms vind ik haar stijl ietsje te vrouwelijk, maar met haar vergeleken ben ik echt een prutser, als het om proper Engels gaat. Dit boek is ook weer heel spannend en zo waar krijg ik naast mijn zoveelste kennismaking met Edinbugh en Oxford eindelijk ook enig idee van wat er in de jaren negentig in Joegoslavië speelde. Mijn recensiecijfer? “The skeletonroad” is goed voor een volle 9. Dit is m.i. de beste thriller die ik tot dusver deze winter gelezen heb.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten