woensdag 4 januari 2017

Weblogbrief 12.11, 4 januari 2017

Weblogbrief 12.11, 4 januari 2016, sorry 2017

Queridos amigos y familia, hier is mijn eerste brief van 2017. Ik had me voorgenomen om deze brief met “God Jul” willen beginnen, tot ik ineens dacht: dat is Scandinavisch voor “gelukkige kerstmis” en niet voor “gelukkig nieuwjaar”.
Zijn jullie de afgelopen feestdagen goed doorgekomen, niks gebroken, zelfs niet één keer op je snufferd gegaan? Zijn er nog “kaffees” gefrequenteerd? Is er zelfs nog ergens champagne doorheen gegaan? Of is het de afgelopen dagen en eergisteren bij het aloude ambtenarencarnaval bij wijn en pils, eventueel zelfs gemeentepils gebleven? Hoe dan ook, we staan weer met beide benen op de grond.

Laat ik de zaak niet door elkaar haspelen en deze brief bij het begin van de weblogweek beginnen. Een zootje ervan maken is niet mijn stijl. Afgelopen woensdag had ik vanaf Santa Catalina best een volle bus 12 naar de faculteit in het zuiden van de stad. Had ik wel het geluk dat er net een plekje achter de chauffeur vrij kwam, waar ik met mijn hebben en houwen kon zitten.
Ik ben ik altijd weer blij dat we hier op veel plekken een busbaan hebben aan de stoepkant: BUS, TAXI SOLO. Dat schiet wel op. Echter, dan moet er natuurlijk geen auto zijn die de busbaan wil versperren. Al bij Mesa Y Lopez - ik kon het prima zien - kwam zo’n lullig volkswagenbusje van een visfirma naast ons rijden om daarna vlak voor ons half op de busbaan te gaan bivakkeren. Vervolgens zat niet alleen de gewone baan van de auto’s dicht, maar ook kon mijn bus 12 niet meer vooruit. De buschauffeur en ik keken allebei naar een busbaan voor ons die helemaal leeg was, maar vooruit rijden was er niet bij.
Toeteren en nog eens toeteren helpt alleen, als in zon busje iemand zit die er het beste van wil maken. Deze onverlaat - van visbedrijf 5OCEANOS, dat is nog eens een wereldfirma, vond dat de hele bus maar moest wachten totdat hij weer een beetje vaart kon maken. Hierbij boor ik hem compleet en definitief de grond in! Mochten jullie ooit nog grote garnalen willen eten, “langostinos”, best lekker met een stukje brood, koop ze dan alsjeblieft niet bij de firma Langostinos Austral.

De diverse percelen van de gezondheidsfaculteit waren nagenoeg uitgestorven, maar ik kon wel probleemloos terecht op mijn kamer aan de zuidkant op de verder haast lege tweede etage. Ik heb van daaruit op mijn gemak mijn vorige brief aan jullie verstuurd, mijn eerste tien weblogbrieven gekopieerd – hoef ik dat in Maastricht niet te doen - en zelfs heb ik nog een aantal stukken over hydratie (of is het hydratatie?) aan de printer gehangen. Blijft het punt dat ik nog steeds niet een of enkele overzichtsartikelen heb over het onderwerp: genoeg water drinken. Daar zal ik Adriana of Lluis later zeker nog om gaan vragen. Het symposium over “hydración” is op 19 en 20 januari en ik heb me maar eens als deelnemer aangemeld.

Harry had op zijn site een paar mooie clips voor me in de aanbieding. Die van Natalie Imbruglia van haar hit “Torn” had best mijn zegen, maar de clip van Marie Adams plus het duo XL, die drie zangeressen van The Johnny Otis Show, maakten het nummer “Ma, he’s s making eyes at me” (uit 1957) tot de plaat van de dag. “The Three Tons Of Joy”, ik kan het You Tube filmpje niet vaak genoeg draaien, serieus. Zelfs Harry’s artikel over het belachelijk maken van jazz door de establishment voor de Tweede Wereldoorlog en het in dat kader zwaar discrimineren van zwarten, zoals Surinamers in Amsterdam, kon voor mij niet op tegen het geweld van Marie Adams en consorten. Terzijde, ook op “Telephone baby” en “Bye bye baby” spelen de drie dikzakken hun partijtje, zeker Marie Adams weer. Echter, op “Ma, he’s making eyes at me” is hun aanwezigheid zo prominent dat Johnny Otis zelf met een bijrolletje genoegen moet nemen.

‘s Avonds zou ik met een aantal mensen uit gaan eten, vegetarisch nog wel, maar om mij duistere reden ging het ineens niet door. Kon ik wel alvast een begin maken met deze elfde brief. Zie hiervoor.

Op de donderdagmorgen mag ik mijn eerste muziekkeuze aan jullie voorleggen. Een van de pioniers van de blues in Amerika is Robert Johnson. De zwarte man is niet oud geworden en dat komt mede omdat hij steeds gekker ging doen en uiteindelijk moest worden opgesloten. Hij is maar 27 jaar oud geworden, hij leefde van 1911-1938: de man van “Me and the devil blues”. Om hem te eren heeft de blanke Engelsman Eric Clapton, uit 1945, volgens sommige mensen de beste gitarist van dit moment, veel later “Sessions for Robert J” opgenomen. Hij was toen 59 jaar oud (en de eerdere bluesvirtuoos al 66 jaar dood).
Uiteraard staan alle nummers op de cd ook allemaal op de dubbel-cd “The complete recordings” van Robert Johnson. Om erin te komen begin ik met één keer Robert Johnson en dan komt het elftal van Eric Clapton:
00.Me and the devil blues (Robert Johnson)
01.Sweer home Chicago
02.Milkcow’s calf blues
03.Terraplane blues
04.If I had the possession over judgement day
05.Stop breaking down blues
06.Little queen of spades
07.Traveling riverside blues
08.Me and the devil blues
09.From four until late
10.Kindhearted woman blues
11.Ramblin’ on my mind
Een vergelijking tussen Robert Johnson en Eric Clapton gaat mank om diverse redenen, o.a. omdat er veel meer dan een halve eeuw tussen de twee platen zit. In de tijd van Robert Johnson bestond de elektrische gitaar niet eens. Ook vind ik die van Eric Clapton niet het soort cd, waarbij ik bij sommige nummers vrolijker wordt dan bij andere. Ik ben wel van mening dat Eric Clapton een heel aardige cd bij elkaar heeft gefietst. Het is echt een ode aan Robert Johnson geworden.

Dan belt Noé me dat er vanavond samen gegeten gaat worden in een Mexicaans restaurant, genaamd La Picantina. Het zou liggen in de Secretario Artiles (nummertje 40) vlakbij mijn huis. Zo’n kans om mijn Canarische vriend weer eens te zien laat ik niet lopen.

Dan lees ik donderdagavond in de regionale krant Canarias7 dat de drie koningen het in de Driekoningenoptocht op 5 januari zonder kamelen (of liever gezegd dromedarissen) moeten doen. Het worden dit jaar drie “carruajes”, koetsen. Vorig jaar schijnt Melchior haast van zijn rijdier (“cabalgadura”) te zijn gemieterd en dan worden de mensen die over onze veiligheid regeren, overactief. “Por razones de seguridad” dienen “Los Reyes Magos De Oriente” vanaf nu genoegen te nemen met deze m.i. minder geslaagde variant. Laat ik het voor één keertje aankijken en zien wat ervan komt.
Er wordt sinds kort erg getrokken aan Quique Setién. Dat is de trainer van UD Las Palmas, de club die zich voor het tweede jaar nu netjes in de eredivisie hier weet te handhaven. Dus zie je het bestuur van andere eredivisionisten, die wel weer eens aan een andere trainer toe zijn, denken: die Setién, is die niks voor ons. (En voor de duidelijkheid: Quique is gewoon de verkorting van Enrique, denk aan Enrique Iglesias.)
Carnaval begint hier op 10 februari, lees ik op de computer, met de Pregón op Santa Ana. Voor mij interessante avonden op Santa Catalina zijn de verkiezing van de Gran Dama op de 12de en de murga-voorrondes op 13, 14 en 15 februari. Op de avond van de murga-finale zit ik in het vliegtuig naar Eindhoven, want dan wacht Maastricht. Als ik twee weken later weer terugkom naar hier, kan ik ‘s avonds wel nog de Gran Cabalgata, “de groete carnavalsoptoch”, meemaken. Daar kijk ik echt naar uit; Vorig jaar verregende hij een beetje, maar echt weer wat anders was het wel. De avond erop, ‘s avonds op 5 maart, is de afsluitende “entierro de la sardina”, het ten grave dragen van de sardine, in zee bij Las Canteras.

Dan is het donderdagavond half 9 en blijk ik enige moeite te hebben met het vinden van restaurant La Picantina, met haar “cocina casera Mexicana”. Dus bel ik Noé op mijn mobieltje, die is er al en weet me te “verdutse” dat ik op nummertje 42 sta en even verderop moet zijn, in het volgende stukje van de Secretario Artiles. Ons gezelschap in een verder uitverkochte zaak bestaat uit zeven personen: Noé, David, Juli, Eduardo, Rafaela, Silvia en ondergetekende. Lorena is er niet; die ligt al twee dagen in het Dr Negrinziekenhuis, omdat er iets mis is met haat buik; daar zou vocht in zitten, dat er intussen uitgehaald is. Ik vraag Noé, als hij haar morgen nog eens gaat opzoeken vóór zijn terugreis naar Tenerife, om haar namens mij de “compleminte” over te brengen. Misschien mag Lorena in het weekend alweer naar huis.
Zoals dat hoort, beginnen we in La Picantina met drankjes. Op verzoek van Juli en Eduardo kies ik voor een “michelada” met daarbij donker bier, Negro Modelo. Het “michelada” zit ‘m in het mengsel dat bij het bier geserveerd is: ijs, citroen, tabasco, “angostura” (?) en een weinig zout. In het drankje blijk ik me prima te kunnen vinden.
Het eten beginnen we met enkele gezamenlijke schotels, te beginnen met guacamole met nachos (chips). In de groene guacamole-prut zit o.a. avocado, tomaat, ui, Spaanse peper en koriander. Er wordt ook een heet sausje bij geserveerd, dat heb ik aan me voorbij laten gaan. Dan komen er kiptaco’s en vleestaco’s in een groen sausje op tafel met sla en kaas. Mijn hoofdgerecht van de avond, voor mij uitgekozen door Noé, is “cochinita pibil”, licht gebakken varkensvlees in chilisaus, met citroensap, “achiote” (?) en “chiles guajillos” (?). Ik krijg er rijst en flinterdunne tortilla’s bij geserveerd. Als Juli rechts van mij na het eten aan de mescal begint, haak ik af. Iets later op de avond bestellen we wel nog een grote kan margarita. Die is hier te krijgen met citroen, aardbeiensap en manga (kleine mango). Het wordt de mangovariant, maar persoonlijk vind ik die aan de te zoete kant. (Rafaela tegenover mij zat eerder aan de citroenvariant en die zag er een stuk adequater uit.)
Om even over 11 gaan de hele club richting Farray, maar zoek ik mijn bed op, vlakbij op een steenworp van de Mexicaanse zaak.

De vrijdag is een briefloze dag. Vooruit, een aardigheidje heb ik toch voor jullie. Of het zo moet zijn, ben ik ‘s avonds op plaza Farray vlak voordat daar een muziekoptreden begint. Alle tafeltjes op alle terrassen zijn bezet en ook staan er al de nodige mensen te wachten tot “het” begint. Dat “het” is een viertal muzikanten: drum, basgitaar, elektrische piano en sologitaar. Het laatstgenoemde instrument behoort toe aan een oudere man met wit haar en een paardenstaart die ik al van eerdere optredens vóór La Guarida vroeger op Las Canteras ken. Ik vermoed dat hij oorspronkelijk uit de Verenigde Starten komt, maar hij heeft zich intussen het Spaans redelijk eigen gemaakt, dat wel. Eerlijk gezegd is hij mij ietsje de uitbundig op zijn gitaar; meer eenvoud zou hem sieren.
Dus besluit ik maar één nummer “mee te nemen” en dan weer te vertrekken. Begint de groep met een nummer van de Golden Earring aan te kondigen: “Radar love”. Het duurt heel lang, met twee gitaarsolo’s, maar ik kijk het helemaal uit. Ik ben niet echt een fan van de Golden Earring, maar toch bekruipt me ook enige trots dat ik “holandés” ben.

Op oudejaarsdag (Nochevieja) ga ik jullie in alle vroegte lastig vallen met een nieuwe artiest. Het wordt deze keer Ryan Adams, geboren in 1974 in Jacksonville, North Carolina (aan de Atlantische oceaan). Wat vervelend dat hij vandaag de dag zo geplaagd wordt door de ziekte van Menière en oorsuizen (zegt de Wikipedia). Ik hoorde voor het eerst over Ryan Adams op een verzamelplaat van Americana-muziek. Hij had toen als 26-jarige net zijn eerste soloplaat uitgebracht met daarop het prachtnummer “Oh my sweet Carolina”. Daarna heb ik nog eens zo’n 10 cd’s van hem, al dan niet begeleid door The Cardinals, bij elkaar gescharreld.
Voordat hij in 2000 aan zijn solocarrière begon, was hij al de motor van een popgroep uit Raleigh, genaamd Whiskeytown. Een nummer van die groep staat op dezelfde Americana-dubbelcd, maar om de een of andere reden ben ik nooit achter de groep aangegaan. Ik weet haast zeker dat het Peter was die mij een paar jaren terug opnieuw op de groep attent maakte. Van Whiskeytown heb ik intussen alle drie de originele cd’s uit de periode 1995-2001. Er zijn ook nog eens drie cd’s die nooit echt uitgebracht en die ik dus niet heb. Enne… Whiskeytown maakte destijds heel aparte muziek. Het lijkt me ondoenlijk om de nummers van alle drie cd’s te gaan opnoemen, dus beperk ik me hier tot de laatste van de drie, “Pneumonia”, uitgebracht in 2001. Daarop staat ook het nummer van Whiskeytown dat ik eerder enigszins over het hoofd heb gezien. Hier zijn de veertien liedjes op de plaat:
01.The ballad of Carol Lynn
02.Don’t wanna know why (dat is ‘m)
03.Jacksonville skyline
04.Reasons to lie
05.Don’t be sad
06.Sit & listen to the rain
07.Under your breath
08.Mirror, mirror
09.Paper moon
10.What the devil wanted
11.Crazy about you
12.My hometown
13.Easy hearts
14.Bar lights
Ik zit er deze keer bepaald niet naast: Whiskeytown is best een goede popgroep. Op de cd gaat mijn voorkeur uit naar de eerste twee nummers, zeker ook “The ballad of Carol Lynn”, maar verder op staat ook best zeer aangename muziek. Ik noem hier speciaal “Sit & listen to the rain”, “Crazy about you”, “My hometown” plus de eerste drie minuten van Bar Lights” (daarna is het met het “Bar lights” nummer behelpen). En inderdaad, een nummer als “Don’t wanna know why” is bovenmaats, ook naar mijn onbescheiden mening. Als ik aan het begin van oudejaarsavond loop, heb ik al in mijn straat geconstateerd dat veel horeca intussen dicht is. Dat is ook op Las Canteras het geval, maar in de spaarzame zaken die wel open zijn, is het best druk. De Hiperdino, sorry Superdino, bij Ferreras is open tot 8 uur. Op mijn bank ben ik (nagenoeg) de enige en kijk aan tegen wat vroeger een Zweedse cafetería was, maar nu in bar restaurant Puerto Canario is omgetoverd. Het ziet er binnen donker en verlaten uit, Het logo van de nieuwe nering is een zeilschip. Herken ik daarin een van de drie schepen van Christoffel Columbus (Tóbalo Colon) op zijn tocht in 1492 naar de indianen? Quizvraagje; hoe heetten die drie schepen en op welk van de drie had Columbus zelf zijn bed staan?
Veel volk komt er ook niet langs op de boulevard. Met begerige blik kijk ik naar een duo joggers, lopers of hoe zal ik ze noemen. Ze hebben ‘s middags meegedaan aan de vijftiende San Silvestre loop hier en daar een aimabel geel T-shirt aan overgehouden. Naar zo eentje – in mijn maat – ben ik op zoek voor de carnaval, maar ik kan het maar moeilijk vinden. Het zou prima passen bij mijn gele jas die ik “met die daog” doorgaans aan heb.
Op de bank speel ik de hele cd “Highway companion” van Tom Petty helemaal af. Hij is uit 2006 en blijft mooi! Dan besluit ik om “op mijn schreden”terug te keren naar mijn etage in de Luis Morote. Daar wacht mijn boek en bovendien een mondvoorraad versnaperingen (zoals Bandido bier van Tropical: bier met een tequila scheutje). Nadat ik Trudie en Eva’s club gemaild heb - om 11 uur hier, dan is het 12 uur in Nederland – denk ik er serieus over om maar mijn bed op te zoeken. Echter, het aantal zevenklappers neemt in de richting van 12 uur hier zienderogen (om precies te zijn: horensoren) toe. Vóór kwart over 12 lokale tijd komt er van slapen weinig terecht.
Om 6 uur word ik wakker van het uitgebreide rumoer voor de deur van wat nu “Way Out” heet aan de overkant. Een hele bups mensen staat voor de deur en zit op de bank met drank en sigaretten. Dat moet m.i. zo maar kunnen, als het maar niet iedere nacht gebeurt. Gelukkig ben ik even later alweer in dromenland.

Als ik op nieuwjaarsdag op mijn balkon zit, in afwachting van mijn koffie die doorloopt, mag ik mijn nagels wel weer eens knippen. Deze week zal ook mijn haar er weer eens aan moeten geloven. Dan, als al mijn teennagels gedaan zijn, vind ik het tijd om mezelf weer eens te wegen. Voordat ik op de weegschaal ga staan, doe ik wel eerst mijn horloge af. Alle beetjes helpen en een mens dient ook op de kleintjes te letten. Ik blijk precies 100 kilo te wegen, schoon aan de haak, zoals dat heet. Valt julie dat mee of tegen? Ik moet het er maar voor doen.

Zo leeg als de boulevard op oudejaarsavond was, zo druk het is nu op nieuwjaarsdag. Het lijkt wel de Grote Staat op zaterdagmiddag of voor de bovenmoerdijkers de Amsterdamse Kalverstraat. Naarstig op zoek naar leuke opschriften op truien of borden komt een man me tegemoet die een nieuwe variant van “Just do it” op zijn trui heeft staan: “Just dunk it”. Een paar weken terug had ik al eens “Just do it tomorrow” gespot, maar wat deze variant voorstelt? Dunken is een basketbalterm voor scoren door hoog opspringend de bal van bovenaf in het netje te deponeren. Echter, is er misschien ook een uitdrukking “Just dunk it”? Dat ga ik nog eens navragen aan een “native speaker”.
Op de hoek van de calle Ferreras en de straat van de Superdino is een winkel waar je voor van alles terecht kunt, van blikjes drank en ijs kopen tot fotokopieën maken. Op de reclame voor de winkel zijn ook “chuches” vermeld; is dat Spaans voor snoepgoed? (Volgens mij heb ik dat al eens aan jullie voorgelegd, maar wat is er tegen twee keer “chuches”? Niks toch?)

Het is me wat, dat op elkaar vitten en in elkaars haren zitten van Poetin en Obama. Ik lees dat Hillary Clinton best wel het presidentschap van Donald Trump had kunnen winnen, maar dat er wel een anti-Hillary machine op volle toeren draaide in het afgelopen half jaar. Daarvoor verantwoordelijk acht Obama, als ik mijn regionale krant mag geloven, in de eerste plaats “Moskou”, lees Vladimir Poetin. Diens mensen zouden met een aantal “ciberataques” (hack-aanvallen op het internet) Hillary in een kwaad daglicht hebben gesteld, waardoor zij in een aantal staten op het nippertje verloor van oom Donald. Als represaille zijn er nu, vlak voordat Donald Trump het roer van Barck Obama overneemt, enkele tientallen Russische diplomaten uit de Verenigde Staten uitgewezen. Poetin, nooit te beroerd om zich dan ook te laten gelden, zint op wraak en vergelding.

Ik heb op mijn computer een groot Spaans-Nederlands en Nederlands-Spaans woordenboek staan, waar ik geregeld gebruik van maak. Daarnaast beschik ik over bijv. een kleine “diccionario argot español” (argot staat voor spreektaal). Ik kom intussen echt ene na het andere woord tegen dat ik nog niet echt ken of liever dat nog een andere dan de gangbare betekenis heeft. Ik volsta hier met een aantal voorbeelden. Een “bisabuelo” is niet alleen een overgrootvader, maar staat ook voor een soldaat die nog geen drie maanden in militaire dienst is. Voor masturberen vind ik een hele rits straattaal, o.a. “hacerse una paja” (“paja”is stro, ook een rietje), maar wat is “hacerse una paja mental”? Dat staat voor zich suf piekeren. Een “suecra” is voor mij het Spaanse woord voor schoonmoeder, maar ik hoorde ooit op Spaanse les dat ook een grote, ronde cactus zo genoemd wordt. Zegt mijn woordenboek, waarin ik het nog eens nakijk, dat het ook het kapje van het brood is. Nog eentje? Een “turca” is uiteraard een vrouw uit Turkije, maar het is ook een zatte vrouw, een “borrachera”. Als ik vervolgens bij “borrachera” kijk, zie ik wel dertig synoniemen, waaronder inderdaad ook “turca”. Er staat ook “zorra” bij, dat is normaliter een wijfjesvos.

Wat me zowel op maandag als op dinsdag opvalt, is hoe stil het nog is in de vroege ochtend. Ik ben het doordeweekse gekwetter van schoolkinderen gewend, als ik om 8 uur of even erna vanaf mijn balkon omlaag kijk. De jongens zijn dan tegenwoordig meestal aan het verstoppertje spelen of voetballen (met een klein balletje) en de meisjes hangen bij elkaar en vertellen elkaar de laatste roddels of ze drommen rond een wit hondje, dat iedere ochtend met een van de schoolkinderen en haar moeder meekomt. Het aanhoudend gekeuvel en geschreeuw gaat aan een stuk door tot even voor half 9, als de jeugd de school betreedt en heel wat moeders – die zijn het die de kinderen meestal naar school brengen – het er bij Carlos daarna op het terras nog even van nemen.
Echter niks van dat alles zie ik, nu de school deze week nog dicht is. Het is om 8 uur en later nog uitgestorven. De loop in de straat komt pas om een uur of 9, half 10 op gang.
Daar staat tegenover dat het tegen de avond, net als op nieuwjaarsdag, wel lijkt of de Driekoningenoptocht eraan te komen staat. Het is op straat heel druk en levendig, niet alleen in de Luis Morote, maar ook bij El Corte Inglés bijv., als ik daar op maandagavond ben voor een paar boodschappen. Met name mijn Wasa knåckebrød is nagenoeg op en dat heb ik graag permanent in huis. Het is bij de twee winkels van de Spaanse Bijenkorf echt een komen en gaan van mensen, met tassen gevuld met echt van alles. Vanwege de vrije dagen? Omdat het al “rebajas” (sale) zou zijn?
Op de muziekafdeling zie ik van alles liggen waar ik niet de minste belangstelling voor heb. Er zijn ook al bakken met zwaar afgeprijsde cd’s, maar daar ligt niks van mijn gading bij, wat ik niet al heb. In de Corte Inglés top 10 zie ik negen keer iets Spaans, met op 1 nu Melendi. Dan wordt mijn oog getrokken door nummertje laatst, nummertje 10, de nieuwe van de Rolling Stones. Hij heet “Blue and lonesome”, met twaalf nieuwe nummers. Waarom zou ik er 17 euro voor betalen, als ik hem op de bibliotheek of via een van jullie (bijna) voor niks kan krijgen? Ik wacht dus even af. Andere cd’s die ik ook en in één moeite door wil confisceren, zijn uiteraard “Bob Dylan’s “The cutting edge” uit 1965-1966 - Bootleg 12 en ook Neil Young’s “Pecce trail”. Vooruit, ik doe er Leonard Cohen’s “You want it dark” nog bij, omdat Mart Smeets dat zo’n bijzondere plaat lijkt te vinden (zag ik in oktober op tv). De man kan absoluut niet meer zingen, als hij dat vroeger al wel kon, maar een fenomeen blijft hij als 80 plusser.

Daarmee beslis ik om deze brief als af te beschouwen. Het lijkt me zo wel mooi geweest, vóór en na de jaarwisseling. Ik heb eerder aan Juli gevraagd of ik hem (de brief dan) bij hem thuis kon versturen, omdat ik op mijn flat geen internet heb en ik in de bibliotheken geen memory stick kan aansluiten. Hij verwees me dinsadgmiddag naar de woensdag, om ongeveer 12 uur (high noon). Vanaf dan is mijn elfde weblogbrief veilig in Nederland geland. De volgende die ik weer gewoon vanaf de universiteit kan posten, komt a.s maandag 9 januari al weer, op Eva’s veertigste verjaardag. Daarvóór moet ik vooral niet vergeten om op Driekoningendag zelf Anoek te feliciteren met haar vijfde verjaardag. De kinderen worden groot en ik oud, maar me oud voelen, is er nog niet bij.
Een en ander overziend ben ik intussen blij dat het leven weer zijn normale gangetje aan het gaan is. Hier hebben we a.s. donderdag en vrijdag wel nog de Drie Wijzen Uit Het Oosten te verduren, de Palmese variant van Sinterklaas en Zwarte Piet, nog even...
Over 3½ week maken de Tempeleers al weer bekend wie de nieuwe prins carnaval van “Groet Mestreech” geworden is en eerder nog, over een week al, stapt Trudie hier uit de bus op Santa Catalina om mij een week lang van mijn lees- en schrijfwerk te houden. Het heeft even geduurd, maar de tijd van het rperen in grote pannen zuurvlees en goulash alsmede het aroma van enkele mega-gehaktballen komt eraan. Maak eens wat geld over naar een goed doel, is mijn advies aan jullie, en haal de slee maar van de zolder, want binnenkort wordt het in Maastricht een witte bedoeling, hoop ik. Hier banjer ik overdag nog steeds rond in een korte broek en loop ik ‘s avonds mijn rondjes. “Que te vaya bien”, het ga je goed, voeg ik ieder van jullie toe, en tot ziens op 9 januari, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Al een aantal jaren was ik op zoek naar het enige boek van Dennis Lehane dat ik nog niet gelezen had: “Coronado”, een verzameling korte verhalen. (En vooruit, “World gone by” uit 2015 moet ik ook nog zien te bemachtigen, maar zal zal niet lang op zich laten wachten.) Voor alle eerdere boeken van de auteur maak ik een diepe buiging, Afgelopen nazomer zag ik “Coronado” ineens tweedehands liggen bij The English Bookshop in Amsterdam. Dus ben ik eindelijk toe aan mijn bespreking ervan.
Ik begin met de vier kortere verhalen: “Running out of dog”, “ICU”, Gone down to Corpus” en “Mushrooms”. Het eerste van de vier telt overigens nog wel de nodige bladzijden. Dat gaat over de liefde tussen Elgin en Jewel, met een enigszins geretardeerde jongen, Blue, in de bijrol. In “ICU” is een man op de vlucht, die de wachtkamer van een Intensive Care Unit weet ik hoe lang gebruikt als schuilplaats. “Gone down to Corpus” behandelt het met de grond gelijk maken van de huisraad van een villa. “Mushrooms” tenslotte vertelt over en autorit en een duik in de zee, terwijl er fors drugs gebruikt zijn. En dan is er het hoofdverhaal “Under Gwen” met daaraan vast een heel toneelstuk “Colorado”, dat hetzelfde onderwerp betreft. Het speelt in een dorp in West Virginia. Er wordt een verhaal verteld over een dokter en patiënt, over een huwelijk dat stuk gaat en over Gwen en vooral Bobby en diens akelige vader. De laatste is maar naar een ding op zoek: de diamant die Bobby en Gwen vier jaar eerder gestolen zouden hebben.
Erg apart kan ik de eerste vier verhalen niet vinden. Daarbij ben ik – eerlijk is eerlijk – ook niet echt gecharmeerd van het toneelstuk, dat niet veel meer dan een herhaling is van het verhaal ervoor. Ik heb het verhaal plus toneelstuk, toch ruim 100 bladzijden, in een paar uur uit. Daarmee komt de bundel “Coronado” van Dennis Lehane niet verder dan een 6- op mijn recensiepagina. Als iemand het boek van me wil lenen, hoef ik het niet terug te hebben.

Paulien Cornelisse heeft eerder twee heel acceptabele boekjes geschreven over taalvernieuwing. “Taal is zeg maar echt mijn ding” uit 2009 en “En dan nog iets” uit 2012 konden allebei zeer mee door. Vlak voordat ik begin november hierheen vertrok, las ik over haar nieuwe boek “De verwarde cavia”, dat N.B. intussen bij de beste vijf boeken van het jaar zat. Dus spoedde ik me op de valreep naar de boekenwinkel om het te bemachtigen en mee te slepen naar Las Palmas.
Dit is voor de variatie nou eens geen boekje over taal, maar een hele serie – zo’n honderd – korte stukjes over het leven op de afdeling Communicatie van een kantoor. Die stukjes kun je beter niet allemaal achter elkaar lezen, net als vroeger bij Carmiggelt, maar uitsmeren over meer dagen. Dat laatste heb ik dus ook maar gedaan. Ik maak in het boekje kennis met uiteraard Cavia, maar ook met de mensen in dezelfde kantoortuin: Kim (met een Curaçaose vriend) , Stella (van Human Resources), Ruud (“dag rakkers”, de opvolger van Anne-Bet) met op de gang receptionist Roy (verklaard homo). Veel speelt zich af rond de pantry, het koffiehoekje; dat woord moest ik opzoeken. Even is ook zogenaamde rugpatiënte Marja in beeld en op enige afstand zien we Harm-Jan van de IT. Terzijde krijgen we iets mee van Cavia’s liefdesperikelen, vroeger Rogier, dan even Steven en nu Enzo. Het verhaal eindigt op de kerstborrel.
Ik vind Paulien Cornelisse in het echt als causeur bij bijv. DWDD en als VPRO zomergast minder geslaagd, maar schrijven kan ze als de beste. Dat blijkt wel uit haar eerste twee boeken, die wat mij betreft integraal in het blad “Onze Taal” hadden kunnen worden opgenomen. Echter, dit nieuwe boekje – het kantoorverhaal – vind ik iets minder. Haar taalgevoel druipt er wel nog vanaf, maar waarom is Cavia een cavia, om eens een zijstraat te noemen? En waarom heeft haar huid steeds een natte vacht (en die van Enzo ook)? Aan de andere kant, bijv. het voortdurend googlen van Cavia op enge ziektes verrast mij weer in positieve zin. Het blijft alles bij elkaar een aardig verhaal, maar voor het boek van het jaar heeft het te weinig. Ik kom uit op een 7 als recensiecijfer.

Een man alleen heeft tijd te over om in boeken te duiken. Over het lezen van wat ik al heb aan literatuur over “hydración” zal ik jullie nu nog niet lastig vallen. Wel heb ik nog, alweer eigenlijk, een boek van de Britse schrijver Philip Kerr (geboren in 1956) ter bespreking. Ik heb hem eerder in mijn brieven al vele malen lovend gerecenseerd en op mijn boekenverlanglijst staat nog een heel rijtje dat ik moet zien binnen te halen, te beginnen met “A philosophical investigation” uit 1992. Dar zou zijn eerste zijn, maar voor me ligt het “levende bewijs” dat daarvóór al twee boeken van hem verschenen zijn: “March violets” in 1990 (?) en vlak daarop “The pale criminal”. Beide boeken spelen vooral in Berlijn in de jaren dertig met Bernie Gunther in de hoofdrol. Ik las onlangs “The pale criminal” en jullie willen mijn oordeel? Hier is het.
In het najaar van 1938 is Hitler al druk in de weer met de gebiedsuitbreiding van Duitsland in West-Europa. Bernie Gunther is intussen privé detective in Berlijn, niet meer bij de politie. Dan wordt hij door Heydrich gesommeerd om zich als S.D.-commissaris te storten op een seriemoordenaar die het op Arische vrouwelijke tieners heeft voorzien. Aan het begin van het boek zijn het er 4½, maar het aantal loopt gaandeweg op tot 7. Gunther wordt bij zijn werk ondersteund door drie politiemannen, van wie er één vrij snel afvalt. Daarnaast krijgt hij hulp op afstand van twee politiebazen en vooral van enkele kennissen: hoge politiebaas Arthur Nebe, vrouwelijke psychiater Marie Kalau vom Hofe en patholoog Hans Illmann.
Er ontrolt zich een verhaal, waarin sommige ondervraagden daarna vermoord worden. De verdachtmaking gaat vooral in de richting van smeerlap Julius Streicher, vriend van Hitler, gouverneur in Nuremberg en uitgever van Der Stürmer. Echter, daarnaast komen langzaam aan ook andere Nationaal-Socialisten in beeld, zoals uitgever Reinhard Lange, zenuwarts Lanz Kindermann, spiritualist Otto Rahn en last but not least de al oudere psychopaat Karl Weisthor, inmiddels heel bekend als medium. Zelfs Reichsführer Himmler is van Weisthor onder de indruk. De apotheose is op een kasteel in de buurt van Paderborn, waar de nodige kopstukken voor een “Court of honour” verzameld zijn. Vlak daarop, op 9 en 10 november 1938, is in Berlijn de Kristallnacht, waarin onder de Joden in de stad echt huisgehouden wordt.
Wie bekend is met de vele boeken van Philip Kerr met Bernie Gunther in de gelederen, behoort dit boek niet over te slaan. Het heeft best een hoog spanningsgehalte, de schrijver maakt met Bernie Gunther ook enkele zijsprongen (o.a. als de moeder van een slachtoffer zijn bed in duikt) en wat is het verhaal mooi opgeschreven. Al vind ik het einde een beetje gekunsteld, een aanwinst blijft het. Ik heb er een volle 8 voor over en verwacht niet anders dan dat een aantal van jullie het boek willen lenen van me.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten