maandag 7 januari 2013

Weblogbrief 8.11, 7 januari 2013


Weblogbrief 8.11, 7 januari 2013

         ¿Qué hay? comunistas de salón y ultraderechistas, hoe is het, saloncommunisten en rechtsradicalen? Heb ik jullie daarmee allemaal gehad? Of dien ik woorden als “crédulos”, goedgelovigen, en “centrocampistas”, middenspelers, toe te voegen? Per slot van rekening is, zoals meestal, het middenveld aan de macht in Nederland, tot voor kort nog gearmd met de soldaten van God, maar die zitten intussen op de hei. Vandaag de dag wordt de macht geclaimd door een club neoliberalen en een doos (min of meer) oudbakken socialisten. Het is niet anders.
         Het leven hier heeft zich gelukkig genormaliseerd hier, eindelijk. Afgelopen zaterdagavond, na de glorieuze rit van de drie koningen vanaf het “Castillo De La Luz” en Santa Catalina bij mij tot helemaal in Triana en Vegueta, waren de winkels tot 12 uur open, uitkijkend naar de vele klanten die nog op het allerlaatste moment een presentje wilden kopen voor een of meer van hun dierbaren. Een leuke bijkomstigheid vanaf mijn balkon: laat op de avond hoorde ik bij mij tegenover kinderen met een pistool met “knakkers”. Even later bleek dat ze een soort erwten op de stoep gooiden, die dan een beetje herrie maakten.
         Niettemin, volgend op een drukke zondag aan de boulevard is het nu “Monday, Monday”, maandag wasdag. De “circo de los horrores” kan de boom in, zodat ik weer gewoon bij Carrefour terecht kan om bijv. voor Rik een paar potjes “Pimiento verde” van Calvé te halen. De zevende kerstsstal van zand, “belén de arena”, toch al een slap aftreksel van wat het geweest is, gaat vandaag de geest geven. (Opzij van de kerststal verkopen een al te dikke man en dito vrouw gepofte kastanjes. Zij doen vooral alsof; het poffen is nagenoeg helemaal uitbesteed aan een neger, die zich werkelijk het schompes werkt, “como un condenado”. Zal hij vandaag te horen krijgen dat hij niet meer hoeft te komen?) Dichter bij huis is het tijd om de “Felices Fiestas” emblemen van de etalages te verwijderen om plaats te maken voor het aloude “Rebajas”. Kan een ieder zich naar dezelfde winkels haasten om nu een truitje of tasje met korting te bemachtigen. En terwijl de scholen morgen pas weer beginnen, stuur ik jullie vandaag al mijn tweede brief van 2013.

         Ik begin met de zaterdag. De ochtend van die dag moest en zou ik ineens naar Telde toe, een plaatsje ten zuiden van Las Palmas op een half uur bussen. Daar aangekomen op het (mij) bekende pleintje wist ik niet hoe snel ik me naar de plaatselijke slagerij moest begeven, voor de locale bevolking die van “Guillermo”. Willem zou Jan Willem zeggen. Wat had de man alweer overheerlijk vlees in de winkel en de etalage van zijn “carnicería, chacinería, charcutería” liggen. Voor wie een vertaling erbij wil: slagerij, varkensslachterij, vleeswarenwinkel. Als toetje zag ik ook nog enkele heksen, “brujas”, door de winkelruit, tussen al het moois en gezonds. Kom er maar eens om!
         Ik vervolgde mijn weg richting de kerk met het terras. Op het laatste stuk van de María Incarnación en de hoek om in de Rivero Bethencourt was een goedbedoelde “Feria De Reyes” aan de gang. Langs meer dan veertig kramen mocht ik hoppen, met diverse snuisterijen op een rijtje. De spullen waren ietsje duurder dan die van de zaterdagmarkt verderop, maar daar wordt de dienst uitgemaakt door een stelletje boeven uit Roemenië, die erop uit zijn om jullie en mij tweedehands ondergoed en dergelijke te verkopen. Op het kerkplein zelf stond de kerststal van zo’n 10 bij 5 meter nog steeds in het zonnetje. Zelfs ik bleef er even voor staan, voordat ik gewoontegetrouw de “betunero”, de schoenpoetser, over zijn kop mocht aaien. (Terzijde, dat woord moeten jullie me niet verwarren met een “butanero”. Dat is een gasmannetje, iemand die butagasflessen komt brengen; bijna had ik me hier zelf vergist.)
         Gaan we naar de enige, echte mercado central van Telde. Daar was het druk genoeg voor mij om me onopvallend onder het koopgrage publiek te kunnen mengen. Ik kocht er mijn “queso duro” voor op mijn lijvige broodjes, zeg maar broden. Bij de bakker kreeg ik zowaar een stuk roscón aangeboden; het is Driekoningen of niet. Terwijl ik buiten op een bank met mijn lunch bezig was, “¡buen provecho!”, kon ik nog een positieve gebeurtenis voor jullie oppikken. Ik zag een affiche van een voetbalwedstrijd van een para dagen eerder: Telde tegen Las Palmas, un partido benéfico para la campaña de recogida de regalos y juguetes Navidad 2012. Wie de wedstrijd gewonnen heeft, vertelt het verhaal niet.
         Pas daarna mocht ik me bij de Daily Price van Telde vervoegen. Ik kocht er drie films “en oferta” en één cd. De laatste ga ik nu gebruiken als muziekje van de week. Het gaat om 25 nummers “Too Good To Be Forgotten”, volgens mij (bijna) allemaal Amerikaans en van eind jaren 50. Of ze van slechts één grote platenmaatschappij zijn, weet ik eerlijk gezegd niet.  Ik maak er een quiz van. Ik geef jullie hieronder de nummers en mijn vraag is: van hoeveel kennen jullie de naam van de artiest(en)? Ik had er zeventien goed, eventueel zestien, als ik een vergissing niet mag goedmaken. Ik weet het, Trudie vind dat maar niks, maar wie het leuk vindt, probeer mij te verbeteren. Mensen die van oude popmuziek houden, moeten toch gemakkelijk boven de tien uitkomen. Verderop, op het einde van mijn brief geef ik bescheid. Enne... liever niet vlug alvast even op het internet gaan zoeken.
01.    Jingle Jangle
02.    Mother-In-Law
03.    For Your Precious Love
04.    Sheila
05.    The Twist
06.    Save The Last Dance For Me
07.    Indian Reservation
08.    Blue Suede Shoes
09.    Louie Louie
10.    A Groovy Kind Of Love
11.    Rhythm Of The Rain
12.    Midnight Confession
13.    Red River Rock
14.    Western Movies
15.    A Summer Song
16.    Harbor Lights
17.    Ain’t That A Shame
18.    Oh, What A Night
19.    Early In The Morning
20.    24 Hours From Tulsa
21.    Carol
22.    Lucille
23.    The Oogum Boogum Song
24.    Human
25.    Hush

         Met patat of “friete” hebben churros in het geheel niks van doen. Het zijn zoete, lichtbruine deegstengels, die gefrituurd worden voordat ze in het gat verdwijnen dat oorspronkelijk als mond bedoeld was. Ik ben er bepaald geen liefhebber van, van die churros, en trouwens ook niet van de meeste andere zoetigheid. Geef mij liever maar iets hartigs zoals in Nederland kroketten, loempia’s of oude kaas in blokjes, en hier, als tapas, stukjes pulpo met ui, gamba’s in een sausje of alweer oude kaas in blokjes.
         Terug naar de churros, het wordt nog erger met dat spul, als er warme chocolademelk bij geserveerd wordt. Min of meer huisgemaakte chocolademelk, beste jongens en meisjes, is hier nog echt donkerbruin en smaakt naar echte chocolade, niet naar een chemisch misbaksel van Unilever. Op zijn tijd laat ik me daar best voor hangen (zoals voor “verkespu”). Een litertje Reny Picot, om een merk te noemen, hoort af en toe bij de boodschappen. Je kunt het koud oplepelen als vla, maar ook opwarmen, “listo para tomar”. Echter, als mensen aan de churros gaan en die ook nog eens in de warme chocolade dopen voordat ze de deegslierten wegwerken, wordt het anders. Dan zie je het vet aan komen rollen en dat lijkt me niet echt de bedoeling. “Churros con chocolate”, dit is de tijd van het jaar, lijkt het wel, dat jeugd en ouderdom zich er graag aan bezondigt. Waar ik loop en een koffiehuis of zo zie, is het raak. Kunnen jullie daar eens mee ophouden?
 
         Jullie zijn bekend met El Corte Inglés, de Bijenkorf van Las Palmas. Daarvan zijn er hier twee. Eentje is een vele etages hoog dubbelgebouw bij mij in de buurt, aan de (Avenida José) Mesa y López, dat ik frequenteer, al was het maar om op tijd mijn voorraad Schweppes blikjes aan te vullen. De andere is een pleingrote winkel van drie etages in Siete Palmas, een “centro comercial” aan de rand van de stad, waar ik sporadisch wel eens met bus 45 heenga, ook vanwege de MediaMarkt er tegenover. Overal in de stad is het uithangbord van El Corte Inglés te vinden: “Sus mejores compras” met steevast de Engelse vertaling eronder: “Your best shopping”. Daar weer onder is een middelgrote plastic zak van de zaak afgedrukt, geen “bolsita”, maar “bolsa”.
         Maar heel af en toe wijkt de landelijke reclameafdeling af van deze slogan. Zoals afgelopen weekeinde, toen men adverteerde met “Felices Reyes”, zalige Driekoningen. Het hoogfeest van Driekoningen, dat is hier wat bij ons Sinterklaas is, in de vroegere tijd toen die nog niet door Santa Claus naar de achtergrond verdreven was. Voor verdere details over het verband tussen de Driekoningen en Sinterklaas en zijn Pieten verwijs ik graag naar mijn deskundige evenknie Trudie.

         “To skate” is schaatsen op zijn Engels, maar een skateboard is geen schaatsbord, maar een soort van rolschaatsplank, met voor en achter twee wieltjes. In het Spaans wordt zo’n plank ook wel een “monopatin” genoemd. Als ik het wel heb, zie ik de jongens - meisjes met een skateboard geeft het haast niet, of het zouden tomboys moeten zijn - vooral veel op hun snufferd gaan. Een jaartje skateboarden lijkt me voldoende om definitief zwakke enkels te krijgen. Niettemin, de jeugd vraagt erom en wij volwassenen weten niet hoe gauw we moeten toegeven. Aan de calle Eduardo Benot ten noorden van Santa Catalina is een heel skateboardcircuit aangelegd, met op- en afstapjes, bergen en dalen, noem maar op. Als ik er op vrijdagmiddag laat langs loop, zie ik zo’n 10 à 15 jongens gebruik van maken, Ze hebben zelf, of is de gemeente hun zelfs hierbij ter wille?, voor de nodige graffitiaankleding gezorgd. En ik moet zeggen, de jeugd die hier actief is, kan er wat van; het zijn niet de minste die op het circuit hun punten scoren. Mijn zegen hebben ze daarbij, als ik maar niet mee hoef te doen.
         Tegelijkertijd vind ik het wel opmerkelijk dat de meeste skateboarders zich juist niet bij het daarvoor bedoelde gebied ophouden, maar bij voorkeur hun rare hobby beoefenen op plekken waar kleine kinderen spelen, waar gepensioneerden zoals ik op een bankje zitten, waar ijverige huisvrouwen hun chihuahua of robbedoes uitlaten. Santa Catalina is zo’n plek. En het zijn niet de beste boarders die zich daar dag in dag uit ophouden, meer de grauwe middenmoot onder de monopatineros. Afgelopen moest dat maar eens zijn, dat enkeltje vernielen tussen een speeltuintje en een fontein. Ieder zijn stek!

         Ik vergis me nogal eens tussen twee filmsterren, die gemaakt lijken te zijn om vandaag de dag de dames bij te laten zwijmelen. Ik heb het over het tweetal Johnny Depp en Bratt Pitt. Nog eens naar hun gezichten kijkend op het internet moet ik toegeven dat ze allebei maar weinig van mij weg hebben. Depp ziet er nog het normaalste uit van de twee met zijn muizenkop en achterover gekamd haar. Pitt met zijn “knievel” en baardje van niks is voor mij iets meer de cowboy, de man van laten we eens gek doen of dat vechten we buiten uit.
         Deze week hangt Las Palmas vol met Chanel No. 5 reclames. Er zijn twee versies van hetzelfde en op allebei is Bratt Pitt de lokeend. Zijn kop op de ene plaat lijkt wel een pasfoto en op de andere houdt hij nonchalant een hand voor zijn gezicht. De bijbehorende tekst (naast uiteraard Chanel No 5) is in beide gevallen kort en krachtig “ineludible”, onvermijdelijk. Trudie en Marij, om eens een paar zijstraten van dames te noemen, zouden eerder kiezen voor “irresistible”, onweerstaanbaar.

         Heb ik het al eens met jullie gehad over de would-be parkeerhulpen? Zo nee, dan is dit het moment. In toenemende mate - crisistijd - staan op allerlei plekken in de stad, waar in de open lucht geparkeerd mag worden, mensen die de parkeerder graag behulpzaam zijn met een acceptabel plekje te vinden. Het gaat zonder uitzondering om mannen, meestal nogal sjofel gekleed, die duchtig met hun armen staan te zwaaien om de voorbij komende auto in een “veilige parkeerhaven” te manoeuvreren (met oeu?). Vervolgens is het de gasten louter en alleen te doen om de beloning voor hun interventie, nergens anders om.
         Het duidelijkste en dus ook het vervelendste vind ik het fenomeen van de parkeerhulpen bij het academische ziekenhuis, San José, met opzij daarvan het oude faculteitsgebouw, aan de zuidkant van de stad. Buiten is het een komen en gaan van vehikels die de slagboom van het ziekenhuis niet mogen passeren, en probeer dan maar eens een acceptabele parkeerplek te vinden zonder de tussenkomst van zo’n mannetje. Sommigen zijn intussen zo brutaal dat ze je al willen laten betalen voordat je op “hun” plekje mag komen. En jullie weten het: wat mij betreft, mogen alle privé-auto’s vandaag nog definitief de stad uit, ook uit Las Palmas, maar dan vind ik tevens dat die zogenaamde “guardacoches”, “vigilantes”, in een beweging mee mogen worden opgeruimd.

         En zoals beloofd is hier de aanvulling op mijn muziekje. Achter alle 25 nummers van “25 Super Oldies. Too Good To Be Forgotten” staat hieronder ook de uitvoerder.
01.    Jingle Jangle                           Archies
02.    Mother-In-Law                       Ernie-K-Doe
03.    For Your Precious Love                  Jerry Butler
04.    Sheila                                               Tommy Roe        
05.    The Twist                               Chubby Checker
06.    Save The Last Dance For Me Drifters
07.    Indian Reservation                           Paul Revere & The Raiders
08.    Blue Suede Shoes                            Carl Perkins
09.    Louie Louie                                      Kingsmen
10.    A Groovy Kind Of Love                  Wayne Fontana & The Mindbenders
11.    Rhythm Of The Rain              Cascades
12.    Midnight Confession              Grass Roots
13.    Red River Rock                      Johnny & The Hurricanes
14.    Western Movies                     Olympics
15.    A Summer Song                     Chad & Jeremy
16.    Harbor Lights                         Platters
17.    Ain’t That A Shame               Fats Domino
18.    Oh, What A Night                           Dells
19.    Early In The Morning             Vanity Fare
20.    24 Hours From Tulsa             Gene Pitney
21.    Carol                                      Chuck Berry
22.    Lucille                                     Little Richard
23.    The Oogum Boogum Song     Brenton Wood
24.    Human                                   Tommy Hunt
25.    Hush                                       Billy Joe Royal

         Dat gezegd hebbend vraag ik me af of er nog wel tijd is voor een Spaans lesje. Vooruit dan, een kleintje. Op de “Feria De Telde” pikte ik een folder mee van de www.afrikanarias.org, waarin we gevraagd worden om de honger ergens in Gambia, geloof ik, te lenigen. Ik ga hem hier niet helemaal uitserveren en beperk me tot de “ayuda directa”, een gift van 35 €. ¨Por cada 35 € donados se entregará a una familia necesitada un saco de 50 kilos de arroz y una garrafa de 5 litros de aceite, que asegura el alimento de más de un mes a una familia de al menos 7 personas. Se realizará una foto digital, con el nombre de la persona, familia, centro, empresa o colectivo que haga la donación y se hará llegar a cada donante. El arroz y el aceite se compran en los mercados locales de la zona. Los sacos son entregados familia por familia y los voluntarios que viajan se hacen cargo de sus gastos, tanto del viaje, como de la estancia, permitiendo que cada euro recaudado se convierta en granos de arroz.¨

         Ik weet het, jullie willen nu stante pede aan de slag en je (bijna) volledige spaartegoed overmaken naar de ¨niños con el estómago vacío¨. Dus sluit ik mijn brief maar in alle haast af. Het ga jullie voor de wind in de lage landen bij de zee en speciaal in Maastricht, waar het a.s. zondag op de markt wel te doen is om 15 uur precies. Hier ga ik me de komende dagen behelpen met wat zonneschijn en boeken die ik in Nederland nooit gelezen zou krijgen. Wie weet, kom ik er op het einde van de week, vrijdagmiddag, nog een keer in en zo niet, dan hebben jullie je maar te gedragen bij het ¨oetrope¨. ik ken geen pardon. En voor nu, tot ziens maar weer, hasta luego, van don Pablito.

BOEKENBIJLAGE

         Hoe zal ik de bespreking van mijn lijvige boek van deze week, bijna 850 bladzijden, eens beginnen? De titel is “11/22/63” en weten jullie dan al waarover het gaat? Stephen King, van 1947, publiceerde zijn eersteling “Carrie” in 1974 en kwam daarna met hele kratten nieuwe bestsellers. In 2012 was zijn boek over de moord op John Kennedy goed voor vijf sterren in zo ongeveer alle pers, van de New York Times via de Engelse bladen tot Vrij Nederland en terug. Dat leek me voldoende reden om het ook eens te lezen, toch?
         Het verhaal begint heel gemoedelijk. Een leraar Engels, Jake Epping, is aan het eind van zijn schooljaar ergens in de staat Maine en praat nog even na met de conciërge, Harry Dunning. De leerlingen maken die uit voor hoptoad, pad. omdat hij erg met zijn been trekt. Dat heeft te maken met een meervoudige moord, toen hij een kind was, en waarbij de rest van het gezin Dunning om het leven kwam. Daarna gaat Jake naar zijn dagelijkse, ouderwetse eethuis met Al Templeton aan het roer, “Al’s diner”. Hij vraagt hem waarom zijn hamburgers zo goedkoop zijn en dan zegt die dat hij ze van een slager betrekt die een halve eeuw eerder leefde. Via een rabbit-hole daalt hij daarvoor steeds opnieuw af naar 9 september 1958, om twee voor 12, om ze op te halen. Al is helaas op sterven na dood, longkanker, en vraagt Jake om een gunst. Zou die misschien, nu hij het zelf niet meer kan, in zijn plaats kunnen teruggaan naar 1958, dan vijf jaar wachten om vervolgens de moord van Lee Oswald op John Kennedy in Dallas te voorkomen.
         Gaan we naar 1958 met Jake Epping, die zich nu George Amberson noemt. In de plaats Derry schiet hij allereerst Frank Dunning dood, de vader van Harry, die daarmee niet de kans krijgt om zijn gezin uit te moorden. Vervolgens zorgt hij ervoor dat Carolyn Poulin niet verlamd raakt door een schietincident. Als dingen de eerste keer niet direct en helemaal overtuigend lukken, gaat hij terug naar 2011 en komt er een reset, als hij daarna weer naar 1958 gaat via zijn rabbit-hole . Niettemin, “the past is obdurate”, het valt bepaald niet mee om het verleden te manipuleren. Voor wie van terugkerende zinnetjes houdt, heb ik ook nog: “Life turns on a dime”.
         Jake/George trekt zich terug in het plaatsje Jodie, bij Fort Worth op ruim 100 mijl van Dallas, waar hij in 1958 Engelse leraar wordt aan een middelbare school en daarnaast schrijver van een roman. Namen van mensen van zijn school hier zijn o.a. Mimi Corcoran, Deke Simmons, Ellen Dockerty en vooral Sadie Dunhill, de jonge bibliothecaresse met wie hij een liefdesrelatie begint. Later wordt zij in het gezicht zwaar verminkt door haar ex-man Johnny.
         Enkele jaren later begint Jake/George met zich te verdiepen in Lee Oswald, de latere moordenaar van Kennedy. Die was eerder naar Rusland was uitgeweken, maar is in 1963 weer terug in het land, met zijn jonge Russische vrouw Marina en hun kind Julie, vlak voor 22 november ook nog Audrey. Andere interessante figuren uit de kring van Oswald zijn o.a. George de Mohrenschildt, George Bouhe en als tegenhanger meld ik hier generaal Edwin Walker.
         Voor de apotheose gaan we uiteraard naar de zuidoosthoek van de zesde etage van de Texas School Book Depository, aan Dealey Plaza op de intersectie van Houston en Elm Steet in hartje Dallas. Een vlindereffect is zo iets als wanneer je ergens in China een vlinder doodslaat, er veertig jaar later daardoor een aardbeving in Peru zal plaatsvinden. Zal Jake/George de 35ste president van de Verenigde Staten redden en wat is het vlindereffect daarvan? Ziet de wereld er in dat geval in 2011 heel anders uit dan nu, veel beter?
         Het moge duidelijk zijn dat ik “11/22/63” met bijzonder veel plezier en spanning gelezen heb. Stephen King, ik vind hem niet echt een thrillerschrijver, meer een bijzonder aangename fantast, maar wat is het genieten geblazen met dit boek. Daarbij past uiteraard een exquise beoordeling. Ik geef Stephen King voor zijn “11/22/63” als recensiecijfer een 9-. Het had een volle 9 kunnen zijn, als hij de dagen voor 22 november 1963 ietsje normaler had behandeld. Maar goed, dit boek gaat in mijn handbagage terug naar Maastricht, voor een gewone koffer is het te apart. En Harry, dit lijkt me nou echt een hedendaags geschiedenisboek voor jou, met tussendoor voldoende popmuziek uit de jaren 1958-1963, zie boven bij mijn muziek, om bij de les te blijven.

         Het is nog niet op in deze korte week. Ik heb ook nog een boek uitgelezen van Don Winslow. Kennen jullie die wel, of liever kennen jullie die nog, want ik heb eerder hier boeken van hem lovend besproken. Hier en nu vraag ik aandacht voor een boek van hem uit 2009, “The Gentlemen’s Hour”. Het is het vervolg op “The Dawn Patrol”, maar het boek laat zich op zichzelf goed lezen. Het speelt, zoals dat hoort bij Don Winslow, in het Amerikaanse San Diego en vlak daarbij La Jolla. Dat spreek je, zie blz. 52 van het boek, uit als “Luh Hoya”. In het Spaans is een “joya” een juweel, maar ik ga met de schrijver voor “hoya”, kuil.
         Spraakmaker in het boek is Boone Daniels, die een winkel runt voor surfspullen en daarbij als ex-politieman de private investigator speelt. Zijn hulpje in de winkel heet Hang Twelve, een rastaman van 375 Amerikaanse ponden (en dat zijn een hoop kilo’s). Voor de financiën en het “computergebeuren” is er bovendien “Cheerful”, Ben Carruthers. En nou willen jullie natuurlijk ook de andere leden van de “Dawn Patrol” kennen, het clubje dat dagelijkse in alle vroegte de golven pleegt te beroeren? Naast Boone heb ik het dan over Dave The Love God, een Baywatch life-guard, strandmeester, van grote omvang, Johnny Banzai Kodani, Japans en nog steeds politierechercheur, en uit Samoa de religieuze High Tide. Voorheen maakte ook Sunny Day, nu de ex-vriendin van Boone, er deel van uit, maar die is elders een professionele surfcarrière begonnen. Het nieuwe liefje van Boone heet Petra “Pete” Hall, een advocate uit oorspronkelijk Groot-Brittannië, daarom ook wel Mary Poppins gedoopt (later Loco Ono). En wat is “The Gentlemen’s Hour”? Dat is het surfclubje dat iets ouder is dan de “Dawn Patrol” en iets later aan het surfen slaat.
         En dan nu (eindelijk!) het verhaal. Er spelen twee moorden, waarvan de eerste op niemand minder dan Kelly Kuhio, K2, is, een surflegende. Die wordt als “negro” geveld door het viertal van de Rockpile Crew, met enkele getuigen erbij. Het clubje is iets verderop aan de Pacific Coast actief als surfers, als het zich niet zit op te pompen bij Mike Boyd, de baas van martial arts Team Domination. Voor een korte geschiedenis van de vechtsport verwijs ik verder naar hoofdstuk 36 van het boek. De andere zaak betreft het vreemdgaan van Donna Nichols, de vrouw van multimiljonair Dan, die deel uitmaakt van “The Gentlemen’s Hour”. Donna’s vrijer, Philip Schering, is een expert in funderingen, een soils engineer; voor verdere bijzonderheden daarover kunnen jullie terecht in hoofdstuk 65. Zijn dood brengt naast het duo Nichols ook Bill Blasingame voor het voetlicht, de eigenaar van Parade Homes en de vader van de hoofdverdachte in de andere moord. Waar mondt het op uit? Ik zie aan de ene kant Boone Daniels staan, met zijn Petra Hall en haar baas Alan Burke, en aan de andere kant Johnny Banzai Kodani en ene Steve Harrington van de politie met officier van justitie Mary Lou Baker. En dan gaan vervolgens de jongens van Cruz Iglesias, een Mexicaans Baja Cartel, en die van het Red Eddie, een soortgelijk Californische clubje, de zaak nog compliceren. Wie wint? En hoe eindigt het?
         Ik heb iets met Don Winslow. Het begon een aantal jaren geleden met “California Fire And Life” en daarna heeft hij mij steeds weer opnieuw weten te verbazen met zijn surfthrillers. En geloof het of niet, bij “The Gentlemen’s Hour” is er weer een die ik koester. (Zou het er iets mee te maken hebben dat er hier vooral bij Las Arenes ook druk gesurfd wordt?) De schrijver weet zijn boeken op te bouwen, de spanning is al snel te snijden en daarnaast komt de humor je tegemoet uit alle kieren en gaten. Zo hoort het! “The Gentlemen’s Hour” krijgt dus een hoog punt van mij, een 8½. Alweer heeft Don Winslow mij verrijkt met een boek dat ik niet meer kwijt wil.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten