woensdag 30 januari 2013

Weblogbrief 8.16, 30 januari 2013



Weblogbrief 8.16, woensdag 30 januari 2013

         ¡Varones y hembras!, ¡preciados niños! Zelfs Trudie is maar één keer per jaar jarig en laat dat nou vandaag zijn. Op de kop af 63 wordt ze in de loop van de dag, hoe laat precies ben ik even kwijt. Perfisia! En totste de hoonderd vol maags make, in gooi gezoondheid.
         Daarmee is tevens de kop van mijn brief eraf, ik ben - uitgaande van dertig brieven per winter - nu echt over de helft. Het is alweer mijn negentigste dag in Las Palmas, in mijn achtste winter hier. Ik begin hier een beetje bij het meubilair te horen. Er zijn mensen op de boulevard, niet veel, die mij vriendelijk gedag knikken, zo erg begin ik intussen bij de habitués te horen, die (nagenoeg) dag in dag uit hier hun rondje doen, al was het maar om de al enigszins stramme gewrichten los te maken. (Daar heeft Trudie, als ik het wel heb, met haar omvangrijke familie- en vriendenkring geen last van. Voeg daarbij haar geocachen, ze zit intussen boven de 3000 punten, en ze zou best wat minder mogen bewegen.) Tevens vind ik het tijd worden om me weer eens richting Maastricht te begeven ten einde de band met jullie aan te halen. Over een week is het zo ver, dan ben ik zo’n elf dagen in het straatbeeld daar te bewonderen.

         Genoeg ingeleid, jullie zitten ongetwijfeld te wachten op mijn muzikale bijdrage aan deze brief. Daarvoor heb ik zelfs enig huiswerk gedaan, op de zondagavond. Ik heb twee muziekmakers voor jullie, de eerste is ene Jack Johnson? Voor alle duidelijkheid, ik bedoel niet Joe Jackson, maar Jack Johnson. Hij is geboren in 1976 ergens op Hawaï, maar verhuisde als kind al naar het zuiden van Californië. Daar was hij een befaamde surfer en in Santa Barbara studeerde hij filmwetenschap. Als jongeman kreeg hij tevens aanzien als singer-songwriter en zoals dat dan soms gaat, kwamen er vervolgens steeds meer optredens en daarna ook Cd’s. Hier zijn ze, in een chronologisch rijtje:
2001           Brushfire Fairytales
2002           September Sessions/O.S.T.
2003           On And On
2003           Thicker Than Water (Soundtrack)
2005           In Between Dreams
2008           September Sessions (Limited Edition)
2008           Sleep Through The Static
2009           Jack Johnson In Concert
2010           To The Sea
2012           Jack Johnson And Friends. The Best of Kokua Festival
         Ik heb deze informatie van Allmusic en er wordt me bij verteld dat de eerste vijf Cd’s allemaal platinum waren, dus een gigantische verkoop kenden. Op mijn harde schijf heb ik CD 1, 3 en 5 zitten plus nog 20 nummers waarvan de herkomst mij nog niet helder is. Mijn mening? Het houdt niet over, maar Jack Johnson gaat wel! Heet dat niet een omfloerste stem? En alweer, net als in mijn vorige brief met David Gray, ontdek ik tussen zijn liedjes in dit geval zelfs twee instrumentale nummers die er mogen zijn: “Acoustic Lullabye” en “Acoustic Jam”. Maar laten we het niet overdrijven, zeg ik erbij.

         En dan is het nu tijd voor een tussenstukje van niks, maar ik wil het toch gezegd hebben. Tonnie van Piet kan me nog zo de Italiaanse les willen lezen, voor mij zingt Dean Martin op het nummer “Torna A Surriento” dat Surriento met een  U en nou komt het: een I achter de R en voor de E. Volgens mijn internet is het van Ernesto De Curtis uit 1902, waarschijnlijk zelfs van 1896. TORNA A SURRIENTO, FAMME CAMPA!

         Ik beloofde jullie twee muziekmakers en dus ben ik hier nogmaals aangever, nu voor de Amerikaanse muziekgroep Tortoise. (Tortoise is het Engelse woord voor schildpad.) Als ik het wel heb, bestaat de groep uit maar liefst zeven leden, indianen, en spelen ze “Indy Rock”. De soft rock van Tortoise is voor mij een mix van allerlei invloeden door elkaar en daarbij is het zuiver instrumentaal. Hier zijn ook de diverse Cd’s van deze “indianen”groep:
1994           Tortoise
1995           Millions Now Living Will Never Die
1995           Rhytms, Resolutions & Clusters (Remix Album)
1998           TNT
1999          In The Fishtank (EP, & The Ex)
2001           Standards
2004           It’s All Around You
2006           The Brave And The Bold (& Bonny Prince Billy)
2006           A Lazarus Taxon (3 CDs & DVD)
2009           Beacons Of Ancestorship
         Hoe erg kan Tortoise mij bekoren? Van bovenstaand overzicht heb ik van Noé het bekende album “Millions Now Living Will Never Die” gekregen, uit 1995, ook “TNT” uit 1998 en “Standards” uit 2001, verder een EP genaamd “Gamera”, een drietal losse nummers plus een opname van een live concert in Frankfurt uit 1999. Op de keper beschouwd vind ik Tortoise best wel aparte muziek maken, weer eens iets anders. Muziek van een andere groep of muzikant die erop lijkt, heb ik niet paraat. Met enige moeite kom ik op sommige oude nummers van Pink Floyd. Tortoise, ik vind de groep de moeite waard!

         Afgelopen vrijdagavond zat ik weer eens met Noé op het terras van Tasquita Cambullonera. Het was een beetje winderig op de boulevard, wij zaten enigszins overdekt, en wellicht heeft dat zijn vrienden ervan weerhouden om zich bij ons aan te sluiten. Noé zegde (zegde?) mij toe dat ze ook op de zaterdag bij La Guarida present zouden zijn, maar deze zaterdag haak ik af. Terzijde, de kalende, dikkige man die bij Negonza bij mij tegenover als tweede man fungeert, was ook in de zaak aanwezig om naar de “levende jazz” op vrijdagavond te komen kijken. Die werd gebracht door een drietal mannen: een pianoman, een klarinettist en eentje met een trombone. Erg jazzachtig kon ik het niet vinden. Aan de andere kant, de vrouw die Noé en mij bediende, deed heel aardig tegen ons; ze heet Stefanie en komt uit Duitsland.

         Noé heeft me op het terras eens bijgepraat over de andere eilanden. Zijn familie is van Fuerteventura en Tenerife en van die twee is vooral Tenerife hem zeer dierbaar. Het eiland ten westen van Gran Canaria ziet er op een kaartje nogal raar uit, een driehoek met in het midden de berg de Teide, 3718 meter hoog, en een lange uitloper in het noordoosten van de driehoek. Daarop ligt in het zuiden de hoofdstad, Santa Cruz, en vlak daarboven op zo’n 8 à 9 km de tweede stad La Laguna. Laat ik hier eens een paar zinnen aan La Laguna wijden. Dat is de plaats van de universiteit van Tenerife, er wonen iets minder dan 100.000 mensen, 70.000?, en daarbij zitten een heleboel studenten. En, denkt Noé, La Laguna is de oudste stad van de Canarische eilanden, einde middeleeuwen en met de allure van de wijk Vegueta in Las Palmas, vol oude straatjes, huisjes en terrassen. Omdat het 700 meter boven de zeespiegel ligt, kan het in La Laguna echt koud en nat zijn, net als in San Mateo en Cueva Grande op Gran Canaria. En de noordenwind die je min of meer weg kan blazen, maakt het er niet beter op.
         Voor de zon en de warmte kun je dus beter in het zuidelijker Santa Cruz De Tenerife zitten, Noé’s geboorteplaats. Daar wonen meer dan 200.000 mensen, maar hij vindt het een nogal dooie stad, veel minder bruisend dan Las Palmas. Santa Cruz heeft ook geen mooi strand. Echter, voor carnaval maakt Noé graag een uitzondering. Dat feest is volgens hem onmiskenbaar beter, flitsender in Santa Cruz. Enthousiast vertelt hij over zijn nachtelijke escapades met carnaval in de stad. Hij begint op die dagen met zijn vrienden niet al te vroeg, integendeel. Pas om een uur of 11 ’s avonds gaan ze op stap, maar dan wel gewoon door tot ergens in de (echte) ochtend. En niet te vergeten, in Santa Cruz de Tenerife ligt de allerbeste broodjeszaak van de wereld, of toch in ieder geval van de Canarische eilanden: La Garriga, met zijn “bocadillos” met vleesbeleg, beter bestaat niet.
         Terzijde, ook op andere plaatsen op de eilanden zijn er vestigingen van La Garriga, in Las Palmas zelfs meer dan een; bij voorbeeld weet ik er eentje bij de Mercado Central. Voor wie het naadje van de kous wil weten: als je van de Plaza España door de Nestor De La Torre naar de markt gaat, met het bekende café Opera op de hoek rechts, ligt de broodjeszaak vooraan aan de linkerkant. Het is een langwerpig geval zonder zitplaatsen. De specialiteit van het huis is bovenal broodjes met rauwe ham, “jamones y embutidos ibericos de bellota”. Bellota slaat erop dat de varkens met eikels gevoerd zijn. In de Sagasta bij mij om de hoek is ook een speciaalzaak te vinden, maar dan van een concurrent, El Retinto uit Salamanca.
         Gaan we terug naar Tenerife. Het eiland heeft verder een naam op te houden, waar het wijn betreft. Zelfs de kenners uit Gran Canaria willen graag toegeven dat de wijn op het buureiland smakelijker is. Veel mensen maken en bottelen hem thuis trouwens zelf, van eigen druiven, in matige hoeveelheden en die wijn kun je bij hun thuis komen proeven, met bijbehorende tapas. Ter plekke op het terras spreken we af dat wij tweeën voor zijn vriendenkring hier een keer een wijnproeverij gaan organiseren.
         En, hier is mijn uitsmijter: iedereen heeft het over de zeven Canarische eilanden, las Islas Canarias, maar vergeet La Graciosa niet, net boven Lanzarote; daar is volgens Noé eveneens het een en ander te beleven. En Trudie, daar ben je nog niet gaan geocachen.

         Nou ik toch aardrijkskundeles aan het geven ben, kan ik net zo goed ook de Kaapverdische Eilanden even met jullie doornemen. Noé gaat daar geregeld voor zijn werk heen, vanuit Tenerife of Gran Canaria. Het bedrijf, waarvoor hij werkt, helpt de overheid van “Cabo Verde” momenteel om een goed werkend systeem voor het landelijke alarmnummer op te zetten. In de week vóór carnaval is Noé voor de zoveelste keer te vinden in de hoofdstad Praia (Portugees voor playa, strand).
         De Kaapverdische Eilanden liggen een kleine 1000 km voor de Afrikaanse kust ongeveer ter hoogte van de grens tussen Mauretanië en Senegal. Het kleine landje, een stelletje eilanden bij elkaar, is veel minder arm dan de meeste Afrikaanse vastelanden. Er woont ongeveer een half miljoen mensen, vooral mulatten, een vermenging van blank en zwart. De voertalen zijn Portugees en Creools. Vanaf de Canarische Eilanden is het 2 uur en 20 minuten vliegen, met Binter Canarias, en het is best duur, een retourtje kost 500 euro.
         Net als de Islas Canarias zijn de eilanden, negen stuks, in twee provincies opgedeeld. Van de noordelijke vijf, Barlavento, is São Vicente het grootste met als belangrijke stad Mindelo; de plaats telt 70.000 mensen en daar waait het constant. In contrast daarmee heeft het zuiden, Sotavento, geen last van de wind, daar is de zee ook veel kalmer. Het grootste eiland van de vier hier is Santiago, met Praia, een stad met zo’n 120.000 inwoners, Ik zou er best eens een lang weekend heen willen.

         Noé maakte me vrijdagavond bij zijn tweede fles Paulaner attent op een internetsite waarvandaan zo ongeveer alle software die ik kan bedenken, gratis te downloaden is. Gratis, je zou ook kunnen zeggen: clandestien, want de site heet niet voor niks PIRATEBAY. Jullie, crashers van computersoftware in Maastricht en de Randstad, jullie kennen deze onderkruiper natuurlijk al, maar voor mij is hij nieuw.

          Heb ik ook iets voor jullie van de zaterdag? Ik heb, zoals dat op die dag hoort, een paar boodschapjes gedaan en ben heb daarna in mijn boek van Allan Folsom zitten lezen, zie beneden. Op het einde van de middag ben ik gewoontegetrouw mijn ommetje gaan maken. Niks bijzonders heb ik dus te melden, maar is dat op zichzelf niet ook aardig? O.a. keek ik in El Muelle bij de filmzalen hoe laat Django Encadenado van Quentin Tarantino draaide. Die film was net begonnen, om 7 uur, toen ik er was; de volgende vertoning was om 10 uur, dat vond ik aan de late kant. Dus kon ik beter huiswaarts keren. Om 9 uur zat ik op mijn balkon met mijn boek en een drankje en vond het leven zo slecht nog niet. Even later kwam ik op het idee om thuis dan maar naar een film te kijken op mijn laptop.
         Jullie kennen Private Eye Philip Marlowe toch nog wel? Welk verhaal van Marlowe’s bedenker Raymond Chandler begint op de navolgende manier? Een dame met mooie benen en naaldhakken komt de trap op lopen en stopt bij het kantoor. Binnen zit Marlowe de krant te lezen. De dame zegt: “Good Morning!”. Waarop de beroemde P.I. antwoordt: “Marlowe. This is my home. What is your problem, lady?” De dame weer: “Missing husband. Three days married. Woke up this morning, he was not there.” En dan weer Marlowe: “I will take the case. But I never sleep with a client.” Dan gaat ze op zijn schoot zitten, etc.
         Ik denk dat ik alle boeken van Raymond Chandler gelezen en wel in mijn thrillerkast op één hoog heb staan, mannetje aan mannetje. Eentje heeft Chandler wegens zijn voortijdig overlijden niet meer af kunnen maken, “Poodle Springs”, en dat heeft, ik meen in 1973, collega Robert B. Parker toen maar voor hem gedaan. En ik moet zeggen: op een voortreffelijke manier. De film die op dat boek gebaseerd is, begint met bovengenoemde scène.
         De vrouw die het kantoor van Philip Marlowe, James Caan, binnenkomt, is Laura Parker, Dina Meyer, zijn echtgenote sinds een paar dagen. En anderhalf uur later eindigt de rolprent met een krant van die dag op een tafeltje. Daarin staat dat president Kennedy Dallas gaat bezoeken. Dus speelt de hele film zich af in het najaar van 1963, als Philip Marlowe na zijn wilde jaren 40 en 50 zowaar last van vermoeidheid begint te krijgen en zijn zenuwen af en toe niet meer helemaal de baas is. Toch dient zich nog een klus aan, in een plaatsje in Nevada, op behoorlijke afstand van zijn kantoor in Los Angeles. Meer zeg ik er hier niet over. Willem jullie nog enkele namen? De regisseur van “Poodle Springs” heet Bob Rafelson en een van de belangrijke bijrollen is weggelegd voor David Keith, die in de film zowel Larry Victor als Charles Nichols is.
         Raymond Chandler en zijn afmaker Robert B. Parker wil ik graag met terugwerkende kracht bedanken met het onderliggende verhaal. Ik kreeg de ondertiteling bij de Engelse versie op mijn laptop zo vlug niet aan de praat - dat helpt wel bij het afkijken - maar kan jullie de film niettemin aanbevelen. Het is allemaal best mooi aan elkaar gebreid door Bob Rafelson en filmster James Caan maakt er in de film echt een Philip Marlowe in zijn nadagen van. Maar wat wil je, als je als simpel detectiefje net met een stinkrijke advocate, Laura, Dina, bent getrouwd.

         Zo maar tussendoor een woordje Spaans en een “geslaagde” (cynisch bedoeld) milieuactie. Hoe heet in Algemeen Beschaafd Canarisch zo’n kraampje, dat voor de omstanders drank en spijs in de verkoop heeft bij gelegenheden zoals carnaval? Het woord dat ik van Noé meekrijg, is een “chiringuito”.
         Tot dit jaar stonden in de weken voor en tijdens carnaval nogal wat van die stalletjes op de pleinen van Santa Catalina, maar nu zijn ze daar van hogerhand verboden. De bewoners van het plein, het lijkt wel het Vrijthof, hebben met de nodige omhaal geklaagd over de te verwachten herrie, zijn ook weer naar de rechter gestapt en die heeft godbeterhet verordonneerd dat de kraampjes in de open lucht met al die “verkleiders” tot in de ochtend niet langer toelaatbaar zijn. Voor carnaval compleet met “chiringuitos” wordt men dezer dagen uitgenodigd naar de Plaza De La Música te gaan, ergens achter het Auditorio, waar gedurende de carnavalsdagen tot 5 uur ’s ochtends muziek gemaakt mag worden. Het is zo iets als in Maastricht carnaval organiseren op een grasveld achter de Geusselt; dat kan niks worden. (En gelukkig, gisterenmiddag signaleerde ik toch een enkel “Meson Conejo” op Santa Catalina.)

         Terug naar mijn besognes op Las Palmas de afgelopen dagen. Op de maandagmorgen moest ik eruit voor van alles. Allereerst was het tijd om een van mijn colbertjes naar de stomerij te brengen. Die bij mij om de hoek twee straten verder op de Padre Cueto heet Lavandería Atlantico. Het personeel doet een beetje nors, maar het is wel een prima zaak om je “americanos” voor een beurt te brengen.
         Terug naar de zee viel mij op dat er de laatste tijd toch wel verdacht veel Scandinaviërs en Duitsers op de boulevard lopen en op het strand zitten. Is dit de tijd van het jaar om vanuit het noorden af te zakken naar de Canarische Eilanden? Bij het toeristenbureau op Las Canteras zat een aardige jongen aan de balie, met wie ik eerst in mijn beste Spaans goed terecht kon, maar hij sprak ook redelijk Engels. Via hem kwam ik aan een folder met alle evenementen van LPAcarnaval.com op en rijtje, van het Gala De La Reina op 1 februari (vrijdag al) t/m de 17 februari, als er weer omstandig gehuild mag worden, als de Entierro De La Sardina in het water hier wordt gekiept. Van hem kreeg ik ook nog een nieuwe uitdrukking, de levenswijsheid: “Culo veo, culo quiero”. Die laat ik onvertaald!
         Op de markt van de haven was het redelijk druk en gezellig. Buiten zat een hele meute in en voor een nieuwe zaak, genaamd Cafetería y Churrería Mercado De La Puerto, hoe kunnen ze de naam bedenken. Wel weer leuk! Ik kocht op de markt mijn bekende drietal: komkommer (“pepino”), tomaten (“tomatos”) en rode paprika (“pimiento rojo”). Met een potje knoflookteentjes (“dientes de ajo en vinagre”) erbij was en is dat mijn groente voor de komende dagen, bij brood en beleg. Thuis deed ik de groentes, al enigszins in stukken, eerst in een bak lauw water om de laatste restjes modder te verwijderen. Wat dan opvalt, is dat de tomaten en de komkommer min of meer blijven drijven, maar dat mijn stukken rode paprika en de knoflookteentjes naar de bodem zakken. Interessant, die verschillen in soortelijk gewicht! Hoe dan ook, even later zat ik maandag, inmiddels tussen de middag, aan een voedzame maaltijd: een net gekochte barra matalauva (met een vleugje anijs), belegd met Duitse vleessalade dan wel een chorizopaté en daarbij een grote bak vitamines en mineralen.

         Maandagavond kreeg ik een Sms’je van Trudie dat Beatrix met al haar achternamen haar baan per 30 april op heeft gezegd, twee dagen nadat ik weer definitief in het land ben. Na 33 jaar met verve onze koningin gespeeld te hebben, van de in totaal 200 jaar koninkrijk, houdt ze het op 75-jarige leeftijd voor gezien. Ik denken: zijn “we” eindelijk verlost van de Oranjes, lees ik op NU.NL dat dezelfde dag nog Prins Pils oftewel Willem Alexander op de troon gehesen wordt, met Máxima als koningin aan de ene en de 9 jaar oude Amalia als kroonprinses aan de andere kant. Terzijde, koninginnedag wordt koningsdag en die is nu op zijn eigen verjaardag, 27 april.
         Valt daar nog iets aan te verhapstukken? Máxima haar ouders, van wie de vader minister was onder dictator Videla eind jaren 70 in Argentinië, komen niet naar de inhuldiging, dus die troef is me uit handen geslagen. Is het wellicht alleen maar wat linkse praat van mij, lid als ik ben van het kleine clubje rechtgeaarde, koninkrijk hatende republikeinen? Pas geleden kreeg ik een mailtje van Trudie’s broer John, zeer VVD, met daarbij een krantenartikel. Hij vond en vindt het echt belachelijk dat het koninklijk huis nog steeds vorstelijk uit de overheidsruif eet dat het een aard heeft. En hij is niet de enige, zo’n hof  is niet meer van deze tijd. Trouwens, als kind vond ik het al kut met peren en dat was nog in de tijd dat Juliana, minder verkeerd, de scepter zwaaide. Ik denk oprecht dat “de mensen in het land” het in grote meerderheid een poppenkast vinden, waar ze best vanaf willen. Heel misschien moeten we alleen nog de lintjes doorknippende functie in ere houden.
         In de paar maanden tijd voor de kroning moet toch iets op poten gezet kunnen worden om de macht en invloed van de Oranjes tot nul te reduceren en Willem Alexander met zijn aanhang naar een rijtjeshuis te verbannen dan wel naar zijn stolpje in Argentinië. Mijn voorstel is om het probleem met carnaval bij een stevig glas bier maar eens door te nemen.

         Ik heb een boekje met allerlei Spaanse gebruiken en gewoonten. Als Spaans lesje volgt hier een stukje over “Saludos formales e informales” (op blz. 122). Als ik het handen geven, omarmen en zoenen erbij ga doen, blijf ik aan de gang. Dus beperk ik me hier tot wat er over groeten wordt geschreven.
          Conviene saber distinguir entre saludos formales e informales. “¡Buenos días!”, “¡Buenas tardes!” y “¡Buenas noches!” son saludos formales que se usan tanto al encontrarse con alguien como al despedirse. “¡Eh!”, “¿Qué hay?”, “¿Qué pasa?” son saludos informales que se utilizan sólo cuando las personas se encuentran, no como despedidas. “¡Buenas!” podemos considerarlo como un saludo semiformal. “¿Qué tal? y “¡Hola!” son más bien informales, pero también se emplean en contextos formales. En cuanto a las despedidas, “¡Adiós!” puede encajar en prácticamente cualquier contexto. En situaciones informales son frecuentes fórmulas como “¡Hasta luego!”, “¡Que vaya bien!” y “¡Nos vemos!”.
         En las zonas rurales la gente está tan acostumbrada a saludar a todo el mundo que también suelen hacerlo con los desconocidos y esperan que éstos respondan al saludo. La gente de ciudad no tiene esa costumbre. Sin embargo, cambia sus hábitos en determinadas circunstancias: cuando se va por carretera en moto, se suele saludar a otros motoristas; los aficionados al ciclismo suelen saludar a cualquier ciclista que se encuentran en carretera; cuando se va al bosque a pasear o a correr, también se suele saludar a las personas con las que uno se cruza. La forma concreta de saludar puede ser sólo verbal – “¡Hola!”, “¡Adiós!”, “¡Buenos días!”... sólo gestual levantando la mano, las cejas, sonriendo... o combinando palabras y gestos.

         En met deze “saludos” is mijn brief alweer aan zijn laatste zinnen toe. Voordat ik naar Maastricht afreis, laat ik nog één keer van me horen, nou ja, van me lezen. Dat zal zijn op dinsdag 5 februari, opver zes dagen.  Daarvóór ga ik Rik op 31 januari en Marcel op 4 februari zeker nog een mailtje sturen, omdat ze op die donderdag respectievelijk maandag mogen worden toegezongen met: Cumpleaños felíz, cumpleaños felíz, te deseamos todos cumpleaños felíz.
Jongens en meisjes, ga nog even niet achter de harmonie aan, wacht nog een dag of tien met je “reipe rok¨ dan wel je ¨berepak”, maar wat is erop tegen om in alle stilte thuis alvast eens te oefenen. Voor nu, gedraag je je en tot ziens maar weer, hasta luego, knakkerpistolen Paultje.

BOEKENHOEKJE

         Gebruikelijk in deze rubriek is dat ik boeken het hemelruim in prijs met een bijbehorend recensiecijfer van een 8 en soms zelfs hoger. Vorige keer maakte ik eens een uitzondering en kwam voor het boek van Alan Furst, “Het Rijk Der Schaduwen”, niet verder dan een 6-. Hoe zal het Allan Folsom vergaan, wiens boek “The Hadrian Memorandum” ik afgelopen week las? Het is uit 2009, recent nog, en heet in de Nederlandse vertaling “Dag van ontmaskering”. Het is volgens de uitgever een echte actiethriller, die eerst in Equatoriaal Guinea speelt en daarna in West-Europa, met nog een staartje Verenigde Staten.
         (Equatoriaal Guinea is een ministaatje in West-Afrika, een stuk land bij de zee, Rio Muni genaamd, plus een eiland, Bioko. De hoofdstad Malabo ligt op het eiland. Ik had eerlijk gezegd geen idee en moest het in mijn atlas opzoeken.)
          Hoofdrolspeler is Nicholas Marten, 35 jaar, voorheen een actieve politieman in Los Angeles, maar nu tuinarchitect in Engeland. Door een bejaarde pater wordt hij naar Equatoriaal Guinea geloodst om met zijn eigen ogen te zien dat het daar een rotzooitje is. Terwijl om hem heen bij bosjes doden vallen, ontkomt Nicholas Marten zelf steeds weer op het uiterste nippertje, te beginnen in dat land. Daar heeft een particuliere Amerikaanse oliemaatschappij, Striker, zijn boortorens neergezet, met in zijn kielzog beveiligingsbedrijf SimCo. Namen daarbij zijn de overijverige baas van Striker, Sy Wirth en zijn advocaat Arnie Moss, en het trio Conor White, Patrice en Irish Jack van SimCo. Zij voorzien de rebellen in het land van wapens in hun strijd tegen dictator Thiombe, waarbij de CIA evenmin vrijuit gaat. Een interessante figuur in het verhaal is Anne Tidrow van Striker, die gaandeweg steeds meer de kant van Nicholas Marten kiest.
         Andere namen zijn bijv. Joe Ryder die een onderzoekscommissie van het Amerikaanse congres voorzit, met zijn twee veiligheidsagenten Grant en Birns. Dan zijn er de broer van de pater en tevens Nobelprijswinnaar voor literatuur Theo Haas, hoofdcommissaris van politie in Berlijn Emil Franck, een paar Russen, van wie vooral Yuri Kovalenko en diens geheugenkaart mij zeer kan bekoren en voor het deel dat zich in de Algarve en in Lissabon afspeelt, uiteraard ook de nodige Portugezen, zowel boeven als politiemensen. Vooral door de telefoon speelt de neef van Nicholas Marten, president Jack Harris, een rol van betekenis. En loopt het goed af? Ik denk het wel, althans voor Nicholas Marten zelf, want Allan Folsom heeft nog meer boeken met die persoon in petto.
         Wat zal ik eens van dit boek vinden? Mijn waardering is hoger dan de 6- van “Kingdom of shadows” van Alan Furst, maar veel hoger? Op zijn tijd een actiethriller à la Ludlum, dat moet kunnen, hoewel ik persoonlijk meer een fan ben van onderkoelde spionnenverhalen. Echter, het hoeft voor mij geen aaneenschakeling van onwaarschijnlijke gebeurtenissen te worden, waar de hoofdpersoon zich, telkens weer opnieuw, met zijn allerlaatste krachten doorheen weet te slepen. Ietsje minder, Allan Folsom, had niet misstaan; het is me allemaal net ietsje te grof. Daarmee verliest “Dag Van Ontmaskering” voor mij wel zijn status als topboek. Volgens de recensent van de Volkskrant “kom je thrillers van dit kaliber niet elke dag tegen, zelfs niet elk jaar.” En toch belandt “Dag Van Ontmaskering” van Allan Folsom met een 6½ op de gewone stapel, zelfs de brandstapel. Dit lijkt me nou echt een boek om aan de Slegte te verkopen.

         Na twee mindere goden wordt het tijd voor een thrillerschrijver die bij mij niet stuk kan: Michael Connelly. Ik heb hem hier al legio keren lovend besproken, laat ik er maar weer eens eentje doen: “The Reversal” uit 2010. Heb ik het over een boek van Michael Connelly, dan speelt het haast automatisch in Los Angeles en omgeving.
         “The reversal” staat voor de juridische herziening, nadat een hoger gerechtshof het vonnis van een lager echelon vernietigd heeft. We hebben het over rechtbankdrama, deze keer een nieuwe rechtzaak over een vonnis van 24 jaar terug, waarbij een chauffeur van een bedrijf gespecialiseerd in auto’s wegslepen, Jason Jessop, levenslang had gekregen. Het sperma op de jurk van het slachtoffer destijds, Melissa Landy, blijkt niet van Jessup te zijn, nu het op DNA getest kan worden. Advocaat Clive Royce wil hem 24 jaar later graag verdedigen in zijn nieuwe zaak en staat met hem al te graag de pers te woord om zijn standpunt zo publiek mogelijk te brengen. En wie spelen er voor procureur, aanklager namens “the people” en hier zie ik een tweede reden om het boek “The Reversal” te noemen? Niemand minder dan Mickey Haller, in de rechtbank de bij uitstek verdediger van de underdog vanuit een Lincoln auto, maar nu eenmalig een “turncoat”, samen met zijn ex-vrouw Maggie McPherson (bijgenaamd McFierce). Als onderzoeker aan de kant van de twee vinden we bovendien politiedetective Harry Bosch. (Omdat Mickey Haller de ikpersoon van het boek is en niet Harry Bosch, had ik in het begin even moeite met ze uit elkaar te houden, maar dat mag de pret niet drukken.). Toch 24 jaar na dato kan zus Sarah van Melissa zich de toedracht van destijds nog goed herinneren. En de mensen van de SIS, gespecialiseerd in schaduwen van verdachten, zien Jason Jessup in de nachtelijke uren, als er geen camera’s op hem gericht zijn, de raarste dingen doen. Dat kan niet goed aflopen, denk ik dan maar.
         Het is niet voor niks dat ik echt alle boeken van Michael Connelly gelezen heb, behalve de laatste twee: “The Drop” en zijn allernieuwste. Zijn boeken, ook “The Reversal”, vind ik stuk voor stuk kleine meesterwerkjes. Wat heb ik weer zitten genieten, nu Mickey Haller voor aanklager moet spelen en Harry Bosch hem geregeld vor de voeten loopt. Zo’n boek als “The Reversal”, toch bijna 500 bladzijden, heb ik dan in twee dagen helemaal uit, van kaft tot kaft. Mijn recensiecijfer is navenant; Michael Connelly krijgt voor “The Reversal” een 8½ van mij, maak er maar een 9- van.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten