Weblogbrief 8.11, 7 januari 2013
¿Qué hay? comunistas de salón y ultraderechistas, hoe
is het, saloncommunisten en rechtsradicalen? Heb ik jullie
daarmee allemaal gehad? Of dien ik woorden als “crédulos”, goedgelovigen, en
“centrocampistas”, middenspelers, toe te voegen? Per slot van rekening is,
zoals meestal, het middenveld aan de macht in Nederland, tot voor kort nog
gearmd met de soldaten van God, maar die zitten intussen op de hei. Vandaag de
dag wordt de macht geclaimd door een club neoliberalen en een doos (min of
meer) oudbakken socialisten. Het is niet anders.
Het
leven hier heeft zich gelukkig genormaliseerd hier, eindelijk. Afgelopen
zaterdagavond, na de glorieuze rit van de drie koningen vanaf het “Castillo De La Luz” en Santa Catalina bij mij
tot helemaal in Triana en Vegueta, waren de winkels tot 12 uur open, uitkijkend
naar de vele klanten die nog op het allerlaatste moment een presentje wilden
kopen voor een of meer van hun dierbaren. Een leuke bijkomstigheid vanaf mijn
balkon: laat op de avond hoorde ik bij mij tegenover kinderen met een pistool
met “knakkers”. Even later bleek dat ze een soort erwten op de stoep gooiden,
die dan een beetje herrie maakten.
Niettemin,
volgend op een drukke zondag aan de boulevard is het nu “Monday, Monday”,
maandag wasdag. De “circo de los horrores” kan de boom in, zodat ik weer gewoon
bij Carrefour terecht kan om bijv. voor Rik een paar potjes “Pimiento verde”
van Calvé te halen. De zevende kerstsstal van zand, “belén de arena”, toch al
een slap aftreksel van wat het geweest is, gaat vandaag de geest geven. (Opzij
van de kerststal verkopen een al te dikke man en dito vrouw gepofte kastanjes.
Zij doen vooral alsof; het poffen is nagenoeg helemaal uitbesteed aan een
neger, die zich werkelijk het schompes werkt, “como un condenado”. Zal hij
vandaag te horen krijgen dat hij niet meer hoeft te komen?) Dichter bij huis is het tijd om de “Felices
Fiestas” emblemen van de etalages te verwijderen om plaats te maken voor het
aloude “Rebajas”. Kan een ieder zich naar dezelfde winkels haasten om nu een
truitje of tasje met korting te bemachtigen. En terwijl de scholen morgen pas
weer beginnen, stuur ik jullie vandaag al mijn tweede brief van 2013.
Ik
begin met de zaterdag. De ochtend van die dag moest en zou ik ineens naar Telde
toe, een plaatsje ten zuiden van Las Palmas op een half uur bussen. Daar aangekomen
op het (mij) bekende pleintje wist ik niet hoe snel ik me naar de plaatselijke
slagerij moest begeven, voor de locale bevolking die van “Guillermo”. Willem
zou Jan Willem zeggen. Wat had de man alweer overheerlijk vlees in de winkel en
de etalage van zijn “carnicería, chacinería, charcutería” liggen. Voor wie een
vertaling erbij wil: slagerij, varkensslachterij, vleeswarenwinkel. Als toetje
zag ik ook nog enkele heksen, “brujas”, door de winkelruit, tussen al het moois
en gezonds. Kom er maar eens om!
Ik
vervolgde mijn weg richting de kerk met het terras. Op het laatste stuk van de
María Incarnación en de hoek om in de Rivero Bethencourt was een goedbedoelde “Feria
De Reyes” aan de gang. Langs meer dan veertig kramen mocht ik hoppen, met diverse
snuisterijen op een rijtje. De spullen waren ietsje duurder dan die van de
zaterdagmarkt verderop, maar daar wordt de dienst uitgemaakt door een stelletje
boeven uit Roemenië, die erop uit zijn om jullie en mij tweedehands ondergoed
en dergelijke te verkopen. Op het kerkplein zelf stond de kerststal van zo’n 10
bij 5 meter
nog steeds in het zonnetje. Zelfs ik bleef er even voor staan, voordat ik
gewoontegetrouw de “betunero”, de schoenpoetser, over zijn kop mocht aaien.
(Terzijde, dat woord moeten jullie me niet verwarren met een “butanero”. Dat is
een gasmannetje, iemand die butagasflessen komt brengen; bijna had ik me hier zelf
vergist.)
Gaan
we naar de enige, echte mercado central van Telde. Daar was het druk genoeg voor
mij om me onopvallend onder het koopgrage publiek te kunnen mengen. Ik kocht er
mijn “queso duro” voor op mijn lijvige broodjes, zeg maar broden. Bij de bakker
kreeg ik zowaar een stuk roscón aangeboden; het is Driekoningen of niet.
Terwijl ik buiten op een bank met mijn lunch bezig was, “¡buen provecho!”, kon
ik nog een positieve gebeurtenis voor jullie oppikken. Ik zag een affiche van
een voetbalwedstrijd van een para dagen eerder: Telde tegen Las Palmas, un
partido benéfico para la campaña de recogida de regalos y juguetes Navidad
2012. Wie de wedstrijd gewonnen heeft, vertelt het verhaal niet.
Pas
daarna mocht ik me bij de Daily Price van Telde vervoegen. Ik kocht er drie
films “en oferta” en één cd. De laatste ga ik nu gebruiken als muziekje van de
week. Het gaat om 25 nummers “Too Good To Be Forgotten”, volgens mij (bijna) allemaal
Amerikaans en van eind jaren 50. Of ze van slechts één grote platenmaatschappij
zijn, weet ik eerlijk gezegd niet. Ik
maak er een quiz van. Ik geef jullie hieronder de nummers en mijn vraag is: van
hoeveel kennen jullie de naam van de artiest(en)? Ik had er zeventien goed,
eventueel zestien, als ik een vergissing niet mag goedmaken. Ik weet het,
Trudie vind dat maar niks, maar wie het leuk vindt, probeer mij te verbeteren. Mensen
die van oude popmuziek houden, moeten toch gemakkelijk boven de tien uitkomen. Verderop,
op het einde van mijn brief geef ik bescheid. Enne... liever niet vlug alvast even
op het internet gaan zoeken.
01. Jingle
Jangle
02. Mother-In-Law
03. For
Your Precious Love
04. Sheila
05. The
Twist
06. Save The Last Dance For Me
07. Indian
Reservation
08. Blue
Suede Shoes
09. Louie
Louie
10. A
Groovy Kind Of Love
11. Rhythm
Of The Rain
12. Midnight
Confession
13. Red
River Rock
14. Western
Movies
15. A
Summer Song
16. Harbor
Lights
17. Ain’t
That A Shame
18. Oh,
What A Night
19. Early
In The Morning
20. 24
Hours From Tulsa
21. Carol
22. Lucille
23. The
Oogum Boogum Song
24. Human
25. Hush
Met
patat of “friete” hebben churros in het geheel niks van doen. Het zijn zoete,
lichtbruine deegstengels, die gefrituurd worden voordat ze in het gat verdwijnen
dat oorspronkelijk als mond bedoeld was. Ik ben er bepaald geen liefhebber van,
van die churros, en trouwens ook niet van de meeste andere zoetigheid. Geef mij
liever maar iets hartigs zoals in Nederland kroketten, loempia’s of oude kaas
in blokjes, en hier, als tapas, stukjes pulpo met ui, gamba’s in een sausje of
alweer oude kaas in blokjes.
Terug
naar de churros, het wordt nog erger met dat spul, als er warme chocolademelk
bij geserveerd wordt. Min of meer huisgemaakte chocolademelk, beste jongens en
meisjes, is hier nog echt donkerbruin en smaakt naar echte chocolade, niet naar
een chemisch misbaksel van Unilever. Op zijn tijd laat ik me daar best voor
hangen (zoals voor “verkespu”). Een litertje Reny Picot, om een merk te noemen,
hoort af en toe bij de boodschappen. Je kunt het koud oplepelen als vla, maar
ook opwarmen, “listo para tomar”. Echter, als mensen aan de churros gaan en die
ook nog eens in de warme chocolade dopen voordat ze de deegslierten wegwerken,
wordt het anders. Dan zie je het vet aan komen rollen en dat lijkt me niet echt
de bedoeling. “Churros con chocolate”, dit is de tijd van het jaar, lijkt het
wel, dat jeugd en ouderdom zich er graag aan bezondigt. Waar ik loop en een
koffiehuis of zo zie, is het raak. Kunnen jullie daar eens mee ophouden?
Jullie
zijn bekend met El Corte Inglés, de Bijenkorf van Las Palmas. Daarvan zijn er
hier twee. Eentje is een vele etages hoog dubbelgebouw bij mij in de buurt, aan
de (Avenida José) Mesa y López, dat ik frequenteer, al was het maar om op tijd
mijn voorraad Schweppes blikjes aan te vullen. De andere is een pleingrote
winkel van drie etages in Siete Palmas, een “centro comercial” aan de rand van
de stad, waar ik sporadisch wel eens met bus 45 heenga, ook vanwege de MediaMarkt
er tegenover. Overal in de stad is het uithangbord van El Corte Inglés te
vinden: “Sus mejores compras” met steevast de Engelse vertaling eronder: “Your
best shopping”. Daar weer onder is een middelgrote plastic zak van de zaak
afgedrukt, geen “bolsita”, maar “bolsa”.
Maar
heel af en toe wijkt de landelijke reclameafdeling af van deze slogan. Zoals
afgelopen weekeinde, toen men adverteerde met “Felices Reyes”, zalige
Driekoningen. Het hoogfeest van Driekoningen, dat is hier wat bij ons
Sinterklaas is, in de vroegere tijd toen die nog niet door Santa Claus naar de
achtergrond verdreven was. Voor verdere details over het verband tussen de
Driekoningen en Sinterklaas en zijn Pieten verwijs ik graag naar mijn deskundige
evenknie Trudie.
“To
skate” is schaatsen op zijn Engels, maar een skateboard is geen schaatsbord,
maar een soort van rolschaatsplank, met voor en achter twee wieltjes. In het
Spaans wordt zo’n plank ook wel een “monopatin” genoemd. Als ik het wel heb,
zie ik de jongens - meisjes met een skateboard geeft het haast niet, of het
zouden tomboys moeten zijn - vooral veel op hun snufferd gaan. Een jaartje
skateboarden lijkt me voldoende om definitief zwakke enkels te krijgen.
Niettemin, de jeugd vraagt erom en wij volwassenen weten niet hoe gauw we
moeten toegeven. Aan de calle Eduardo Benot ten noorden van Santa Catalina is
een heel skateboardcircuit aangelegd, met op- en afstapjes, bergen en dalen,
noem maar op. Als ik er op vrijdagmiddag laat langs loop, zie ik zo’n 10 à 15
jongens gebruik van maken, Ze hebben zelf, of is de gemeente hun zelfs hierbij
ter wille?, voor de nodige graffitiaankleding gezorgd. En ik moet zeggen, de jeugd
die hier actief is, kan er wat van; het zijn niet de minste die op het circuit
hun punten scoren. Mijn zegen hebben ze daarbij, als ik maar niet mee hoef te
doen.
Tegelijkertijd
vind ik het wel opmerkelijk dat de meeste skateboarders zich juist niet bij het
daarvoor bedoelde gebied ophouden, maar bij voorkeur hun rare hobby beoefenen
op plekken waar kleine kinderen spelen, waar gepensioneerden zoals ik op een
bankje zitten, waar ijverige huisvrouwen hun chihuahua of robbedoes uitlaten. Santa
Catalina is zo’n plek. En het zijn niet de beste boarders die zich daar dag in
dag uit ophouden, meer de grauwe middenmoot onder de monopatineros. Afgelopen
moest dat maar eens zijn, dat enkeltje vernielen tussen een speeltuintje en een
fontein. Ieder zijn stek!
Ik
vergis me nogal eens tussen twee filmsterren, die gemaakt lijken te zijn om
vandaag de dag de dames bij te laten zwijmelen. Ik heb het over het tweetal Johnny
Depp en Bratt Pitt. Nog eens naar hun gezichten kijkend op het internet moet ik
toegeven dat ze allebei maar weinig van mij weg hebben. Depp ziet er nog het
normaalste uit van de twee met zijn muizenkop en achterover gekamd haar. Pitt
met zijn “knievel” en baardje van niks is voor mij iets meer de cowboy, de man
van laten we eens gek doen of dat vechten we buiten uit.
Deze
week hangt Las Palmas vol met Chanel No. 5 reclames. Er zijn twee versies van
hetzelfde en op allebei is Bratt Pitt de lokeend. Zijn kop op de ene plaat lijkt
wel een pasfoto en op de andere houdt hij nonchalant een hand voor zijn
gezicht. De bijbehorende tekst (naast uiteraard Chanel No 5) is in beide
gevallen kort en krachtig “ineludible”, onvermijdelijk. Trudie en Marij, om
eens een paar zijstraten van dames te noemen, zouden eerder kiezen voor
“irresistible”, onweerstaanbaar.
Heb
ik het al eens met jullie gehad over de would-be parkeerhulpen? Zo nee, dan is
dit het moment. In toenemende mate - crisistijd - staan op allerlei plekken in
de stad, waar in de open lucht geparkeerd mag worden, mensen die de parkeerder
graag behulpzaam zijn met een acceptabel plekje te vinden. Het gaat zonder
uitzondering om mannen, meestal nogal sjofel gekleed, die duchtig met hun armen
staan te zwaaien om de voorbij komende auto in een “veilige parkeerhaven” te
manoeuvreren (met oeu?). Vervolgens is het de gasten louter en alleen te doen
om de beloning voor hun interventie, nergens anders om.
Het
duidelijkste en dus ook het vervelendste vind ik het fenomeen van de
parkeerhulpen bij het academische ziekenhuis, San José, met opzij daarvan het
oude faculteitsgebouw, aan de zuidkant van de stad. Buiten is het een komen en
gaan van vehikels die de slagboom van het ziekenhuis niet mogen passeren, en
probeer dan maar eens een acceptabele parkeerplek te vinden zonder de
tussenkomst van zo’n mannetje. Sommigen zijn intussen zo brutaal dat ze je al
willen laten betalen voordat je op “hun” plekje mag komen. En jullie weten het:
wat mij betreft, mogen alle privé-auto’s vandaag nog definitief de stad uit,
ook uit Las Palmas, maar dan vind ik tevens dat die zogenaamde “guardacoches”,
“vigilantes”, in een beweging mee mogen worden opgeruimd.
En
zoals beloofd is hier de aanvulling op mijn muziekje. Achter alle 25 nummers
van “25 Super Oldies. Too Good To Be Forgotten” staat hieronder ook de
uitvoerder.
01. Jingle Jangle Archies
02. Mother-In-Law Ernie-K-Doe
03. For Your Precious Love Jerry Butler
04. Sheila Tommy
Roe
05. The Twist Chubby
Checker
06. Save The Last Dance For Me Drifters
07. Indian Reservation Paul Revere & The Raiders
08. Blue Suede Shoes Carl Perkins
09. Louie Louie Kingsmen
10. A Groovy Kind Of Love Wayne Fontana & The Mindbenders
11. Rhythm Of The Rain Cascades
12. Midnight Confession Grass Roots
13. Red River Rock Johnny & The Hurricanes
14. Western Movies Olympics
15. A Summer Song Chad & Jeremy
16. Harbor Lights Platters
17. Ain’t That A Shame Fats Domino
18. Oh, What A Night Dells
19. Early In The Morning Vanity Fare
20. 24 Hours From Tulsa Gene Pitney
21. Carol Chuck
Berry
22. Lucille Little
Richard
23. The Oogum Boogum Song Brenton Wood
24. Human Tommy
Hunt
25. Hush Billy
Joe Royal
Dat gezegd hebbend
vraag ik me af of er nog wel tijd is voor een Spaans lesje. Vooruit dan, een
kleintje. Op de “Feria De Telde” pikte ik een folder mee van de www.afrikanarias.org,
waarin we gevraagd worden om de honger ergens in Gambia, geloof ik, te lenigen.
Ik ga hem hier niet helemaal uitserveren en beperk me tot de “ayuda directa”,
een gift van 35 €. ¨Por cada 35 €
donados se entregará a una familia necesitada un saco de 50 kilos de arroz y
una garrafa de 5 litros
de aceite, que asegura el alimento de más de un mes a una familia de al menos 7
personas. Se realizará una foto digital, con el nombre de la persona, familia,
centro, empresa o colectivo que haga la donación y se hará llegar a cada
donante. El arroz y el aceite se compran en los mercados locales de la zona.
Los sacos son entregados familia por familia y los voluntarios que viajan se
hacen cargo de sus gastos, tanto del viaje, como de la estancia, permitiendo
que cada euro recaudado se convierta en granos de arroz.¨
Ik weet het, jullie willen nu stante
pede aan de slag en je (bijna) volledige spaartegoed overmaken naar de ¨niños con
el estómago vacío¨. Dus sluit ik mijn brief maar in alle haast af. Het ga
jullie voor de wind in de lage landen bij de zee en speciaal in Maastricht,
waar het a.s. zondag op de markt wel te doen is om 15 uur precies. Hier ga ik
me de komende dagen behelpen met wat zonneschijn en boeken die ik in Nederland
nooit gelezen zou krijgen. Wie weet, kom ik er op het einde van de week,
vrijdagmiddag, nog een keer in en zo niet, dan hebben jullie je maar te
gedragen bij het ¨oetrope¨. ik ken geen pardon. En voor nu, tot ziens maar
weer, hasta luego, van don Pablito.
BOEKENBIJLAGE
Hoe
zal ik de bespreking van mijn lijvige boek van deze week, bijna 850 bladzijden,
eens beginnen? De titel is “11/22/63” en weten jullie dan al waarover het gaat?
Stephen King, van 1947, publiceerde zijn eersteling “Carrie” in 1974 en kwam
daarna met hele kratten nieuwe bestsellers. In 2012 was zijn boek over de moord
op John Kennedy goed voor vijf sterren in zo ongeveer alle pers, van de New
York Times via de Engelse bladen tot Vrij Nederland en terug. Dat leek me voldoende
reden om het ook eens te lezen, toch?
Het
verhaal begint heel gemoedelijk. Een leraar Engels, Jake Epping, is aan het
eind van zijn schooljaar ergens in de staat Maine en praat nog even na met de
conciërge, Harry Dunning. De leerlingen maken die uit voor hoptoad, pad. omdat
hij erg met zijn been trekt. Dat heeft te maken met een meervoudige moord, toen
hij een kind was, en waarbij de rest van het gezin Dunning om het leven kwam. Daarna
gaat Jake naar zijn dagelijkse, ouderwetse eethuis met Al Templeton aan het
roer, “Al’s diner”. Hij vraagt hem waarom zijn hamburgers zo goedkoop zijn en
dan zegt die dat hij ze van een slager betrekt die een halve eeuw eerder
leefde. Via een rabbit-hole daalt hij daarvoor steeds opnieuw af naar 9
september 1958, om twee voor 12, om ze op te halen. Al is helaas op sterven na
dood, longkanker, en vraagt Jake om een gunst. Zou die misschien, nu hij het
zelf niet meer kan, in zijn plaats kunnen teruggaan naar 1958, dan vijf jaar
wachten om vervolgens de moord van Lee Oswald op John Kennedy in Dallas te
voorkomen.
Gaan
we naar 1958 met Jake Epping, die zich nu George Amberson noemt. In de plaats Derry
schiet hij allereerst Frank Dunning dood, de vader van Harry, die daarmee niet
de kans krijgt om zijn gezin uit te moorden. Vervolgens zorgt hij ervoor dat
Carolyn Poulin niet verlamd raakt door een schietincident. Als dingen de eerste
keer niet direct en helemaal overtuigend lukken, gaat hij terug naar 2011 en
komt er een reset, als hij daarna weer naar 1958 gaat via zijn rabbit-hole . Niettemin,
“the past is obdurate”, het valt bepaald niet mee om het verleden te
manipuleren. Voor wie van terugkerende zinnetjes houdt, heb ik ook nog: “Life
turns on a dime”.
Jake/George trekt zich terug in het
plaatsje Jodie, bij Fort Worth op ruim 100 mijl van Dallas, waar hij in 1958 Engelse
leraar wordt aan een middelbare school en daarnaast schrijver van een roman. Namen
van mensen van zijn school hier zijn o.a. Mimi Corcoran, Deke Simmons, Ellen
Dockerty en vooral Sadie Dunhill, de jonge bibliothecaresse met wie hij een
liefdesrelatie begint. Later wordt zij in het gezicht zwaar verminkt door haar
ex-man Johnny.
Enkele
jaren later begint Jake/George met zich te verdiepen in Lee Oswald, de latere
moordenaar van Kennedy. Die was eerder naar Rusland was uitgeweken, maar is in
1963 weer terug in het land, met zijn jonge Russische vrouw Marina en hun kind
Julie, vlak voor 22 november ook nog Audrey. Andere interessante figuren uit de
kring van Oswald zijn o.a. George de Mohrenschildt, George Bouhe en als
tegenhanger meld ik hier generaal Edwin Walker.
Voor
de apotheose gaan we uiteraard naar de zuidoosthoek van de zesde etage van de Texas
School Book Depository, aan Dealey Plaza op de intersectie van Houston en Elm
Steet in hartje Dallas. Een vlindereffect is zo iets als wanneer je ergens in
China een vlinder doodslaat, er veertig jaar later daardoor een aardbeving in
Peru zal plaatsvinden. Zal Jake/George de 35ste president van de Verenigde
Staten redden en wat is het vlindereffect daarvan? Ziet de wereld er in dat
geval in 2011 heel anders uit dan nu, veel beter?
Het
moge duidelijk zijn dat ik “11/22/63” met bijzonder veel plezier en spanning
gelezen heb. Stephen King, ik vind hem niet echt een thrillerschrijver, meer
een bijzonder aangename fantast, maar wat is het genieten geblazen met dit boek.
Daarbij past uiteraard een exquise beoordeling. Ik geef Stephen King voor zijn
“11/22/63” als recensiecijfer een 9-. Het had een volle 9 kunnen zijn, als hij de
dagen voor 22 november 1963 ietsje normaler had behandeld. Maar goed, dit boek gaat
in mijn handbagage terug naar Maastricht, voor een gewone koffer is het te apart.
En Harry, dit lijkt me nou echt een hedendaags geschiedenisboek voor jou, met
tussendoor voldoende popmuziek uit de jaren 1958-1963, zie boven bij mijn
muziek, om bij de les te blijven.
Het
is nog niet op in deze korte week. Ik heb ook nog een boek uitgelezen van Don
Winslow. Kennen jullie die wel, of liever kennen jullie die nog, want ik heb
eerder hier boeken van hem lovend besproken. Hier en nu vraag ik aandacht voor
een boek van hem uit 2009, “The Gentlemen’s Hour”. Het is het vervolg op “The
Dawn Patrol”, maar het boek laat zich op zichzelf goed lezen. Het speelt, zoals
dat hoort bij Don Winslow, in het Amerikaanse San Diego en vlak daarbij La Jolla. Dat spreek je, zie
blz. 52 van het boek, uit als “Luh Hoya”. In het Spaans is een “joya” een
juweel, maar ik ga met de schrijver voor “hoya”, kuil.
Spraakmaker
in het boek is Boone Daniels, die een winkel runt voor surfspullen en daarbij
als ex-politieman de private investigator speelt. Zijn hulpje in de winkel heet
Hang Twelve, een rastaman van 375 Amerikaanse ponden (en dat zijn een hoop
kilo’s). Voor de financiën en het “computergebeuren” is er bovendien “Cheerful”,
Ben Carruthers. En nou willen jullie natuurlijk ook de andere leden van de
“Dawn Patrol” kennen, het clubje dat dagelijkse in alle vroegte de golven pleegt
te beroeren? Naast Boone heb ik het dan over Dave The Love God, een Baywatch life-guard,
strandmeester, van grote omvang, Johnny Banzai Kodani, Japans en nog steeds
politierechercheur, en uit Samoa de religieuze High Tide. Voorheen maakte ook
Sunny Day, nu de ex-vriendin van Boone, er deel van uit, maar die is elders een
professionele surfcarrière begonnen. Het nieuwe liefje van Boone heet Petra
“Pete” Hall, een advocate uit oorspronkelijk Groot-Brittannië, daarom ook wel
Mary Poppins gedoopt (later Loco Ono). En wat is “The Gentlemen’s Hour”? Dat is
het surfclubje dat iets ouder is dan de “Dawn Patrol” en iets later aan het
surfen slaat.
En
dan nu (eindelijk!) het verhaal. Er spelen twee moorden, waarvan de eerste op niemand
minder dan Kelly Kuhio, K2, is, een surflegende. Die wordt als “negro” geveld door
het viertal van de Rockpile Crew, met enkele getuigen erbij. Het clubje is iets
verderop aan de Pacific Coast actief als surfers, als het zich niet zit op te
pompen bij Mike Boyd, de baas van martial arts Team Domination. Voor een korte geschiedenis
van de vechtsport verwijs ik verder naar hoofdstuk 36 van het boek. De andere
zaak betreft het vreemdgaan van Donna Nichols, de vrouw van multimiljonair Dan,
die deel uitmaakt van “The Gentlemen’s Hour”. Donna’s vrijer, Philip Schering, is
een expert in funderingen, een soils engineer; voor verdere bijzonderheden daarover
kunnen jullie terecht in hoofdstuk 65. Zijn dood brengt naast het duo Nichols
ook Bill Blasingame voor het voetlicht, de eigenaar van Parade Homes en de
vader van de hoofdverdachte in de andere moord. Waar mondt het op uit? Ik zie aan
de ene kant Boone Daniels staan, met zijn Petra Hall en haar baas Alan Burke,
en aan de andere kant Johnny Banzai Kodani en ene Steve Harrington van de
politie met officier van justitie Mary Lou Baker. En dan gaan vervolgens de
jongens van Cruz Iglesias, een Mexicaans Baja Cartel, en die van het Red Eddie,
een soortgelijk Californische clubje, de zaak nog compliceren. Wie wint? En hoe
eindigt het?
Ik
heb iets met Don Winslow. Het begon een aantal jaren geleden met “California
Fire And Life” en daarna heeft hij mij steeds weer opnieuw weten te verbazen
met zijn surfthrillers. En geloof het of niet, bij “The Gentlemen’s Hour” is er
weer een die ik koester. (Zou het er iets mee te maken hebben dat er hier
vooral bij Las Arenes ook druk gesurfd wordt?) De schrijver weet zijn boeken op
te bouwen, de spanning is al snel te snijden en daarnaast komt de humor je
tegemoet uit alle kieren en gaten. Zo hoort het! “The Gentlemen’s Hour” krijgt
dus een hoog punt van mij, een 8½. Alweer heeft Don Winslow mij verrijkt met
een boek dat ik niet meer kwijt wil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten