donderdag 17 mei 2018

Weblogbrief 13.30, 17 mei 2018

Weblogbrief 13.30, 17 mei 2018

Querid@s amig@s y familia, aan alles komt een (tijdelijk) einde; dit is mijn laatste brief van jaargang 13. Er komt nog weer een jaargang 14, maar pas begin november.
Ik ga weer terug naar afgelopen vrijdag. Er is volgens mij haast niks zo leeg als een universiteitsgebouw op vrijdagmiddag. Als ik om kwart voor 2 op de afdeling kom, zie ik maar twee gezichten: dat van de studente in de kamer naast me en dat van Patricia, die wel een beetje met haar kamer getrouwd lijkt te zijn. Voor de rest is de hele gang verlaten en als ik later in de andere gang een paar kopieën op ga halen, zie ik daar ook maar een persoon, die overigens op het punt staat om naar buiten te gaan. Het lijkt wel of niemand nog betaald wordt om op vrijdagmiddag nog acte de présence te geven.
Ik heb een kleine twintig DVDs met me mee hierheen gesleept, van films die ik het afgelopen half jaar gezien heb. Ga ik ze weer mee terugnemen naar de Luis Morote? Nee, ik vraag beiden, de studente en Patricia, of ze belangstelling hebben voor gratis film. Na enig aandringen, raak ik er zes kwijt. De rest laat ik vooralsnog op mijn kamer liggen tot a.s. donderdag, nu dus, als ik een tweede ronde zal maken. Wat dan nog overblijft, leg ik, voordat ik vertrek, gewoon neer in de kantine bij de studenten.

Harry heeft helaas geen nieuw artikel over popmuziek voor me deze keer en zijn clips van de laatste week doen mij weinig. Misschien vind ik die van de mensen van Bløf nog het aardigst: met het maken van een van hun platen in vinyl. Harry heeft een bezoek gebracht aan een bedrijf in Haarlem dat weer vinylplaten maakt. Daarover zal hij binnenkort zeker wel met een artikel komen.
Wat zal ik hierna eens gaan doen, gewoon weer – vroegtijdig – weggaan? Nee, ik kijk een documentaire van drie kwartier af over het bijeenkomen van de Traveling Wilburys in 1988 om samen muziek op te nemen: Bob Dylan, Jeff Lynne (van ELO), George Harrison, Tom Petty en Roy Orbison. Van het vijftal zijn er intussen drie dood, heeft er een de Nobelprijs voor literatuur gekregen en wat er van Jeff Lynne geworden is, staat me niet bij. Op veel van hun nummers doet ook nog een drummer mee. Harry, weet jij nog hoe die heet? Op de aftiteling zie ik zijn naam staan: Jim Keltner. Nooit van gehoord.

Om 5 uur verlaat ik het gebouw en ruim een half uur later zit ik met mijn boek op een bank bij Castillo De La Luz. Twee uur later sjok ik naar Biblioteca Municipal Pepe Dámaso om te constateren dat de hoogbejaarde kunstmaker met zijn grijze haardos nog steeds onder de levenden is. Op de vierde pagina van regionale krant Canarias7 (in een nieuw jasje) staat een foto van hem.
Veel tekst gaat ook vandaag over de perikelen in de provincie. Erg tevreden is de krant en ook de regionale concurrent niet over het college van gedeputeerden. In La Provincia staat zelfs een aardige cartoon over het onderwerp. Ik zie twee oudere mensen lopen. Zegt de man: “El invierno no se quiere ir”, de winter wil maar niet weggaan. Antwoordt de vrouw naast hem: “El gobierno tampoco”, het provinciale bestuur ook niet.
Nieuws van enige importantie komt er deze keer ook uit Maspalomas in het zuiden van mijn eiland. Het homo-festival daar viert hoogtij. Miss Lesbiana 2018 is intussen bekend en wie is Mr Gay Pride Maspalomas 2018 geworden? De 29-jarige Juan Cazorla. Hij ziet er, voor de foto in een blauw pak, best appetijtelijk uit. Over acht weken gaat hij het in Madrid tegen zijn evenknieën uit andere streken opnemen om uit te maken wie in de finale van Spanje aan het langste eind gaat trekken. Vanavond, op 12 mei, is in Maspalomas de “gran cabalgata”, de “groeten optoch” door de straten van de stad.

Op de boulevard hier is niet veel te beleven. Het is voor Canarische begrippen nogal fris (“el invierno no se quiere ir”) en om 9 uur zit ik thuis voor de buis, d.w.z. voor het schermpje van mijn laptop met een Mexicaanse film in het apparaat: “COMO AGUA PARA CHOCOLATE”, naar een boek van Laura Esquivel. Het is een film die ik met Trudie al eens gezien heb, zelfs in de bioscoop, maar ik acht hem zeker goed voor een reprise. Hij is uit 1992, de regisseur heet Alfonso Arau en hij speelt in het Mexico van ongeveer de vorige eeuwwisseling, in het gebied van de Rio Grande. De Verenigde Staten zijn doende zich een stuk van Mexico toe te eigenen en vooral jonge Mexicanen komen daartegen in opstand.
Een vrouw met het nodige geld en aanzien, doña Elena (gespeeld door Regina Torne), krijgt haar derde kind, alweer een dochter. Ze krijgt de naam Tita (gespeeld door Lumi Cavazos). Als Elena’s man in het café hoort dat het kind waarschijnlijk niet van hem is, krijgt hij acuut een fatale hartaanval. De twee andere meisjes heten Rosaura en Gertrudis. Tita wordt als 15-jarige verliefd op Pedro, die ook met haar wil trouwen, maar daar steekt doña Elena een stokje voor. Tita moet ongehuwd blijven en voor haar moeder blijven zorgen, is het verhaal. Pedro trouwt dan maar met Tita’s zus Rosaura, om maar zo dicht mogelijk bij Tita in de buurt te kunnen blijven. Gertrudis vindt intussen haar liefde in een Mexicaanse vrijheidsstrijder en Tita in haar kookkunst. Hebben jullie bijv. wel eens kwartels (“codornices”) gegeten op een bedje van rozenblaadjes of een Mexicaanse stoofpot (“mole”)? Daar loopt je het water van in de mond, toch? Later komt voor Tita ook nog huisdokter John in beeld, die zich over haar ontfermt, als doña Elena het te gek maakt.
COMO AGUA PARA CHOCOLATE, het is en blijft een film van de eerste orde. Wie hem nog niet gezien heeft en tevreden is met een Spaanse film met Engelse ondertiteling, kan bij terecht.

Vanavond op zaterdag ga ik naar het optreden van de jonge fado-zangeres Maria Emilia in Parque Doramas. In stijl open ik daarom mijn muziekdoos met een collega van haar: Gisela João. Van haar heb ik maar één CD, uit 2013. Ik neem maar even aan dat het haar eerste is, want de CD heeft ook “Gisela João” als titel. Hier zijn de veertien nummers:
01.Madrugada sem sono
02.Viesti do fim do mundo
03.Meu amigo está longe
04.Bailarico salolo
05.Volttaste
06.Sei finalmente
07.Canta de rua
08.Sei finalmente (deel 2?)
09.(A casa da) Mariqhinhas
10.Sou tua
11.Malhões a vira
12.Maldição
13.Não venhas tarde
14.Antigamente
Ik heb iets met fado-muziek, ik kan het niet helpen. Op zijn tijd kan ik wegzwijmelen met die muziek. Nu ook. De beste nummers op deze CD vind ik, naast het instrumentale “Canto de rua”, vooral “Madrugada sem sono”, “Viesti do fim do mundo”, “Volttaste”, “(A casa da) Mariqhinhas” en het langzame, maar o zo aardige “Maldição”.

Om een uur of 6 zaterdagavond, of is het dan nog net middag, loop ik op mijn dooie akkertje naar El Corte Inglés en vandaar langs de snelweg en het stadhuis naar Parque Doramas. Ik ben er om half 7 en dus veel te vroeg. Dus vlij ik me eerst op een bank in het park neer met mijn boek. Schuin tegenover mij zit een jongeman, twintiger, met op zijn schoot een jongedame, die wel pap van hem lust. Dat leest niet prettig, denk ik dan en ik ga maar eens verderop zitten.
De “noche de fado” van Musicando, gratis en voor niks, begint om 9 uur. Als ik om 8 uur al allerlei mensen de kant op zie lopen waar het kennelijk te gebeuren staat, ga ik ook maar vast. Het is vanavond niet op de grote binnenplaats te doen, waar ook het “Poema del mar”-museumpje is, maar ietsje hoger op (naast het terras bij de calle Pio XII of het het daar al Emilio Ley). Ik eigen me een mooi plekje toe in het midden op rij 7, aan de zijkant voor de beenruimte en het gemak. Vanaf half 9 zijn alle zeg 250 stoelen bezet en kan er alleen nog op de ronde oplopende verhoging erachter gezeten worden. Daar wordt nu gretig gebruik van gemaakt. Om 9 uur hebben we “uitverkocht huis”, met ongeveer 400 aanwezigen. Het overgrote deel zijn oudere dames, die tot het moment dat het optreden begint, luid met elkaar aan het keuvelen zijn (“estando de palique”). Opvallend vind ik verder dat er niemand rookt, terwijl we toch echt in de open lucht zitten. Heb ik een bordje met “verboden te roken” gemist?
Dan komt de artiesten het podium op, te beginnen met drie gitaristen. Eentje met een basgitaar heet José, die in het midden op een gewone (tenor?)gitaar heet Carlos en links van mij zit Luis met zijn Portugese gitaar, met een grote ronde, dikke klankkast en een gat aan de achterkant. Zangeres Maria Emília laat vervolgens maar heel even op zich wachten. Ze heeft een witte jurk aan die tot haar enkels komt, met een hoge split bij haar linker been. Het bovenste stuk van de jurk is aan de zijkanten geknoopt en van achteren zwart. Mooi kan ik haar kleding niet vinden, integendeel. Ze zal zo’n 30 jaar zijn, mager en met lang zwart haar.
“Bon noite” is haar Portugees voor “buenas noches”. Na ieder nummer buigt ze beleefd naar ons met een welgemeend “obrigada” en af en toe ook “gracias”. Wat zal ik verder over het optreden vertellen? Ik tel een nummer of twintig en ze worden allemaal met gepaste schwung gebracht. Na het zevende liedje vertelt Maria Emília ons dat ze nieuwe schoenen aanheeft, met heel hoge hakken, maar dat die nogal knellen. Dan gaat ze op haar gemak even zitten en doet ze uit. Als het even later tijd is voor een instrumentale medley, loopt ze met haar schoenen in de hand het podium af om ze op te bergen. Dan blijkt weer eens dat vooral de man met de Portugese gitaar in haar schaduw de show steelt.
Fadista Maria Emília komt voor liedje 11 of zo terug en begint onvervaard met haar drie begeleiders aan een tweede serie. Ik vind haar en ook het drietal erachter best goed, misschien wel heel goed. Als ik een verbetering mag voorstellen, zou de zangeres ietsje meer show kunnen laten zien, een beetje meer mogen meedeinen. Niettemin vind ik de krachtige fado-stem van María Emilia echt uit de kunst en haar combootje idem dito, beter nog dan bijv. Gisela Joao (zie hiervoor). Het is het avondje Barrio Alto de Lisboa wat ik me ervan had voorgesteld.
Om tien voor half 11 kan ik terug naar huis met de bus. Die komt er bij het politiebureau en het zwembad even later al aan.

Ik laat de precieze titels van het twintigtal liedjes van het optreden voor wat ze zijn. Dat komt mede, omdat de taal me nog steeds te moeilijk is, als ik eerlijk ben. Het (beetje) Portugees dat ik de afgelopen zomer geleerd heb, moet ik nodig weer eens ophalen. Hier volsta ik met te zeggen dat er wel erg veel ge-sh in de Portugese uitspraak zit, meer dan ik voor mogelijk heb gehouden. Mijn stad hier is in het Spaans Las Palmas, maar de Canariërs maken er graag Lah Palmah van. In Lissabon wordt het denk ik Lash Palmash.

Zondag, Moederdag, met een hoofdletter, in ieder geval in Nederland. Mijn moeder is helaas al meer dan dertig jaar dood en vandaag vertel ik jullie dat ze heel goed kon koken. Mij staat zelfs nog bij dat ik wel eens van school kwam en dan had ze in plaats van boterhammen een schaal toastje voor me gereed staan met allerlei beleg erop dat ik heel lekker vond. Een jaarlijks hoogtepunt was, als ze in de keuken had gestaan om stokvis klaar te maken. Mijn broers en mijn vader, die daar absoluut niks in zagen, mochten dan buiten de deur gaan eten, maar wij tweeën vielen er vervolgens echt uitgebreid op aan. Ik zie ons nog zitten, “us te begaoje” aan de zoute vis.

Hier en nu vraag ik me af wat ik vandaag eens zal ondernemen. Niet gehinderd door veel ondernemingslust zoek ik op het eind van de morgen de rommelmarkt maar weer eens op. Iets van mijn gading daar kan ik er niet bespeuren; misschien moet dat ook niet, nou ik de steven al een beetje in de richting van Nederland heb gewend. Dus verblijd ik jullie wel met een paar verse trui-opschriften die ik tussen de rommel ontwaar. Een man van middelbare leeftijd - een stuk jonger dan ik dus - heeft op zijn trui de slagzin NEVER FOREVER staan. Wat hij er precies mee bedoelt, laat ik in het midden. In een andere van de drie gangen van de markt zie ik een meisje bij een rek al te goedkope schoenen staan met op haar felgele t-shirt: I TOLD YOU SO. Ze kijkt erbij of het vanzelfsprekend is. Willen jullie nog een derde? Dan wijs ik op een jongen, nog net geen tiener, die op zijn trui in kapitalen BAH! heeft staan. Is dat wel goed Spaans of Engels? Wel wis en waarachtig, vinden mijn woordenboeken.

Op de vooravond loop ik naar het tweede deel van Santa Catalina, waar allerlei hondenbezitters om die tijd met hun beesten plegen bijeen te komen. Ik tel in de gauwigheid een stuk of tien, vijftien beesten die het grasveld aan het gebruiken zijn om enthousiast achter ballen en dergelijke aan te zitten. Ze schromen bepaald niet om bankzitters zoals ondergetekende uit te nodigen om mee te doen.
Ernaast, tegenover de ingang van wetenschaps-“Museo Elder” staat al weer een hele tijd een boot in een uitholling bij het gras. Jaren geleden heb ik hem al eens bewonderd in het park bij Castillo de la Luz. Sinds het kasteel is opgeknapt en nu verondersteld wordt een eersteklas bezienswaardigheid voor toeristen te zijn, heeft de stad voor de boot een nieuwe plek gezocht: hier dus. Het houten gevaarte, zo’n 17 bij 4 meter, is van 1992 en een getrouwe replica van de Nina, een van de drie boten waarmee Columbus, in het origineel Cristóbal Colón geheten, in 1492 naar Amerika is gevaren. (De andere twee van het drietal waren de Santa María en de Pinta.)

Mag je op Moederdag voetbal kijken? Zeker als je alleen bent en geen moeder meer hebt, denk ik van wel. Op het terras van El Palikeo op de hoek van Santa Catalina en de Luis Morote zit ik, tussen allemaal mannen, om kwart voor 8 gereed voor Levante (uit Valencia) tegen Barcelona. Het is echt een domper voor me, als ik vlak voor aanvang te horen krijg dat Messi rust gekregen heeft (met het oog op het aanstaande WK in Rusland) en niet meedoet. Als dat maar goed gaat… Uiteindelijk verliest Barcelona de Liga-uitwedstrijd met 5-4, na zelfs met 5-1 achter gestaan te hebben. Net geen degradant Levante bezorgt de club zijn eerste nederlaag van het seizoen. De club is hiervoor maar liefst 43 keer ongeslagen geweest. Barça zonder Leo is als fado zonder Portugese gitaar, koffie zonder cafeïne, een drankgelegenheid zonder bier.

Op de maandag zie ik dat mijn buitenraam bij de keuken steeds meer schroeven, “tornillos”, aan het verliezen is. Van de negen zijn er nog maar een stuk of vier, vijf over en die hangen ook nog een beetje op half zeven. Ik doe het raam een beetje open en dan ben ik blij dat ik het vast heb; anders zou het vanzelf los gaan, “se aflojarse” en naar beneden kukelen, richting de “steinweeg” van “de Francesco”. Ik zet het in de badkamer op de grond, achter mijn bidet, en ga over tot de orde van de dag. Als ik Lluis nog te zien krijg, zal ik het hem uitleggen. Ik vrees dat ik als doe-het-zelver, in het Spaans bricolador, van de koude grond te weinig geestkracht en materialen in huis heb om de raamsluiting te repareren. Wel heb ik een tweede toilet in mijn woning. Zal ik daarvan de komende dagen meer gebruik gaan maken?

John (Seegers) heeft me verrast met een apart stuk over het steeds gekker wordend toerisme. Jullie willen een echt contrast? Venetië heeft volgens El Mundo zo’n 60.000 inwoners en telt jaarlijks ongeveer 30 miljoen toeristen (onder wie ook Eddy & Elly, die er een dochter en kleinkinderen hebben wonen).

Maandagavond lees ik in El País over het recente gedoe in de Palestijnse Gaza-strook. Het leger van Israël heeft daar weer flink huisgehouden, volgens premier Netanyahu louter “uit zelfverdediging” tegen Hamas. Op 14 mei 1948 is de staat Israël officieel opgericht en nu, zeventig jaar later, zijn de Palestijnen in het grensgebied begonnen aan een “mars van de terugkeer” van wat eigenlijk hun land is. Dat heeft in de gauwigheid al meer dan vijftig Palestijnse doden opgeleverd. Intussen is Jeruzalem nu wel tot hoofdstad van Israël uitgeroepen en hebben de mensen van Donald Trump en zijn Verenigde Staten er net een ambassade geopend, als bewijs van steun aan de Israëlische zaak.
Autocoureur Max Verstappen, nog altijd pas 20 jaar, staat weer eens op het podium in een Formule 1 race. In de Spaanse “peninsula” is hij gisteren derde geworden. Tom Dumoulin, de Maastrichtse hoop in bange wielerdagen, staat op de tweede rustdag van de Giro de Italia derde, op 38 seconden van Simon Yates. Als hij verder niet teveel seconden verliest, kan hij zijn achterstand in de tijdrit (rit 16) van 34 km a.s. dinsdag nog best weer goed maken. Froome is twee keer op zijn gezicht gegaan en staat al op meer dan twee minuten achterstand.

Dan is het dinsdagmorgen en ga ik mijn laatste plaatje van deze Palmese winter aankondigen. Ik kies als mosterd bij de laatste maaltijd voor een Limburgs muziekje; ik ben immers afkomstig uit die contreien. Het wordt deze keer Carboon, om preciezer te zijn hun “Van Heure Zegke”, een serie spookverhalen uit vroegere tijden. De CD telt de volgende vijftien liedjes:
01.Van heure zegke
02.Auvermennekes
03.De man zonder kop
04.Heksedans
05.De wentelsjtein
06.Verzonke klokke
07.Mechelke Goasses
08.Harieke is riek
09.Reuzeleedsje
10.Ratelpappels
11.De ketting die sjpint zich
12.De sjepene van Eys
13.Keuning Sanderbout
14.Sjra de sjrienemaeker
15.Hoetepetoet (de sjoarstein oet)!
Carboon, het is inderdaad weer eens iets heel anders dan een Amerikaanse vlam of een stukje Lissabonse fado. Bovengemiddeld op de plaat “Van Heure Zegke” vind ik “De man zonder kop”, “Verzonke klokke”, “De ketting die sjpint zich”, “De sjepene van Eys” en “Sjra de sjrienemaeker”.

Later op de morgen breng ik een doos met boeken en kleren (6,5 kilo) naar het postkantoor. Om de doos hoort pakpapier, “papel de embalaje” en daarvoor ben ik maandag al naar de bekende ferretería op de Guanarteme geweest. Vroeger kocht ik het daar per meter, nu word ik verondersteld een rol van veertig meter te kopen, terwijl ik maar zo’n drie meter nodig heb. Foute boel (maar wat wil de arbeider)!
Na het postkantoor is het tijd om bij de plaatselijke “de Lelie” mijn derde colbertje af te halen. Daarna mag ik thuis beginnen aan geroosterde kip met aardappeltjes met ui, erwtjes en Franse selderij (een eigen groentemengsel). Ik heb er als nagerecht nog een stukje heel oude kaas bij met wat “panecillos crujientes”, een soort toast. Wel is mijn toast “integral”, voor de prettige stoelgang.
Onder het eten bedenk ik: “aw mögk!”, dat is nog eens een rare dialect-uitdrukking. Je hoort het in Limburg geregeld zeggen, maar zou men er echt een oude mug mee bedoelen? Dan kom ik uit het niets op een alternatieve mogelijkheid: misschien komt “aw mögk” van een Nederlandse “oude meuk”. Dat staat voor “oud vuil goed”, een beetje zoals je in het Spaans “ropa vieja” hebt.

Schuin naast de winkel van Abril in de Vientinueve heeft zich een zwarte jongen geïnstalleerd, in korte broek en met een rasta kapsel. Hij geeft een uiterst variatie op allerlei liedjes van Tracy Chapman. Ik zou zo naar beneden lopen om hem wat geld toe te stoppen. Dan staat me bij: heb ik hem, vele jaren eerder, hier niet ook al eens gespot, tegenover De Spat in de Ripoche? Hij kan het nog steeds, een hele geruststelling.

‘s Avonds kijk ik om 9 uur mijn laatste film af: Hide-And-Seek (in het Spaans “El Escondite”, de schuilplaats). Hij is uit 2005, de regisseur heet John Polson en de hoofdrolspelers zijn Robert de Niro, die psycholoog David Callaway speelt, met zijn dochtertje Emily, een rol van Dakota Fanning. In een mooie bijrol zie ik Famke Janssen als collega van David Callaway.
In notendop gaat het verhaal over een vader en dochtertje die na de dood van de moeder naar het platteland verhuizen. Daar krijgt Emily een nieuw denkbeeldig vriendje, Charlie, die kennelijk niet veel goeds in de zin heeft. De sheriff en ook de buren (Laura, Steven, Laura’s zus Elisabeth, dochtertje Amy) kunnen niet echt helpen. Ik vind het een vrij goede film en kan hem jullie wel aanraden voor een avondje voor de buis.

Op woensdagmorgen om even over 10 komt Laura naar boven om mijn woning weer eens onder handen te nemen. Nogal eens roep ik in het begin dat ze van alles niet of nauwelijks hoef te doen. Vanmorgen breng ik het tot een “TODO”, alles. En dat doet ze. Lluis kan trots op me zijn dat ik zijn woning alweer zo netjes ga achterlaten.

‘s Avonds zit ik royaal vóór kwart voor 8 al bij El Palikeo voor het voetballen. Ik ben intussen zo erg bevriend met de ober dat hij mij ongevraagd al een half litertje “agua mineral con gas” komt voorzetten, “muy frio”, als ik heb plaats genomen. Dan richt ik mijn blik op het stadion van het Franse Lyon, waar Olympique Marseille (“Marcella” op zijn Spaans) gaat kijken of ze in staat zijn om een gat te slaan in de ijzeren verdediging van Atlético de Madrid. Ik heb het over de finale wedstrijd van de UEFA Europa League, onder leiding van “onze” Björn Kuipers.
In minuut 4 is het bijna zo ver. Als keeper Oblak van Atlético de bal niet over de lat had gedacht, zou de Zuidfranse club zowaar voor gestaan hebben. Daarna is er bij Atlético echt geen doorkomen meer aan. Aan de andere kant is het N.B. Fransman Antoine Griesmann van Atlético die Marseille de das om doet: eerst met 0-1 in minuut 21 na een foutje van een Marseille-verdediger en dan direct na de rust met 0-2 als sluitstuk van een mooie combinatie. Daarna probeert Marseille het nog wel en belandt zelfs een kopbal op de binnenkant van de paal, tot schrik van keeper Oblak, maar het is allemaal verloren moeite. Vlak voor tijd maakt Atlético-speler Gabi er nog 0-3 van en daarmee moet trainer Simeone, nog steeds tot de tribune verbannen, maar tevreden zijn. Ik ga afrekenen, voor de laatste keer deze winter.

Als aanvulling op ladrón, cabrón en cagón (zie mijn vorige brief) stel ik hier “jamón” voor. Dat is niet alleen ham, zoals in “jamón serrano”, rauwe ham – de lekkerste schijnt uit Salamanca te komen. Het staat ook voor een dikke kont.

Vandaag, donderdag, staat verder vooral in het teken van afscheid nemen van de mensen in bus 12 en op de universiteit, voor zo ver aanwezig. Daarna heb ik nog twee volle dagen te gaan om mijn laatste rondjes door de stad te maken, mijn tassen in de pakken en mij richting vliegveld Gando te begeven. Als er geen rare dingen staan te gebeuren, ben ik zaterdagavond laat in Eindhoven (waar Trudie me met veel mijn dertiende jaargang enthousiasme staat op te wachten in haar nieuwe jurk). Pas in november laat ik dan hier mijn gezicht weer zien.
Ik hoop jullie de komende maanden weer allemaal tegen het lijf te lopen, alive and kicking, en daarmee eindig ik mijn dertiende winter in Las Palmas. Tot zeer binnenkort, “hasta muy pronto”, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Een mens moet wat, dus begin ik deze keer met een boek uit de vorige eeuw. Don Winslow is in 1992 nog geen 40 jaar, als zijn “The Trail To Buddha’s Mirror” het licht ziet, met zijn eerste avontuur met Private Eye Neal Carey in een glansrol. We gaan ervoor naar San Francisco en daarna naar China: Hong Kong en Cheng Du. Om je aardrijkskunde-geheugen op te frissen, Cheng Du is de hoofdstad van de provincie Sichuan in het zuidwesten van China. En omdat we in 1977 zitten, is Hong Kong nog de Engelse vrijplaats, op een randje van het grote land ernaast.
Door zijn vader Joe Graham van de Friends of the Family wordt Neal Carey erop uitgestuurd om biochemicus Robert Pendleton (Dr. Bob) op te sporen, die alles weet over hoe je gewassen beter kunt laten groeien door kippensrtront als fertilizer in te zetten. De man blijkt in San Francisco te zitten en stapel te zijn op een kunstenares genaamd Li Lan. Die neemt hem vervolgens mee naar Hong Kong, zelfs naar Victoria’s Peak voor een hernieuwde ontmoeting met Li Lan. De plek kan ik me nog steeds voor de geest halen van toen ik er met Trudie op vakantie was. Neal Carey belandt in Hong Kong uiteindelijk in de Walled City in de buurt Kowloon, waar je als geciviliseerd mens beter niet kunt gaan wonen. Gelukkig wordt hij later afgevoerd naar het echt Chinese Cheng Du, waar aan zijn herstel wordt gewerkt. Dan wordt de kweilo (buitenlander) met Li Lan de berg opgestuurd, achtervolgd door de rechterhand van Xao Xiyang, CIA-man Simms en zijn eerdere hulp Xiao Wu. Akls dat maar goed afloopt.
Don Winslow is zelfs als beginnend schrijver iemand die weet hoe je van Engels een prachtige taal maakt. Echter, over het bedenken van een goed verhaal moet hij dan nog een en ander leren. Om die reden kom ik voor “The Trail To Buddha’s Mirror” niet verder dan een 7- als recensiecijfer. Jullie en ik weten intussen hoe fantastisch zijn latere boeken zijn.

Boek 2 is er een van Joël Dicker. Die kennen jullie en ik nog van zijn boek over Harry en nog wat, dat ik hier eerder deze winter lovend besproken heb. Nu gaat het over de jonge jaren van de Goldman gang (op zijn Amerikaans) in de jaren 80, 90 en in het begin van de twintigste eeuw. Ik lees het boek op mijn e-reader in het Nederlands: “Het boek van de Baltimores”. Het speelt in het oosten van de V.S. (Montclair in New Jersey, Baltimore, New York) en ook in Florida (Coconut Grove, Miami), Los Angeles en Nashville.
De ik-persoon in het boek is Marcus Goldman, geboren in 1980 en opgroeiend in Montclair. Hij kijkt in 2012 terug op zijn fantastische vakanties bij zijn magere, begaafde neef Hittel uit Baltimore en diens rijke ouders advocaat Saul & oncologe Anita. Het gezin daar wordt gecompleteerd met Woody Finn, een gespierde wees van dezelfde leeftijd die min of meer aan is komen waaien en in het Baltimore-gezin wordt opgenomen als tweede zoon. Marcus, Hittel en Woolf worden echt onafscheidelijke vrienden. Dan komt de twee jaar oudere schoonheid Alexandra erbij, waar de jongens alle drie verliefd op worden. Ze is de dochter van de rijke buurman Patrick Neville. In 1997 zweren de drie van de Goldman gang dat ze geen van allen iets met Alexandra zullen beginnen, maar Marcus is dolblij als hij haar even later toch voor zich kan winnen. Voor hoe lang en tot wanneer?
In 2000 wordt Woody, intussen op weg naar de Amerikaanse rugby-top, van doping beschuldigd, hoewel hij het zelf ferm ontkent. Hoe komt het middel Talacen dan in zijn bloed en urine, is de vraag. Hij wordt van rugby uitgesloten, geeft de universiteit eraan en wordt pompbediende. Dan, in 2004, wordt hij beschuldigd van het doden van de vroegere vriend van zijn vriendin Colleen. Het Drama met een hoofdletter voltrekt zich vervolgens in het najaar van 2004, als Woody niet de gevangenis in wil en met Hittel op de vlucht slaat. Weet iemand ervan? Uiteindelijk ... Hier houd ik op met samenvatten. Rest me nog te vertellen dat het met Marcus als schrijver in 2012 – hij is dan nog pas 30 – heel goed gaat en met Alexandra als zangeres financieel misschien nog beter.
Ik vind “Het Boek Van De Baltimores” van hoog niveau. De diverse stukjes spelen steeds in een ander jaar, min of meer door elkaar heen, dus ben ik wel blij dat ik gaandeweg nog steeds wijs word uit het verhaal. De switch van 2012 naar de jaren 90 en het begin van de ondergang van de Goodmans-uit-Baltimore komt intussen wel steeds scherper in beeld. Als recensiecijfer heb ik voor het boek een 8+ over. Jullie moeten het ook maar eens lezen, vind ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten