vrijdag 4 mei 2018

Weblogbrief 13.28, 4 mei 2018

Weblogbrief 13.28, 4 mei 2018

Querid@s amig@s y familia, het is vandaag de dag van de dodenherdenking, althans vanavond, althans vanaf 8 uur tot even over 8, althans in Nederland. Hier in Las Palmas is het vooral uitkijken naar het weekend. Hier is mijn 28ste brief vanuit Las Palmas deze winter.

Laat ik beginnen bij een week terug, als ik op de universiteit ben om mijn vorige brief aan jullie te versturen. Ik print hem ook altijd uit, zodat ik hem later nog eens kan nalezen. Dat is deze keer een probleem, omdat de printer (in de andere gang op de tweede etage) het heel druk heeft met het uitwerpen van enquêteformulieren van een dame van ik denk farmacologie. Ze zit erbij op het bankje met haar laptop en vertelt me dat het printen nog wel even kan duren. Als ik een kwartier later opnieuw kom kijken, draait de machine nog steeds op volle toeren. Ik neem nu een half litertje “agua mineral con gas” mee naar mijn kamer en ga pas een uurtje later opnieuw kijken. Dan is de dame weg met naar ik vermoed een hele doos enquêteformulieren, de printer staat keurig op standby, maar een geprinte weblogbrief is niet te bekennen. Dat is dus opnieuw printen geblazen (maar met succes).

Wat zal ik eens vertellen over mijn bezigheden die vrijdagmiddag op mijn kamer? Isabel is er niet, Lluis trouwens ook niet. Daar sta ik dan in de gang, met mijn oranje polo, terwijl er op dat moment niemand is om me te vragen waarom ik in het oranje ben. (Vanwege de 51ste verjaardag van Willem Alexander.)
Van de clips van Harry vind ik vooral die van Jacques Dutronc indrukwekkend: “Il est cinq heures, Paris s’éveille” uit 1968. Het was een heel populair nummer in café de Poort, in de lang vervlogen tijd van Rocky en Magda. Van Jacques Dutronc moet ik toch eens een verzamelCD zien te bemachtigen, bijv. via de CD-theek in Rotterdam. Dan krijg ik ook weer eens andere nummers van hem mee, zoals “Et moi, et moi, et moi”, “Fais pas ci, fais pas ça” en “J’aime les filles”, die ik nu nog alleen op YouTube kan beluisteren. Trudie malt me dat ik al de dag na mijn aankomst in Maastricht, op 20 mei a.s. (op een mooie (eerste) Pinksterdag), in café de Poort verwacht word om weer een aantal Maastrichtse vrienden en kennissen te ontmoeten. Ik neem aan dat het terras ook kan.
Dan komt zo waar Jorge de afdeling op en die kan mij haarfijn uitleggen wat een “perenquén” is. Het schijnt een soort hagedis te zijn, een variant van een “lagarto”. Nou ik hem toch zie, kan ik misschien ook terecht voor een andere vraag. Word-documenten zoals mijn weblogbrieven hebben ineens niet meer doc als extensie, maar heten nu op het einde steeds odt. Echter, op de universiteit moet ik ze wel even herordenen, of zo, want anders kan ik ze niet omzetten in html voor jullie. Die vraag is aan hem welbesteed. Omstandig, wat zeg ik: zeer omstandig, maakt hij mij deelgenoot van de verschillen tussen Word van Microsoft en OpenOffice, waaronder mijn LibreOffice valt. Het duurt even voordat ik me van hem kan losmaken en op het punt sta om weer terug te gaan naar mijn kamer.
Dan vraag ik aan de deur van zijn kamer ook nog waarom je hier bij sommige niet aan een grote bank gelieerde pinautomaten 1.95 euro moet betalen, maar niet bij bijv. die van Santander, BBVA, Bankía e.d.. Ik word dan verondersteld om opnieuw te gaan zitten voor een volgend relaas. Ook dat kan wel even duren, blijkt. Jorge, hij is het prototype van een ouderwetse onderwijzer, van het soort dat mij wel aan de langdradige kant is.

Heb ik nog iets anders over mijn verblijf op de universiteit op koningsdag (ik blijf het een raar woord vinden)? Ja, uiteraard. Ik zie het als een groot gemis dat ik hier geen afleveringen van “Zondag Met Lubach” meer kan bekoekeloeren. Dus – na enig prutswerk – kijk ik alsnog naar de laatste twee van dit seizoen.
In nummertje 9, op eerste Paasdag, wordt vooral het geëmmer met rashonden te kijk gezet. Het begint met een stukje “Dogshow Goes”, maar dan komt de makke echt voorbij. Wie een zo raszuiver mogelijk beestje in huis wil halen, moet er haast van uitgaan dat het van erfelijke gebreken aan elkaar hangt. Veel beter is het – als je per se een hond in huis wilt halen – om een vuilnisbakken exemplaar te nemen (en dat wel natuurlijk de nodige keren per dag uit te laten).
In de laatste aflevering van 8 april krijgt o.a. Facebook de volle laag. Intussen is het al zo ver dat de mensen achter de site nagenoeg alles van je weten, niet alleen wat je zelf ooit eens gedelibereerd hebt, maar ook via allerlei andere slinkse wegen. De mensen van “Zondag Met Lubach” raden je dringend aan om in navolging van hen je account op te zeggen. Dat het best een klus is om met Facebook te stoppen, is een andere zaak.

Dan om half 6 verlaat ik op vrijdagmiddag het m.i. volkomen lege gebouw en stel me even later op bij de bushalte. Als eerste komt lijn 13 eraan en omdat ik toch weer eens naar Triana/Vegueta wil, neem ik die route bovenlangs, eindigend bij de Mercado de Vegueta. Ik loop eerst eens naar de Plaza del Pilar Nuevo, met de fontein, het blijft een mooi plekje, zeker als het er niet van de toeristen vergeven is. Dan ga ik langs de kathedraal naar een bank op Santa Ana, vlakbij de twee keer vier grote honden (canes), waarnaar het eiland genoemd is. Terzijde, weten jullie dat het nieuwe boek van Arturo Pérez Reverte hier heel populair is? Het heet: “Los perros duras no bailan”, taaie honden dansen niet. Zou dat op deze honden slaan?
Na Santa Ana is het plein aan de beurt met het borstbeeld van A. Cairasco uit 1876. Aan een kant ervan staat o.a. het ouderwetse, maar majestueuze Hotel Madrid met de iets te kleine balkons (ze hebben iets van mijn balkon in de Luis Morote) en met een ouderwets terras naar mijn hart. Schuin opzij ervan bevindt zich het “Ilustrisimo Gabinete Literario”, waar ik Lluis nog eens een lezing heb zien geven over zijn bemoeienis met de Derde Wereld in Afrika. Dan daal ik lichtjes af om naast McCarthy’s op een bank te gaan zitten. Er tegenover bij parfumwinkel Dalia staat moederdag hoog aangeschreven, hoewel die feestdag (hier) pas op zondag over een week is. De entree is gesierd (of ontsierd, het is maar hoe je er tegenaan kijkt) met een groot bord: “¿Quien es la Mama más bonita?”, wie is de aardigste moeder? Voor alle zekerheid heeft men er maar een viertal grote spiegels omheen gehangen.
Om even over 8 ga ik terug naar San Telmo. In de onderdoorgang naar het bussengedeelte zie ik bij de boekwinkel daar de top tien van best verkochte boeken van het moment staan. Daar zit o.a. “La forma de agua” van Daniel Kraus (of is het Guillermo del Toro) bij, een nasleep van de prijzen winnende gelijknamige film, “La bruja”, de heks, van thrillerschrijfster Camilla Läckberg en het net genoemde nieuwe boek van Arturo Pérez Reverte. Het wordt tijd voor mijn bus terug, lijn 1 deze keer, naar Las Canteras en de Luis Morote.

Op de zaterdag wil ik uiteraard mijn neefje Luno op tijd met zijn verjaardag feliciteren. Dat hij helemaal op Aruba zit, mag de pret niet drukken, maar ik moet niet te vroeg met mijn gelukwens zijn, want dan ligt hij daar nog te “bojze”.

Muziek! Laat ik eens met iets Canadees op de proppen komen: Sarah McLachlan. Ze is in 1968 geboren in Halifax en dat ligt nog altijd aan de kust in Oost-Canada in de provincie Nova Scotia. Van haar heb ik drie (van de negen) studio-albums en één verzamelplaat. Laat ik de compilatie, uit 2008 – toen was ze precies 40 – eens uit zijn doosje frutselen. “Closer: The Best of Sarah McLachlan” telt een zeventiental van haar mooiste nummers uit de periode ervoor:
01.Vox
02.The path of thorns (terms)
03.Into the fire
04.Possession
05.Hold on
06.Good enough
07.Building a mystery
08.Sweet surrender
09.Adia
10.Angel
11.I will remember you
12.Fallen
13.Stupid
14.World on fire
15.Don’t give up on us
16.U want me 2
17.Silence (Niels Van Gogh vs Thomas Gold remix (Radio edit)
Wat doe je met het uitzoeken van de beste nummers, als je al te maken hebt met een verzameling van de beste liedjes? Dat is geen sinecure. Laat ik hier eens voorstellen dat je dan naar het bovenste kwartiel moet kijken. Daarbij hoor ik me uiteraard niks aan te trekken van wat anderen op bijv. Wikipedia ervan vinden. In het geval van Sarah McLachlan kom ik uit op de volgende vijf liedjes op “Closer” die mij extra aanspreken: “The path of thorns (terms)”, “Good enough”, “Sweet surrender”, “World of fire” en “U want me 2”.

In mijn vorige brief heb ik jullie verteld over de verschillende manieren hier om “sorry” te zeggen. Het meest gangbaar is “perdon”, maar als je beleefd bent en je nog niet misgekleund hebt, is “disculpe me” zeker ook goed. In de bus hoor ik een andere, als een vrouw iemand wilt passeren: “permiso”. Er hoort geloof ik een klein vraagtekentje achter, als je het 100% goed wil doen en ik denk dat het compleet eerder “con su permiso” is, maar dat zegt niemand meer. “Permiso” is Spaans voor toestemming, vergunning, verlof. Voorbeelden: “permiso de maternidad” is zwangerschapsverlof (inclusief bevallingsverlof) en “permiso de conducir” is een rijbewijs.

Als ik op de late zaterdagmiddag mijn gezondheidswandelingetje maak, deze keer naar het park bij het Castillo de la Luz, het Lichtkasteel waar het hier in Las Palmas allemaal begonnen is, loop ik bijna een jongedame omver met een prachtige polo aan. Daarop staat in mega-letters: I’M NOT SORRY. Zo kan ik nog wel even doorgaan, denk ik dan. Op mijn bank in het park bedenk ik zonder aarzelen een ander opschrift, de negatieve variant van “Just do it” met de Swash van Nike. Ik draai de swash binnenstebuiten en schrijf eronder: DON’T DO IT.

Voor de volledigheid: de pinautomaat op de Alfredo Jones, die ik als gierigaard als de pest ga mijden, is inderdaad niet van een bank. Hij is van een firma die zich ATM Euronet noemt. Dat zo iets in een westers land wordt toegestaan, belachelijk. Van nu af aan pin ik alleen nog maar mij apparaten van de echte banken (tenzij die zich binnenkort ook omturnen tot geldslokops).
Terzijde, een gierigaard, vrek is in het Spaans een “avaro”. “Avariento”, “tacaño” en “roñica” mag volgens mijn woordenboek ook. Zuinig is andere kost; dat vertaalt zich met “ahorrador” en “economizador”.

Op zondagavond loop ik eens helemaal door naar rechts tot bij El Cofital. Het is er nog net zo (bijna) uitgestorven als vorig jaar, maar er staat nu wel een groot informatiebord, dat iedere spaarzame voorbijganger gelezen wil hebben. De stenen hier zouden een roodachtige kleur hebben. Helaas, ik kan er niets van ontdekken, als ik naar beneden mij kijk.
Op de terugweg ben ik nog net op tijd om de toegift van een reggae-groep mee te maken die bij Clipper de show aan het stelen is. “Otra, otra”, roepen de ongeveer honderd toehoorders in koor, als ik eraan kom. Het is een hele drukte en zelfs zie ik diverse dames danspasjes op de muziek maken. De reggae-groep – drie mannen en een vrouw die op grote trommels slaat – valt kennelijk heel erg in de smaak. Voor mij hoeft deze Canarische nasleep van Bob Marley niet echt (maar wel een beetje).
In de grote tent bij La Puntilla zijn vele tientallen Sevillana’s in hun foute kostuums nog in de weer om 8 uur. Ik laat het gezelschap compleet links liggen, maar letterlijk is het rechts. Op mijn akkertje ga ik op huis aan. Zondagavond, wat wil je, dan is het tijd voor een film.

Dat wordt deze keer “Gorky Park” uit 1983. Ik ken het al als een aardig boek van Martin Cruz Smith, maar de film als nazit lijkt mij ook wel wat. Het scenario is van niemand minder dan Dennis Potter en vooruit, de regisseur heet Michael Apted. Hoofdrollen in de film zijn er voor William Hurt, Lee Marvin en ene Joanna Pacula en wat vinden jullie van de bijrollen van bijv. Brian Dennehy en Ian Bannen?
Hier is een samenvatting van het verhaal in notendop. Drie jonge mensen worden hartje winter in Moskou vermoord op de schaatsbaan van Gorky Park. Wie heeft het gedaan? Moeten we daarvoor bij de KGB zijn, heeft een Amerikaanse rijkaard Jack Osborne (Lee Marvin) die een en ander van sabelbont weet, er iets mee van doen? Rechercheur Arkady Renko (William Hurt) doet zijn erge best om de dader(s) te pakken te krijgen en krijgt daarbij ondersteuning van huisvrouw Irina (Joanna Pacula), bevriend met een van de vermoorde mensen. Het gebeurt allemaal in Moskou, maar als het einde daarom vraagt, achtervolgen Arkady Renko en Irina een van de boosdoeners tot in Stockholm.
Ik vind het een best spannende film, maar als ik te kiezen heb, prefereer ik de boekversie van Martin Cruz Smith. Niettemin zit ik twee uur lang met animo naar het ijskoude Russische spektakel te kijken, terwijl het buiten hier nog 20+ graden is. De film is mij net niet goed genoeg om hem mee terug te nemen naar Maastricht.

30 April, dan is het in mijn geest nog Koninginnedag (met een hoofdletter) – zelfs nog uit de tijd dat Juliana de scepter zwaait, op het bordes met de Oranje familie, terwijl een stoet van nog ouderwetse Nederlanders aan haar voorbij trekt. Hier en nu is het vandaag voor veel mensen een brugdag. Morgen, op dinsdag hebben veel mensen vrij, 1 mei, Día Del Trabajador, en waarom zou je dan op de maandag naar je werk gaan? Ook de school naast mijn deur houdt vandaag zijn deuren gesloten. Het is opvallend stil, als ik wakker word, maar Carlos en ook (de dames van) Francesco serveren wel hun koffie uit. Ietsje later geven ook de parfum- en andere winkels thuis en komt de straatdrukte langzaam, maar zeker op gang.

Er zit weer nieuwe muziek in de lucht, vrees ik. Laat ik eens iets van Neal Casal opzetten. Wie is dat nou weer, hoor ik jullie zeggen. Dan verklap ik bij dezen dat deze deze Amerikaanse artiest geboren is in 1968, in hetzelfde jaar als Sarah McLachlan. Zijn geboorteplek is wel iets zuidelijker dan de dame, in een uithoek van New Jersey, en dat ligt, zoals jullie behoren te weten, onder New York. Neal Casal heeft twaalf solo-platen gemaakt. Aanhangers van Ryan Adams (zoals ik) kennen hem wellicht eerder nog als de sologitarist bij diens begeleidingsgroep the Cardinals in de jaren 2005-2009.
Laat ik het niet te gek maken en hier ook van Neal Casal een verzamelplaat opzetten: “Leaving Traces – Songs 1994-2004”, uit de jaren vóór the Cardinals. Waar ik die CD uitgehaald hebt, weet ik oprecht niet meer, maar luister er maar eens naar. Mooi, toch? Hier zijn de achttien liedjes op de compilatie:
01.Free to go
02.Maybe California
03.Real country dark
04.St Cloud
05.Fremont row
06.Eddy & Diamonds
07.Too much to ask
08.Oceanview
09.Just getting by
10.All the luck in the world
11.Reason
12.Today I’m gonna bleed
13.Free light of day
14.Me and queen Sylvia
15.Lucky star
16.Fierce little bird
17.It’s nog enough
18.Delaware station
Ergens in mijn achterhoofd is een hoekje dat me vertelt dat ik Neal Casal als eens in een weblogbrief heb ingebracht, maar dan denk ik: (1) toch is het niet zo en anders (2) wat kan mij het schelen. In het laatste geval hoop ik wel dat ik deze keer niet heel andere nummers dan de vorige keer extra bij jullie ga aanbevelen. Bij de compilatie van Sarah McLachman heb ik jullie gewezen op het bovenste kwartiel; daar maak ik deze keer een tertiel van, want ik heb zes uitschieters naar boven. Hier zijn ze: “Maybe California”, “Real country dark”, “Eddy & Diamonds”, “Just getting by”, “Free light of day” en “Me and queen Sylvia”.

Op de maandag lees ik overdag al “in de gezét” dat Barça landskampioen is geworden. De wedstrijd de avond ervoor in La Coruña tegen Deportivo is geëindigd in 2-4, met drie doelpunten van topscorer Leo Messi. Het verschil met de twee Madrileense concurrenten Atlético en Real is intussen te groot geworden dat ze nog roet in het eten kunnen gooien. Tegelijkertijd moet Deportivo, de club van Galicië, nu samen met Las Palmas en Malaga definitief een stap terugdoen en weer vanuit de eerste divisie proberen te promoveren naar de Spaanse eredivisie.
Vandaag op de maandag kunnen de boys van Valverde mee op een grote open bus in de optocht die (om andere reden toch al?) door Barcelona trekt.

Mei, dan leggen alle vogeltjes een ei! Terwijl mijn straat nog in ruste is, ga ik op de weegschaal staan om te kijken hoeveel ik weeg. Vandaag lijkt me de dag bij uitstek om eens poolshoogte te nemen. Ik blijk net onder de 100 kilo te zitten. Dan heb ik het wel over onsen en niet over kilo’s. Misschien is het wel goed zo, (nog geen) 100 kilo schoon aan de haak. Waarom zou een mens zijn het hele leven bezig moeten zijn met lijnen, terwijl dat bij de meesten paarlen voor de zwijnen is. (Wordt iemands uiteindelijke aanleg voor dikte bepaald in het eerste levensjaar, als het totaal aan vetcellen wordt vastgelegd?)
Als ik bij De Spar boodschappen doe, valt me weer eens op hoeveel goedkoper allerlei eten en drinken hier is vergeleken met Nederland. Laat ik de bon er eens voor jullie bij pakken. Voor bijna een kilo (!) makreel betaal ik hier 5 euro 59, voor twee ons jonge kaas 83 eurocent en – het toppunt – een twee literpak overheerlijk perziksap gaat in mijn boodschappenmandje voor 1 euro 29. Het is niet anders, de dagelijkse boodschappen zijn hier echt te geef.
‘s Avonds ben ik om half 6 eerder op Las Canteras dan normaal. Wat is het vandaag, 1 mei, mooi weer! Het strand ligt nog behoorlijk vol met badgasten en op de terrassen is haast geen plek meer te krijgen. Als ik later op mijn bank ga zitten, zie ik hoe voor mijn ogen nagenoeg blote lijven weer omgeturnd worden tot acceptabele kledij. Dat is een heel contrast met de vele tientallen dames in flamenco-outfit die voorbij paraderen. Ze komen van een grote tent bij La Puntilla, waar “het” vanmiddag nog steeds kennelijk gebeurd is. Weten jullie al dat “estar flamenco” staat voor een mooi lijf hebben? Ik kan het er niet van maken, als ik de diverse konten aanschouw. Dat red je niet, zelfs niet met een bloem of mooie kam in je haar. Bij flamenco denk ik trouwens eerder aan Vlaming dan aan de muziek van mensen als Paco de Lucia of zigeuner El Camarón, de garnaal).

Dan is het weer tijd voor voetbal. Vanavond speelt Real Madrid de tweede thuiswedstrijd tegen Bayern München voor een finaleplaats in de Europacup. In de eerste van de twee vorige week verliest Bayern thuis van Real met 1-2. Vanavond hoeft Real dus alleen maar gelijk te spelen, mag zelfs met 1-0 verliezen, om naar de finale Kiev te mogen. Het “Estadio Santiago Bernabéu” zit stampvol en vlak vóór de wedstrijd worden op de tribune twee superspandoeken uitgerold. Op eentje staat: DEFENDAMOS EL TRONO, laten we onze (winnaars)troon verdedigen. Ernaast zie ik: CONQUISTEMOS LA GLORIA, laten we de roem veroveren.
En dan gebeurt ongeveer direct wat het hele stadion, met uitzondering van het Bayern-vak, niet heeft voorzien. Al na minder dan drie minuten schiet Kimmell van Bayern de 0-1 binnen. Maar goed, niet veel later staat het al weer 1-1 door een kopbal van Benzema. Daarna zijn er mooie kansen over en weer, maar mijn idee is dat Bayern in de eerste helft meer van het spel heeft dan Real. In minuut 45 maakt Marcelo in het strafschopgebied van Real hands, maar de scheidsrechter vindt het aangeschoten hands. Met enige goede wil kan ik me daar wel in vinden. Het blijft daarmee 1-1 tot de rust.
De thee is net op, als keeper Ulreich van Bayern op een minder geslaagde terugspeelbal vreselijk in de fout gaat. Hij maait compleet over het leer heen en Karim Benzema, hij alweer, heeft de bal maar voor het intikken. Wat een onvergeeflijke blunder, “metedura de pata”, “patinazo”, “traspie”, “otrocidad” om het ook eens op zijn Spaans te zeggen! “!Que imperdonable barbandad!”. Het lijkt wel alsof Ulreich er grof voor betaald is om over de bal heen te maaien. Bayern moet er nu twee inschieten om te winnen en ja, nadat Ronaldo weer eens voor open doel over schiet, scoort James (Rodríguez, je zegt Chames) wel de 2-2 in minuut 63. Daarna is het echt storm lopen van Bayern op het doel van Real. Sergio Ramos en zijn maten moeten alle zeilen bijzetten en keeper Keilor Navas verricht het ene wonder na het andere. Aan de andere kant stelt Ronaldo nog steeds niks voor, helaas. En dan, inclusief bijna zes minuten extra tijd, is het nog steeds 2-2 en is Real Madrid toch weer spekkoper.
Zou er dit jaar opnieuw gewonnen gaan worden, voor de zoveelste keer? Dan moet de Koninklijke zich op 26 mei wel nog van (waarschijnlijk) Liverpool ontdoen, met Mo Salah in de gelederen. Zie beneden.

Op de woensdagmorgen begin ik niet alleen aan een nieuw boek, maar ook aan een nieuwe plaat. Na twee keer muziek van vrij recente datum kies ik voor echt vergane glorie. Welke rock ‘n’ rollartiest kwam op 3 februari 1959 om het leven bij een vliegtuigongeluk in de sneeuw, samen met Buddy Holly, The Big Bopper en piloot Roger Peterson? Even denken, even denken… Dat was uiteraard de dan zeventienjarige Ritchie Valens, eigenlijk Ritchie Valenzuela. Hij is geboren op 13 mei 1941, uit de San Fernando Valley bij Los Angeles. Als hij nu nog geleefd had, had hij volgende week zijn 77ste verjaardag kunnen vieren. Wisten jullie al dat Ritchie Valens als de dood was om te vliegen? Laat ik nog eens de LP draaien, waar zijn wereldhit “La Bamba” uit 1958 op staat. “La bamba” is van origine een Mexicaans volksliedje, waar door Ritchie Valens een rocknummer van gemaakt is. Op de single ervan staat op de achterkant “Donna”, ook heel mooi, en vergeet ook zijn nummer “Come on, let’s go” niet. Hier is de hele LP nog eens die in maart 1959, een maand na zijn dood, is uitgekomen. Ze heet “Ritchie Valens” met de volgende twaalf liedjes:
01.That’s my little Suzie
02.In a Turkish town
03.Come on, let’s go
04.Donna
05.Bony Maronie
06.Ooh my head
07.La bamba
08.Bluebirds over the mountain
09.Hi-tone
10.Framed
11.We belong together
12.Dooby-dooby-wah
Wat een power en dat voor nog een tiener! Ik ga hier geen uitschieters noemen, of toch? Dan geef ik “That’s my little Suzie”, “Ooh my head” en “We belong together” nog een extra punt. Ik heb ook nog een CD van de man van ongetwijfeld latere datum: “Hits And Other Favorites”, waarop naast de twaalf nummers van “Ritchie Valens” nog zestien andere liedjes staan. Hier en nu ga ik echter voor het origineel.

Als Laura boven is om te komen poetsen, vraag ik haar om eens naar “La bamba” te luisteren, een nummer van ver voor haar tijd. Vooraf denkt ze dat ze het niet zal kennen, uit 1958? Even later staat ze erop mee te dansen.
Om half 1 is mijn woning weer tiptop en kan ik me geheel en al aan makreel met roggebrood en gemengde salade wijden. Als toetje zet ik mezelf eerst twee crackers met pindakaas voor en dan gaat er nog een yoghurtje naar binnen.

Op de boulevard is het nog druk. Zou het toeristenleger zich intussen definitief aan het roeren zijn? Ik spot een jongen met op zijn trui: “GAME OVER”. Of ik dat wat vind? En ik zie het zoveelste t-shirt met daarop: RAMONES. Hoe komt het toch dat deze punkgroep zoveel aandacht op t-shirts krijgt? Zijn bij concerten van de Ramones steeds gratis t-shirts uitgedeeld? En waar blijven de polo’s met Joaquín Sabina erop, bijv. in een bokspose?

Terwijl Joaquín Sabina zich hier in de Las Palmas Arena opmaakt om de mensen een geslaagde avond te bezorgen, kuier ik om kwart over 7 naar El Palikeo. Je moet er een beetje op tijd bij zijn, als je een plekje vooraan op het terras wilt veroveren. Mijn vaste compaan op het terras van El Palikeo is de laatste weken een (ik denk ongediplomeerde) psychotherapeut in ruste uit Noorwegen. Een van zijn eerste zinnen is dat hij als alcoholist al vijftien droog staat. Leren ze je dat bij A.A.-bijeenkomsten? Hij wil geen wedstrijd missen en zit er al, met zijn mobieltje te spelen, als ik eraan kom. Naast hem, in het midden voor het scherm, is nog een stoel vrij. Heeft hij die (de stoel) voor mij vrijgehouden? Het is een uitgelezen plaats, dat wel. Omdat ik een habitué begin te worden, krijg ik nu ook een hand van de aardige ober. Ik moet ze allebei eens vragen hoe ze heten.
Om klokslag kwart voor 8 (Canarische tijd) begint de return van AS Roma tegen Liverpool, in het Romeinse Stadio Olimpico. Het stadion is tot de nok gevuld met vooral mensen die menen dat de stunt van AS Roma tegen Barcelona best wel eens herhaald zou kunnen worden. Drie doelpunten verschil, dat moet te doen zijn. In het Liverpool-vak hangt de vlag met “Passion beyond reason” er een beetje verwaaid bij en ik hoor geen Gerry and the Pacemakers. Ik zie trainer Jürgen Klopp van Liverpool tegelijkertijd denken: wat kan me na een klinkende 5-2 overwinning in de thuiswedstrijd nog gebeuren?
In het doel bij AS Roma staat ene Becker en de voorste drie heten El Shaarawy, Dzeko en Schick. Bij Liverpool gaat het om Karius in de goal en het trio (Mo) Salah, Firmino en Mané, dat jullie het maar weten. Dezelfde Mané, gitzwart en met een wel zeer aparte haarlijn, is in minuut 9 goed voor de 0-1. De voorsprong voor Liverpool wordt even later alweer teniet gedaan, als de bal in de kluts voor het doel van Liverpool op het achterhoofd van verdediger Milner terecht komt en dan tot ontzetting van keeper Becker in het doel verdwijnt: 1-1. Het stadion veert op en spreekkoren worden v=hernieuwd aangeheven. Dan krijgt AS Roma min of meer de kous op de kop, lijkt het, als Wijnaldum (naast van Dijk uit Nederland) de 1-2 binnen kopt in minuut 26. Iemand als El Shaarawy kan dan wel vervolgens via een Liverpoolspeler op de paal schieten, maar daarmee verander je de stand niet. In minuut 44 wordt AS Roma echt een penalty onthouden, vind ik, als keeper Karius een speler (Dzeko?) in het strafschopgebied vloert, maar 1-2 blijft het.
De tweede helft is net begonnen, als Dzeko in minuut 52 toch de 2-2 binnen schiet. Zou het toch nog een wedstrijd worden? Even later, in minuut 63, wordt AS Roma opnieuw een penalty onthouden of is het deze keer aangeschoten hands? Aan de andere kant kunnen Salah – in deze wedstrijd vooral goed voor een aantal voorzetten – en consorten ook niet echt meer een vuist maken. Wordt het een roemloze afgang van de thuisploeg? Dan maakt Naiggolan er in minuut 86 toch nog 3-2 van en krijgt AS Roma op de valreep, in minuut 93, nog een m.i. niet terechte penalty. Niettemin, met een einduitslag van 4-2 is het pleit beslecht, het leed geleden en hebben de mensen van “You’ll never walk alone” toch aan het langste eind getrokken. Een cleane wedstrijd is het wel geweest; ik heb geen enkele heel zware overtredingen gezien.
De nummer 3 van Spanje, Real Madrid, gaat het dus in de Champions League finale opnemen tegen de nummer 3 van Engeland, Liverpool. Die finale is over 3½ week in Kiev, of all places. De landskampioenen van beide landen zijn er eerder allebei uitgeknikkerd, Barcelona door AS Roma en Manchester City door Liverpool. Toch kijk ik uit naar een boeiende confrontatie.

En dan is het donderdag en mag ik weer terug naar mijn straat, mijn overburen. Bij mij tegenover, zeg maar direct onder de “vader en zoon”, wordt druk geboord, geschilderd en getimmerd. Ik neem aan dat de man die er volgens mij gaat wonen, een eind vijftiger schat ik, er ook al slaapt. Hij heeft overdag wel hulp van een jonger iemand bij zijn doe-het-zelven, “bricolaje”. Enig meubilair en aanverwante zaken kan ik nog niet ontdekken, maar ik neem aan dat binnenkort een verhuiswagen voor de deur staat. Op het balkon van de flat zie ik nu een zit-autootje staan. Is het speelgoed voor als een peuter bij opa op bezoek komt?
Dan is er ander nieuws, over de aardige jongen van de katten, ook op een hoog, maar twee woningen naar links. Hij had de laatste tijd nog maar één kat over, die hij wel nog trots aan een touwtje iedere avond voor de deur uitliet. Echter, helaas pindakaas, de man, en zijn solokat neem ik aan, zijn onlangs met de noorderzon vertrokken. De woning is eerst nog even te huur aangeboden, maar daar is al vrij snel “Vende” van gemaakt, in de verkoop. Voor meer informatie kunnen jullie terecht op telefoonnummer 928 261650.

‘s Avonds wissel ik met ommetjes af met eentje naar links over de boulevard en dan via een zijstraatje naar het Parque Pino Apolinario vóór de plaza Farray. Daar ga ik zitten met mijn boek op schoot, maar met vooral oog voor de jeugd, de ouders en de opa’s en oma’s om mij heen. Ik herinner me dat ik er nog eens met Spaanse lerares Natalia heb staan kletsen, terwijl haar dochtertje in de speeltuin doende was. Natalia was toen verbaasd dat ik het woord “tunera” niet kende, dat met grote letters op de muur staat bij een cactusachtige boom. Een “tunera” is een boom van met cactusvijgen, “tunas”. En daarnaast is het ook een klein studentengezelschap in historische kostuums dat muziek maakt.
Het parkje is in 2012 helemaal opgeknapt en is iets van 25 bij 25 meter. Een groot deel is grasveld met bomen en speeltuin. Daarnaast zijn er o.a. twaalf tuintjes van zo’n 25 m2 en is er een behoorlijk grote kruidentuin. Bij de diverse kruiden, “hierbas aromáticas”, staan ook weer allerlei namen. Jullie weten toch wel dat “tomillo” Spaans is voor tijm”? En wat is “cilantro”? Daar heb ik zo vlug met al mijn jaren Spanje geen antwoord op. Mijn woordenboek brengt uitkomst: koriander.
Op weg naar alweer een voetbalwedstrijd loop ik eerst even ( twee minuutjes) langs de auto-tentoonstelling op Santa Catalina die het mij de komende dagen nog lastig gaat maken. Ik kijk recht in het gezicht van een overduidelijke mecanicien die aan het sleutelen is aan een van de blikkendozen. Op zijn trui heeft hij staan: WHAT’S ON A MAN”S MIND? Ik vrees dat hij als antwoord auto’s bedoelt.

Royaal op tijd ben ik bij El Palikeo toch weer paraat, nu voor een tweede halve finale in de European League, oorspronkelijk bedoeld voor de diverse bekerkampioenen, maar steeds meer een onderonsje tussen de nummers 3 van de eerste ronde van de Champions League. Atlético neemt het in Madrid op tegen Arsenal. De eerdere wedstrijd in Londen eindigde in 1-1. “Rumbo hacia Lyon” zie ik op een groot spandoek vooraf staan, (wij van Atlético zetten) koers naar Lyon (waar de finale is). Trainer Simeone van Atlético is overigens naar de tribune verbannen, omdat hij zich in de eerdere wedstrijd misdragen zou hebben.
Wedstrijden van Atlético zijn meestal saai, omdat men vooral aan de achterkant alles gesloten wil houden. Het is in de Spaanse liga de club met de minste tegendoelpunten, maar ook met veel minder eigen doelpunten dan Barcelona en Real. Ook deze confrontatie met Arsenal kan op een vloeipapiertje. Er staan bij Atlético steeds zoveel eigen mensen voor het doel dat er haast geen beginnen aan is. 0-0 is al genoeg, maar als Diego Costa op aangeven van Griezmann de 1-0 maakt in de extra tijd in de eerste helft, is daarna het catanaccio weer troef. Natuurlijk, op het einde zie ik legio Atlético-supporters met hun sjaaltjes zwaaien. Die zijn kennelijk tevredener dan ik met een wedstrijd van niks, als er maar gewonnen wordt.
Mijn belangrijkste wapenfeit van de donderdagavond is dat ik een mooie poster van Joaquín Sabina met gitaar naast El Palikeo van de muur heb gehaald. Hij staat er patent op en ik neem maar aan dat de Gran Canaria Arena woensdagavond aan zijn voeten heeft gelegen. “Lo Niego Todo”, wat een titel? Als ik nou ook nog eens de CD zou kunnen confisqueren...

Om mij heen zie ik zoveel mensen met tatoeages dat ik me begin af te vragen waarom ik er een hekel aan heb. Dan bedenk ik op vrijdagmorgen dat tatoeages wel vooral iets van blanken is; ik zie haast nooit zwarten ermee lopen. Nou kunnen jullie riposteren: zwart op zwart, dat wordt niks, maar heden ten dage zou je als neger best een witte of lichtgekleurde kunnen laten zetten, toch. Ik zal het eens vragen aan een andere voetbalfan bij El Palikeo, die bij mijn weten geen “tattoo” heeft, maar wel van Ivoorkust is, Côte d’Ivoire oftewel in het Spaans “Costa del Marfil”. Misschien kan hij me uit de brand helpen.

En dan is de tijd weer gekomen om weer tussentijds afscheid van jullie te nemen. Vanmiddag gaat deze 28ste brief uit op de universiteit en dan heb ik er nog twee te gaan. Mijn voorlaatste komt waarschijnlijk over precies een week, op vrijdag 11 mei.
Voor nu, ga eens helemaal naar het buitenland. Het hoeft voor mij niet helemaal Sicilië of zo te zijn, hoewel het daar best aangenaam is, een terras in Kanne, een ijsje in Visé of een potje mosterd in Aken kan ook. Thuis blijven zitten is ook niet alles. Ondergetekende houdt hier “nog effe pin”, maar het terugkeren naar de Euregio begint toch al een beetje te trekken. Tot kijk maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek, eentje van Patricia D. Cornwell, is al best lang geleden uitgekomen, in 1993. Het is haar vierde in de serie van pathologe Kay Scarpetta. Op een bijgevoegd fotootje ziet de schrijfster, een voormalige politie-verslaggeefster, er nog best jong uit (maar in 25 jaar kan een hoop veranderen, kijk maar naar mij). Even denk ik dat ik het boek lang geleden al eens gelezen heb, maar dat kan ik er bij nader inzien toch niet van maken. De titel is “Cruel And Unusual” en ik heb het deze keer als echte paperback gelezen (uit de boekenvoorraad beneden in de flat van Ton & Marion). Het verhaal speelt in hoofdstad Richmond van de Amerikaanse staat Virginia, aan de oostkust onder Washington DC.
“Coroner”, sectiespecialiste Kay Scarpetta en haar wat onbehouwen politievriend Pete Marino hebben net de dood van Ronnie Waddell mogen verwerken, die tien jaar eerder een bekende TV-”anchor woman” heeft vermoord. Dan krijgen ze van doen met het afslachten van de dertienjarige Eddie Heath, een beetje op dezelfde manier als de TV-dame tien jaar eerder. En het kan niet op: vlak daarop blijkt een oudere astrologe, Jennifer Deighton, geen zelfmoord gepleegd te hebben, maar ook omgebracht te zijn. Als dan ook nog Kay Scarpetta’s assistente Susan Story vermoord wordt, zijn de rapen helemaal gaar en zit ik als lezer echt te wachten op wie volgt. Interessante bijrollen zijn er deze keer voor o.a. (uiteraard) Kay’s nu 17-jarige nichtje Lucy, “profiler” Benton Wesley en Kay’s oud-leraar en advocaat Nicholas Brueman. Aan de kant van de daders noem ik hier mispunt Ben Stevens van Scarpetta’s medisch bureau, Helen de Hun (Grimes) van de gevangenis en haar vriendje, en vooruit, ook gouverneur Norring, die allergisch lijkt te zijn voor schaaldieren.
Vraagje: zijn schaaldieren zoals mosselen en oesters echt geen vissen? Ander vraagje: weten jullie al wat een eider eend is en hoe de veren ervan er uitzien? Als Kay Scarpetta op blz. 366 aan Pete Marino vraagt of zijn bloeddruk al een beetje gezakt is, is zijn antwoord: “You want to know the truth? Some days, if I was a kettle, I’d be whistling”.
Hier in Las Palmas is Patricia Cornwell nog steeds een van de populairste thrillerschrijvers, meer dan in Nederland. Voor mij mogen vooral haar vroege Kay Scarpetta’s er echt zijn. Daar reken ik “Cruel and unusaual “ ook bij. Het boek gaat mee naar Maastricht met een volle 8 als recensiecijfer. Ik moet toch eens uitzoeken welke verder boeken van vóór 2000 ik van Patricia D. Cornwell nog niet gelezen heb (en die dan zien te vinden uiteraard).

Op één been kun je niet staan, althans niet voor lang. Dus ben ik blij dat ik jullie ook nog kan verblijden met een tweede boek, op mijn e-reader. Het heet “Candlemoth”, stervensuur in het Nederlands en de schrijver is RJ (Roger Jon) Ellory. Mij staat bij dat hij uit het Engelse Birmingham is en hoe dan ook heeft hij op zijn fotootje een combinatie van een rode snor en idem dito baardje. De vertaling van “Candlemoth” is van 2013, maar het origineel is al tien jaar eerder gepubliceerd. Ik vind na lezing van het boek de Engelse titel: “Candlemoth” van de schrijver veel beter dan “Stervensuur”. Waarom wordt daar niet gewoon “Nachtvlinder” van gemaakt, beste mensen van de uitgeverij? Het boek speelt zich vooral af in een dorpje van niks genaamd Greenleaf, ergens in North Carolina bij het Lake Marion.
Daniel (Danny) Ford, blanke huid, geboren in 1946, staat in november 1982 zo ongeveer op het punt om zich in de elektrische stoel te nestelen vanwege het vermoorden van zijn zwarte vriend Nathan Verney. In de maanden voor zijn terechtstelling vertelt hij aan gevangenispater John Rousseau wat hij in zijn korte leven zo al heeft gedaan en gelaten. Daniel en Nathan kennen elkaar al vanaf dat ze zes jaar jong zijn en trekken vanaf dan veel met elkaar op. Belangrijke mensen in Daniel’s jeugd zijn behalve zijn moeder, die een prima gebraden ham serveert, de weduwe Eve Chantry van de nachtvlinder en twee meisjes: Caroline en Linny. De laatste is de dochter van een zeer conservatieve en rijke zakenman, ook belangrijk in de Ku Klux Clan. Als Nathan in 1968 vanwege Vietnam in militaire dienst zou moeten, neemt hij met Daniel de benen. Ze zijn anderhalf jaar onderweg in zuidelijke staten. Vlak na kerstmis 1969 keren ze terug in Greenleaf, naar het huis van Daniel, als diens moeder dood blijkt te zijn. Dan gaat het faliekant mis. Nathan wordt compleet onthoofd met een bijl en de ook aanwezige vriendin Lilly verdwijnt in een psychiatrische inrichting. Daniel wordt ervoor ter dood veroordeeld en in de twaalf jaar erop worden de diverse verzoeken om een mildere straf steeds resoluut verworpen. In de dodencel wacht hij de terchtstelling af, met cipiers om zich heen zoals Harlon West en Clarence Timmons.
RJ Ellory is volgens mij een begenadigd schrijver en van zijn “Candlemoth” heb ik oprecht weer genoten. Hij vertelt een boeiend verhaal en en passant krijg ik ook nog het nodige mee van het leven op het platteland van de Verenigde Staten in vooral de jaren 50 en 60. Ik kan jullie het boek zeer ter lezing aanraden en heb er als recensiecijfer een 8½ voor over. Van RJ Ellory heb ik gelukkig nog een paar noten op mijn zang. Die ga ik ook lezen, dat is zeker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten