woensdag 9 maart 2016

Weblogbrief 11.22, 9 maart 2016

Weblogbrief 11.22, 9 maart 2016

Het is nog steeds meer dan 3000 km van hier naar jullie, mensen. “Buena tarde, amigos y familia”, ben ik alweer aan het schrijven van mijn brief 22 van deze winter. Als er geen rare dingen gebeuren, hebben jullie er hierna nog precies acht te goed, voordat ik me weer bij jullie ga voegen in “Los Paisos Bajos”. De komende acht weken zit ik echter nog gezegend en wel “ultramar”, overzee.
Hoewel, erg mooi weer is het hier niet, zelfs hier niet. Overdag is het doorgaans bewolkt, het kan af en toe behoorlijk waaien, vooral aan de boulevard, een enkel regenbuitje kan er nog wel bij en echt warm weer is anders. Als ik in de vroege ochtend op mijn balkon ga zitten, is het daar niet meer dan 18 graden, wat betekent dat het op het terras bij Carlos beneden een graad of 16 is. Wel warmt het snel op tot 20 graden en meer wat later op de ochtend, maar toch. Ook ’s avonds is het nog geen Canarisch voorjaar. Ik moet het er mar voor doen.

Woensdag een week terug ging ik opgewekt naar het oude faculteitsgebouw om mijn vorige brief aan jullie op de bus te doen. Bleek dat Cristina’s kamer een en al doos was. Dat maakt mij niet echt uit, maar haar computer was ook keurig ingepakt en dat is andere kost. Op het afdelinkje van Lluis zag ik alleen Adriana, voor het eerst dit jaar. Zij was druk bezig op de kamer waar ook Mariela zit, om haar spullen in verhuisdozen te doen. Adriana en ik, wij hebben “wat” met elkaar, al jaren en ik was blij, ton Lluis me vertelde dat ze weer “in the picture” was. Ik vind haar erg aardig, ze heeft (in ieder geval had) geen vaste vriend in de stad en daarbij heeft ze voor mij meer van een echte onderzoekster dan in sommige anderen. We deden onze twee kusjes, maakten een geanimeerd praatje en daarna wenste ik haar nog een prettige voortzetting van haar leven. Voor mijn brief aan jullie kon ik me het beste naar het nieuwe faculteitsgebouw begeven, op ongeveer een kwartier te voet. Het ligt nog zuidelijker, vlakbij het zuidelijkste punt van de stad, bij de Carrefour daar.

Daar aangekomen keek ik eens uitgebreid om me heen en ging toen maar eens naar het plaatselijke toilet, want plassen, dat moet op zijn tijd gebeuren. Van mijn Spaanse leraar Paco heb ik destijds geleerd dat een staan-wc - in mijn woordenboek staat als vertaling alleen het woord urinoir - hier een “mingitorio” heet. Boven mijn “mingitorio” had iemand een plakkaat gehangen met de tekst: “Mea contento, pero hazlo dentro”. Het Spaanse woord voor plassen is “orinarse” of “hacer pis”, maar je mag ook “mear” zeggen, hoewel dat woord dichter op ons woord pissen komt. Jullie kennen de Maastrichtse uitdrukking nog: “Wie pisse plasse woort, is ’t gezeik begós”? Het Spaanse “mea contento, pero hazlo dentro” staat voor: pis tevreden, maar doe het wel in de pot.
In een ruimte op één hoog in het gebouw, waar ook de kantine is, staan tientallen computers voor de studenten. Student, ben ik dat niet ook een beetje hier? Ik ging op een lege plek zitten, zette het apparaat en het scherm aan, deed mijn memory stick in een “poort” en in tijd van niks was mijn vorige brief aan jullie verstuurd. Daarna heb omstandig met mijn e-mail zitten prutsen. Je mail netjes lezen, een aantal mailtjes beantwoorden, zelfs ook nog paar nieuwe mensen een mailtje sturen, daar kan best een hoop tijd in gaan zitten. Harry’s YouTube filmpjes heb ik deze keer gelaten voor wat ze zijn - normaliter kijk ik er onbevangen een aantal af. De reden: ik zag geen koptelefoonaansluiting en daarbij, ik had geen koptelefoon bij me. De computerruimte voor studenten is volgens mij geluidloos, als ik het beetje rumoer van de andere aanwezigen in de ruimte even laat voor wat het is.

Om kwart voor 5 keek ik beneden in de buurt van de kantine nog eens rond en zag een mooie advertentie van de provincie over geslachtsziekte: “Diversión con condón”, amuseer je, maar wel met een condoom om. “Condón” voor een condoom, ik had het natuurlijk moeten weten.
Het gebouw waarnaartoe het clubje van Lluis de dag erop, 3 maart, zou gaan verhuizen, ben ik nog niet binnen geweest op 2 maart. Dat zie ik bij het versturen van mijn volgende brief wel, dacht ik, deze brief dus.

Bij dezen heb ik dus afscheid genomen van het faculteitsgebouw, waar ik de afgelopen meer dan tien jaar te gast ben geweest. Laat ik dat eens doen met een annonce op het prikbord daar bij de ingang van dat gebouw.
Montserrat, bij Barcelona, is niet zo maar een bergdorpje met een klooster, het schijnt er daar zeer religieus aan toe te gaan. Geweest ben ik er nog nooit. Over een paar weken, “24 al 27 marzo”, kun je er de route van de Heilige Graal lopen. Raar trouwens dat het in Nederland en Frankrijk graal is, met dubbele AA, in Engeland “grail” met AI en in Spanje “grial” me IA. Hoe dan ook, in Montserrat schijnen ze van alles over Maria Magdalena te weten, ook over Josef van Arimatea en zelfs zou je er Christus zelf kunnen belichamen. Belichamen? Er staat: “como encarnas el Cristo”, weet iemand van jullie een beter vertaling, dan mag hij of zij die nu geven.
Op de annonce staat ook een grote, ronde, gouden hostiebeker afgebeeld. Is dat de beeltenis van de heilige graal? Voor wie het vergeten is of bewust verdrongen heeft, zo’n hostiebeker heet in het A.B.N. een ciborie. In het Spaans wordt dat “copón”. Weten jullie ook waar het Spaanse “del copón” voor staat? Dat is Spaans voor “geweldig”. En “y todo el copón” is “en wat dies meer zij”.

Muziek! Ik had Patty Loveless nog liggen. Ze zou nog net in mijn vorige brief “meegaan”, maar toen ik van Eva en JW begreep dat ik die brief beter een dag eerder kon versturen, omdat ik in hun hotel zou blijven slapen van donderdag op vrijdag, heb ik haar maar tot nu opgeschoven. Op Wikipedia vind ik een hele trits Cd’s van deze in 1957 geboren dame, naar op mijn computer staat er maar eentje. Die heet “Mountain soul” is en uit 2001. Hier is de inhoud:
01.The boys are back in town
02.The richest fool alive
03.Daniel prayed
04.Someone I used to know (& Jon Randall)
05.Out of control raging (& Travis Tritt)
06.Rise up, Lazarus
07.Cheap whiskey
08.Pretty little miss
09.I know you’re married (but I love you still) (& Travis Tritt)
10.Sorrowful angels
11.Soul of constant sorrow
12.You’ll never leave Harlan alive
13.Two coats
14.Sounds of loneliness
Wat zal ik eens van “Mountain soul” vinden? Is het buitengewoon? De Country & Westernmuziek van Patty Loveless is me bij nadere beschouwing iets te ordinair, ook te gewoontjes. Bovendien heeft haar muziek iets protestants over zich: Jezus en zijn kring hoor ik op nogal wat nummers. De geboorteplaats van Patty Loveless is overduidelijk Harlan; volgens mijn atlas ligt dat in Iowa, bij het Amerikaanse Sioux City (zie mijn vorige brief voor de Canarische variant). Aan de andere kant, ik moet niet zeuren, er staan best ook aardige nummers op de Cd zoals “The boys are back in town”, “The richest fool alive”, “Cheap whiskey”, “Sorrowful angels” en “You’ll never leave Harlan alive”.

Over dat whiskey van “Cheap whiskey” heb ik nog een aardigheidje. Bij mijn weten is het in de V.S. whiskey met een E er in en in de U.K. en Ierland zonder E, dus whisky. Even controleren? Dat klopt dus niet. Ook in de U.K. is het ook meestal whiskey met een E. Hier zijn mijn uitzonderingen: de Dubliners met “Whisky on a Sunday”, Procol Harum met “Whisky train”, Jhonny Winters met “Whisky à go go” en the Doors met “Alabama song: whisky bar”. Ik neem maar aan dat het geen foute spellingen van whiskey met een E zijn.
Als ik bij “whiskey” met een E kijk op mijn extra harde schijf met audiomuziek, blijft het apparaat aan de lopende band nummers uitspugen. Vooralsnog houd ik het voor mezelf vanaf nu op whiskey met een E.

Op de donderdagmorgen staat Etel om 9 uur voor mijn deur. Even later is ze aan het poetsen dat de stukken er af vliegen. Daar kan ik niet tegenop; ik ben heel blij dat Etel me tweewekelijks het poetswerk uit handen neemt. Als ze vindt dat ik van het een of ander maar eens een nieuwe of andere fles moet kopen of dat ze best wel eens een andere stoffer en blik wil hebben, weet ik niet, hoe snel ik het bij de Spar moet gaan halen. Een stofzuiger ben ik niet rijk hier – overal liggen plavuizen – maar daar maalt ze niet om.
Om even voor twaalf uur eet ik een boterham, doe mijn ding en begeef me dan opnieuw naar Arguineguín, nu niet met streekbus 1, maar met streekbus 91 op San Telmo, die daar om kwart over 1 vertrekt. Daarvóór kijk ik op het station nog even in de boekwinkel, wie op nummertje 1 staat in hun boekenhitparade. Dat blijkt Mario Varga Llosa te zijn, 80 jaar jong, met zijn boek “Cinco esquinas”. De man is uitgeroepen tot auteur van de maand, maar eerlijk gezegd heb ik nooit iets van hem gelezen. Ik zie daar vooralsnog ook niet echt verandering in komen.
Dat de rit met streekbus 91 een uur korter is dat met nummertje 1, dat kan ik op donderdagmiddag nog eens bevestigen. In mijn bus zit een vlieg, die niet echt vervelend is, maar toch. Daarbij maakt hij of zij toch best een lange weg, zo’n zestig kilometer, en als het dan weer uitstappen is, heb je denk ik als vlieg geen idee waar je terecht bent gekomen en waar je familie en vrienden in godsnaam uithangen. Een tochtje met een vliegmachine lijkt me overigens nog een stuk gênanter. Zit je eerst in een warm subtropische zonnetje en een aantal uren later beland je in druilerige regen of venijnige kou. Of omgekeerd natuurlijk, dan valt het wel mee!
In het stadje aan de zuidkust ten westen van Maspalomas komt net een lege taxi langs, als ik uit de bus stap. Niet veel later zit ik op een zonnebedje bij het zwembad van Radisson Blu. Op precies dezelfde plek zat ik ook afgelopen dinsdag, bij Eva en consorten. Alleen zie ik ze deze keer niet, niet bij het zwembad, niet in de lunchruimte (lunchroom lijkt me een verkeerd woord) en zelfs niet bij het strandje ietsje verderop. Het viertal zit of ligt waarschijnlijk boven op de vijfde etage in hun Russische onderkomen en zal er zo wel aankomen. Ik haal mijn e-reader uit mijn colbertje en ben even later verdiept in mijn eerste boek van de week; zie verder beneden in mijn boekenbijlage. Kun je dan de tijd compleet vergeten? In ieder geval komen ze pas om half 4 aanzetten. We hadden immers tussen half 4 en 4 uur met elkaar afgesproken, is hun verweer. Geen moment had men gedacht dat ik er misschien veel te vroeg al zou zijn, maar wat maakt het uit.

Bijna hadden Eva & Jan Willem me die ochtend nog afgebeld. Op de woensdagavond had Eva ineens moeten overgeven (“vomitar” in het Spaans) en toen haar probleem na een paar uur voorbij was, ging Jan Willem voor de bijl. Gelukkig was voor beiden later op de donderdagmorgen het leed weer geleden. Daarbij, mijn twee “nietas” was alle ongerief bespaard gebleven. Er werd aan het royale zwembad met een aanpalend grasveld aan de zee gebadderd, gepraat, gelezen en wat dies meer zij (“y todo el copón”) en daarna gingen we omhoog naar het penthouse voor een drankje en om ons op te maken voor de gezamenlijke avondmaaltijd. Jan Willem en ik trokken een lange broek aan, want zo hoort dat ‘s avonds. Overmatig heb ik vervolgens zeker niet gegeten, maar mijn vier compagnons beperkten zich echt tot muizenhapjes. Of de ongesteldheid van de avond/nacht er voor er bij Eva en Jan Willem debet aan was, laat ik hier in het midden. Daarna was ik op hun immense balkon nog goed voor twee flessen lekker bier (Pilsner Urquel en San Miguel), maar bij hen wou het niet echt lukken met de drank. Nog vóór 10 uur braken we maar op, helaas. Voor mij was een mooie tweepersoonskamer beschikbaar met een eigen badkamer, mede omdat Lux & Dalí best wel eens samen in een groot bed wilden slapen, wel met ook daar een badkamer. De derde tweepersoonskamer was voor Eva & Jan Willem, met nog eens een aparte badkamer. Wat een overdreven gerief!
Slapen doe ik overal en als een roos. ’s Ochtends of half 8, toen het licht was, werd ik definitief wakker en hoorde Lux en Dalí alweer “de kachel aanmaken”. In het Spaans heet dat “poner por los suenos”, hoewel, dat is meer: door het slijk halen volgens mijn woordenboek. Ze waren met Eva een kaartspelletje aan het doen, terwijl Jan Willem nog eventjes mocht doorslapen. Om even over half 9 zaten we niettemin met zijn vijven aan het ontbijt beneden bij de zee. Ik had alleen met “café americano” voor me, maar Dalí naast me at een boterham met kaas en banaan, haar nieuwste combinatie, en daarna nog een spiegelei op brood. Op haar speciale verzoek had ik voor Lux een minibakje Kalise yoghurt met citroen bemachtigd, tussen alle andere yoghurtjes, wat ze met smaak leeglepelde. Na het ontbijt waren het zwembad en de bedjes weer aan de beurt; zo gaat dat op een vakantie in een resort. Mijn lunch om 1 uur was deze keer kroketten op brood, wel op zijn Spaans. Ze leken meer op balletjes, grote knikkers, dan op de langwerpige dingen die in Nederland voor kroketten doorgaan. Later in de middag nam ik de taxi en bus terug naar Las Palmas.

Ik kan niet bezig blijven, dus over die rit – alweer minder dan een uur - heb ik hier niets te melden. Wel werd ik in Arguineguín door de taxichauffeur op de verkeerde plek afgezet; de bushalte daar vlakbij was “fuera de servicio”, buiten dienst. Gelukkig had ik tijd zat en kon ik aan een Spaanse voorbijganger vragen, waar ik nu moest zijn. Even later stond ik op de goede plek, een meter of tien lager, waar ik ook de afgelopen dinsdag was opgestapt. Heb ik nog meer over de reis terug naar het noorden te vertellen? Nou vooruit, een opmerking kan er nog wel vanaf. Op het vliegveld van Gran Canaria ietsje over de helft is tegenover mijn bushalte een wasstraat voor auto’s. Eerder vertelde ik jullie dat zo’n wasstraat, als er geen personeel aan te pas komt, toch een “autolavado” heet, waarbij het “auto” niet voor auto staat, maar voor “zelf”. Hier aan het vliegveld heette de wasstraat “lavado automático”; dat keur ik bij dezen ook goed.
Op San Telmo stapte ik niet direct over op een bus naar de haven en Las Canteras, maar ging eerst op een bank mijn boek uitlezen. Op een bord vlakbij zag ik de aankondiging van een concert van Julio Iglesias op 20 juli aanstaande, hier in de stad. Dan ben ik alweer lang en breed in Maastricht en omstreken, maar wie weet, is een van jullie geïnteresseerd. Daarna deed ik een rondje centrum van Triana, bemonsterde op enkele plaatsen de aanwezige Canariërs, o.a. bij mijn Ierse café, voordat ik aan de terugtocht naar mijn appartementje toe was. Thuis gekomen zat ik nog een uurtje of wat op mijn balkon met mijn nieuwe tweede boek, voordat beneden de stoelen werden opgeruimd en ook ik mocht gaan “boize”.

Eerder heb ik jullie verteld over een (waarschijnlijk zigeuner)familie die overdag graag op een bank bij mij in de straat woont. Ik heb ze vorige week bij mijn huis gespot en daarna ook nog eens ietsje verderop. Op de zaterdagmorgen nestelen ze zich weer op “mijn” bank, de trotse vrouw met verkeerd hondje, “’ne vlupik”, en ook de drie mannen. Ze hebben twee grote tassen en twee rugzakken bij zich. Even later voegt zich nog een onderdeur van een vrouw bij hen, ook met een scharminkel van een hond in haar kielzog. Kwaad doen ze mij niet, zeker niet, maar als ik voor de tweede keer naar beneden kijk, nemen ze me wel argwanend op. Later in het begin van de middag heeft het gezelschap zich verplaatst naar een bank rechts van mij in de straat. Hun animo om er het beste van te maken is er nog onverminderd. Terzijde, op de maandagavond zie ik ze vanaf mijn flat meer naar links zitten.
Op ietsje grotere afstand van mijn flat is de zeven etages hoge flat voorbij Topaz nu intussen helemaal als vanouds, opgeschilderd en wel. Er hangt geen blauw gordijn meer voor het gebouw. Aan de zijkant bovenin heeft een schilder in niet meer dan een kuipstoeltje aan twee touwen vanaf het terrasdak nog aardig wat werk moeten verzetten. Ik betwijfel of ik wel gedurfd zou hebben, wat hij daar allemaal uitgespookt heeft. Het bovenste stuk van de witte zijgevel is volgens hem, of in ieder geval zijn baas of opdrachtgever, niet helemaal je dat meer en kan ook wel een nieuw verfje gebruiken. Ook dat euvel is nu verholpen, gelukkig.

Zaterdagmiddag heb ik – het moet niet gekker worden – eters. Twee biologen, Juli en Angela, zouden om 3 uur komen, maar helaas, Angela mailt me de dag ervoor en laat het afweten. Ze moet die middag per se ergens heen, dat geen uitstel kan verdragen. Echter, ze belooft me dat ze wel later de gelederen komt versterken, na het eten.
Met Juli zit ik eerst op het balkon met blikjes bier en chips, bij te praten. Om vier uur gaan we in mijn keuken aan tafel, met een mooie fles rode wijn van mijn gast: Rioja Luis Cañas crianza, voor wie er verstand van heeft – ik niet - uit 2011. Als entree heb ik “salpicón de mariscos”, van Caprichos om de hoek bij mij. “Salpicón” is letterlijk een spetter; “salpicón de mariscos” volgens mijn woordenboek een salade van zeevruchten in een zure saus. Daarna komen er aardappeltjes met knoflook op tafel, een pan goulash die Trudie nog gemaakt en ingevroren heeft, en een verse salade van ui, paprika, tomaten en komkommer. Volgens Juli, een gevorderd amateurkok, zijn zowel het voorgerecht als het hoofdgerecht prima voor elkaar, ook kwantitatief, hoewel – ik kan het niet helpen, Trudie - voor hem de goulash best wat meer “spicy” had gemogen, “más picante”. Om de conversatie gaande te houden weet hij mij hele verhalen te vertellen over allerlei pepers. Ik geef hem tegenwicht met mijn verhaaltje over Marcel op de Mercado Central, die daar een keer helemaal over zijn nek is gegaan na het eten van al te pittige pepers. Vooral sommige pepers uit Thailand zou Marcel dan volgens Juli zeker eens moeten proberen. Is dat een idee, als ik weer in Maasticht ben? Als nagerecht heb ik voor ons tweeën een lokaal kaasje, wel “curado”, en een “rommedoeke”, dat ik na carnaval nog uit Maastricht heb meegenomen. Vooral dat laatste kaasje, uit het Waalse Herve, kan zijn goedkeuring meer dan wegdragen. Hij heeft het zelfs over een keer naar Maastricht en omgeving komen voor een vervolg.

Dan belt Angela eerst op en vervolgens aan. Voor wie het niet meer weet, zij is veel jonger dan Juli, 30 in plaats van 50. Op een studentensalaris werkt deze Sardijnse nu een jaar hier in de hortus botanicus in Tafira. Weten jullie al dat ze echt alles weet van een plantje genaamd “ferula communis”? Volgens mijn woordenboek is dat plantje schermbloemig, maar word ik daar wijzer van? Nee, dus. Na Juli mag ook zij een keer door mijn flat lopen. Daarna gaan we gedrieën bij Carlos op het terras zitten, voor café cortado en bier. Om 7 uur ongeveer, als UD Las Palmas net de uitwedstrijd bij Villareal heet gewonnen, gaan mijn gasten weer huiswaarts. Ondergetekende beklimt voldaan enkele trappen om te vieren dat er niks mis gegaan is.

Ik heb nog een klein ongerief over mijn contact met Angela de afgelopen week. Ze had mij kennelijk donderdag een sms’je over ons rendez-vous. Om mysterieuze reden had ik dat gedeleet; ik dacht dat het een sms’je van Eva was die ik even later toch al zou zien. Bleek dat niet het geval te zijn, maar met de hulp van Eva’s telefoon kon ik vervolgens wel mijn e-mail lezen. Via Juli’s mail kon ik Angela terugmailen met de vraag of ze mij haar sms’je of mailtje opnieuw kon toezenden. Op mijn telefoon vond ik echter later niks, maar op Eva’s telefoon die we vrijdagochtend raadpleegden, was wel een mailtje van haar binnengekomen. Daarin stond dat ze zaterdagmiddag helaas niet mee kon eten, maar later wel op de middag voor koffie of dergelijke zou aanschuiven.
Zaterdagmorgen controleerde ik in het internetcafé mijn e-mail, maar daar stond haar mailtje niet bij. Ik kom nu bij het moeilijke onderwerp: wat is het verschil tussen “appen” en “mailen”. Het is me eerder ook al gebeurd dat ik een app’je van iemand niet op mijn e-mail kon terugvinden. Dat zal ik toch eens precies moeten uitzoeken. Misschien kunnen Marc en/of René mij helpen, als ze komend weekend hier in Las Palmas zijn.

Zondag, rustdag. Het wordt hoog tijd dat ik weer eens iets van Peter op de draaitafel leg. Allee, iets in de blues-sfeer lijkt me wel wat. Ik kies voor Jody Williams, uit 1935. Jody klinkt voor mij als een meisjesnaam, maar het is echt een hij, op de hoes van zijn Cd’s een oude man met een grote gitaar. Veel haar op zijn hoofd kan ik overigens niet ontdekken. Van Jody Williams heb ik één concertregistratie in huis - of het zo moet zijn een concert in Heerlen in 2003 – en daarnaast twee studio-albums: ”Return of a legend” uit 2001 en You left me in the dark” uit 2004. Ik draai het op zondag allemaal een paar keer af voor mezelf, maar zal me voor jullie hier tot de eerste studio-cd beperken. Hier zijn dertien nummers van “Return of a legend”:
01.Lucky Lou*
02.Come over to my house
03.Lifelong lover
04.You may
05.Moanin’ for molasses*
06.Monkey business
07.I’m coming back in again
08.She found a fool and bumped his head
09.Jive spot*
10.Brown eyes and big thighs
11.Wham bam thank you ma’am
12.What you gonna do
13.Henpecked and happy
Wat een prachtig gitaarspel komt uit die Jody Williams! Het album is echt mooi. Van de tien nummers, waarop ook gezongen wordt, geef ik - na het nodige overleg met mezelf - de voorkeur aan “Come over to my house”, “Brown eyes and big thighs” en uiteraard “Wham bam thank you ma’am”. Echter, minstens zo spannend vind ik alle drie de instrumentale nummers, in mijn bovenstaande opsomming met een *: Moanin’ for molasses” (molasses is stroop), “Jive spot” en bovenal het eerste nummer van de Cd: “Lucky Lou”. “Return of a legend” uit 2001 is een plaat naar mijn hart, met “Lucky Lou” als vlag.

Maandag, wasdag. Normaliter ga ik me hier pas douchen in de loop van de morgen, nadat ik eerst minstens twee bekers koffie gehad heb. Vandaag ben ik er vroeg bij; dan kan mijn grote handdoek nog mee en hebben mijn kleren meer uren om te drogen. Een droogtrommel heb ik hier niet, thuis in Maastricht trouwens ook niet. Als mijn was gewassen is, hang ik hem buiten aan mijn twee lijnen op het plat te drogen en ik weet uit ervaring dat hij dan ’s avonds laat al droog is (tenzij het begint te gieten). Hoogstens is er misschien een enkele handdoek of onderbroek die nog een nachtje extra drogen kan gebruiken, maar echt alles is binnen één etmaal weer terug op zijn schone plek.

In de late maandagmiddag kan ik het niet laten en voeg nog weer een andere blueszanger toe aan mijn muziek van deze week: Eric Bibb, uit 1951, alweer met de blues in zijn lijf. Van hem heb ik helaas nog maar één Cd, “Painting signs” uit 2001. Ik neem aan dat ook deze uit de koker van Peter komt. Hier zijn de dertien nummers:
01.Kokomo
02.Delia’s gone
03.Hope in a hopeless world
04.I heard the angels singin’
05.Five miles alone
06.Angel
07.Got to do better
08.Walkin’ home
09.Paintin’ signs
10.To know you
11.Honest I do
12.The light was worth the candle
13.Do I ever let nobody drag your spirit down
Als relatieve leek, maar wel liefhebber, roep ik hier: wat Jody Williams misschien extra heeft met zijn gitaarspel, heeft Eric Bibb in zijn stem zitten. Hoewel, het gitaarspel op deze Cd mag ik er ook best zijn. Bovendien hoor ik op verscheidene nummers een trekharmonica op de achtergrond, die mij zeer bevalt. Opvallend vind ik dat de Cd “Painting signs” heet, met ing op het einde van painting, terwijl het specifieke nummer waar het album naar genoemd is, op in’ eindigt, zonder g.
Even nadenken welke liedjes ik ook al weer bijzonder vind op deze plaat… Vooruit, ik vraag op deze Cd jullie meer dan gemiddelde aandacht voor “Kokomo” met trekharmonica, “I heard the angels singin’”, alweer zonder g, “Angel”, uiteraard “Honest I do” (van Jimmy Reed) en “The light was worth the candle”. Het beste liedje op de plaat is voor mij echter nummertje 5: “Five miles alone”. Dat kan zo in mijn blues top 100.
(“Five miles alone” mogen jullie natuurlijk niet verwarren met “Five miles out” van Mike Oldfield. En Jimmy Reed, dat is toch ook de man van “Ain’t that lovin’ you baby”?)

Maandagavond ga ik naar de bibliotheek aan de zee om te internetten en de kranten in te kijken. Op weg erheen blijkt dat op Playa Chica de grote nieuwe zaak van eigenaar is veranderd. Ze heet nu - hoe kan het anders - Taberna Chica. Omdat het nog steeds matig weer is en het bovendien waait, zit er bijna niemand achter een drankje of met een bord eten voor zich.
Als ik in de bibliotheek kom, is er nog een computer vrij en kan ik direct “aanvallen”. Ik doe vooral mijn mail, waar ik eigenlijk meer dan een half uur voor nodig heb. Als eerste feliciteer ik uiteraard Trudie’s oogappel Yves, die maandag 2 jaar geworden is (Hola Yves, ¿cómo estás?). Daarna lees ik in Canarias7 allereerst over de top basketbalwedstrijd tussen Gran Canaria (Herbalife) en Real Madrid. Blijkt dat Real uiteindelijk gewonnen heeft met 93-103, maar tot op het allerlaatst zou het heel spannend geweest zijn. Bij het voetbal zijn Barcelona, Athletico Madrid en Real Madrid alle drie verder uitgelopen op de rest, nu o.a. nummertje vier: Villereal thuis van UD Las Palmas verloren heeft. A.s. zondag komt Real Madrid bij ons, UD Las Palmas, op bezoek.
In de buitenlandse politiek wordt het een nek en nek race tussen Ted Cruz en Donald Trump bij de republikeinen; beide kandidaten voor de nominatie zouden echt aartsconservatief zijn, maar Trump nog het ergste. Bij de democraten gaat Hillary Clinton, niet mijn type, waarschijnlijk de uiteindelijke presidentskandidaat worden. Het wordt nog een hete zomer in de V.S. en ik heb geen idee wie gaat winnen in november. In Spanje zelf is men al maanden doende om een nieuwe regering te formeren. Dat wil maar niet lukken met de corrupte Partido Popular en de bestaande onmin tussen de andere drie grote partijen.
Als ik om bijna half 9 over de Guanarteme naar huis toe loop, is het vrij stil op straat. Zelfs op Plaza Farray zijn maar weinig mensen; bij de fontein, waar een jongetje water schept voor een meisje, zelfs niemand. Ik ben blij, als ik weer thuis met mijn drankje en nootjes op het balkon zit.

Op de woensdagmorgen mag ik niet vergeten om mijn pasje en “identifier” van Triodos bij me te steken. Trudie heeft weer eens geld moeten overmaken in verband met haar en mijn reisverzekering en ze krijgt nu 90 euro van me. Vanmiddag nog zal ik mijn bijdrage op haar rekening storten. Blijft de vraag of we niet eens moeten kijken of onze reisverzekering via de ING wel in orde is. Dat wordt dan in mei, als we ook moeten beslissen waar we begin september samen heen gaan. Wat mij betreft doen we dat liefst georganiseerd, binnen Europa naar bijv. Noordwest-Spanje of voormalig Joegoslavië. Voor mezelf in mijn eentje denk ik nog aan een trip naar ergens in het verre oosten, als Trudie met Math in Californië aan het cachen is tussen half juni en 9 juli, komende zomer.

Daar laat ik het voor deze brief bij. Hij is intussen lang genoeg, zeker voor de jongeren onder jullie, die meestal meer ophebben met kattenbelletjes dan met oeverloos buitenlands geklets van een man op leeftijd. Mijn volgende brief kunnen jullie verwachten op dinsdag 15 maart, maar het kan ook zo maar een dag later worden. Marc en zijn vriend René komen hier komend weekend de bloemetjes buiten zetten - “to paint the town”, zeggen ze in Engeland – en daar gaat voor mij natuurlijk ook tijd in zitten.
Het is komende zondag nog geen Pasen, zelfs nog net geen Palmzondag, dus jullie zijn volledig gepardonneerd om bijv. eens aan de herten wat oud brood te gaan brengen bij Yves om de hoek in het park. Ik heb begrepen dat de beesten zich niet mogen overeten en dat er nog meer broodbezorgers ter plekke zullen zijn, dus matig je wel een beetje graag. Vanuit poolpositie wens ik het jullie deze keer, tot kijk, hasta la vista, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Gaan we naar mijn eerste boek. Dat is er een van een Zweedse thrillerschrijver waar ik tegenwoordig iets mee heb, ene Håkan Nesser. In 2003 kwam een boek van hem uit, genaamd “Van Veeteren en de zaak-G”. Ik zag het op mijn e-reader staan en dacht: dat lijkt me wel wat. Het speelt in het Zweedse Maardam en later in Karlbringen. Waar die plaatsen ergens in het land liggen: ik heb geen flauw idee.
Het verhaal gaat eerst over een episode in 1987, vijftien jaar eerder. Een privé-detective, de aan lager wal geraakte Maarten Verlangen, moet voor klant Barbara Hennan haar man in Maardam en omgeving in de gaten houden: Jaan G. Hennan. Twee dagen later is ze dood, terwijl N.B. dezelfde detective met de man aan de bar van een restaurant zit. Ze is thuis van de tien meter hoge plank in een leeg zwembad omlaag gevallen of geduwd natuurlijk. Politiecommissaris Van Veeteren gaat er achteraan en met hem ook o.a. zijn collega’s Münster en Rooth. De dood, moord of zelfmoord wordt echter niet opgelost en echtgenoot Jaan G. Hennan strijkt een verzekeringspremie van 1.2 miljoen gulden op. De polis heeft hij een maand voor het ongeval afgesloten. Van Veeteren kent hem al van school vroeger, toen hij ook al een echt mispunt was. Blijkt vervolgens dat hij begin jaren tachtig in de V.S. ook al eens de somma van 800.000 gulden opgestreken, toen hij daar getrouwd met ene Philomena die daarna zoek raakte.
Vijftien jaar later, in 2002, in het heden (het boek is van 2003), wordt Maarten Verlangen dood aangetroffen in de buurt van Karlbringen. Even eerder zou hij tegen een neefje van 10 jaar door de telefoon hebben gezegd dat hij eindelijk wist hoe de zaak G. in elkaar zat. Dus gaat de intussen gepensioneerde Van Veeteren, nu antiquarisch boekhandelaar, er met frisse tegenzin opnieuw achteraan. En met hem komen Münster en Rooth naar de plaats van de moord. Daar staat intussen politievrouw Beate Moerk gereed om hen alle assistentie te verlenen en zelf ook haar steentje bij te dragen. Mag ik het daarbij laten?
Zonder te overdrijven vind ik “Van Veeteren en de zaak-G” een prachtboek. Is Håkan Nesser, die trouwens al een hele tijd als schrijver meeloopt, de nieuwe Henning Mankell voor mij? Het boek uit 2003 is uitermate spannend en de diverse spelers hebben, zoals het hoort, hun goede en minder goede kanten. Komische noten kan ik in het boek niet echt ontdekken, maar vooruit: ik geef er als recensiecijfer toch een 8½ voor. Het wordt tijd om de boeken van Håkan Nesser een voor een te gaan afwerken. Wordt vervolgd!

Dit wordt een Zweeds boekenweekje. Mijn tweede boek uit 2005 speelt in Noord-Zweden, Kiruna in Lapland. Het is van thrillerschrijfster Åsa Larsson en heet “Det blod som spillts”. In de Nederlandse vertaling is daar “Midzomernacht” van gemaakt.
Als eerste hoofdpersoon komt Rebecka Martinsson in beeld, een advocate die twee jaar eerder bij de moord op een predikant enkele pastores (?) terecht heeft doodgeschoten, maar daar wel nog steeds de naweeën van ondervindt. Nu gaat ze als hulpje van een collega op bezoek in haar geboortestreek, om de kerk aldaar over te halen zich juridisch te verbinden aan het advocatenkantoor. Enkele maanden eerder is in het gebied de vrouwelijke predikant Mildred Nilsson vermoord, een fervente feministe, tevens wolvenbeschermer met een afkeer van de jacht. Niettemin, veel vrouwen dwepen met haar. De vraag is wie haar dood op zijn of haar geweten heeft. Ter plekke is het vooral Anna-Maria Mella die namens de politie onderzoek doet, met haar politiechef Sven-Erik Stålacke. Gaandeweg maak ik kennis met de gemeenschap: collega-predikant Stefan Wikström en zijn vrouw akelige Kirsten, de baas van Nilsson en Wikström: deken Bertil Stensson, de mensen van het eetcafé: Micke Kiviniemi en zijn Mimmi, oud-politieman Lars-Gunnar Vinsa en diens mentaal gemankeerde zoon Nalle, en zijn nicht Lisa Stöckel, hoofd van de vrouwengroep Magdalena. Ze is vooral in de weer met haar honden en heeft in het geheim een verhouding met (de getrouwde) Mildred Nilsson. Heb ik nog belangrijke namen vergeten? Dat zij dan maar zo. Vallen er nog meer doden? Laat ik alvast verklappen dat het op het einde aardig uit de hand loopt.
Åsa Larsson heeft met het boek de prijs van de beste Zweedse thriller van 2005 gewonnen. Ik heb dan haast automatisch de neiging daar mijn vraagtekens bij te zetten. In het begin van het boek lijk ik het gelijk aan mijn kant te hebben; het verhaal is mij te afstandelijk en bezijden de alledaagse werkelijkheid. Zelfs heb ik even overwogen om het boek maar terzijde te leggen. Daarna kom ik er echter steeds meer in en gaandeweg raak ik toch geboeid, heel erg zelfs. Nu ik op het einde ben, na ruim 300 bladzijden, beloon ik de schrijfster voor “Midzomernacht” toch met een volle 6 als recensiecijfer. Åsa Larsson, ze is weer eens iets anders. Ik ga zeker nog eens een boek van haar lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten