woensdag 25 januari 2017

Weblogbrief 12.15, 25 januari 2017

Weblogbrief 12.15, 25 januari 2017

Queridos amigos y familia, ga er maar eens goed voor zitten, hier is mijn vijftiende brief van deze winter, ik ben op de helft. Ik ga jullie uit de doeken doen wat ik de afgelopen zes dagen heb meegemaakt. Om de gaatjes te vullen zal ik er ook nog een paar ontboezemingen bij doen, geen akeligheden, dus ik zie niemand daardoor afhaken.

Ik ga terug naar afgelopen donderdag, als ik om half 1 bij de bushalte sta. Die is, zoals al aangekondigd, een klein stukje meer in de richting van het Isleta, op de calle Albareda, voorbij het grote gebouw van de BBVA. Voor wie het niet weet, de BBVA is de bank waarbij ik in Spanje een doorlopende rekening heb; veel stelt die in omvang overigens niet voor. Het kost me nog steeds een half uur, voordat ik vanaf de Albareda het faculteitsgebouw Gezondheidswetenschappen bereik, op de zuidpunt van Las Palmas de Gran Canaria (LPGC).
Ter plekke doe ik eerst mijn ding: mijn vorige brief aan jullie versturen, voor een keer geld overmaken naar de belastingdienst in Apeldoorn en mijn diverse e-mail bekijken en eventueel beantwoorden. Daarna verdiep ik me in de clips van Harry en diens stuk over Penney (met een tweede E) de Jager. Zij komt op me over als een prima danseres, maar met haar hersens in haar benen.

Dan is het bijna half 4 en mag ik eindelijk de Salón de Actos in. Aan de ingang krijg ik van alles aangereikt, o.a. een complete map met artikelen die ik niet wil lezen, maar mijn “badge” is daar niet bij. Hoe vertaal je overigens “badge” in goed Nederlands? Dat valt me nu niet echt in. De Salón de Actos, officieel onthuld in 2011, ligt tussen de twee lage gebouwen van de faculteit in, onder de grond. Het lijkt wel een collegezaal met een breed podium en een kleine 200 ruime zitplaatsen. Er zijn tussen de 50 en 75 stoelen bezet, minder dan de helft, van bovenaf gezien vooral aan de rechterkant. De sprekers, hoe internationaal de “workshop” ook mag zijn aangekondigd, komen bijna zonder uitzondering uit Spanje en Gran Canaria. Achter in de zaal is een ruimte voor de “lichtbeelden”, waar ook mijn “interpretora” Spaans-Engels zit. Als ik haar aanspreek met “traductora”, vind de dame van middelbare leeftijd dat ook prima.
Nou verwachten jullie natuurlijk dat ik hier uitgebreid verslag ga doen van alle lezingen en de discussies op donderdagmiddag en de hele vrijdag, toen ik al vanaf 9 uur ‘s morgens bij de les moest zijn. Dat doe ik dus niet, enerzijds omdat jullie maar zeer beperkt in het onderwerp geïnteresseerd zullen zijn en anderzijds omdat ik eigenlijk maar weinig heb opgestoken van de diverse lezingen. Een aantal was echt ver van mijn bed: gepiel in de marge van cellen en de extracellulaire ruimte. In de ijver van Lluis om allerlei disciplines met elkaar te gaan verbinden krijg ik een aantal verhalen voorgeschoteld over zaken als het antidiuretisch hormoon en het interstitium die me grof gezegd niet aanstaan.
Dan zijn er de nodige lezingen over hoeveel we gemiddeld per persoon drinken (75% drank, 25% van eten) en hoeveel van ons onder de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid water zitten, als we de officiële commissies die daarover gaan, mogen geloven. Een commissie uit Amerika en de “wereld” komt hoger uit, maar een vrij recente Europese vindt dat het minimum zo’n 2½ liter voor mannen en twee liter voor vrouwen moet zijn. Voor bijv. kinderen, zwangeren en ouderen alsmede bij bijv. lichamelijke inspanning komen daar nog de nodige deciliters bij.
Het ontstaan en verergeren van ziektes door het te weinig drinken van water en dergelijke is een onderwerp waarover ik niet of nauwelijks iets hoor die anderhalve dag. Zelfs vergaande uitdroging, dehidración in het Spaans, toch een hoofdreden van allerlei sterfte in vooral de derde wereld, komt niet echt aan de orde. De enige spreekster die – althans bij kinderen – iets gaat vertellen over het nut van meer water drinken in relatie tot de schoolprestatie, ene Rosa Maria Ortega van de universiteit van Madrid, is op de vrijdagochtend dat ze haar verhaal mag houden, ineens ziek in bed gebleven. Iemand anders, de moderator, voert namens haar het woord, maar weet niets van de ins en outs van haar review en eigen Spaans onderzoek. Mijn reader bevat van alles, maar helaas geen enkel artikel over haar bezigheden. Wel zie ik later, in een presentatie over voorlichting, Michelle Obama omstandig uitleggen dat één glas water meer per dag drinken op school het verschil kan maken.
Heb ik dan helemaal niets geleerd van deze eerste internationale “workshop” over drinken? Dat is m.i. vooral dat je van bijeenkomsten als deze vaak niet veel wijzer wordt. Intussen heeft Lluis zichzelf wel opgeworpen als de man van de “Catedra Internacional de estudios avanzados en hidración”. M.i. had hij dat beter niet kunnen doen.

Een man alleen moet wat, dus geef ik jullie hierbij een zinnetje op dat ik tegen het glas van de kantine van het faculteitsgebouw zie aangeplakt op de vrijdagmiddag. “Estimados clientes: los productos que se consumen en la cafetería han de ser alquiridos en las misma. Gracia por su colaboración. Atentamente, la dirección.” Mijn vraag aan jullie is: wat betekent dat “han de ser alquiridos en la misma”? De oplossing geef ik na de aankondiging van mijn eerste plaat van deze brief.

Het is al zaterdagochtend, als ik mijn eerste cd voor jullie inzet. Daarvoor gaan we naar de andere kant van de wereld, Nieuw-Zeeland en vooral Australië. Daar was vanaf halverwege de jaren 80 Crowded House actief, een groep met als boegbeelden Neil Finn en Nicks Seymour. De stad die ik erbij heb “opgenoteerd”, is Melbourne. Ik tel op de Wikipedia zes cd’s van de groep; hier zijn de jaren van uitkomst en titels:
(1986) Crowded House
(1988) Temple Of Low Men
(1991) Woodface
(1993) Together Alone
(2007) Time On Earth
(2010) Intriguer
In 1996 stopt de groep ermee om het tien jaar later nog eens opnieuw te proberen, vandaar het tijdgat in de serie. Volgens de kenners is “Woodface” uit 1991 hun belangrijkste cd en daarom krijgt die vanaf vandaag mijn aandacht. Hier zijn de veertien nummers:
01.Chocolade cake
02.It’s only natural
03.Fall at your feet
04.Tall trees
05.Weather with you
06.Whispers and moans
07.Four seasons in one day
08.There goes God
09.Fame is
10.All I ask
11.As sure as I am
12.Italian plastic
13.She goes on
14.How will you go
Ik vind “Woodface” echt een plaat voor mensen die in de jaren zestig met de Engelse popmuziek getrouwd waren, zoals van de Beatles in hun eerste jaren of de Hollies, de Searchers, Gerry and the Pacemakers en andere groepen. Natuurlijk zijn er enkele nummers die ik mee kan zingen zoals “It’s only natural” en het mooie “Weather with you”. Ik wil best ook andere nummers noemen: “Chocolade cake”, “There goes God”, “As sure as I am” en “She goes on”. Crowded House is (was) best een popgroep van niveau. Voor goede, ouderwetse popgroepen kun je in Engeland terecht, maar waarom niet ook in bijv. Australië en Nieuw-Zeeland, met de Bee gees, de Easybeats en ook Crowded House. “Weather with you”, kennen jullie dat nummer nog? Best mooi!

“Hay de ser” is Spaans voor moeten, behoren (zoals ook: “deber” en “tener que”). Alquirido vind ik niet in mijn woordenboek, maar het zal ongetwijfeld staan voor “terug”, zo iets als “devuelto”. Men wordt dringend verzocht om zijn producten (eetwaren, lege blikjes e.d.) terug te brengen. De baas van de kantine is een heel aimabele man, maar de studenten en medewerkers dienen zich wel aan zijn regels te houden. Voor mij heeft hij, als ik mij aankondig, altijd een goed woord over.

Bij mij boven woont een vrouw met een door en door huilbaby. Het kind, een meisje denk ik, zal zichzelf ook wel eens afvragen, waarom ze niet gewoon haar slaapje gaat doen in plaats van zijn moeder het bloed onder de nagels vandaan te halen, de stuipen op het lijf te jagen. Omdat ik vooral op mijn balkon en in de computer- annex slaapkamer verkeer, heb ik er als onderbuur nauwelijks of geen last daarvan, maar Trudie is er, toen ze vorige week hier op bezoek was, plaatsvervangend hoorndol (“loco de remate” in het Spaans) van geworden. Dat komt mede, vrees ik, omdat ze nogal wat uren in de keuken heeft doorgebracht om mijn zuurvlees, goulash en gehaktbal uitgebreid te prepareren, de puntjes op de i te zetten, af te laten koelen en in doosjes in mijn diepvriesvak te proppen. Zo waar heeft Trudie, als ze boven eerst aanhoudend blèren hoort, dan het schreeuwen en daarna het klappen uitdelen, op de binnenplaats in haar beste Spaans naar boven geroepen of het niet wat minder kan. Mijn bovenbuurvrouw heeft als antwoord haar ramen dichtgedaan en de radio aangezet.
Op deze zaterdag zit ik aan een behoorlijke portie zuurvlees met een gemengde salade en brood, een traktatie van de eerste orde. Dan begint het huilen en schreeuwen boven, helaas. Uit eigen waarneming mag ik constateren dat mijn bovenbuurvrouw er eerst echt alles aan doet om het kind met zoete woordjes, zelfs flesjes stil te krijgen, maar echt lukken is er niet bij. Dan komt het schreeuwen en even denk ik dat de buurvrouw het kind in de gang buiten haar voordeur heeft gezet. Dan zie ik het tweetal via de trap naar beneden gaan voor een ommetje. Het kind is tussen de rust zelve.
Ik denk dat sommige baby's er extra veel moeite mee hebben om alleen gelaten te worden op hun slaapkamer. Als die te veel huilen en je kunt er vanuit de woonkamer niet tegen, zou ik die gewoon in de kamer zetten en ze daar zonder huilen laten betijen. Als dat onvoldoende helpt, biedt een blokje om in de kinderwagen in ieder geval tijdelijk enige soelaas.

Zaterdagavond is het tijd om mijn voorraad geroosterde hazelnoten op orde te brengen. De avond ervoor ben ik tot de bodem gegaan en er is geen hazelnoot meer in huis. Mijn beste adres voor de (volgens het mediterrane dieet gezonde!) lekkernij is hier El Corte Inglés. Die van bijv. de Spar en de Superdino vind ik stukken minder, te “kwebsjetig”. Dus El Corte Inglés is de plek waar ik heen moet.
Dan kun je in één moeite door eerst naar de afdeling boeken en platen gaan om daar je licht weer eens op te steken. De voorraad cd’s is het laatste jaar duidelijk minder geworden. Als aanvulling is er nu wel een behoorlijke collectie 33-toeren LP´s verkrijgbaar, ook van diverse nieuwerwetse platen. Iets van mijn gading vind ik niet, of het zou de nieuwste van Mike Oldfield moeten zijn: “Return to Ummadawn”.
De boekenafdeling is nog steeds royaal gesorteerd, maar zeg maar alleen met Spaanstalige boeken. Het magere rekje met Engelse uitgaven is niet de moeite waard. Ik loop naar de hoofdbalie om te kijken of ik daar mijn “Up to clinical epidemiology and EBM” van Olli Miettinen kan bestellen. Het is uitgegeven bij Springer in 2011. Ik heb ter ondersteuning zelfs een lovende recensie van Koos Lubsen bij me. (Leeft die nog?) Echter, de dame die mij behulpzaam is, begint direct al met mijn bestelling te betwijfelen. Ze zoekt nog eens omstandig in een computer aan de balie, maar deelt mij dan mee dat El Corte Inglés het boek echt niet voor me kan bestellen. Ik zou het nog eens bij Idiomática op de plaza Farray kunnen proberen.
Nogal in mineurstemming steek ik dan maar over naar het noordelijke gebouw om daar in de kelder mijn eetslag te slaan. Zoals dat gaat in een ruim gesorteerde supermarkt, neem je dan haast automatisch ook nog een paar andere dingen mee, waarmee ik jullie hier niet zal vermoeien. Vanaf 9 uur zit ik weer op mijn balkon, met mijn boek, drank en een grote voorraad hazelnoten.

Op de zondagmorgen zit ik nog maar net op het balkon – de straat is nog nagenoeg leeg – als ik in de verte aan de boulevard de luide stem hoor van iemand die ingehuurd is om ons op te hitsen, vooruit: warm te maken om de marathon van Las Palmas te aanschouwen. Vanaf 10 uur, als het ietsje drukker wordt, is een klein regiment verwoede trommelaars bij Santa Catalina doende om mij en andere mensen uit onze rust te halen. Zal ik nu al eens gaan kijken? Wetende dat vooraan toch wel weer een stelletje Kenianen en Ethiopiërs te bewonderen zal zijn, houd ik het nog even voor gezien. Volgens de regionale kranten gaat de eindtijd uitkomen op twee uur en een goede 10 minuten. Het wereldrecord: 2 uur en bijna 3 minuten, zit er in Las Palmas niet in; daarvoor is het lopersveld ietsje te tweederangs. Ik vrees overigens dat een magische eindtijd van minder dan 2 uur voor de marathon niet zo erg lang meer op zich laat wachten.
Het namaak-Braziliaanse tromgeroffel blijft maar duren. Haast zonder onderbreking. Intussen zijn de echte marathonlopers uitgefietst, maar dan zijn de duizenden amateurlopers van de halve marathon en de tien kilometer aan de beurt. En dan is hier mijn vraag: wat zouden jullie liever doen: toen kilometer lopen of bijna onafgebroken op trommels slaan van 10 tot 1. Ik opteer in dat geval voor de tien kilometer, wel op mijn dooie akkertje.

De late middag, als het middageten verteerd is, lijkt me een mooi moment om eens te overdenken of ik mijn werkzame leven anders zou doen, als er een tweede kans zou zijn (James Bond: “You only live twice”). In mijn schooljeugd al ben ik altijd meer een bèta dan een alfa of gamma. Als ik op de middelbare school huiswerk moet maken, doe ik mijn wiskundesommen altijd op het einde (zoals ik bij het eten van een pudding met een kers erop de kers, het lekkerste, tot het laatste bewaar). Als tiener krijg ik gaandeweg wel steeds meer het idee dat ik iets goeds moest doen voor de mensheid, dat er voor mij niet zo iets bestaat als wetenschap voor de vaak. Dus kies ik, tot verrassing van bijv. mijn wiskundeleraar en mijn vader als bijna 18-jarige voor de studie geneeskunde, wel in hoofdstad Amsterdam uiteraard. Echter, het bloed kruipt waar het niet gaan kan, ik interesseer mij eigenlijk al op het einde van mijn studie veel meer voor wetenschappelijk onderzoek dan voor de dagelijkse praktijk. Bij die praktijk zet ik trouwens in toenemende mate de nodige vraagtekens, en volkomen terecht! Binnen het onderzoek doen ligt mijn belangstelling vooral bij onderzoek bij mensen, veel meer dan in het laboratorium. Gaandeweg verschuift mijn belangstelling bovendien van onderzoek op het terrein van de volksgezondheid naar dat van de klinische praktijk. Binnen het patiëntgebonden onderzoek gaat mijn voorkeur gaandeweg minder uit naar het concreet zoeken naar nieuwe diagnostiek en therapieën en veel meer in de richting van: hoe doe je goed onderzoek en waarom valt het bestaande vaak zo tegen?
Het voorgaande is best een chronologisch resumé van mijn carrière. Ik heb er niet de minste spijt van, integendeel. En ik vind het ook best in orde dat nu andere, veel jongere mensen het stokje overnemen.

Aan het begin van de zondagavond – het is net 6 uur geweest – loop ik op de boulevard naar rechts en ga daarna door tot aan café-restaurant Clipper in La Puntilla. Ik heb jullie eerder al verteld dat daar op zondagmiddag laat levende muziek te horen is. Dat is ook nu het geval. Er staan en zitten zo’n vijftig mensen te luisteren naar een onvervalste flamencogitarist. Zo bijzonder spelen als Paco de Lucia doet hij niet en zijn wat hese stem is ook minder dan die van El Camaron. Aan de andere kant: slecht vind ik hem niet en hij ziet er wel uit als een zigeuner met zijn lange haar in een paardenstaart. Een danseres heeft hij niet bij zich, maar er zijn enkele dames in het publiek, gelukkig niet in klederdracht, die die rol graag op zich nemen. De drie kwartier flamenco is mij aangenamer dan ik vooraf zou denken.

Dan is weer maandag wasdag en mag ik – eindelijk – weer nieuwe muziek voor jullie uitkiezen. Als je niet weet wie Patty Griffin is, ben je in goed gezelschap: ik weet het ook niet, als ik haar plaat in mijn computer stop. Bij Centre Ceramique mag je altijd per keer maximaal vier cd’s meenemen. Als ik ergens in de afgelopen zomer er al drie heb om mee naar huis te nemen, denk ik, als ik haar cd “Servant Of Love” uit 2015 zie liggen: pourquoi pas? Ik kan hem op zijn minst eens proberen. Dus hier zijn de dertien nummers van een onbekende soldaat, een onbeschreven blad:
01.Servant of love
02.Gunpowder
03.Good and gone
04.Hurt a little while
05.250.000 Miles
06.Made of the sun
07.Everything’s changed
08.Rider of days
09.There isn’t a way
10.Noble ground
11.Snake charmer
12.You never asked me
13.Shine a different way
Patty Griffin heeft een mooie stem, een beetje zoals die van Gretchen Peters (als jullie die kennen). Volgens de Wikipedia is ze van 1964, 54 jaar nu., geboren in het Amerikaanse Maine, “Servant Of Love” is kennelijk haar negende cd, de eerste dateert van 1996, twintig jaar eerder. Sommige nummers op deze cd zoals het (overigens matige) titelnummer moeten het naast de zang hebben van de piano en trompet. Andere zoals het laatste en geel mooie “Shine a different way” blinken naast de zang uit door uitstekend gitaarspel. Het zijn niet allemaal even goede nummers op het album, maar kun je dat niet van n’importe welk album van wie dan ook zeggen? Luister met mij eens naar bijv. ook “Gunpowder”, “Good and gone”, “250.000 Miles” en bovenal naar “Made of the sun” en geef het maar eerlijk toe: Patty Griffin is best een aanwinst. Intussen blijf ik wel denken: is het nou popmuziek, folk of jazz? Met de indeling van mijn Engelstalige muziek in die drie categorieën blijf ik problemen houden.
Zo ontdek je nog eens iets. Ik vermoed, weet eigenlijk wel zeker dat in de V.S. enorm veel artiesten rondlopen die best goed zijn, heel goed soms, maar waar ik nog nooit van gehoord heb. Enne…het blijkt dat ik op mijn muziekschijf toch al een viertal nummers van haar heb staan, duetten, eentje met Emmylou Harris en drie met Buddy Miller. Die Buddy Miller ga ik nog eens presenteren aan jullie, een andere keer. Houd hem maar van mij tegoed.

‘s Avonds controleer ik nog even of mijn vooraf ingeschatte winnende tijd van de marathon van Las Palmas wel klopt. Inderdaad, de winnaar gisteren heet Mathew Kipsaat, hij komt uit Kenia, en zijn tijd is 2 uur 13 minuten en 19 seconden. Er zijn 1046 marathonlopers binnen de zes uur gefinisht. Daarnaast hebben 1839 mensen de halve marathon uitgelopen en nog eens 2366 de tien kilometerrace. Dat zijn bij elkaar meer dan 5000 mensen!
In de sector carnavalsnieuws, een intussen al dagelijks terugkerend onderwerp in mijn regionale kranten, worden mij de afmetingen van het carnavalsterrein op Santa Catalina uit de doeken gedaan. De hoogte, in de “controletoren” en op het podium loopt op tot 16 meter, de diepte van dezelfde “controletoren” naar het podium is 22 meter en dan heb ik ook nog de breedte voor jullie: 44 meter. Als het een doos was van 16 bij 22 bij 44, zou het om zo’n 15.500 m3 gaan. Is dat niet wonderbaar?

Op de dinsdagmiddag bedenk ik dat een niet al te groot ander cd’tje als sluitstuk nog moet kunnen, zoals het laatste stukje mis na de heilige communie. Mag het iets Limburgs zijn? De nieuwste van Rowwen Hèze: “Veur Altied: Ballades En Bier” vind ik zeker niet hun beste. Dus wijk ik uit naar de muziek van Herberg De Troost, waarin Jack Poels en Tren van Eckevort eveneens van de partij zijn, naast sologitarist Skinnie, basgitarist Mo’Jones en drummer Sjoerd Rutten. Eerder waren er van dezelfde gelegenheidscombinatie “Langs De Weg “ uit 2009 en “Rijstwafels Met Pindakaas” uit 2012. Twee jaar later in 2014 kom de derde cd van Herberg De Troost uit: “Groente en Fruit”, in een mooi hoesje trouwens. Hier zijn de zeven nummers, die ik opdraag aan Lux, die a.s. vrijdag, overmorgen, zeven wordt:
01.Lieve herfst
02.Vruchten uit de zee
03.Ich höb gein zin vandaag
04.Steeds weer opnieuw
05.Het honinglied
06.Gebroken vleugel
07.Blik, hout, plastic
Laat ik het maar ruiterlijk toegeven: dit is een bovenstebeste cd. Hoogtepunten vind ik, als ik de niet alle zeven mag noemen, “Lieve herfst” met vooral Jack Poels en “Steeds weer opnieuw” met Tren in een glansrol “op de moneka”. Het beste nummer is en blijft echter voor mij “Ich höb gein zin vandaag” met Mo’Jones als zanger (?) En Skinnie met zijn gitaarsolo’s verdient ook een pluim alsmede de dame op de plaat met de zeer Limburgse stem, van wie ik de naam kwijt ben.

Op de dinsdagavond ga ik jullie iets toegeven. De laatste week vind ik het wat frisjes worden, als ik ‘s avonds op mijn balkon voor me uit zit te mijmeren. Natuurlijk, vriezen is er hier niet bij; het is dan nog steeds beneden zo’n 18 graden en op mijn balkon 20. Maar toch! Dus doe ik tegenwoordig, als ik terug ben van mijn avondwandeling, graag een polo aan met lange mouwen. Er kijkt toch niemand!

Woensdag, gehaktdag, ik had jullie nog de tekst beloofd van het nieuwe carnavalsliedje van “Groet Mestreech”, Wat je belooft, moet je doen, dus is hier “Vleugelkes”. De muziek mogen jullie zelf van het internet plukken, simpel genoeg. Als singer-songwriter vermeld ik vooral Patrick van de Weijer, een van jongere Tempeleers die die club nog steeds geen vaarwel heeft gezegd. In plaats van “Adie” is hem het “Haw pin” op het lijf geschreven.
Het refrein van “Vleugelkes” behoren jullie a.s. zondagmiddag mee te kunnen zingen, als op de Markt bekend gemaakt wordt wie dit jaar de twijfelachtige eer heeft om zich prins carnaval te mogen noemen.

REFREIN
Mèt vastelaovend krijg iech weer vleugelkes
‘t Is daan zjus of iech vleeg
Mèt vastelaovend krijg iech weer vleugelkes
Nao alle heukskes vaan Mestreech
Soms vleeg iech hei(hei) en daan vleeg iech dao (dao)
Soms vleeg iech de tössenoet
Meh iech vleeg altied weer de geis vaan Mestreech achternao
Ja la la la la la la la, kom sprei dien vleugelkes oet
Ja la la la la la la la, en vleeg mèt miech drei daog d’rop oet

KOEPLÉT
En vleeg iech hiel hoeg in de loch
Zeen iech doezend lempkes blinke
Hiel hoeg in de loch
Huur iech de hermeniekes klinke
Iech vleeg daan gaw umlieg
Um te danse hei mèt diech
Iech gaon veurluipig neet mie trök
En zing hei vaan gelök
En staon iech nao de vastelaovend
Weer mèt twie bein op de groond
Dink iech alweer aon koumend jaor
Want daan vleeg iech hei weer roond

En met deze gejatte ontboezeming kom ik aan het einde van mijn vijftiende brief. Is het geen lang, maar verre van langdradig epistel geworden? Mijn volgende kunnen jullie tegemoet zien over zes dagen, denk ik, op dinsdag 31 januari a.s. De dag ervoor mag ik Trudie feliciteren met haar 76ste, sorry 67ste verjaardag. “In the meantime”, hou het nog even droog en zet als warme maaltijd eens een grote pan erwtensoep op tafel, als het niet kan met “verkespu”, dan toch wel met “ribkes en ’n weurs vaan de Hema”. Flensjes na lijkt me niet nodig, als er maar genoeg knalerwten in zitten. “In zoene ketel sop” zit best een royale hoeveelheid vocht, genoeg om het leeuwendeel van je “recommended daily dosage” aan water binnen krijgen.
Mag ik het daarmee voor gezien houden? Tot ziens dan maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Kennen jullie Terry Hayes? Ik had nog nooit van hem gehoord voordat ik aan zijn boek “I Am Pilgrim”/“Ik ben Pelgrim” begon. De Amerikaan, geboren in 1951 in Engeland, schijnt al heel lang een begenadigde scenarioschrijver te zijn in de filmwereld van New York en Hollywood. Pas in 2013 komt hij met zijn eerste boek. Het is bijna 800 bladzijden dik, een echte pil van een boek. Ik heb het van mijn e-reader kunnen plukken, ben er bijna de hele week mee bezig geweest en hier is mijn recensie. Het speelt op allerlei plaatsen in de wereld, vooral in Oost-Amerika en het Midden-Oosten.
Het verhaal in notendop is de wedstrijd tussen twee slimme mensen. Eentje is van de geheime dienst van de V.S. en de ander is een fundamentalistische arabier die de V.S. wil vernietigen. Die van de Amerikaanse geheime dienst noemt zich Pelgrim, maar hij heeft meer namen, van wie de eerste Scott Murdoch is. Hij is wees en aangenomen zoon van rijkaards Bill en Grace in New York. Al snel wordt hij spion en daarna hoofd (cowboy) van een uiterst geheime “Division”. Hij schrijft een boek over onderzoekstechnieken dat voor kenners een standaardwerk wordt. Na de vlucht in de Twin Towers op 9/11 wordt de “Division” opgeheven, maar geheim agent Ben Bradley, die zich eerder bij de moord op de Twin Towers heeft onderscheiden, vraagt de Pelgrim voor een lezing en om hulp bij een moord in Manhattan. Later blijkt die moord verband te hebben met een moord op een miljardair in het Turkse Bodrun aan de zuidwestkust daar. Belangrijke andere personen aan de kant van de “goeden” zijn bijv. hacker Battleboi, het hoofd van de Nationale Veiligheidsdienst Dave McKinley ofwel de Fluisteraar, en diens baas, president Grosvenor (op Donald Trump lijkt hij vooralsnog helemaal niet).
De plaatselijke rechercheur, met een klein (mongool-)kind, Leyla Cumali, meisjesnaam al-Nassouri, denkt dat er niks mis met de dood van de puissante rijkaard (in zijn Franse Huis) in Bodrun. Ze blijkt later de zus te zijn van de arabier, de Saraceen, die de macht van de koningskliek in Saoedie-Arabië wil breken door de V.S. een genadeslag toe te brengen. Hij gaat een stam pokkenvirus ontwikkelen waartegen geen vaccin bestand is, om het virus vervolgens in de V.S. op grote schaal in te voeren. Aan de “slechte” kant kom ik ook bijv. Abdal Khan tegen, Patros Nicholaides, SpongeBob en meer van die bandieten. Op het einde treffen de twee kemphanen elkaar, de Pelgrim en de Saraceen, in het (amfi-)theater van de Dood bij de stad.
Terry Hayes heeft met “Ik ben Pelgrim” echt een bestseller geschreven. Ik stel me voor dat het vertaald in weet ik hoeveel talen de wereld over gegaan is. Eerlijk gezegd vind ik het zelf ook best een mooi boek. Het is heel spannend, waarbij de zijstappen naar vroeger toch steeds op hun pootjes terecht komen. Ik weet het, het is een hele lap papier, maar verveeld heb ik me geen moment. Dus heb ik er best een hoog recensiecijfer voor over, een volle 8. Er zou dit jaar een nieuw boek van Terry Hayes verschijnen; dat zal ik zeker ook gaan lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten