dinsdag 31 januari 2017

Weblogbrief 12.16, 31 januari 2017

Weblogbrief 12.16, 31 januari 2017

Queridos amigos y familia, laat ik deze brief precies halverwege mijn verblijf hier in Las Palmas eens beginnen met iets te zeggen over de inaugurale speech van Donald Trump. Ik bekijk hem, mede op verzoek van John, als ik afgelopen woensdagmiddag in het faculteitsgebouw zit. Hij duurt 16½ minuut en is hij zo pakkend als John beweert? Dat betwijfel ik zeer, ik persoonlijk vind hem helemaal niks. Het akeligste moment erin vind ik overigens niet dat hij “de macht wil teruggeven aan het volk”, zonder verdere toelichting. Dat beweerde iemand als Hitler overigens ook, om eens een zijstraat te noemen. Ook zijn slogan dat de elite nu eindelijk eens de mond wordt gesnoerd, komt op mij beschamend over. Ik keer me echter mede van Trump af, als hij op het einde omstandig Onze Lieve Heer erbij haalt om zijn gelijk te bevestigen. Beste mensen, kunnen we God misschien buiten de politiek houden? Er worden nogal wat oorlogen gevoerd, omdat de ene God beter zou zijn dan de andere of omdat God per se moet winnen van geen God. Voor de weldenkenden verzucht ik hier: God, wie bedenkt het? Om Henning Mankell eens te citeren, in boek 2 van deze week: met “religieuze aanvechtingen” heb ik helemaal niks.
Meer dan van Donald Trump zit ik te genieten van het commentaar op hem van Noam Chomsky. Piet & Tonnie vragen me per mailtje om daarnaar te kijken op YouTube. Eerlijk gezegd, zonder hun aanmoediging had ik dat waarschijnlijk ook al gedaan. Voor Chomsky is Donald Trump niet meer dan “een showman, zonder ideologie, onvoorspelbaar, hij weet van niks, megalomaan” en ga zo maar door. Misschien vind ik dat een beetje veel van het goede, een tandje minder mag ook, maar toch.
Wel ben ik zeer gecharmeerd van Chomsky’s opmerkingen over de offensieve bedoelingen van de NAVO, met Amerika voorop, aan de west- en zuidgrens van Rusland. Wie bedenkt het om de vijand van weleer opnieuw uit te gaan dagen door je legermacht aan de grens van de Baltische Staten te posteren en een dictatuur als Oekraïne uitgebreid te gaan steunen. Wie iemand als Poetin echt tot een tegenactie wil aanzetten, moet vooral dat soort dingen gaan doen. Kijk zelf maar eens op Chomsky on new Trump-era. Up Front.
Ik heb hier al eens gezegd dat ik iets heb met Bernie Sanders. Daarin ben ik niet de enige, gelukkig. Vooral bij de jeugd had hij volgens diverse enquêtebureaus legio aanhangers. Het commentaar van Sanders op Trump is m.i. beter te pruimen dan dat van Chomsky. Tegelijkertijd vind ik dat Bernie Sanders, net als Donald Trump en Noam Chomsky veel te oud is om alsnog president te worden. Daarvoor is iemand als Barack Obama acht jaar geleden veel geschikter.
Over de afgeserveerde en al even bejaarde Hillary Clinton zal ik het niet verder hebben. Waarom de top van de Democratische Partij in Hillary Clinton van de zomer een veel betere presidentskandidaat zag dan in Bernie Sanders, daarover ben ik nog steeds uit mijn doen. Het is kennelijk net als de PvdA in Nederland echt een middenpartij geworden. Of Bernie Sanders wel van Donald Trump gewonnen had, is overigens weer een andere vraag.
Wel wil ik tenslotte nog iemand aanhalen die hier in Las Palmas een lezing gaf:. Een professor uit Murcia laat noteren: “Donald Trump no sería posible sin la tribalización digital. En 140 caracteres tramsmite ideología.”, Donald Trump zou niet mogelijk zijn zonder de digitale ramp. In 140 letters vent hij zijn ideologie uit. Misschien moesten politici ook maar eens ophouden met het ventileren van hun ideeën via sociale media zoals Twitter.

Terug naar alledag. Weten jullie waar het Spaanse woordje “piropo” voor staat? Volgens mijn woordenboek is dat een galant compliment. En helaas kan en wil ik maar niet begrijpen waarom Vodafone zich dat “piropo” heeft toegeëigend in haar advertentiecampagne. “Gracias por el piropo”, bedankt voor het compliment, liever niet dus.
Ik heb er nog een die ik vanuit bus 12 langs zie komen bij de bushaltes. “Conócela por ti mismo”, leer de stad zelf kennen, met daarbij een mooie foto van New York City. Die is van enkele reismaatschappijen die – zonder hotel erbij – een retourtje vanuit Gran Canaria naar de Big Apple aanbieden voor 859 euro. Ik vind dat onder ons gezegd aan de zeer dure kant. Maar goed, kosten niet al die advertenties niet ook een smak geld?

Heb ik nog meer voor de woensdagavond? In Canarias7, mijn krant hier, staat een aardig stuk over veertien “grabados”, etsen van Rembrandt uit 1638. Begin jaren 70 zou het bestuur van het eiland (“el cabildo”) die hebben opgekocht van een antiquair voor 400.000 pesetas. Wat er in de decennia daarna mee gebeurd is, staat mij even niet bij, maar nu hangen ze in Vegueta in het Casa de Colón, het huis waar Columbus een nacht heeft geslapen op weg naar Amerika (bij zijn tweede reis?).
Rembrandt, denk ik dan, dat is toch bepaald geen kladschilder. Er staan drie van zijn etsen afgedrukt in de krant. Daarbij valt mijn oog vooral op die van “Adán y Eva” in het paradijs. Ze staan bij de “boom met de verboden vrucht” en de duivel “in de gedaante van een slang” spreekt hen verlokkend toe. Op dezelfde ets zou ook een olifant te zien zijn, maar hoe ik ook mijn best doe - ik heb de krant zelfs op zijn kop gehouden – die heb ik niet kunnen ontdekken.

Het is donderdagmorgen en hier is hij dan: Buddy Miller. De Amerikaanse countryzanger is van 1952, hij is zes jaar jonger dan ik, en hij woont in Nashville, Tennessee. Ik heb (nagenoeg) al zijn muziek, zo’n tien cd’s, via Peter?, maar zijn allernieuwste uit 2016, “Cayamo Sessions At Sea”, moet ik wel nog een keer ergens vandaan halen. Bij mijn weten is hij op de plaat pas actief sinds 1995, als hij al in de veertig is. Overigens is op minstens drie cd’s ook Julie Miller (meisjesnaam Griffin) van de partij, uit 1956. Buddy is met haar getrouwd, moeten jullie weten. Van Julie wil ik graag ook nog eens muziek gaan verzamelen.
De eerste van Buddy Miller heet “Your Love And Other Lies” en die laat ik jullie hier eens horen, met o.a. het nummer “That’s how I got to Memphis”. Dat heb ik ook van Rosanne Cash (met haar vader Johnny) en uiteraard ook in de prachtversie van Solomon Burke. Het is in 1968 geschreven door singer-songwriter Tom T. Hall, voor wie het naadje van de kous wik weten. Hier zijn alle dertien nummers van de eerste cd van Buddy Miller “Your Love And Other Lies”:
01.You wrecked up my heart
02.Don’t listen to the wind
03.That’s how I got to Memphis
04.I’m pretending
05.Through the eyes of a broken heart
06.I don’t mean maybe
07.Hold on my love
08.Hole in my head
09.Watching Amy dance
10.I can’t slow down
11.My love will follow you
12.You’re running wild
13.A girl like you
Eerlijk is eerlijk, ik vind het een mooie cd en hoor ik daar op de achtergrond af en toe toch ook al Julie? De beste nummers zijn naar mijn onbescheiden mening “You wrecked up my heart”, “That’s how I got to Memphis” hoe kan het anders, “Hold on my love”, “I can’t slow down” en “You’re running wild”. Zonder dat jullie het hoeven aan te horen, ga ik op mijn computer ook andere cd’s van Buddy Miller draaien.

Mag ik dan nu eens kort met jullie hebben over iemand die ik gemakshalve hier zal aanduiden als “De Speer”? Ik heb het over een man hier van een jaar of vijftig, broodmager en meer dan behoorlijk gebruind, en gehuld in een minimum aan kledij: een Hema-hemmetje, een kort broekje en sportschoenen. Ik ben hem deze winter ook wel eens tegengekomen op het terras bij Castillo de la Luz, maar ken hem vooral – al vele jaren – als een knotsgek die doorgaat met hardlopen tot hij een ons weegt. Hij doet dat liever niet op een plek waar hij nauwelijks of geen toeschouwers heeft. Nee, “De Speer” is meer iemand die zijn hobby graag cultiveert midden tussen de Palmezen. Ik heb hem zich dinsdagvond al en vanavond op donderdag al weer uitgebreid de blubber zien rennen op het stukje boulevard waar ik me vaak ophoud, links en rechts van het NH Imperial hotel en mijn bank aan Ferreras. Beide keren gebeurt dat tussen half 7 en half 8 en dan komt hij op dit stuk zo’n 10 keer voorbij, heen en terug, in een tempo dat me aan dat van getrainde Keniaanse marathonlopers doet denken. De langzame voorbijgangers ontwijken is er nauwelijks bij en als hij bij andere lopers komt, versnelt hij zijn gang even.
In vredesnaam, wat bezielt mensen toch om dat soort dingen te doen?

De vrijdag staat een beetje in het teken van Lux, die vandaag 7 jaar is geworden. Veel geluk om haar aan de telefoon te krijgen heb ik niet gehad. Ik heb het in de vroege avond drie keer geprobeerd, met tussenpozen van steeds een half uur, maar tevergeefs. Toen heb ik haar maar gesms’t om toch mijn opa-felicitatie toch over te brengen op de heuglijke dag zelf.
Zaterdagmorgen sms’t ze me terug dat ik een lieve opa ben en dat ze heel benieuwd is naar het cadeautje dat ze op zondag van Trudie en mij gaat krijgen. Als ik die morgen een nieuwe poging waag, heb ik wel succes.
Wat raar trouwens: die manier waarop je dat sms’en in het Nederlands schrijft. Hoort dat wel zo, mensen? En zijn de jongens en meisjes van het tijdschrift “Onze Taal” het daar mee eens?

Dan het op de zaterdag 12 minuten over 11, als ik voor de zoveelste keer in successie een volkszanggroep van hier te verduren krijg. Als in Maastricht iets twee of drie keer achter elkaar gebeurt, spreken we, jullie dan, van een traditie. Is dat hier ook het geval? Het lijkt me het moment bij uitstek om mijn moede lijf te verplaatsen naar de achterkant van mijn woning, waar de verklede eilanders nauwelijks te horen zijn. Allereerst ga ik eens uitgebreid naar de wc – dat moet op zijn tijd zeker ook gebeuren – en daarna ga ik mij omstandig douchen, met inbegrip van mijn haar inzepen. Het is “jummers” (wie gebruikt dat woord nog?) zaterdag en dan staat mijn haarwasbeurt op de rol.
Pas als ik helemaal schoon ben, mag ik gaan aanzitten aan het buffet. Dat bestaat deze keer uit een overmaat tonijn op brood met een portie “ertsjes en wörtelkes”. Daarna staat er oude kaas op het programma, met Wasa knäckebrød, om te eindigen met chocoladevla, niet dat lichtbruine spul, waarom Nederland bekend staat, maar met overdadige echte chocola.
Na precies een uur houdt de volksgroep ermee op en kan ik ongegeneerd van tafel om weer op mijn balkon plaats te nemen. Nog vijftig bladzijden, dan heb ik Henning Mankell’s “Italiaanse schoenen” uit.

Wordt het op zondagmorgen niet tijd om weer een nieuw muziekje – niet: “meziekske”, dat is een mondharmonica in het Maastrichts – voor jullie op te zetten? Tot de landen waar ik nog eens heen wil op vakantie, liefst met Trudie in een groepsreis, reken ik met stip Columbia, in de landstaal Colombia. Het ligt in het noordwesten van Zuid-Amerika tussen Ecuador en Venezuela, Grote steden zijn o.a. de hoofdstad Bogota, Cali en Medellin met aan de Caribische Zee Cartagena en Barranquilla. Vooral dat Cartagena trekt me om een niet helemaal heldere reden.
Ik weet eerlijk gezegd nog niet of ik Trudie kan overtuigen om mee te gaan. Colombia ligt net boven de evenaar, dus de temperatuur zal het probleem niet zijn. Intussen heb, voordat ik weer naar Las Palmas kwam, wel alvast een dubbelcd van Centre Ceramique gekopieerd met muziek uit het land: “100% Colombia”, 14+18 nummers. De diverse artiesten zijn voor mij, en ik neem maar aan ook voor jullie, allemaal even gloednieuw, dus lijkt het mij wat veel van het goede om ze hier een voor een aan jullie te gaan voorstellen. Ik beperk me daarom tot mijn eigen top 10. Ik sluit niet uit dat ik na herhaald luisteren met een iets andere serie ga komen. Hoe dan ook, hier zijn in alfabet op naam mijn favorieten van het moment:
01.Andres Landero Y Su Conjuncto
La pava congona
02.Bovea Sus Vallenatos
La casa en el aire
03.Chiches Vallenatos
Tierra mala
03.Edmundo Arías
Cumbia del Caribe
04.Joe Arroyo
Rebellion
06.Lisandro Mesa
Entre rejas
07.Romualdo Brito Y Su Conjuncto
Mi presidio
08.Sentiento Vallenato
Aun solo
09.Sonora Dinamita
El ciclon
10.Sonora Dinamita
A mover la colita
Als ik te kiezen heb tussen het gejengel van trompetten of de zoetgevooisde klank van de trekzak, heeft de trekzak mijn absolute voorkeur, ook in Colombia. En wat mijn top 10 zal zijn na een bezoek aan het land, staat te bezien, dat ook nog.

Op de zondag 29 januari voel ik mij haast verplicht om mij om even voor 12 uur naar het strand op La Puntilla te begeven. Op grote aanplakborden is al een week lang te lezen dat het daar dan te gebeuren staat: “Un día de playa, el verano que acabó ayer”, een dagje op het strand, een zomer die gisteren ophield. “Un recorrido escénico para despertar nuestra historia, nuestros recuerdos, nuestro pasado”. Een herinnering in scènes om onze geschiedenis, onze herinneringen, ons verleden wakker te maken.
De twintigste eeuw gaat voor mij teruggehaald worden. Daarvoor gaan zo’n 200 figuranten in klederdracht van de vorige eeuw op Las Canteras taferelen (dat woord bedenk ik ter plekke). Komt het zien!
Wie zit er dus op de zondag vlak voor 12 uur op zijn favoriete bank bij Ferreras? Ondergetekende in een polo, want het is 22 graden, vlakbij het gebouw van Real Club Victoria, van waar de groepen in steeds andere klederdracht zullen vertrekken. Ik ben bepaald niet de enige die belangstelling toont voor het verleden van het strand. Honderden mensen, vooral ouderen, verdringen zich in de buurt, het merendeel met een telefoontoestel annex fototoestel in de aanslag.
Dan komt een uiterst bont, veelkleurig en volgens verschillende mode gekleed gezelschap in colonne naar buiten, best de moeite waard. Men verspreidt zich over diverse locaties in het zand, waarvoor eerder al voorbereidingen zijn getroffen. Wij, toeschouwers worden verondersteld om, van boven af aan de boulevard, onze eer aan de “verkleiders” te betonen en dat doen we ook, huppelend van tafereel naar tafereel. Aan de leuning van de boulevard staan steeds grote borden met in het Spaans een uitgebreide toelichting. In totaal zijn er zo’n tien scènes te zien, van de jaren 20, 30, 40, 50, 60 en 70 en daarbij nog enkele andere, zoals helemaal vooraan een gezelschap vissers, uit de tijd dat Las Palmas nog nauwelijks wat voorstelde. Wat mij vooral opvalt bij het bekijken is hoe de badpakmode, met name van de dames, met steeds minder stof van doen heeft, van zwart en haast alles bedekkend naar bijna bikini en felgekleurd. De “Oben Ohne” en string zie ik niet, die komen ongetwijfeld als ook de decennia erna onder de loep genomen gaan worden. Terzijde zie ik bijv. bij de jaren 40 ook een energieke dame aan een tafeltje met boeken zitten die Agatha Christie voorstelt en een goed in het pak zittende Gregory Peck uit de haaienfilm Moby Dick.
Om half 1 mag ik weer huiswaarts gaan, waar mij een ontdooide grote portie groentesoep met ballen wacht. Ik heb er gesneden rond brood bij van bakkerij Garnier, dat mij verkocht is als “integral”. Wat een onzin, er is niks bruins aan het brood te ontdekken. Mijn moeder, uit Sint Pieter en iemand die echt alles van eten wist, zou gezegd hebben: “Es dat broen broed is, vreet iech ‘ne bessem”.
Zo’n verkleedpartij, dat zou best ook iets voor Maastricht zijn. Uiteraard is het dan uitwijken naar ergens in de zomer, maar dat lijkt me overkomelijk. Met carnaval zal ik eens rondvragen of iemand het idee kan uitwerken en het festijn wil organiseren.

Zondagavond mag ik voorbij de bocht naar rechts en links van Las Canteras naar café-restaurant Clipper voor mijn dosis levende muziek. Die valt me deze keer een beetje tegen. “We” hebben een zangeres, een meisje met een saaie gitarist en vooral haar eigen piano. Hoe komt zo’n instrument op de tegels vóór de zaak? Nee, er staat echt geen vleugel voor de deur, ook geen gewone piano. Vandaag de dag bedien je je gewoon van een groot piano toetsenbord plus een stel draden en een versterker. Die van haar is een Roland A-88.
Op de terugweg kom ik “De Speer” tegen die op de boulevard nog staat uit te hijgen van gedane arbeid. Hij ziet er zeer bezweet uit. Als dat maar goed gaat!

Op maandagmorgen word ik om half 7 wakker gemaakt door een vrouw die verder op in mijn straat een man uit een flatgebouw toezingt. Ik ken het mens, ze is niet helemaal compos mentis en wat mij betreft, had ze al veel eerder een permanent straatverbod voor de Luis Morote en zijstraten mogen krijgen. De politie heeft haar ook al enkele keren uit de straat mogen verwijderen op een onchristelijk uur. Nu zingt ze “met luider stemme” het nummer “(You are) always on my mind” en druipt even later boos af, als de door haar aanbeden man – gelukkig – geen sjoege geeft. Mij en ik denk ook anderen heeft ze intussen wel uit onze slaap gehaald. Vlak daarop – maar dat weet ik natuurlijk pas later – ben ik weer in dromenland.
“Always on my mind”, van wie is dat nummer ook al weer? Als ik aan de koffie zit op mijn balkon, ga ik het toch eens op de computer opzoeken. Ik ontdek zoveel vertolkers dat het mij duizelt. Ik noem hier in alfabetische volgorde: B B King, Elvis Presley, Floyd Cramer, Johnny Cash,, Loretta Lynn, Matt Bianco, Michael Bublé, Ryan Adams, Sarah Vaughan, Skeeter Davis en Willie Nelson. Mij staan vooral de versies van Willie Nelson en Elvis Presley bij.
Dan bedenk ik dat het vandaag 30 januari is, Trudie’s verjaardag. Omdat ze gaat geocashen, waarschijnlijk al aan het geocashen is, beperk ik me vandaag tot een sms’je. Prompt krijg ik er een terug met “Daanke”. We hebben afgelopen zaterdag afgesproken dat het morgenavond uitgebreid bellen wordt.

‘s Avonds ga ik even naar mijn bibliotheekje aan de boulevard om te vernemen welke grote onbekende gisteren door de Tempeleers tot prins carnaval “vaan Groet Mestreech” is gekroond. Het is deze keer een man, ene Jerome d’n Ierste. Hij heet van achteren Slakhorst, is 40 jaar en woont op de Papenweg met zijn Linda en de vijfjarige tweeling Cato en Nora. Zijn werk is in Heerlen voor Brand Bier, onder de vlag van Heineken. Linda zit als violiste in het orkest van André Rieu. De Stehgeiger ontwaar ik zo waar op de podiumfoto op de Markt.
Uit e-mail van Harry blijkt dat hij het tweede deel van Maastricht in 1794 nu af heeft en op zijn website heeft gezet. Met jullie hoop ik dat het nieuwe verhaal over de Fransen net zo ontroerend en nog succesrijker is als deel 1. Morgenmiddag ga ik er zeker kennis van nemen (en het zo nodig becommentariëren) en hopelijk jullie ook.

Zoals meestal is de laatste ochtend, in dit geval van de dinsdag, vooral om mijn brief nog eens door te lopen, alsnog enkele gewenste verbeteringen aan te brengen en de spellingcontroller erop los te laten. Dat gedaan hebbende kondig ik jullie aan dat mijn volgende, de zeventiende, “por dios” het licht zal zien op maandag 6 februari.
Tot die tijd worden jullie geacht je wel rustig te houden, vooral niet bovenmatig aan de drank te gaan, want carnaval ligt nog de nodige weken in het verschiet. De neefkes en nisjekes die a.s. zondag gaan aantreden bij Trudie thuis vanwege haar verjaardag, worden bij dezen verzocht niet al te prijzige cadeautjes mee te nemen. Dat is nergens goed voor. En met mijn felicitatie aan Rik die vandaag 32 wordt en aan Marcel die zaterdag a.s. de 42 hoopt te bereiken, sluit ik deze brief willens en wetens af. Het ga jullie goed en tot ziens over een week of drie in Mokum-Zuid, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Op mijn e-reader vind ik tussen de diverse thrillers van mij welbekende schrijvers de nodige boeken waarvan ik mij serieus afvraag of ik ze wel wil lezen. Het kan meezitten en tegenvallen, denk ik. Zo kom ik wel uit bij een boek van Caroline Graham, nooit van gehoord. Volgens de Wikipedia is de dame geboren in 1931 en komt ze uit het Engelse Suffolk. Haar boek op mijn e-reader heet “Midsummer Murders” (of is het “Midsomer Murders”), in Nederlandse vertaling “Moord achter de coulissen”, 300 bladzijden dik. Het zou in afleveringen geschreven zijn voor een Engelse krant eind 1999. In ieder geval is het weer eens wat anders. Het verhaal speelt in het Engels dorpje Causton in de buurt van Uxbridge, maar waar dat Uxbridge ligt, staat me niet bij.
Centraal in het boek staat een amateur toneelgezelschap dat het leven van Mozart (“Amadeus”) en diens rivaal Salieri voor het voetlicht gaat brengen. De hoofdrolspelers zijn de jonge Nicholas (Mozart) en de arrogante “ster” van het dorp Esslyn (Salieri), maar er zijn legio bijrollen, zoals van Rosa, Donald, Clyve, Boris, Kitty en anderen. Regisseur is de zelfingenomen, persbeluste Harold, die graag de baas speelt, alle eer naar zich toetrekt en zijn assistente Dierdre kleineert. Voor de belichting zorgen Tim en Avery, Joyce gaat over de kleding en Colin en zijn zoon David over de decors.
Dan gaat er tijdens de première van “Amadeus” iets vreselijk mis. Esslyn zou op het einde zijn keel zogenaamd doorsnijden met een scheermes, maar op het toneel snijdt hij echt zijn keel door en bloedt hij ter plekke dood. De in de zaal aanwezige politieman Tom, man van Joyce, maakt er met zijn helper Troy een moord van. Wie heeft die op zijn geweten? Laat ik hier verklappen dat ik persoonlijk de dader snel in de smiezen heb en dat het niet Esslyn’s vrouw Kitty is. Hoewel, zij is wel degene die door dezelfde Esslyn op het toneel uiterst ruw omgekegeld wordt en dan in de coulissen roept: “Als hij me ooit nog met één vinger aanraakt, dan vermoord ik hem”.
Op de keper beschouwd is “Moord achter de coulissen” een boek dat voor de liefhebbers van thrillers onder jullie de moeite waard is. Er zit best spanning in – dat ga ik niet ontkennen - en als extraatje krijg ik er de nodige persoonlijke verhalen bij geserveerd. Bovenal vind ik het een prototypisch Engels moordboek, dat ik daarom liever in het Engels had gelezen. Caroline Graham, kent iemand van jullie haar?, komt met “Moord achter de coulissen” aardig weg. Van mij krijgt ze een 7½ als recensiecijfer voor haar boek.

Mijn tweede boek heb ik als e-reader cadeautje van Rocky. Het is oorspronkelijk uit 2006 (of is het van latere datum?) en heeft de wonderschone titel “Italiaanse schoenen”. De schrijver is Henning Mankell, geboren in 1948 en helaas te vroeg van ons heengegaan in 2015. Hij heeft een hele serie prima thrillers geschreven, elf met inspecteur Wallander en vijf los daarvan. Ook is hij goed voor de nodige romans en jeugdboeken. Zijn thrillers heb ik allemaal plus een aantal romans, waaronder nu kennelijk ook “Italiaanse schoenen”. Ik lees het, voordat ik hierna aan “Zweedse laarzen” ga beginnen, dat vlak na zijn dood (“postuum”) verschenen is en dat min of meer het vervolg is op “Italiaanse schoenen”.
“Italiaanse schoenen” bestaat uit vier delen: Het ijs, Het bos, De Zee en Winterzonnewende. Voormalig orthopedisch chirurg Fredrik Welin is als 54-jarige met opereren gestopt en zit sindsdien al twaalf jaar op een mini-eilandje voor de oostkust van Zweden. Dan ziet hij zijn heel vroegere vriendin Harriet van 37 jaar terug op het eilandje verschijnen. Ze is bijna dood, uitgezaaide maagkanker, en vraagt hem om haar alsnog naar een bosvennetje ergens in Zweden te brengen, zoals hij haar vroeger beloofd had, voordat hij haar verliet. Daarna wil ze ook nog op bezoek bij haar dochter Louise, die – dat wist hij nog niet – ook zijn dochter blijkt te zijn.
Fredrik wil nu ook de vrouw ontmoeten, Agnes, bij wie hij twaalf jaar terug de verkeerde onderarm heeft afgezet, waarna hij het voor gezien hield. Die heeft nu een opvanghuis voor drie tieners: Sima, Miranda en Aida. Sima komt vervolgens op bezoek op het eilandje enz. enz. Op het einde zit Fredrik met dochter Louise kip te eten bij de winterzonnewende.
Henning Mankell hoef ik niet uit te leggen hoe je een interessant verhaal boeiend moet vertellen; hij weet daar veel meer van dan ik. Hij is vooral bekend van zijn thrillers, maar zijn andere boeken zijn m.i. net zo goed. “Italiaanse schoenen” is zo’n ander boek. Ik heb het “con mucho gusto” gelezen en heb er als recensiecijfer een volle 8 voor over. Heel binnenkort zal ook “Zweedse laarzen” van Henning Mankell eraan moeten geloven.

Gaan we naar boek 3 van deze week, een kleintje van zo’n honderd bladzijden, dat ik als e-boek van Ellen kreeg. Ik was vroeger echt een fan van de legio stukjes van Hugo Brandt Corstius. Die schreef hij onder een heel stel schuilnamen, met grote regelmaat, al was het maar om te pesten. Malle Hugo (die bijnaam is van W F Hermans) overleed in 2014, na een korte periode van snel toenemende dementie.
Hij was al heel vroeg in zijn leven weduwnaar en had naast zijn computerwerk – in de jaren 70, toen ik daar ook wel eens kwam, in het Amsterdamse Mathematisch Centrum - de zorg voor drie kinderen, twee meisjes en een jongen. Van de jongen, Jelle Brandt Corstius, geboren in 1978, heb ik intussen diverse tv-series gezien, vooral over de Sovjet Unie en ook enkele boeken gelezen. “In zak en as”, sorry, ik vergis me, “As in zak” is zijn zevende boek, uit 2016. Het is geen Russisch reisboek, maar een hommage aan vader Hugo.
Jelle ging als kind en jongeman vaak fietstochten met zijn vader maken; ze waren echte fietsmaatjes. Postuum, alweer, vertelt hij over een fietstocht die hij ter diens nagedachtenis maakte, de 1620 km van Amsterdam naar de Middellandse Zee, een hele ruk. Hugo, de beledigende veelschrijver en ook nog vegetariër, wordt na zijn dood gecremeerd. Jelle neemt een zakje van diens as (een kopje van de in totaal 3½ kilo crematie-as) mee om in de Middellandse Zee te gaan verstrooien. Het boekje bestrijkt 15 hoofdstukjes, eerst de aanloop, dan dertien keer onderweg en ten slotte de terugreis per trein. Onderweg sleept Jelle Brandt Corstius ook nog eens veertig kilo bagage (Yolanthe) mee op zijn fiets plus een boek van niks waarin hij ‘s avonds laat pleegt te lezen. Zijn fiets heeft gelukkig de nodige versnellingen; anders zou de laaglandfietser de Ardennen en de Jura zeker niet overkomen. Er zit ook een mondharmonica in de bagage, waarop hij wil leren spelen onderweg, maar die blijft onaangeroerd.
Ik krijg twee soorten verhalen voorgeschoteld: van wat Jelle onderweg allemaal tegenkomt en meemaakt en de diverse Hugo-verhalen. Enkele voorbeelden van de laatste: hoe Hugo als “bonus” bij Albert Heijn steeds de Volkskrant jat, Hugo de salsa dansend op het boekenbal, het gebruik van het woord “Pirelli” als hij geen antwoord wil geven en zijn reis per trein met Jelle door Siberië. Jelle vermeldt over zichzelf dat hij na vijf jaar Rusland blij is weer elders te zijn, maar dat hij nog steeds van mensen te horen krijgt: “Rusland is díé kant op” (naar het oosten). Verder geeft hij een heel aardige beschrijving van zijn privéreis door Nederland, België, Luxemburg en vooral Frankrijk. In bijv. Maastricht onderweg belandt hij bij een al te zuinige hospita, wat vindt hij Frankrijk, zeker Noord-Frankrijk, leeg, in de Jura (Alpen) is Mart Smeets zijn zogenaamde verslaggever. Dan ontmoet hij Monsieur Mistral in de Provence en gaat het door de Camargue naar de Middelllandse Zee. Ter plekke vraagt hij zich af waarom hij het in Godsnaam allemaal gedaan heeft. Rouwen, wat is dat eigenlijk? Dan leegt hij na twee weken ontbering het zakje as in de zee en koerst vervolgens per trein huiswaarts.
Jelle Brandt Corstius is een begenadigde verteller en hij kan het nog opschrijven ook. “As in zak” is daarmee een heel mooi boekje geworden, zo eentje dat ik graag cadeau zou krijgen of cadeau zou doen aan iemand die het op zijn waarde weet te schatten. Ik heb ruimhartig een 8+ als recensiecijfer over voor dit kleine voorbeeld van bekwaamheid. En neem me voor om de resterende boekjes van Jelle BC, die ik nog niet heb, in de bibliotheek te gaan lenen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten