donderdag 14 januari 2016

Weblogbrief 11.13, 14 januari 2016

Weblogbrief 11.13, 14 januari 2016

“¡Qué frio, chicos!”, wat is het koud, mensen, zei een dame van mijn leeftijd tegen een groepje bejaarden dat vrijdagavond in mijn buurt op de ronde bank bij calle Ferreras zat - naast NH hotel Imperial, dat gelukkig weer alleen blauw gekleurd is in de avondlijke en nachtelijke uren. Ze wreef zich eens in haar handen en ging, in een vest maar zonder jas, naar de Hiperdino voor een paar boodschapjes.
Ik vond persoonlijk dat “frio” wel meevallen en om mijn gelijk te onderstrepen keek ik op mijn thermometer, die ik samen met mijn boek in een plastic tas had zitten. Daar hoort een verhaal bij. Afgelopen donderdag waren de platte ronde batterijtjes, “pilas planas redondas”, van mijn thermometer annex klok annex datumaangever op. Ik ging vol goede moed naar mijn “pilamenneke” bij de mercado del puerto, de overdekte markt bij de haven, voor nieuwe, maar helaas kon hij mij niet helpen. Hij beschikte niet over de precieze batterijtjes die in mijn apparaatje hoorden. Ik moest het maar eens bij een van de vele Chinese winkel hier proberen. Dat deed ik vrijdagochtend bij mij in de straat, voordat ik in bus 12 naar de universiteit ging. De “Chino” bestudeerde wel uitgebreid mijn gadget, maar gaf hem vervolgens terug met het verhaal dat hij de betreffende batterijtjes ook niet had. Goede raad is dan duur, heel duur, en zo waar besloot ik al half dat ik zondagmorgen op de rastro maar een nieuwe thermometer cum suis moest kopen.
Vrijdagavond op de terugweg van de universiteit stapte ik uit bij het Castillo de la Luz om daar in het park, bij het café-restaurant, nog een uurtje of zo te gaan lezen. Om 7 uur ongeveer vond ik het tijd om terug naar de boulevard te lopen, maar dacht toen: direct achter de Juan Rejón, de straat aan het park, ligt toch de Naval, waar het wemelt van de Chinese winkels, vele tientallen? Ik had mijn apparaatje al de hele middag in een plastic zak zitten en zou ik mijn geluk in de Naval nog eens proberen? In de eerste de beste winkel daar keek een man achter de kassa naar mijn thermometer, met de lege batterijtjes erin, en haalde toen zonder omwegen uit de een of andere onduidelijke doos twee nieuwe platte ronde batterijtjes. Hij zette ze er ook nog in, voor twee euro was ik het heertje.
En dan mag ik nu terug naar het begin van mijn brief. Mijn thermometer gaf ter plekke op de bank bij Ferreras 19 graden aan. De mensen zijn hier kennelijk zo verwend met hun klimaat dat ze al kou voelen, als het net onder de 20 graden is. Overigens, als het buiten 19 graden is, is het op mijn balkon, met thermometer, nog altijd 21 graden. Verschil (van hoogte) moet er zijn.

Hebben jullie wel eens van Gillian Welch gehoord? Ik vond een Cd van haar op de rastro, “Soul journey” uit 2003 en kocht die voor een habbekrats. Ik kende haar alleen als tweede stem op een mooi nummer van Solomon Burke. Bleek thuis dat ik al een aardig rijtje Cd’s van haar in mijn bezit heb; komen die van Peter? Volgens allmusic is ze van 1967, geboren in Manhattan. Hier zijn mijn Cd’s van haar:
(1996) Revival
(1998) Hell among the yearlings
(2003) Soul journey (daar-is-t-ie)
(2011) The harrowsand the harvest
(L2002) Live in Bristol, U.K., 2 CDs
(….) Time (The revelator)
Laat ik als muziek voor jullie de Cd op de draaitafel leggen die ik op de rastro buit maakte: “Soul journey”. Ze telt tien nummers. Hier zijn ze:
01.Look at Miss Ohio
02.Make me a pallet on your floor
03.Wayside back in time
04.I had a real goodmotherandfather
05.One monkey
06.No oneknowsmy name
07.Lowlands
08.One little song
09.I made a loversprayer
10.Wrecking ball
Mooi, he? Het is weer eens wat anders, zelfs binnen mijn genre “Engelse folk & country”, waar ik iets speciaals mee heb. Op Gillian Welch is weinig af te dingen naar mijn bescheiden mening, als ik op deze “Soul journey” mag afgaan. Natuurlijk, er zijn altijd nummers die erboven uitsteken (of is het: erbovenuit steken) zoals “Look at Miss Ohio”, “Make me a pallet on your floor”, “I had a real good mother and father” en “I made a lovers prayer”. En wat vinden jullie van Gillian Welch’s “Wrecking ball”? Volgens mij is dit overigens een heel ander liedje dan de bekende gelijknamige sloopkogel van Emmylou Harris uit 1995. Voor mij is GillianWelch een aanwinst!

Er zijn hier diverse banken actief, die allemaal hun eigen leuzen paraat hebben. De “Cajasiete”, een van de mindere goden hier, vertelt me in een affiche dat ze echt begaan met haar klanten is. Ik zie een mooie kleurenfoto hangen, waarop het personeel met een geïnteresseerde blik mij en andere langslopers opneemt: “comprometidos con nuestra gente”, voor de vertaling zie de vorige regel. Daar is geen woord Frans bij.
Willen jullie er nog een? Het kraanwater is hier vandaag de dag best te drinken. Dat doe ik ook gewoon, bijv. als ik ’s ochtends mijn pillen neem en tussendoor ook wel eens, omdat Lluis sinds kort vindt dat we veel meer water moeten drinken. Alleen voor mijn liter koffie in de vroege morgen gebruik ikwater uit een fles, omdat Trudie me dat weer op het hart heeft gedrukt. Doorgaans begeef ik me daarvoor naar De Spar en kom met een of meer acht liter flessen van Fuenteror thuis, “agua mineral natural sin gas”, bronwater zonder prik, dat in het plaatsje Teror hier al precies honderd jaar uit de grond gehaald wordt. Om Trudie te plezieren: dat water is niet zo maar “limpio, fresco y seco”, schoon, fris en droog (droog? Zoals in droge sherry?), maar het is volgens een advertentie “el agua de siempre”, van altijd. Hoe komen ze erop!

Hoewel dat aan de late kant is, heb ik ook nog een nieuwe Spaanse uitdrukking voor jullie, vers van de bus waar ik vrijdagmiddag op de terugweg van de universiteit zat. Ik moest voor mijn zitplaats genoegen nemen met een plekje vlakbij een hele meute jongeren, uitgeserveerd over diverse banken. Eentje, een meisje van een jaar of vijftien, was wel erg bijdehand. Ze liet zich op een bank midden tussen twee vriendinnen vallen, terwijl ze “cacho” zei. Is dat woord “cacho” een nieuw argot-woord, zoals “chacho”? En is het een ander woord voor “broma”, grap? Tot haar stopwoordjes hoorde kennelijk ook “Qué hace(s)?”. Dat minizinnetje gebruikte ze te pas en te onpas. Als de jeugd de toekomst heeft, gaat dat meisje nog een indrukwekkende tijd tegemoet.

Zoals het meervoud van paparazzo gewoon paparazzi is, zo is het enkelvoud van het Italiaanse “gelati”, consumptie-ijs, gewoon “gelato”. Een Palmees bij mij in de straat die zijn brood verdient met ijs verkopen - geen Italiaan, vrees ik – heeft het op zijn bakken ijs staan. Ik moet toch eens een beginnerscursus Italiaans gaan volgen.

Het is uitverkoop, “rebajas”, hier en dus ging ik me zaterdag op het einde van de middag maar eens richting winkelcentrum Las Arenas, helemaal op het einde van de boulevard links, naast het Alfredo Kraus auditorium. Onderweg zie ik bij café-restaurant Natural, naast la Peña, de favoriete tapaszaak van Marcel, een vier man sterk orkestje spelen met als hoofdattractie een heuse sitarspeler en daarvóór een meisje dat buikdansend door het leven gaat. Het is niet helemaal mijn stijl, maar goed, ik moet wel mijn weblogbrief zien te vullen.
Een van mijn zwarte colbertjes hier heeft het een maand terug begeven, de rechter voorzak is helemaal uitgescheurd, en dan valt er helaas weinig meer aan te verhapstukken. Dus liep ik even later in Las Arenas bij C&A binnen of ik er vaste klant was en vond vooraan in de rekken een blauwe “americana”, maat 60 (!), die mij als gegoten zat. Ik kocht hem zonder pardon en dus ben ik qua colbertjes weer terug op mijn oude niveau.
Ik ging eigenlijk voor iets anders. Bij de Carrefour hadden Trudie en Marij me jaren geleden een krukje gekocht, dat sindsdien op mijn balkon met overslaand succes dienst doet als tafeltje voor mijn boek, drank, nootjes of dergelijke. Alleen, het krukje zit intussen barstensvol roestplekken en de geverfde zitting is ook niet meer wat ze geweest is. In de winkel vond ik zonder haperen een nieuwe, nu met een egaal zwarte zitting, voor de somma van vijf euro. Kom daar maar eens om bij de Blokker of een meubelzaak in Nederland. Eigenlijk was de prijs zelfs 4.99, maar van dat soort ongein moeten we maar eens verlost worden.
Vanwege mijn geslaagde aankopen - ik kocht ook nog nootjes en salades bij de Carrefour - hoefde ik niet helemaal terug te lopen, maar mocht ik met bus 47 terug naar mijn huisje.

Vanwege het uitroepen van Prins Carnaval van “Groet Mestreech” kies ik op de zondagmiddag voor een nieuwe artiest die weet hoe je een meezinger moet brengen. André Hazes is dood, helaas, maar zijn geest leeft voort in de even Amsterdamse Martijn Fischer, jaargang 1968, op diens eerste Cd “Bloed, zweet & tranen”. Voor wie die Martijn Fischer nog niet kent, hij is intussen een Bekende Nederlander, BN-er, die al in negen films heeft meegespeeld, waarvan wellicht “Bloed, zweet & tranen” de succesrijkste is. Die film kwam vorig jaar uit, met Diederick Korpel als regisseur, en wie kreeg een gouden kalf voor de beste mannelijke filmrol? Martijn Fischer! De film over het leven van legende Hazes wil ik graag nog eens zien. Martijn Fischer deed overigens naast in films spelen ook toneel en een paar tv-reclames en wie weet, kennen de kleintjes hem nog wel als Zwarte Piet van het programma “Bij Sinterklaas” op Nickelodion. Voordat hij in “Bloed, zweet & tranen” mocht spelen, had hij al de hoofdrol in “Hij gelooft in mij”, de musical over het leven van André Hazes.
In de film zingt hij – of het niks kost – de meezingers van André Hazes nog eens opnieuw aan elkaar. Hier zijn ze:
01.Kleine jongen
02.De vlieger
03.Eenzame kerst
04.Piove ( MatheuHinzen)
05.’n Vriend
06.Guanita (Matheu Hinzen & Marcel Hensema)
07.Voor mij geen slingers aan de wand
08.’n Beetje verliefd
09.Het laatste rondje
10.Zij gelooft in mij
11.Geef mij je angst
12.Ik meen ‘t
13.Ik leef mijn eigen leven
14.Come prima
15.Zeg maar niets meer
16.Bloed, zweet en tranen
17.De vlieger (Marijn Fischer &MattheuHinzen)
18.Laat mij zo leven
Onder ons gezegd vind ik de “soundtrack” van “Bloed, zweet & tranen” bijna net zo mooi als de originele nummers van Hazes. Met het beeld van André in de Amsterdamse Pijp (Albert Cuyp) in mijn achterhoofd voorspel ik Martijn Fischer een fameuze toekomst, niet alleen als filmster, maar ook als zanger van het Amsterdamse lied.

Natuurlijk keek ik afgelopen vrijdagmiddag “op mijn werk” ook weer eens op het internet naar “Confetti” van de Zés Köp. Aardig blijf ik het nummer nog steeds vinden en zit vol verwachting (klopt ons hart) te wachten tot iemand van jullie het mij als attach bij een e-mail opstuurt. Terzijde, ik vond op YouTube helaas geen enkel nieuw nummer van Fabrizio, de man van o.a. “Sjiek is miech dat” en de andere hoogtepunten op zijn totnogtoe enige Cd. Wil de man liever niet meer vereenzelvigd worden met carnavalsmuziek, hoewel hij daarmee toch best een paar centen aan zal hebben verdiend? Wel kwam ik zijn kompaan Jacky Baggen de nodige keren tegen, de disc jockey, die naast Fabrizio op het nummer “Hakke takke”, ook mooi, furore maakte. Hij probeert intussen in zijn uppie op YouTube van alles, maar zonder de begeestering van Fabrizio blijft het behelpen.

In mijn vorige brief had ik het met jullie over van alles, ook over vegetariërs. Die zouden zich meer dan ik moeten uitsloven om toch “de schijf van vijf” binnen te krijgen. Soja zou daarbij een rol spelen. Zie ik een advertentie hangen van een sojafirma, voor “todos tus platos”: Kikkoman. Kennen jullie dat merk? Hier staat het, naast bijv. Maggi (daar heb ik op een blauwe maandag nog een maand in de avondploeg gewerkt) en Tabasco, het merk van Gerben, en Canarische mojogewoon in de schappen. Aan de andere kant is een potje sambal oelek hier weer veel moeilijker te vinden. Eva zal er, als ze over anderhalve maand hier is, echt achteraan moeten.

De ouderen onder jullie kennen van een jaar of veertig, vijftig terug nog wel de strip “Peanuts”, met Charlie Brown en hond Snoopy (en ook bijv. Linus en Lucy). Ik heb geen idee of de strip nog wel bestaat, laat staan dat hij ook nog dagelijks staat afgedrukt in de een of andere krant hier of in Nederland. Ik heb hem in ieder geval de laatste decennia nergens meer gezien. Lees ik nu een aankondiging dat er vanaf deze week een filmversie in de bioscoop draait. In het Spaans heet die: “Carlitos y Snoopy”. Carlitos, Kareltje in het Nederlands, is het verkleinwoord van Carlos, mijn altijd lachende benedenbuurman?
Wat komt hierna? Is het ook tijd voor een film over de Argentijnse “Mafalda”dan wel de Spaanse “Mortadelo y Filemon”? Of bestaan daar al lang “corto- y largometrajes”, korte en speelfilms, van?

Jullie zijn, mag ik aannemen, bekend met het verhaal dat wij blanken andere blanken gemakkelijk uit elkaar kunnen houden, maar dat we maar moeilijk hebben om de ene zwarte van de andere te onderscheiden. Idem dito zou dat gelden voor bijv. Chinezen en min of meer ook Marokkanen. Met Turken en Oost-Europeanen schijnen we om mij onbekende reden iets minder moeite te hebben. Er zullen legio foute telefoontje naar de politie zijn gegaan, toen een foto van de achtste, enige nog in leven zijnde Isis-terrorist in Parijs zijn plek in alle kranten vond en diens tronie ook op de TV vertoond werd.Ik heb gezocht, maar ben hem hier op Las Canteras niet tegen het lijf gelopen.
Ik heb een aanvulling voor jullie op het gemakkelijk herkennen van het blanke volksdeel. Volgens ondergetekende is het best een puzzel om– in ieder geval vanaf mijn balkon – kaalhoofdigen te determineren, wel of niet met nog een paar stoppels aan de zijkanten. Als ik mijn haardos in zijn geheel zou verliezen, zou ik ongetwijfeld ook liever met een biljartbal op mijn hoofd rondlopen dan voortdurend bezig zijn om de paar overgebleven haren aan de zijkant over mijn kanis te draperen.
Gisteravond was de kale ober van beneden – ik moet hem toch eens naar zijn voornaam vragen - om tien uur klaar met werken. Hij verwisselde zijn zwarte werktenue voor iets sportievers en stond vervolgens nog even met een paar mensen voor de zaak te kletsen. Toen zag hij mij en zwaaide maar eens naar me. Ik wuifde terug en dacht een moment: wat doet Juli hier in mijn straat? Die kennis van mij behoort net als mijn ober tot het illustere kale gilde. Als je het eenmaal doorhebt, zie je het vaker. De diverse kaalkoppen die onder mijn balkon voorbijkomen, lijken van bovenaf best op elkaar, soms sprekend.
Blijft intussen de vraag, wanneer het punt bereikt wordt dat je als haarslachtoffer voor een kale kop magkiezen. Dat is nog niet zo simpel, lieve mensen. Gelukkig ben ik er nog lang niet aan toe en waarschijnlijk ontspring ik in de jaren die mij nog resten, definitief de dans. Hoewel, al jaren koester ik het allereerste begin van inhammen aan de voorkant; in dat opzicht lijk ik wel Dean Martin.

Op de maandag is de kerstvakantie hier eindelijk voorbij en zijn kennelijk ook de scholen weer bereid om de kinderen binnen te laten. Beneden is het om kwart over acht, als ik op het balkon ga zitten, een drukte van jewelste. Nogal wat moeders zitten bij Nuevo Murias aan de koffie, terwijl de lagere schooljeugd op straat van alles doet om de sfeer tot een acceptabel niveau op te krikken. Bij ARKAY voor is de ingang van de zaak geblokkeerd met een groot metalen scherm en dat is uiterst geschikt om als doel te dienen voor een partijtje straatvoetbal. De keeper is nu eens niet degene die voor joker mee mag doen, maar eentje die ik nog een nieuwe Edwin van der Sar of – voor de bejaarden onder ons – Frans de Munck zie worden. Even goed, vlak voor half 9 gaat de hele bups richting school en de dames op het terras breken op. Tien minuten later zit alweer een nieuw clubje dames op de stoelen, nu moeders die na het naar school brengen van het gespuis een bakkie doen.

En dan is nu het moment aangebroken om jullie te vertellen dat ik mijn carnavalsjas terug heb. Afgelopen nazomer, eigenlijk vlak voordat ik weer naar Las Palmas mocht, maakte ik een ronde over de zolderverdieping om te kijken wat ik daarvan eens in mei weg moest doen. Tussen de enigszins vergane en beschimmelde matrassen daar en bedekt door een van mijn wollen dekens van weleer vond ik hem, nog min of meer ongeschonden. Ik had hem al opgegeven en afgelopen carnaval met een evident minder exemplaar genoegen genomen. Echter, hij is helemaal terug onder de levenden, mijn halflange gele regen- annex winterjas met de diverse diepe zakken.Om jullie daarvan één voorbeeld te geven: in eentje daarvan, links boven aan de voorkant, kan ik zonder probleem een, zelfs twee volle glazen bier kwijt.
Natuurlijk had ik hem begin november al een wasbeurt moeten geven, maar dat is er niet van gekomen. Hij hangt nu wel weer in mijn provisorische hangkast aan de voorkant op drie hoog, naast de carnavalskleren van Piet & Tonnie en enig oud zeer van Eva. Ik denk dat ik mijn gele jas op de woensdagmiddag vóór carnaval, als ik net weer in Maastricht ben, linea recta in de wasmachine stop en daarna te drogen hang. Dan is hij volgens mij met de carnaval zelf weer helemaal popiejopie.

Van zanger Rodney Crowell had ik eerlijk gezegd nog niet gehoord. Dat kan aan mij liggen, maar ik ben ook weer niet compleet onbekend met het Amerikaanse folk- & countrywereldje. Laat ik mijn harde schijf er eens bijhalen: daarop vind ik zegge en schrijve vier nummers van de nu 65-jarige man, waarvan twee met anderen (Dolly Parton en Rosannah Cash).Dan denk ik: dat was het dan, maar op internet zie ik dat hij al goed zou zijn voor dertien studio-albums. Sinds een paar jaar is hij daarbij de vrijer, in ieder geval in de studio, van C&W monument Emmylou Harris. Die is van nog ietsje vroeger dan hij: 1947, uit Birmingham, Alabama. Zijis intussen goed voor meer dan dertig studio-albums, te beginnen met “Gliding bird” in 1969, plus de twee Trio-platen met Dolly Parton en Linda Ronstedt en niet te vergeten de pracht Cd met Mark Knopfler.
Rodney Crowell maakte met Emmylou Harris - beter is het misschien om te zeggen: zij met hem - twee Cd’s (tot dusver): “Old yellow moon”, dat uitkwam in 2013 en daarna “The traveling kind” in 2015. Wat kan het mij bommen; hier zijn alle 23 nummers:
1.01.Hanging upmyheart
1.02.Invitation totheblues
1.03.Spanish dancer
1.04.Open season on myheart
1.05.Chase thefeeling
1.06.Black caffeine
1.07.Dreaming mydreams
1.08.Bluebird wind
1.09.Back when we werebeaufiful
1.10.Here we are
1.11.Bull rider
1.12.Old yellowmoon
2.01.The traveling kind
2.02.No memories hanginground
2.03.Bring it on home to Memphis
2.04.You can’t say we didn’ttry
2.05.The weight of the world
2.06.Higher mountains
2.07.I just wantedtoseeyou so bad
2.08.Just pleasingyou
2.09.If you lived here you’dbehomenow
2.10.Her hair was red
2.11.La dance de joie
Eerlijk waar, af en toe heb ik de indruk dat ik de Everly brothers hoor en dat wil wat zeggen (in positieve zin). De stem van Don wordt dan “vertolkt” door Rodney, terwijl Emmylou die van Phil voor haar rekening neemt. Luister zelf maar eens! Met mezelf heb ik afgesproken dat ik in totaal hoogstens acht nummers een speciale vermelding mag geven. Met die beperking ben ik op “Old yellow moon” vooral gecharmeerd van “Invitation to the blues”, “Chase the feeling”(till you die), Bluebird wind”(spreek uit: waind) en “Here we are” (maar bijv. het nummer “Hanging up my heart” is evenmin te versmaden). Op de latere “The traveling kind” geef ik mijn bonuspunten aan het titelnummer en daarnaast aan “You can’t say we didn’t try”, “I just wanted to see youso bad” en “Ifyou lived here you’d be home now”. Wat een twee fantastische albums!Emmylou Harris & Rodney Crowell op hun ouwe dag, ik hoop echt dat er nog een derde Cd van het duo uit gaat komen.

Maandagavond in de bibliotheek heb ik uiteraard op het internet opgezocht wie in Maastricht de nieuwe Prins Carnaval van 2016 geworden is. Op de “site” van de Tempeleers werd mij dat direct “gewaar”: ene Bastiaan Klomp, Bastiaan I (d’n Ierste). Hij is 38 jaar jong, getrouwd met Stefanie en ze hebben twee kleine kinderen. De aanwezigheid van enige huisdieren (behalve bed bugs) heb ik nog niet kunnen traceren. Zijn thuis is ergens op Sint Pieter en in het niet-carnavalsleven is hij de directeur van het Kruisherenhotel (waar ook Camille Oostwegel iets mee heeft).
Laten we hem hier maar eens de eer geven die hem de komende maand ongetwijfeld toe gaat komen: Alaaf, alaaf! Leve Bastiaan I, hiep hiephiep, how!

Voorkómen is beter dan genezen, zegt het spreekwoord. Geldt dat ook voor contact met kwallen? Die steken hier aan de boulevard nogal eens de kop op. Zelfs hoorik geregeld een waarschuwing tegen kwallen door de luidsprekers op Las Canteras, als er (te veel) rondzwemmen. Volgens een bord aan het water zijn hier vooral negen soorten “medusas” actief, Die ga jullie hier maar eens opnoemen. De minst akelige zijn de “medusa común” ofwel “aurita”, een blauwig rondje, meer niet. Verder zijn er de relatief onschuldige “velero”, de “medusa huevofrito” en de “botón azul”. (Is de laatste van de blauwe knoop?) Al een beetje fout is de “cartela portuguesa”, maar de echte Canarische smeerlappen zijn de “medusa de compases”, de “aguamala” ofwel “aceleto azul”, de “rhizostoma luteum” en nou komt-ie: de “pelagia” ofwel “aguaviva”.
Vooral “aguavivas” lijken hier bij tijd en wijlen echt endemisch in het water te zitten, bereid om onnozele zwemmers met een gemene prik te verrassen. Als ze er zijn, is het uiteraard raadzaam om aan de kant te blijven, niet het water in te gaan. En mocht je toch met ze in contact komen en de klos zijn, doe dan volgens het bord vooral geen ammoniak of azijn op de beet, daar wordt hij bepaald niet beter van. Direct zo’n tien minuten ijs er tegenaan zou meer baar hebben. Voor wie meer wil weten over “medusas”, kijk eens op www.redpromar.com.

Dinsdagavond vond ik dat mijn voorraad blikjes bijna op was en dat het dus tijd was om de grote warenhuissupermarkt van El Corte Inglés te bezoeken. Op de twee gebouwen van de zaak was de slogan “rebajas” een aantal keren afgedrukt, met daaronder in kapitalen: “YA ME TOCABA A MÍ”. Ter plekke en later thuis kwam ik er niet achter wat dat betekent. Is het zo iets als “dat was wat voor mij”? Volgens Etel, die op woensdagmorgen de flat kwam “pótse” en zelfs het raam in de zijkamer een opknapbeurt gaf, betekende het dat iets wat er eerst niet was, nu wel aanwezig was. Helaas, met dat antwoord ben ik eerlijk gezegd nog niet veel wijzer.
Een “envase”, eventueel “embalaje”, is een verpakking waarvan ik er namens Etel verscheidenen mag dumpen. “Basura” (op een hoger stijlniveau: “residuas”) is Spaans voor vuilnis, afval. Komt dezelfde Etel met nog weer een ander woord aanzetten dat ze uitspreekt als “vacilla”. In mijn woordenboek vind ik het niet, maar een “vacila” met een L is een uitslover en een “vasija” met een Spaanse J een kruik of pot. Is het misschien met een B aan het begin? Een “bacilo” is een bacil, maar verder kan ik ook met een B niets bedenken. Op mijn leeftijd nog weer een vreemde taal onder de knie krijgen blijft een opgave.

In Canarias7, de Canarische versie van de Limburger, vond ik een mooi artikel over kakkerlakken, “nuestros indeseables vecinos”, onze ongewenste buren. Onlangs is hier een boek uitgekomen dat met name de kakkerlakken die onze eilanden bewonen, stuk voor stuk onder de loep neemt. Er zijn, als ik het wel heb, 25 verschillende soorten hier actief. In de krant zie ik de prachtigste foto’s van de beestjes staan, waarschijnlijk overgenomen uit het boek, Ze kunnen best tot een lengte van een centimeter of vier uitgroeien. Als ik de kans had gekregen, zou ik zeker een van de levensechte foto’s van de voorkant van een kakkerlak mee naar huis genomen hebben, voor op mijn prikbord.
Helaas, deze winter heb ik in mijn flat nog geen enkele levende kakkerlak mogen aantreffen. Buiten is uiteraard heel andere koek; daar zie ik er geregeld een tussen de struiken kruipen of zich op straat weghaasten voor mensen met een doodgraversmentaliteit. Willen jullie een paar namen? De relatief grote “periplaneta americana” komt maar weinig in huis voor, als ik Canarias7 mag geloven, maar de iets kleinere “cuca inglesa” evenals “la alemana” des te meer. Trudie kan erover meespreken; die wou zelfs acuut naar een hotel verhuizen, toen ik eenmalig, vele jaren geleden, met een plaag van “cucas ingleses” in mijn keuken hier te kampen had. Gelukkig maakte een professionele kakkerlakkiller daar toen in twee bezoeken een einde aan.
De beestjes zijn omnivoren, ze eten echt alles, maar hebben een voorkeur voor iets zoetigs, zetmeel en vet. Als iemand ze eens een keertje wil verwennen, kan eens een bordje eten voor ze klaarzetten met daarop bijv. meel, boekenlijm, kaas, haren en dode beestjes. Niet te versmaden…

En met die biologieles moest ik mijn brief maar eens afsluiten. Mijn volgende schrijfsel hoop ik volgende week woensdag 20 januari te kunnen versturen, maar dat hangt uiteraard helemaal van jongeheer Yves af. Hij komt vanaf zondag een week op bezoek, samen met zijn ouders en oma, en dan is niks meer zeker. Voor hetzelfde geld verbiedt hij me om een uitstapje naar de universiteit te maken en dan moeten jullie wachten tot de week erop. Time willtell…

Intussen mogen jullie het voor mij rustig aan doen. Alleen Ton wordt aangeraden om zondagmiddag op het pleintje bij “De Poshoorn” te gaan kijken of ik niet toch vorst van de Keemeleers geworden ben. Eet niet te veel suikergoed, zelfs geen Hema-tompoezen - kroketten en loempia’s kunnen er wel mee door - en zorg dat ik geen klachten over jullie krijg, ook niet op het mentale vlak. Hier is alles nog rustig, maar vanaf zondagmorgen is het echt aanpakken geblazen. Het ga jullie voor de wind en tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Als we het over thrillerschrijvers hebben, is Robert Crais niet de eerste waar ik op kom. Toch is deze Amerikaanse auteur intussen goed voor de nodige bestsellers, zoals bijv. “L.A Requiem” en “The last detective”. Afgelopen (voor)weekend las ik van hem “The forgotten man” uit 2005. Het zijn in de pocketversie 350 pagina’s om door te nemen, over het wereldje van politie en boeven in Los Angeles, maar ook in andere stukjes Zuid-Californië.
Het boek begint met een verhaaltje dat met alles wat daarna komt, niks van doen lijkt te hebben, over een drievoudige moord. Dan komt privé-detective Elvis Cole voor het eerst in beeld, met zijn partner en wapenhandelaar Joe Pike. Cole wordt geroepen bij een moord op een oudere man, Herbert Faustina, die aan collega bi de politie Kelly Diaz, als hij op een haar na dood is, vertelt dat Elvis Cole zijn zoon is. Even later is ook detective Jeff Pardy ter plekke. Cole wordt uitgenodigd om mee te denken en dan is hij niet meer te houden, omdat hij altijd al wilde weten wie zijn vader is, “the human cannonball”. Deze dode is het zeker niet. Met hulp van zijn vrienden bij de politie, John Chen voor de bijzondere kenmerken, en Carol Starkey, die alles van archieven en namen opzoeken weet, komt Cole steeds dichter bij de dader(s) en daarmee ook het duo Diaz en Pardy. Daarbij spelen ene Stephen Golden van Golden Escorts en drie van diens meisjes een interessante rol. Intussen wisselt de nu morsdode steeds van naam, wordt hij steeds geloviger en blijkt hij ook nog een agressieve zoon, David, te hebben. Daarbij krijgt een van de mensen die hem vele jaren geholpen heeft bij het runnen van een benzinestation, genaamd Frederick Conrad, steeds gekkere gedachten. Bij de benzinepomp lost de zaak zich wel uiteindelijk op.
Elvis Cole moge een aardige vent zijn, maar mijn sympathie gaat in dit boek nog meer uit naar Carol Starkey. Zij was voorheenexpert in het onschadelijk maken van bommen tot ze een keer zelf de klos was. Ze werd weer aan elkaar genaaid, maar helemaal goed gaat het nog niet met haar. Blz. 308 legt ietsje van haar ziel bloot: “She did not believe in God, she did not believe in premonitions, telepathy, channeling, ESP, clairvoyance, remote viewing, fortune-telling, astrology, or the afterlife.”“SHIT, SHIT, SHIT!”. Als Cole verderop op blz. 350 maar niet wakker wil worden, komt dezelfde dame met: “Cole, check it out, I’m flashing my boobies.” Met zo’n dame kunje thuis komen.
Laat ik The Boston Globe erbij halen om mijn oordeel over “The forgotten man” te staven. Volgens de recensent van die krant gaat het om “a riveting novel with a vivid sense of place… Anyone who enjoys a well-written, fast-paced, noirish thriller with a great aha! moment shouldn’t miss it.” Zo is het maar net. Robert Crais komt met “The forgotten man” heel goed weg. Ik geef er als recensiecijfer een 8+ voor en ga de komende zomer op zoek naar meer van zijn moois.

Ik lees hier wat af in mijn tweede stad. Dinsdagavond laat kreeg ik nummertje twee van deze week uit: “The falls” van de Schotse thrillerschrijver Ian Rankin, toch ook alweer 55. Het is van 2001 - toen was hij nog 40 - en de plaats van handeling is zoals altijd Edinburgh en omgeving. Als ik de kans krijg, ga ik zijn non-fiction boek “Rebus’Scotland” ook nog eens lezen.
Dit is er een waarin Detective Constable (DC) Shiobhan Clarke (Shi-vawn en niet See-oban) de show mag stelen, naast uiteraard inspecteur John Rebus. Zij onderzoekt de vermissing van studente Flip Balfour, dochter van een rijke bankier John en zijn vrouw Jacqueline. Als een namaak-doodskistje met een pop erin gevonden wordt, vlakbij een watervalletje van niks (vandaar titel “The Falls”), gaat de aandacht van John Rebus vooral uit naar de geschiedenis van eerdere namaak-doodskistjes met een pop erin aan. Hij probeert die met moorden en vermissingen (MisPers) uit vroegere tijden in verband te brengen. De nieuwe liefde van Rebus, conservator Jean Butchill, haalt er zelfs de veelvuldige moorden van Burke & Hare rond 1830 bij, toen ook de nodige kistjes gevonden werden. Dan blijkt dat de patholoog Donald Devlin, nu gepensioneerd, daar ook best van weet. Hij is degene die er zelfs anatoom Kennet Lowell uit die tijd bijhaalt, die toen voor de kistjes verantwoordelijk zou zijn geweest. Hij helpt als medisch deskundige John Rebus bij diens zoektocht, met in zijn kielzog detective Ellen Wylie. De bazen, Gill Templer en daar weer boven Colin Carswell, hebben het maar moeilijk met de geschiedenisverhalen.Terug bij Shiobhan Clarke vermeld ik hier eerst gadget-freak Grant Hood, iemand die er alles voor over heeft om hogerop te komen en weer bij haar weg gaat, zodra die kans omhoog zich voordoet. Daarna komt de dikke, maar zeer aimabele Eric Bain (Brains) bij haar in beeld, die alles van e-mailaccounts weet, meer nog dan zij.
Gaan we naar de mogelijke daders, even los van de mensen hierboven. Daartoe teken ik allereerst de vader van Flip, John Balfour, dan wel zijn zakenpartner Ranald Marr. Ook een aantal vrienden van Flip komt daar voor in aanmerking, zoals David Costello en Claire Benzie en hun respectievelijke ouders. En dan is er uiteraard “Quizmaster” die aan Flip en later ook Shiobhan Clarke via de computer raadseltjes opgeeft. De belangrijke bijrollen gaan in dit boek naar de steeds weer bellende journalist Steve Holly en pottenbakster Bev Dodds. Zelfs John Rebus en Shiobhan Clarke hebben het met die twee maar moeilijk.
“The Falls” van Ian Rankin vind ik bovenal de moeite waard vanwege het echt boeiende proza. Volgens het bad “Scotland on Sunday” is het “as vivid en terse as the next man’s, yet its flexibily and rhythm give at a potential for lyrical expression”. Dat had ik niet kunnen bedenken, maar een doorlezer is het boek zeker. Ian Rankin schrijft weer eens de sterren van de hemel en als je eenmaal in “The falls” bezig bent, kun je het haast niet meer terzijde leggen. Rankin’s plot (of plots) zijn niet heel bijzonder, maar wat doet het ertoe, als de spanning tot bijna op het einde voelbaar is (hoewel, een dader had ik al snel in de smiezen). Als recensiecijfer kom ik voor “The falls” tot een 8½, vooral vanwege de schrijfstijl van de man. Ian Rankin is iemand die bij mij de nodige potjes kan breken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten