maandag 22 februari 2016

Weblogbrief 11.19, 22 februari 2016

Weblogbrief 11.19, 22 februari 2016

` Buen día, frioleres, goedemorgen, koukleumen. Het houdt maar niet op; hier is alweer mijn negentiende brief van deze winter en dat terwijl het nog geeneens maart is. Jullie zitten al met je hele hebben en houden in de vasten, maar hier was het deze week nog carnaval.
Afgelopen dinsdag kwam ik met de bus terug van de (oude) faculteit, zat nog even op een bank op de boulevard en toen mocht ik alweer aan de bak voor het “Gala de la Integración”. Vooraf dacht ik in alle ernst dat het de avond zou worden waarop we definitief onze nieuwe vrienden uit Syrië en omstreken alsmede van zwart Afrika in de armen zouden sluiten. Onder wij versta ik in dat verband de diverse varianten Kanariepieten, de Spanjolen van de peninsula en uit het verre Amerika, de al aanwezige Noord- en Midden-Afrikanen, de import uit het Verre Oosten en de kleine club West-Europeanen, die hier meedoet.
Bleek de achterliggende gedachte een heel andere te zijn. Het was te doen om de integratie van de mensen die (vooral geestelijk) minder bedeeld zijn dan de rest van de bevolking. Op het podium op Santa Catalina trokken aan het begin van de avond echt hele stoeten mongolen, overdreven gehandicapten en aanverwant spul voorbij uit zo ongeveer alle dorpen van het eiland. En een lol dat ze hadden, met elkaar en nog meer met het bekijken van ons, “los acuidos espectadores”, de toegestroomde toeschouwers. Dat waren er in het begin, om 7 uur, best al veel en een half uur later was het gewoon druk.
Ik had voor mezelf een mooi plekje uitgekozen op de tweede rij van de tribune, vanaf het podium links. Nadat de “comparsa Cubatao” zijn dansje had voltooid en de diverse groepen minder bedeelden hun opwachting hadden gemaakt, werd een zevenkoppige jury aan ons gepresenteerd. Daarin zat ook de nieuwe “Reina”, een alleszins acceptabel meisje (van goede kom af). Vervolgens mochten – met steeds een professionele podiumact ertussen – eerst de individuele deelnemers hun ding doen, daarna de koppels (“parejas”) en tenslotte de groepen met trisomie 21 en ander extra’s of gebreken.Toen was het al bijna 9 uur en in afwachting van de jury-uitslagen kwam een duo jongens in roze pak met twee meisjes in het zwart (wel met uiterst korte broekjes aan) ons bekruipen.
Ik mag graag een kijkje nemen bij een zang- en danswedstrijd van Down-syndromers en mensen met minder dan vier ledematen, maar verder is het net als bij de Olympische Spelen voor gehandicapten: voor de echte winnaars moet je m.i. daar niet zijn. Mijn passie voor de mensen met een “descapacidad”heeft meer met medelijden en zo te maken dan dat ik ze uitzonderlijk snel of sterk moet gaan vinden. Voeg daarbij mijn afschuw van het viertal dat de pauze tot de jury-uitslag moest vullen en jullie kunnen al vermoeden dat ik die uitslag niet heb afgewacht.
Vooruit, misschien had ik mijn eerste prijs gegeven aan een trio dat met enige verve “In the mood” speelde met daarbij enkele zeer beweeglijke dansparen. Glenn Miller zou er van gesmuld hebben. De imitatie van Betty Boop en het gevecht van twee boksende kemphanen hadden ook wel wat.
Rest mij te vertellen dat ik de man die ingehuurd was om alles aan elkaar te praten, wel wat erg op zijn praatstoel vond zitten. Hij had wel een schitterende “hoege zijje” op zijn forse hoofd. En voor wie hem nog kent van diverse eerdere brieven van mij, vlak bij mij zat good old Hinkepie met zijn vriendin.

Zeker wie wel eens zelf op Cuba is geweest, weet dat het eiland, meer dan 1000 km breed, twee grote steden kent: La Havana in het noordwesten, vlakbij het Amerikaanse Florida, en Santiago de Cuba in het oosten, in de buurt van Guantanamo. Belangrijke twee artiesten van Santiago zijn o.a. Compay Segundo, hij ligt daar mooi begraven, en Elíades Ochoa, nog steeds actief met zijn “Cuarteto Patria”, als ik het wel heb.Jullie kennen ze alle twee ongetwijfeld nog van de platen en de film van de Buena Vista Social Club.
In Santiago was daarnaast nog een groep bejaarden actief als zangers c.q. muziekmakers: de Vieja Trova Santiaguera. Van hen heb ik zegge en schrijve één Cd, wel een dubbelcd, “Puro trova” uit 2000. Cd 2 van de twee bevat zestien “Live and rare tracks”, wel aardig. Als Cd bij deze brief kies ik echter voor het studio-album, Cd 1: The best of Vieja Trova Santiaguera. Hier komen de twaalf nummers, althans de titels ervan:
01.Me dieren la clave
02.Descripción de la rumba
03.Ella y yo
04.Pregón Santiaguero
05.Boca roja
06.Son de la loma
07.El peluguero
08.Como cambian los tiempos
09.Esperanza
10.Un meneito na mas
11.Gusta y sabor
12.El tren
“¡Esperanza, esperanchachacha!”. Met “The best of VTS” is niks mis, maar echt overhouden vind ik de plaat ook weer niet. Voor wie in uitschieters naar boven is geïnteresseerd, noem ik hier speciaal “Descripción de la rumba”, “El tren” en (meer voor de tekst dan de muziek) “El peluquero” met het terugkerende zinnetje “¿Dondeestá mi mujer?”, waar is mijn vrouw?

Intussen moet ik toegeven dat ik mijn steevaste verkoudheid na carnaval op woensdagavond nog niet kwijt ben. Ze begon deze keer afgelopen zaterdag, zondag met vooral een loopneus, maar inmiddels zit ik hier in de subtropen met terugkerende,akelige hoestbuien. Mijn remedie is om op zijn tijd, als zich weer een hoestbui aandient, een Fisherman’s Friend original in mijn mond te laten smelten. Zo’n “caramelo compromido” – “sterk, hé?” heet het in een Nederlandse reclame – verricht zijn heilzame werk niet echt, maar verlicht mijn euvel wel.

Donderdagmorgen begint best aardig, met een zonnetje erbij. Alleen waait het zo erg dat de grote parasols van Cafetería Nuevos Murias niet uit de bezemkast worden gehaald. Een uurtje later, als Etel net begonnen is om bij mij huis te houden, betrekt de lucht, wordt het een steeds grijzere bedoeling. Dan begint het te plenzen, niet een paar druppels, niet eventjes, maar aan één stuk door het betere werk. De temperatuur op mijn balkon daalt tot 17 graden, wat inhoudt dat het beneden op straat niet meer dan 15 graden is. Wie nog onderweg is, probeert zo snel mogelijk ergens naar binnen te komen. Na een half uur besluit ik me van mijn balkon en binnen in mijn flatje terug te trekken.

Op dezelfde ochtend ondergaat de winkel die enkele jaren terug nog Negonza heette, zijn volgende naamsverandering. Toen de oude baas – een schat van een man - ging hemelen, een aantal jaren terug, besloot de zoon de kledingzak bij mij tegenover naar diens hond te noemen: “DÓCIL”, Spaans voor gehoorzaam.Er kwam een stenen hond in het gangetje naast de winkel, de hond werd ook het embleem van de zaak en zelfs kwam er een groot bord aan de gevel, waarop de nieuwe naam geschreven was: DÓCIL, met een streepje op de O. De wat nerveuze zoon van de oude baas, die ik jaren geleden Negonzo ben gaan noemen, deed vervolgens de dagelijkse gang van zaken over aan twee dames; één daarvan is geloof ik zijn vrouw. Zelf ging hij ter plekke alleen nog over het verhuur van de kamers boven de winkel en uiteraard het bijhouden van de plantenbakken op het dak.
Toen de hele pui onlangs opnieuw opgeschilderd was, nu in effen wit, viel het me op dat het bord met DÓCIL niet opnieuw was bevestigd, eigenlijk van de radar verdween. En toen kwam vanmorgen in de stromende regen een vrachtwagen voorrijden, met drie man personeel, die een nieuw front uit zijn verpakking haalden: “BESITO VOLAO”. Besito staat voor zoentje, zoals in het grappig bedoelde “un gran besito”. Echter, wat betekent “volao”? Is dat een verbastering van “volado”, maf, gejaagd? Hoe dan ook zullen we het met de nog weer nieuwere naam van de zaak moeten doen. Na enig gehannes en steeds weer schuilen, als de regen te gek werd, werd het nieuwe bord, met een uitschuifbaar afdak met daarop de woorden “Besito volao” in schrijfletters, aan de gevel bevestigd. Vooralsnog houd ik het op een luchtkusje, zo eentje als waarmee ik hier de dames niet drie, maar twee keer, moet bedelen.

Ook donderdagavond was het met het weer hier nog behelpen. Dat gaf me de gelegenheid om eens naar een concert te kijken op mijn laptop. Joaquín Sabina en Juan Manuel Serrat, alle twee intussen 65+, reken ik tot de allerbeste muzikanten van Spanje van de laatste vijftig jaar. Als duo hebben ze twee Cd’s uitgebracht: dubbelcd “Dos pajaros de un tiro” in 2007 en vijf jaar later nog eens “La orquestra de Titanic”. In hetzelfde jaar 2012 kwam ook een registratie van hun gezamenlijke optreden uit op DVD. De opname is gemaakt in Buenos Aires in een theater/stadion genaamd Luna Park en is twee en een half uur lang. Als werktitel heeft het concert de naam meegekregen: Dos pajaros contraatacan, twee vogels in de tegenaanval.
Ik weet dat Sabina en Serrat afgelopen zomer ook in Las Palmas zijn opgetreden en wat vind ik het jammer dat ik daar niet bij kon zijn. Niettemin, afgelopen donderdagavond kon ik mede vanwege het erg slechte weer de schade inhalen. Een pracht van een concert! Wat zijn ze allebei goed, solo en met elkaar!

Op de vrijdag weet ik niet hoe snel ik een nieuwe grammofoonplaat moet opzetten, zo erg ben ik daaraan toe. Bij mijn weten heeft Tom Petty - geboren in 1950, hij is nu 65 jaar - verscheidene platen op zijn naam staan die hij samen met anderen bij elkaar heeft geknutseld. Denk bijv. aan de albums van de Traveling Wilburys en zijn “Duelling banjos/True confessions” samen met alleen Bob Dylan. Als ik de registraties van zijn live optredens buiten beschouwing laat, zijn er zestien studio-albums van hem, meestal samen met zijn begeleidingsband The Heartbreakers. Sapperloot, ik heb ze allemaal! De eerste dateert van 1976 en bij mijn weten is “Hypnotic eye” uit 2014 de laatste. Die ga ik eens met veel plezier voor jullie opzetten. Hier zijn de elf nummers:
01.American dream plan B
02.Fault lines
03.Red river
04.Full grown boy
05.All you can carry
06.Power drunk
07.Forgotten man
08.Sins of myyouth
09.U get me high
10.Burnt out town
11.Shadow people
Zal ik het maar eens hardop zeggen? Wat is die Tom Petty met zijn Heartbreakers een eersteklas rocker! Dat zie ik terug op al zijn (hun) vorige Cd’s en deze laatste uit 2014 doet niet onder voor de vorige vijftien. Het wordt hoog tijd dat Harry hem eens op zijn “site” met een artikel in het zonnetje zet, hors catégorie (of is het hos de catégorie?). Willen jullie nog uitschieters op deze plaat? Dan noem ik alle elf nummers, zie boven. Vooruit, alleen met het broodmes op mijn keel geef ik extra krediet aan “Faulty lines”, “Full grown boy”, “All you can carry”, “Power drunk” en “Sins of my youth”. Maar bijv. “Red river” en “Shadow people” zijn zeker ook niet voor de poes.
Voor mij is Tom Petty misschien wel de meest onderschatte popartiest van de afgelopen 40 jaar. Ik zet hem zonder pardon in het selecte rijtje van mijn popidolen. Op mijn crematie moet, vind ik, maar iets van Tom Petty gedraaid gaan worden, bijv. “Learning to fly” van de Cd “Into the great wide open” uit 1991 of “Damaged by love”of “Down south” van Cd “Highway companion” uit 2006. Maar bijv. “Full grown boy” van “Hypnotic eye” mag wat mij betreft ook best bij mijn verscheiden gespeeld worden.

Intussen zit ik op mijn balkon aan de koffie, maar aangenaam is het weer nog steeds niet, verre van dat. De lucht is nog steeds even donkergrijs, met de nodige regenbuien. Op het dieptepunt, vanmorgen om kwart over 9, was de temperatuur op mijn balkon zowaar gedaald tot 15 graden. Als dat zo doorgaat, dien ik me alsnog bij C&A een fleece-trui aan te schaffen.
Dan zit ik te mijmeren en denk aan het woord “hardnekkig”. In het Nederlands is er een heel stel bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van hard of hart, en het is niet altijd even eenvoudig om het juiste voorvoegsel van de twee te kiezen. Het is hardnekkig, met een D, zoals hardhandig, hardgekookt, hardhorend en hardleers. Aan de andere kant heb je woorden met een T zoals hartbrekend, hartgrondig, hartstochtelijk en hartverscheurend. Maar wat vinden jullie van bijv. hart(d)stikke of hard(t)vochtig? Voor je het doorhebt, zit je er een keer naast.

’s Avonds ging ik er uit om opzetstukjes, “cepillos” voor mijn Braun/Oral B Vitality elektrische tandenborstel te kopen. Vorig jaar kwam ik daarvoor aan mijn trekken bij El Corte Inglés, dus deed ik het daar maar eens dunnetjes over. Daarna stiefelde ik naar mijn bibliotheekje bij het basketveld en Las Canteras. Bleek die vanwege het slechte weer gesloten te zijn. Asjemenou! Op die manier raakt de loop wel uit de dagelijkse gang van zaken. Ik ben teruggekeerd naar El Corte Inglés voor een kopje koffie in de kelder, naast de supermarkt. Daar kreeg ik een chocolaatje bij, van chocola, of is het chocolaadje, van chocolade? Volgens mijn woordenboek is het met AAT en geen AAD. Daarna heb ik Wasa knåckebrood gekocht, stevige servetten en een rijtje bikken Schweppes limon zero, waarom gaat dat per acht stuks?
Het was intussen bijna half 9 en bepakt en bezakt met mijn “kemissies” wilde ik nog eventjes langs het podium op Santa Catalina gaan, waar om 9 uur het Gala Drag Queen ging beginnen (maar een toegangskaartje had ik niet). Echter, onderweg er heen startte het plenzen voor de zoveelste keer opnieuw en dus was ik snel thuis. Het viel me op hoe weinig “verkleiders” er op straat waren, terwijl toch “’ne groeten oonderein”bedacht was voor als de winnaar om ongeveer 11 uur bekend gemaakt zou zijn. Was het te nat? Ik heb zitten lezen op mijn bed en om 11 uur lag ik al lang en breed op één oor.

De morgenstond heeft goud in de mond, of zoals ze hier zeggen: “a quien madruga, Dios le ayudo”, met een hoofdletter D. Op de zaterdagmorgen zag het leven er weer anders uit. Het waaide nog wel een beetje, maar droog was het, met een temperatuur van zo’n 20 graden en zowaar scheen er ook weer een zonnetje.
Op de zaterdagmiddag om 3 uur ging het gebeuren: UD Las Palmas speelde in eigen huis tegen de beste voetbalploeg van de wereld: Barça, gewoon voor de competitie, de liga BBVA. Het leven is één serie keuzes - of Brownse bewegingen voor een “jubilado” zoals ik - en deze keer zette ik mij tussen de tientallen (andere) bezoekers op het terras van El Palikeo. Ik heb geen idee wat het woord betekent, maar de zaak, met ook een bodeguita, kleine bodega, ligt op Santa Catalina naast de Luis Morote en apartamentos Miami (waar Rim, Désirée en Tristan jaren geleden bij mij op bezoek, samen met Trudie, Marcel en Damaris, nog eens gelogeerd hebben).
Wat wil ik over de wedstrijd aan jullie kwijt? Eerlijk gezegd vond ik een nogal matige bedoeling.Doelpunten? Suárez maakte na 5 minuten 0-1, even later maakte William de gelijkmaker en in minuut 38 of zo bepaalde Neymar de eindstand al op 1-2. Natuurlijk was Barça beter dan UD Las Palmas, maar wat miste vooral Luis Suárez een zootje kansen. Er waren er bij die zelfs ik nog wel er in zou hebben geschopt of gekopt. Alleen zijn allereerste kans verzilverde Suárez; daarna was het aanhoudend net niet. Op het einde hield Barça het min of meer voor gezien en kreeg UD Las Palmas zo waar nog enkele gelegenheden om er 2-2 van te maken, maar niet dus. De overdreven miljoenenploeg uit Barcelona met in de voorhoede Messi, Suárez en Neymar uit Zuid-Amerika kan aan zijn volgende klus beginnen. Ik geloof dat dat het Engelse Arsenal is.
Om 5 uur ging ik maar eens voorzichtig in de richting van mijn voormalige internetcafé om mijn mail op orde te brengen. Van Trudie kreeg ik een kopie van het artikel in U.M. universiteitskrant Observant van afgelopen donderdag, over gesjoemel met onderzoek in de geneeskunde. Ik was daarover op donderdag vóór carnaval twee uur onderhouden en werd met verve uitgebreid geciteerd. N.B. direct na carnaval kwam ook nog een fotograaf langs om mij te portretteren. Mijn opmerkingen over het drastisch snoeien in de hoeveelheid onderzoek en het haast ontbreken van goed onderzoek naar andere therapieën dan geneesmiddelen stonden er niet echt in, maar laat ik ook bekennen dat dat redacteur Maurice Timmermans van Observant er best een aardig verhaal van gemaakt heeft.
Na mijn e-mailen was het wachten op de grote carnavalsoptocht hier. Die begint nou eens niet bij het Castillo de la Luz in de Puerto, maar helemaal in het zuiden in Vegueta. Hij trekt vervolgens door de stad naar het noorden. De eerste schermutselingen werden op Santa Catalina pas verwacht om een uur of 8. Dat bleek ook te kloppen. Als eerste was er een harmonie en daarna kwam Paula Miranda in haar kerstboon langs, de koningin van het carnaval dit jaar. Daarna volgden, met de nodige dansgroepen ertussen, de bijna koninginnen, de GraanDaman en de draagQueen (zie ook beneden). De “ReginaInfantiel”, kinderkoningin, heb ik gemist, maar dat kan aan mij liggen. Vanaf half 9 volgende een uitgebreide stoet van vooral “moeras”, de groepen die per half uur het podium op Santa Catalina onveilig mogen maken. Opvallend vind ik dat er best een boel trommelgroepen waren, op zijn Braziliaans, maar geeneens “zate herenigen”, zoals Maastricht die kent, met allerlei blaasinstrumenten. Het wordt hoog tijd dat een Palmens variant van “Laat en zat” en “Vreugd en nuchter” hier wordt opgericht.
Om ongeveer 9 uur, eigenlijk ietsje daarvóór al, kwam de eerste “Carros” er aan, meestal een grote vrachtwagen met bovenop, vaak erg hoog, een dansende en springende meute carnavalsvierders, vele tientallen, soms wel meer dan honderd. Tussen de “Carros”, complete schepen, “navels”, was bovendien de nodige “bontestrem” van de partij. Iedereen in de grote optocht, “la graancabalgata” was verkleed. Schmink was er niet of nauwelijks aan te pas gekomen, wel heel veel “exces” in de stijl van het “locoanno 20”, het thema van dit jaar. En uit alle hoge bussen en aanhangwagens kwam carnavalsmuziek uit de speakers, die ik helaas maar zeer beperkt kon meelperen. Daar moet ik nog eens een cursus in krijgen. Langs de kant stond ik een beetje opgepoetst tussen ook daar de nodige “verleiders”. Zoals in Maastricht een paar weken terug liepen er meer mensen in de optocht mee dan dat er langs de kant stonden. Volgens een opgave op het internet zouden meer dan honderd gevaartes op wielen voorbij gaan komen.
We zaten ergens bij nummertje in de dertig, toen de regen ineens echt met bakken uit de hemel kwam. Er kwam eerst nog een zootje paraplu’s aan te pas en toen die onvoldoende soelaas boden, het gutste, gingen we maar schuilen onder de diverse palmbomen die iets verder weg van de stoet stonden. In de optocht zelf ging het intussen vrolijk verder: hossen en blèren, of er niets aan de hand was. De optocht zelf trok zich weinig aan van wat er in de lucht en langs de kant gebeurde.
“¡Queenpen!” wat jammer, briefde mij een man in mijn oor, die zich vlak naast mij zichtbaar had staan amuseren. Het was niet anders, helaas. Om bijna 10 uur ging ik maar huiswaarts (op twee minuten afstand). Even dacht ik nog om half 11, toen de ergste regen geweest was, om weer terug te keren naar mijn stekje, maar als je eenmaal uit je carnavalsritme bent, kom je er denk ik niet gemakkelijk weer in. Ik zal ergens tussen half 11 en 11 uur in een diepe slaap zijngevallen, waar ik met enkele kleine onderbrekingen pas om ongeveer 8 uur zondagochtend weer heelhuids uit kwam.

Zondagochtend was het weer min of meer als vanouds, met een zonnetje. Het was alleen in de vroege ochtend nog aan de frisse kant. Nogal wat tijd besteedde ik overdag aan het bijwerken van deze brief, vooral de boekenbijlage was erg toe aan een opknapbeurt.
Om een uur of 6 ’s middags liep ik over Las Centers of er hier en in Maastricht helemaal geen carnaval geweest was. Het enige restje was een groep: “los guardaplasmas”, acht man (onder wie één vrouw) die gekleed waren als de Blues Brothers, maar wel met een papieren vogeltje op hun hoofd. Bij de voormalige locatie van Chinees restaurant Hong Kong pakten ze hun instrumenten uit en voerden een best aardig toneelstukje annex liedjesconcours op. Best leuk! Zou ik later op deze avond bij de “entierro de la sardina” present gaan zijn, om zo mijn hang naar carnaval toch nog enige gestalte te geven?
Zaterdagavond al had ik gehoord dat er op zondagavond om 8 uur iets met de drag queens op Santa Catalina te doen was. Dus ging ik eerst daarheen. Op het plein/park was het tot mijn verbazing een drukte van jewelste. Bleek dat het Gala Drag Queen vanwege het abominabele weer vrijdagavond was uitgesteld tot nu, zondagavond. De drag queen die ik in de “gran cabalgata” had gezien, was kennelijk niet de nieuwe winnaar van het festival. Die moest zich nog bekend maken op die avond.
Ik keek eerst bij een van de cafés op het plein naar de laatste minuten van de basketbalwedstrijd tussen Herbalife Las Palmas en Real Madrid, de finale van de “copa del Rey”, de beker zouden wij zeggen. Spannend! Real was uiteindelijk net ietsje beter en won met geloof ik 85 tegen 81. Dat zijn trouwens nog eens uitslagen, veel adembenemende dan het gehannes bij voetbal (UD Las Palmas-Barcelona 1-2).
Bij de toegang tot het gala op Santa Catalina was het meer dan behelpen bij het naar binnen gaan. Iedereen werd eerst twee keer gecontroleerd op zijn toegangsbewijs en mij restte echt niets anders dan keurig achter de hekken te blijven, terwijl voor mijn neus een keur aan “verkleiders” met “entrada”zich naar binnen wist te werken. Diverse toeschouwers hadden wel ook nog eens een probleem met hun tas. Blikjes bijv. werden zonder pardon weggegooid en er werd scherp – nou ja - op wapenbezit gecontroleerd, althans in de tassen. Het leken verdomme wel de foute jongens en meisjes van de beveiliging op een vliegveld. De enige mogelijkheid voor mij om toch binnen te komen was om iemand die al binnen was, te vragen of hij of zij zijn kaartje aan mij wilde geven door het hek heen. Echter, dan moet je wel zo iemand op zijn minst een beetje kennen, dacht ik vervolgens en dat zat er dus niet in.
Toen, het was net 8 uur geweest, werd ik aangesproken door een vrouw die lachend met een groepje carnavalisten door de controle liep. Ze had een toegangskaartje over en wou ik dat misschien gratis en voor niks van haar hebben? Dat liet ik me geen twee keer vertellen. Een minuut later stond ik dan toch tussen het “duizendkoppige” carnavalsvolk, terwijl op afstand een “comparsa” op het podium werd toegejuicht vanwege een uitgevoerd dansje. Een drietal presentatoren introduceerde zichzelf, twee dames in het zwart en een heer in het geel, met veel gelach en geschreeuw.
Toen kon de finale van het Gala Drag Queen 2016 daadwerkelijk beginnen, ook voor mij. De uitgebreide jury werd voorgesteld en vervolgens kwamen de drag queens een voor een op, met drie minuten muziek maximaal per deelnemer plus helpers. Halverwege, na drag queen 10, was er alweer enig dansgedoe, maar daarna kwamen de tweede rij van tien. Laat ik eerlijk toegeven dat ik best gecharmeerd was van de meeste drag queens. En nog meer van het publiek om mij heen dat niet naliet om met alles en iedereen mee te dansen en te zingen.
Voor wie mijn voorkeur wil weten wie volgens de drag queen van 2016 moest worden? Mijn favorieten waren nummertje 2, 4, 12, 14 en 19. Helemaal uitgewrongen zou ik misschien voor nummertje 2 gekozen hebben, die ik nog net ietsje beter vond dan nummertje 19. Die drag queen maakte capriolen op het podium, waarmee ik zonder meer in het ziekenhuis beland zou zijn. Drie keer, een keer zelfs vanaf een meter van twee, drie, liet hij (ze) zich in spreidstand op de grond vallen, terwijl de vier helpers, aanvankelijk een clubje smurfen in het blauw met grijze haren,maar door bleven swingen. Had ik mijn telefoon bij me gehad en hem ook nog willen gebruiken, dan had ik op nummertje twee gestemd, om de jury een hart onder de riem te steken.
Om kwart over 10 hadden we ze alle twintig gehad – wat een sensatie! Het lange wachten kon beginnen totdat eindelijk de uitslag bekend zou worden gemaakt. Die heb ik op Santa Catalina niet afgewacht, maar min of meer aangehoord vanaf het balkon van mijn flatje om 11 uur. Reden: ik ben niet zo erg van het oeverloos wachten, zelfs als de pauze wordt opgevuld met zangers en dansers. Daarbij moest ik eerlijk gezegd nodig weer eens plassen en waar kun je dat beter doen dan in je eigen “barak”.
Een heuglijke slotavond van carnaval werd het aldus, zonder dat ik maar een glimp van de “sardina” heb mogen opvangen, die – mag ik aannemen – ergens in de avond in he water bij Las Canteras was beland. Santa Catalina, daar gebeurde het, daar was het te doen, het stond voor de laatste keer deze winter op zijn carnavalskop en ik stond erbij en keek er naar.

Is dat niet een mooie afsluiting van mijn carnaval dit jaar? En in een moeite door van mijn brief 11.19? Dan mogen jullie nu weer buiten gaan spelen of, als dat al te somber is, binnen bij de centrale verwarming. Hier is het, ook op maandagmorgen 22 februari, ietsje kouder dan normaal, bij mijn opstaan 17 à 18 graden op het balkon, maar als ik om tien uur nog eens op mijn balkonmetertje voor de tijd en temperatuur kijk, zie ik dat “we” alweer op 24 graden zitten.
Mijn volgende brief komt er waarschijnlijk al over vijf dagen aan, op 26 februari. Daarna dien ik – af en toe in de week er op – mijn Lux & Dalí te bepotelen in Alguineguin, ten westen van Masmalomas, waar ze met Eva & Jan Willem voor een week bivakkeren. Mijn tussentijdse advies aan jullie uit Holanda luidt: eet eens een makreel of tonijn, liefst in de olijfolie, en doe er wat hazelnoten bij, in het kader van het sportief maar definitief overstappen op het mediterrane dieet. Ik hier neem het er met plezier nog enkele maanden van en koester jullie ten afscheid “with all my heart”. Tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Er staat “BOEKENBIJLAGE”, in het meervoud, dus heb ik meer dan één boek voor jullie ter recensie. Misschien ook vanwege het slechte weer kan ik jullie allereerst vertellen dat ik “Moord op krediet” van Louis-Ferdinand Céline helemaal heb uitgelezen, bijna 800 bladzijden. Céline is de schuilnaam voor Lous-Ferdinand Destouches, een man die vooral in Parijs woonde van 1894 tot 1961, toen hij aan een beroerte overleed. Vanaf 1923, denk ik, was hij dokter en hij promoveerde in 1924 op een proefschrift over Semmelweis, interessant. Daarna was hij werkzaam bij een aantal instellingen en ook huisarts. Tussen 1937 en 1940 schreef Céline de nodige antisemitische pamfletten.
Zijn literaire carrière begon Céline met de publicatie van “Reis naar het einde van de nacht” in 1932. Daarvan heb ik in Maastricht een prachtige versie, die ik ooit van Eric cadeau gekregen heb. Hier gaat het om zijn tweede boek uit 1936, “Mort à credit” in het Frans, dat ik de afgelopen week in Nederlandse vertaling las. Mijn versie, een dubbelpocket van Meulenhoff, is niet echt om naar huis te schrijven, maar met een begenadigd schrijver als Céline kan er denk ik weinig misgaan. “Moord op krediet” gaat met name over de jeugd van de schrijver, vooral in Parijs en ook even in Engeland en het noorden van Frankrijk.
Al vanaf diens jongste jaren zitten zijn ouders hem voortdurend te vitten. Zijn moeder, Clémence, is een “hinkebenenwagen” met haar opspelende benen en ze klaagt wat af, vanuit haar winkeltje in kant en dergelijke. Ferdinand’s vader Auguste werkt bij een brandverzekeringsmaatschappij, waar hij naar eigen zeggen te weinig verdient en waar de jongere medewerkers hem maar al te graag zijn baan afnemen. Auguste koelt zijn woede over alles graag op zijn enige zoon Ferdinand, die hij voor alles en nog wat uitmaakt. Intussen blijft zijn oma Caroline wel het nodige vertrouwen in hem houden.
Als Ferdinand van (lagere) school komt, gaat hij eerst werken in een fabriekje in garen en band, onder despoot Lavelongueen met kleine André als maatje, en als hij daar ontslagen wordt, wordt het een minibedrijfje van Gorloge, een ciseleerder (goed in het maken en repareren van sieraden), met ene Antoine als diens rechterhand. Ook dat loopt verkeerd af, als Gorloge’s vrouw hem verleidt en hij een peperdure gouden Chinese speld kwijtraakt. Met de hulp van Clémence’s broer Edouard belandt hij daarna voor een klein jaar op een internaat in Engeland, wat evenmin een succes blijkt te zijn.
Dan komt hij onder de hoede van Courtial des Pereires, een journalist-uitvinder, van het blad Genitron, die daarbij zijn geld daarnaast verdient met ballonvluchten. Dezelfde Courtial is niet te beroerd om ook af en toe de kluit enigszins te belazeren, bijv. bij een prijsvraag over het perpetuum mobile en later eentje over het ontwerpen van duikklokken waarmee diverse vergane schepen met goud, diamanten en zo van de oceaanbodem moeten worden gevist. Bij Courtial heeft Ferdinand het uitstekend naar de zin. Als diens project met duikklokken, met op de achtergrond een pastoor, alweer faliekant mislukt, begint Courtial met zijn vrouw Irène en Ferdinand een landbouwbedrijfjeergens in Noord-Frankrijk, waarbij met aardstralen gewerkt gaat worden om de groente (aardappelen) te laten groeien en bloeien. Het werk wordt vergemakkelijkt door het tevens houden van een schooltje, waar de jeugd geleerd gaat worden hoe goed het is om terug naar de natuur te gaan.Is er wel genoeg eten om alle monden te voeden? Etc.
Laat ik het boek niet in detail gaan zitten te verklappen. Louis-Ferdinand Céline levert met “Moord op krediet” net als eerder met “Reis naar het einde van de nacht” een heel knap stukje werk af. Stukje? Het boek is maar liefst bijna 800 bladzijden dik, maar vervelen doet het me geen moment. Ook ik zie in Céline inderdaad de taalvernieuwer die nogal wat recensenten van hem gemaakt hebben. En wat blijf ik me de diverse scheldkanonnades herinneren, waarmee het boek vol staat. “Moord op krediet” krijgt van mij een 8+ als recensiecijfer en wie weet, ga ik later ook nog eens het mes zetten in latere boeken van Céline, zoals Noord, Guignol’s Band en Rigodon.

In alle oprechtheid vind ik de scheldkanonnades van Céline zo comme il faut dat ik daar als interludium toch een voorbeeld van wil geven. We gaan naar bladzijde 409, ongeveer halverwege “Moord op krediet”. Ferdinand wil graag naar een internaat in Engeland, in ieder geval weg van zijn vader Auguste, die hij net voor het eerst partij op de vuist heeft gegeven. Auguste is aan het woord, hakt op Ferdinand in: “Wat! Stuk drek! Sta je me uit te dagen? Kleine rotpooier! Strontzak! De brutaliteit! De schaamteloze onbeschoftheid! Je wilt ons om zeep helpen! Da’s wat je wil? Hè? Zeg ’t maar direct!... Kleine lafbek! Vuile zwerver!...” (…) “Lievegodnogantoe! M’n arme mens, wat hebben we gedaan om zo’n monster op de wereld te zetten? Nog ontaarder dan ’t ergste galgenaas!... Doortrapt! Boefachtig! Een niksnut! Een ramp! Wat je maar wil! Hij deugt nergens voor! Alleen ons kaalplukken! Ons leegplunderen! Je wordt er ziek van! Ons zonder pardon aan stukken scheuren! Dat kan je!... Da’s de dank die je krijgt! Na een heel leven van offers brengen! Twee levens tot een hel gemaakt! Wij twee ouwe gekken! Met onze botte koppen! Wij zijn ’t weer!... Zeg ’t dan! Lamlendig stuk vergif! Zeg ’t dan! Geef dan toe dat je ons wil laten creperen!... Creperen van verdriet! Van ellende! Dan kan ik dat tenminste nog van je horen voor je me afmaakt! Vooruit dan! Vuil stuk etter!”

Gaan we naar boek 2, “De kikvors en andere beesten” van Midas Dekkers. De bioloog brengt een serie serenades aan een keur van beesten in het radioprogramma “Vroege vogels “ van de VARA. Dit is (een deel van) zijn oogst, uitgebracht in 1986.
Het is eigenlijk ondoenlijk om een serie columns samen te vatten, zelfs als het er 38 van twee à drie bladzijden per stuk, met tekeningetjes van Maus Slangen. Laat ik hier volstaan met vol te houden dat ze echt over de meest uiteenlopende onderwerpen gaan, van sluipwesp tot brontosaurus, van voorouder tot hottentot, van kikvors via huisgenoot tot kikvorsman, van pissebed tot schijtlijster of als jullie dat graag hebben: van boef via heilige tot bioloog. En Midas Dekkers veegt de vloer aan met allerlei gedoe dat wij, ik ook, ons in ons hoofd hebben gehaald.
Ook dit boek, eigenlijk boekje met zijn 106 bladzijden, krijgt van mij een 8+ als recensiecijfer. Ik smacht om het terug te leggen op het stapeltje “Midas Dekkers”-boeken dat ik al heb en het daarna heel voorzichtig in mijn bewaarkast te doen.
Willen jullie ook uit dit klein meesterwerkje citaten? Daar gaat-ie.
“De grootste vijand van een rups is (dus) zijn eigen vlinder.” (p. 8).
“De bouvier is een knap staaltje van gewroet in erfelijke eigenschappen. Zij het net niet knap genoeg. De oren willen niet.” (p. 10)
“Volgens alle gegevens is de eerste mens in Afrika ontstaan. Een neger dus. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis nog wel.”(p.15) “Zoals een Japanse wijsheid zegt: “Wie kogelvis eet, is gek. Maar wie geen kogelsoep eet, is ook gek.” (p. 18)
“(Over rigor mortis) Het is dan ook zaak de dieren in het abattoir te aaien en vriendelijk toe te spreken.” (p. 24)
“Waarom zouden we wel Indianen bewaren in een reservaat (…), maar geen vikings in een fjord of cowboys op een afgerasterd stukje prairie?” (p. 27)
“Voor het onderhoud van een kind kun je ook acht honden of tien katten houden.”(p.30)
“Een pissebed houdt zich verdacht op. Het ontbreekt er maar net aan dat hij ritselt. (…) Al wat wij fijn vinden, jaagt hem angst aan.” (p. 31).
“(Over het vogelbekdier) Een eierlegger onder de zoogdieren is helemaal niet gek; wij mensen leggen zelf.”(p. 45)
“Waarom kijken poezen wel voertafel en geen televisie?” (p. 47)
“Tijdens het lezen van dit stukje zijn er bij u weer miljoenen rode bloedlichaampjes doodgegaan – en die moeten vervangen.”(p. 63)
“Restaurants zijn rechts. Zodra je aan tafel zit, ben je terug in het feodale tijdperk.” (p. 68)
“Een vrouw mag dan verliezen als het op geweld aankomt, in de keuken is ze oppermachtig.” (p. 72)
“De meeste kans om in de stad nog een paard tegen te komen heb je tegenwoordig in de automatiek.” (p. 75)
“Eén keer heb ik iemand na het eten van zo’n slaatje, in een strandtent, zijn (Sint-Jacobs)schelp zien weggooien tussen de kokkels en strandgapers aan de vloedlijn.”(p. 78)
“Het enige dat vegetariërs aan hun kant hebben, is het gelijk. Jammer genoeg kun je dat niet eten.” (p. 83)
“Honden zijn lang geleden door de mens gemaakt, van een oude wolf.”(p. 87)
“Waarom heeft niemand eerder aan het poepdieet gedacht? Honderd miljard bacteriën per drol…” ( p. 90-91)
“De keizers en kardinalen hadden kapitalen over voor het echte purper omdat het niet vaal wordt, zoals de kleurstof indigo.” (p. 96)
“(Over de teckel) Moet het toch mogelijk zijn een hond te fokken die qua vorm en afmetingen is afgestemd op ónze huizen, (…) zonder problemen trappenloopt en in plaats van ouderwets te jagengewoon boodschappen doet bij Albert Heijn? “ (p.101)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten