donderdag 16 februari 2017

Weblogbrief 12.19, 16 februari 2017

Weblogbrief 12.19, 16 februari 2017

Queridos amigos y familia, hier ben ik weer, maar wel met de laatste brief voor mijn winterreces in Maastricht. Hij begint op de eerste dag van carnaval hier en eindigt op twee dagen voordat ik met de ijzeren vogel naar Eindhoven ga vliegen om daar Trudie “‘ns lekker te duije”.
Laat ik beginnen met een toelichting op het embleem waarmee de (niet: het) carnaval van 2017 hier wordt geproclameerd. Ik zou het jullie eigenlijk moeten laten zien, maar met de plaatjes toevoegen aan een brief heb ik slechte ervaring. Daarom is hier mijn al te eenvoudige beschrijving. “La Eterna Primavera”, het motto, duidt op de tweede helft van de jaren zestig, als de jeugd in San Francisco en overal elders in de Westerse wereld zich in bloemen gaat hullen, in één woord de “flowerpower”. Het embleem is een overduidelijk ban-de-bom-teken, maar dan van bloemen. In het midden staan een blonde vrouw en een zwarte man elkaar “af te lebsje”, met hun benen zo dat het Merdedes-met een extra-streepje teken duidelijk zichtbaar is. Op de ronde buitenkant herken ik Beatles Paul, George en Ringo tussen de bloemen en elders John & Yoko in hun blote kont (“en pelotas” in het Spaans). Ook vang ik een glimp op van iemand die mij zeer aan Andy Warhol doet denken. Kennelijk worden wij verondersteld anno 2017 net zo lief en vredelievend voor elkaar te zijn!

Zal ik nog iets vertellen over mijn besognes op de universiteit op vrijdagmiddag 10 februari? Mijn verhaal over de “bolsita azul”, blow tuut, komt later in drie delen, maar hier wil ik alvast kwijt dat ik een aantal videootjes over populisme in Nederland en elders heb zitten bekijken. Ik ben er niet uit, net zo min als bijv. Wouter Bos en Jeroen Pauw; het blijft een uiterst moeizaam onderwerp. Alleen al dat gesprek kost me een uur en echt wijzer ben ik niet geworden.
Volgens hen zie je aan mensen als Geert Wilders in Nederland en Donald Trump in Amerika onverholen hoe ze net doen alsof ze de macht terug aan “het volk” geven. Aldus krijg je, vind ik, allerlei denkbeelden van hen toegeschoven die we beter niet kunnen hebben. Als politicus, maar ook in andere openbare beroepen, kun je er niet omheen dat je je bij je (de) mensen een beetje populair moet maken. Echter, ergens dien je een ferme grens te trekken. Zo niet, dan word je de spreekbuis van een ophitsende massa die je in de besluitvorming bepaald niet een beslissende stem wilt geven. Uiteindelijk dien je zelf – als partij dan – je programma te maken en hoop je maar dat daar bij het volk veel aandacht en waardering voor is.
Ik vind het zeer de vraag of volbloed populisten zoals Wilders en Trump in hun besluitvorming wel zoveel rekening willen houden met “wat het volk nou eenmaal wil”. Nogal eens komen ze wel met populistische ideeën op de proppen, maar zijn ze in de uitvoering daarvan soms best nog wel terughoudend. Wouter Bos in zijn gesprek met Jeroen Pauw, merkt bovendien op hoe moeilijk het soms voor een belangrijke politicus aan de macht is om niet gedeeltelijk in te binden naar partners in de regering of in Brussel. Vanuit de oppositie is het veel gemakkelijker om voet bij stuk te houden, vindt hij, vooral als je daarvoor steun vanuit je achterban krijgt.

Hier is deel 1 van mijn “blow tuut”. Op de eerdere maandag (6 februari) heb ik op de universiteit zeven artikelen over extra water drinken gedownload en naar de kopieermachine gedirigeerd. Ik heb van thuis speciaal een blauw, plastic tasje meegenomen om ze in op te bergen op de terugweg naar mijn noordelijke deel van de stad. Blijkt dan later op de middag, als ik de artikelen wil ophalen in de printerkamer, dat de printer het niet meer doet. Er is een probleem met de “toner”, dat ik helaas niet kan verhelpen. Op dat moment zijn alleen bij farmacologie nog twee mensen present – men gaat op de universiteit maar vroeg huiswaarts – maar die kunnen mij niet helpen, terwijl Tomas in begane grond, die over dit soort dingen gaat, ook al lang elders is. Dan verlaat je onverrichter zake het pand, maar wel met de bedoeling om de volgende keer – op de vrijdag dus – te kijken of de kopieën later niet toch uit het apparaat zijn komen rollen en al dagen lang in de opbergkast bij de printer liggen.

Ben ik nu bij deel 2 van de “blow tuut”. In de morgen is er zowaar een regenbuitje gevallen, in Las Palmas, maar vanaf de middag is het weer droog en warm genoeg. Tot mijn aangename verrassing blijkt dat op de universiteit mijn kopieën er op de vrijdag liggen. Bedankt, lieve mensen! zou voormalige tv-ster Mies Bouwman geroepen hebben. Later doe ik er nog kopieën bij van mijn brieven 12.16, 12.17 en 12.18 en met de hele bups in mijn blauwe, plastic tasje, opnieuw meegenomen, zit ik op de vrijdagmiddag om half 6 in bus 12, deze keer van Las Palmas Zuid naar Parque San Telmo in Triana.
Ik kijk eens rond en loop dan de hoofdstraat in. Niet veel later zit ik op mijn favoriete bank bij McCarthy’s. Als ik op de voorbijgangers uitgekeken ben, neem ik daar alvast drie van de zeven artikelen door. Van eentje, het verslag van een “randomised pilot study” van Mark Spigt uit Maastricht in 2005 over water drinken en migraine, ben ik zelf medeauteur en mag ik dat het beste van de drie artikelen vinden? De trial is heel klein (8 en 9 patiënten) en hij (“wij”) suggereren dat er best aanleiding is om het probeersel van extra veel water drinken te laten volgen door een veel grotere trial. Daaruit zou wel of niet kunnen blijken of dat extra water drinken het hoofdpijnprobleem van migrainepatiënten kan verminderen. Het tweede artikel, van Julie Suhr uit Ohio uit 2004, gaat over de invloed van water drinken op de cognitie van ouderen. Het is meer een statistische verhaaltje bij een steekproef van 28 ouderen dan iets dat lijkt op een echte interventietrial. Er zou ook nog een vervolg komen, maar dat heb ik niet kunnen ontdekken in PubMed. Uit de exercitie zou wel een aanwijzing komen dat de waterstatus gerelateerd is aan de “psychomotor processing speed and attention/memory skills”, maar vooralsnog vind ik haar conclusies zeer voorbarig. Het derde stuk, van de Dortmunder H. Kalhoff uit 2003, gaat over de vraag in hoeverre de waterhuishouding invloed heeft astma, bronchitis en dergelijke longaandoeningen. Met name uit het epidemiologisch onderzoek zouden met elkaar tegenstrijdige uitkomsten komen en dus zou er grote behoefte zijn aan meer en vooral beter klinisch onderzoek. Dat extra water drinken goed zou zijn om je astma te bestrijden staat nog zeer te bezien.

Mag ik dan nu terug naar de eerste “signs and symptoms” van carnaval hier? Om 7 uur komt een zootje ongeregeld voorbij in de Grote Staat van Triana. Het betreft Fidel Castro uit Cuba en diens vriend Che Guevara, een strompelende betovergrootmoeder, een 100% doedelzakspeler, een drag queen (travestiet) en twee bejaarde nozems, van wie eentje met een immense bierbuik. Ze houden op diverse plekken in de straat halt om met de mensen een praatje te maken en er mag bij gelachen worden. Als ik om 8 uur op de plaza Cairasco arriveer, zie ik nog veel meer van die “verkleiders”. (Wie die meneer A. Cairasco was, blijft mij onduidelijk, maar onder zijn buste op het plein staat het jaartal 1876. Haalde hij toen zijn zwemdiploma A, Lux?) De groep staat met elkaar te keuvelen en voor toeristen te poseren vlakbij het “ilustrisimo gabinete literario”, hotel (en café-terras) Madrid en aanpalende gelegenheden. Ik herken nu ook een paar vampen, een Sevillana-danseres, een tambour-maître, een drag queen met een televisiecamera, een man met een hoed als een bruidstaart, Charley Chaplin, een volbloed indiaan en een pater met platte hoed, groot kruis en bijbel.
Om half 9 trekken ze met hun allen voor de “aankondigingsoptocht” uit in de richting van de kathedraal, “op hun elfendertigs”. Achter hen speelt harmonie “Banda Isleña”, de enige in de stoet, die ik ook nog maar matigjes vind klinken. Ik geef met stip de voorkeur aan het een na de ander Zaat Hermenieke in Maastricht. Dan komen er enkele Duitse en Zweedse toeristen die de weg in Triana/Vegueta kennelijk kwijt zijn en zich nu een weg banen langs de rijen toeschouwers met een plattegrond van de stad in de hand. Daarop volgt een uiterst actieve Braziliaanse trommelgroep. Die wordt geëscorteerd door echt tientallen jonge carnavalisten die beter dan ik weten wat dansen is. De beentjes gaan aanhoudend van de vloer en hoog in de lucht. Op het eind van de stoet zie ik een grote praalwagen met daarop de kandidaat drag queens van dit jaar en (neem ik maar aan) ook de twaalf kandidaat koninginnen. Heb ik de dame – Rosana – die de “Pregón”, openingstoespraak, dit jaar houdt, gemist?
Tegen die tijd dat de praalwagen voorbijhopst, ben ik overigens al voorbij de Plaza de las Ranas en de snelweg naar de overkant gelopen en sta nu op de hoek van de Obispo Codina. Ik heb een prima plekje bij de lantaarnpaal, tussen de vele andere omstanders. Dan loop ik in de bonte stroom mee naar Santa Ana, tegenover de kathedraal. Daar wachten we met zijn allen totdat het ook de regionale tv, tien minuten later, behaagt om ons “live” in beeld te brengen. Het is echt vol op het plein. Steeds opnieuw worden er enkele advertenties van de stad vertoond, zoals “TODO UNA CIUDAD – LAS PALMAS”. Kennelijk mag mijn tweede stad wel eventueel een meervoudsvorm hebben, maar het blijft wel één stad. Is het dus “toute Las Palmas” en niet “toutes Las Palmas”?
Dan, als een heleboel lampen om kwart over 9 allemaal tegelijk aangaan, zien we uit het niets bij de kathedraal zangeres Rosana verschijnen. Volgens de Wikipedia is ze 53 jaar en uit Lanzarote, het Canarische eiland dat het dichtst bij de kust van Afrika ligt. Ze heeft zich voor de gelegenheid in een bont carnavalskleed gehuld, met idem dito hoed en veren. “Con paso solemne” komt ze over de hele lengte midden tussen de menigte door, wel met een camera op zich gericht, zodat we door naar een scherm vooraan te kijken niks hoeven te missen. Dan is ze eindelijk op het podium, een beetje hyper, dat wel, maar wie zou dat niet zijn, als hij of zij voor het belangrijkste optreden van zijn leven staat. Ze wordt verwelkomd door het organiserende comité, diverse carnavalswinnaars van vorig jaar, afvaardigingen van allerlei murgas, comparsas, kandidaat koninginnen en noem maar op. De begroeting is kort, maar hevig. Binnen een minuut zit Rosana in een prachtig verhaal dat ze met veel Schwung brengt, met maar een halve blik op een papier dat voor haar ligt. Las Palmas is nu wel La(s) Palma(s), ze is zo Canarisch als het maar zijn kan. Ik vind haar speech uiterst amusant; ik kan hem zelfs bijna woordleijk volgen. En verplicht mezelf nu wel om me een cd'tje van haar aan te schaffen, zoals ik in mijn vorige brief heb aangekondigd.
Na de Pregón volgt vanzelfsprekend Sindo Saavedra’s hymne: “Invitación al carnaval” tot genoegen van het aanwezige publiek, Daarna komt er om even voor 10 uur een orkest het podium op om ons aan de zwier te krijgen, maar ik ben dan al weer op de terugweg naar de bus.

Dan volgt nu deel 3 van mijn verhaal over het blauwe, plastic tasje. Ik sta te wachten op de Pregón van Rosana, als ik ineens denk: waar is sodeju mijn tasje gebleven? Ik kijk om mij heen en zie niks liggen. Mijn buren links en rechts schijnen ook nog eens met telefoonlampjes over de grond, als ik hun vertel dat ik mijn blauwe, plastic tasje kwijt ben, maar nee. Lou loene! Ik treuzel, nee ik treuzel niet, tenminste niet heel lang: dan maar voor het moment geen kopieën meer van artikelen over water drinken en mijn drie weblogbrieven. Ik zal de stukken later nog een keer opnieuw moeten printen.
Als ik terugloop over het plein en de Obispo Codina, denk ik wel: laat ik de weg terugnemen zoals ik hem heen gelopen heb en en toch eens om mij heen kijken. Je weet maar nooit. En wat ligt daar op de grond tegen de lantaarnpaal aan het begin van de Obispo Codina: mijn blauwe, plastic tasje met daarin al mijn papieren die ik kwijt ben geraakt. Dus zit ik in de bus terug wel weer met mijn “bolsita azul” op schoot.

De zaterdagmorgen begint rustig, maar het is wel tijd om mijn eerste cd van deze brief aan te kondigen. Kennen jullie Eric Bibb? Voor mij is deze bluesmuzikant (zang, gitaar) relatief nieuw. Of moet ik hem tussen de jazzmuzikanten zetten? De zwarte man is van New York City, is uit 1951 en zit al vele decennia lang in de muziekbusiness. Zijn eerste plaat dateert van 1972 en hij heeft er intussen tientallen op zijn naam staan, alleen en samen met anderen. De enige cd die ik van Eric Bibb heb, heet “Painting Signs” en is uit 2001. Hier komen alle dertien nummers:
01.Kokomo
02.Delia’s gone
03.Hope in a hopeless world
04.I heard the angels singin’
05.Five miles above
06.Angel
07.Got to do better
08.Walkin’ home
09.Paintin’ signs
10.To know you
11.Honest I do
12.The light was worth the candle
13.Don’t ever let nobody drag your spirit down
Waarom gaan liedjes bijna altijd over de liefde, als het niet voor iemand van de andere kunne is dan toch voor Onze-Lieve-Heer? Ook deze cd kent dit euvel, maar mooi blijft-ie wel. Apart vind ik dat ze “Painting Signs” als titel heeft meegekregen, terwijl ik met het aanwezige nummer “Paintin’ signs” (met een ‘) op de plaat niet kan weglopen. Nog even los van Eric Bibb’s prima vertolking van Jimmy Reed’s “Honest I do” stelen andere liedjes veel meer de show. Mijn top 5 is deze keer “Kokomo”, “Delia’s gone”, ”Walkin’ home”, “To know you” en bovenal “Five miles above”. De plaat doet mij verlangen naar meer van de man. Ik ga van de zomer eens rondkijken en rondvragen.

‘s Middags op mijn balkon krijg ik slaande ruzie met mijn e-reader. Ik heb jullie in mijn vorige brief al uitgelegd dat hij ernstige kuren heeft. Met name het steeds uitvallen van het apparaat, omdat het zogenaamd geen stroom meer zou hebben, staat me niet aan. Als dat na de lunch een paar keer achter elkaar gebeurt, nadat ik het N.B. net compleet heb opgeladen, begin ik maar eens verwoed op toetsen drukken. Dat is kennelijk niet waar het apparaat op zit te wachten. Er komt in plaats van een teken dat hij helemaal opgeladen is, een teken dat er onweer in de lucht zit en dan is door mij in ieder geval geen leven meer in te krijgen.
Mijn eerste gedacht is: net goed. Maar dan bedenk ik dat ik nu in ieder geval voor deze week moet terugvallen op het kleine stapeltje boeken dat ik nog in de kast heb liggen als noodrantsoen. Het boek waarin ik op de e-reader bezig ben, laat ik – helaas voor mij en jullie – voor wat het is. Ik begin opgewekt aan een echt boek, uit de oude doos (1971), maar het bevalt me prima. Voor bijzonderheden, zie mijn boekenbijlage.

Als ik ‘s avonds voorbij de boulevard met het boek op een bankje zit, met een lantaarnpaal als verlichting, begint het te miezeren. Ik ga terug naar mijn bank bij Ferreras en dan is het een echte bui geworden. Het is nog geen half 8, als ik langs de etalages en huizen terugloop naar mijn appartement. Serieus, om 8 uur zit ik al op mijn balkon te lezen in mijn nieuwe boek, met een halve liter Bandido (pils met een scheutje tequila) van Tropical op de balkonrand en uiteraard een knabbeltje erbij.
Even later – als beneden op de televisie voetbalclub Osasuna het opneemt tegen koploper Real Madrid (uitslag 1-3), zie ik toute (zonder s) Las Palmas weer over straat lopen. Uren regen achter elkaar is in deze stad een zeldzaamheid. Zal ik terug naar beneden gaan en me opnieuw in het zaterdagavondgedruis gaan mengen? Nee, dus, het is ook best leuk om het dagelijkse leven met al zijn dagelijkse zonden vanaf het balkon gade te slaan.

Op de zondag ben ik vooral in mijn boek bezig. Ik heb iets over me dat ik de verloren gegane tijd wel moet inhalen. Er zal toch minstens één compleet boek gerecenseerd dienen te worden, als ik mijn 19de brief rond ga sturen.
Om half 8 die avond begeef ik me naar Santa Catalina om alvast eens rond te kijken voordat ik toeschouwer ga zijn bij het “Gala De La Gran Dama”, het uitzoeken van de beste oudere dame als – zo noem ik het maar – koningin-moeder. De plekken voor lollies, suikerspinnen, chips, hot dogs, patat friet e.d. staan deze keer aan mijn straat verder op, links van het podium. Dat geldt ook voor twee keer een “Meson Conejo“, waar ongetwijfeld een beste portie Canarische konijn te krijgen is en bijv. ook allerlei bier en bierworsten. Er is een aparte stand voor mojitos, dat hebben wij in Maastricht niet.
Ik vind op het carnavalsterrein voor het grote podium een mooi plekje op de tribune, bijna in het midden, heel centraal ten opzichte van het “escenario”. Het achtergronddecor van het podium valt mij een beetje tegen deze keer, met zijn horizontale strepen en bijbehorende ballen. In zes grotere ballen schijnt synchroon iets wat op kleuren en bloemen kijkt. Twee nog grotere, links een en rechts een, zijn er voor de reclame. Precies in het midden is bovendien nog een mega-bal, alweer om de diverse sponsors een lol te doen. Daarachter, tegen de grondvloer aan, is een grote deur voor de mensen die gaan optreden of om hun kunstje als kandidaat Gran Dama te vertonen. Eromheen is een groot ban-de-bomteken te bewonderen met de vele bloemen met eronder “Eterna Primavera”, eeuwige lente, en erboven “Amor” en “Paz”, Het lijkt verdorie wel “Noche de paz, noche de amor”, de Spaanse versie van “Stille nacht, heilige nacht”. Op de gefilmde aankondigingen van carnaval 2017 met het flowerpower embleem komt nu ook geregeld een bellen blazende “yellow submarine” voorbij. Als het 8 uur is, is het terrein niet tot op de laatste plek gevuld, maar zowel de vele tientallen rijen stoelen beneden als de tribunes zijn meer dan behoorlijk gevuld. Ook staan er nog zo’n honderd mensen te wachten tot het begint.

Op kwart over 8 – en niet 8 uur, zoals aangekondigd - begint het optreden met een dansgroep, die er m.i. niet veel van bakt. Dan laten de twee presentatoren, Roberto en Rebecca (in korte broek), hun gezicht voor het eerst zien. Ze doen het opvallend goed, vind ik. De twaalf jonge kandidaat-koninginnen en de al eerder gesignaleerde bende ongeregeld (zie plaza Cairasco op vrijdagavond) laten even hun gezicht zien en dan is het tijd voor de eerste vijf kandidaat Gran Damas. Die zijn om even voor 9 uur weer achter de coulissen verdwenen en maken plaats voor een tweede dansgroep, alweer van mindere kwaliteit. Dan is het weer tijd voor een “publicitario” – de regionale tv is er alweer live bij. Dan betreedt om kwart over 9 een tweede vijftal oudere dames (van mijn leeftijd of ietsje jonger) een voor een het podium met daarna weer reclame.
Vervolgens zie ik allereerst een klasje van negen bejaarde, kreupele mannen met hekjes, stokken en rolstoelen, de chirimurga Los Muy Yayos (yayos zijn opa’s). Zij krijgt het publiek tenminste aan het lachen. Dan, om kwart voor 10, stelen drie zingende en dansende jongedames de show, samen met een rock en rollende jongeman: Los Guardaplasmas. Misschien vind ik hun optreden nog wel het leukste van de avond, met als hoogtepunt hun “Tres gardenias para ti”, dat ik al ken van Ibrahim Ferrer van de Buena Vista Social Club uit Cuba. Dan - we zitten nu op even over 10 – treden de zussen Encarna & Antonia Salazar op, “Azúcar moreno”, bruine suiker. Ze zijn uit Extremadura (in West-Spanje, bij Portugal). Hun gezang roept herinneringen aan de flamenco op en het koppel van middelbare leeftijd danst er navenant bij. Mij zijn ze volkomen vreemd, maar het publiek blijkt er uiterst gecharmeerd van te zijn.
Om half 11 komt een deskundige jury mij uitleggen dat ik toch weer voor de verkeerde dame als Gran Dama gekozen heb. De echte kampioen wordt dame 5, van wie ik vind dat ze wel een geslaagde kerstboom om zich heen heeft laten bouwen, maar die er voor mij maar moeilijk mee uit de voeten kan. Ze heet María Hernández Rodríguez en de tranen lopen haar echt over de wangen, terwijl ze vooraan midden op het podium staat te glunderen voor de toegesnelde fotografen.
Even daarna is er vuurwerk en alweer Saavedra’s “Invitación al carnaval”. Ik neem mijn kuierlatten en begeef me weer huiswaarts om daar te constateren dat het Gala De La Gran Dama wel aardig is geweest, maar niet meer dan dat. Ik heb wel eens betere en leukere avonden op Santa Catalina meegemaakt. Eens kijken of de drie murgavoorrondes maandag, dinsdag en woensdag meer spektakel opleveren.

Op de maandagmorgen is het tijd voor nieuwe muziek. Ik neem aan dat jullie Dolly Parton uit en te na kennen. De diva uit Tennessee is sinds een paar weken 71; ze is uit 1946, een goed jaar. En ze heeft nog steeds dezelfde immense suikerspin (in het Spaans “algodón de azúcar”) op haar hoofd met daaronder een onschuldig gezicht met een veel te brede mond. Aan het profiel is de laatste jaren het nodige vertimmerd door de plastische chirurgie, maar of dat een verbetering is geweest, waag ik te betwijfelen. La Parton is van mijn leeftijd en heeft die niet zijn eigen charme? Tegelijkertijd zit haar immense berg hout voor de deur nog steeds op zijn plaats. Een klein duwtje in haar rug en ik zie haar zonder pardon nog eens voorover vallen.
Dat gezegd hebbend houd ik vol dat Dolly Parton een van de allerbeste Country & Westernzangeressen van de tweede helft van de vorige eeuw is en dat ze ook in deze eeuw haar partij nog royaal meeblaast. Haar eerste plaat is van 1963; dan zit ik nog in Maastricht op (de verkeerde) school. Ik heb vele tientallen cd’s van haar in mijn bezit en sinds afgelopen zomer zit daar ook “Pure And Simple” bij, haar 43ste studio-album, dat in 2016 is uitgekomen. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Pure and simple
02.Say forever you’ll be mine
03.Never not love you
04. Kiss it (and make it better)
05.Can’t be that wrong
06.Outside your door
07.Tomorrow is forever
08.I’m sixteen
09.Head over high heals
10.Forever love
11.Mama
12.Lovin’ you
Ik ga niet zeggen dat dit de beste cd totnutoe is, maar alweer haalt Dolly Parton al haar kwalificaties uit de kast en presenteert me (en jullie) een mooie portie C&W. “Pure And Simple” mag er zijn! Uitschieters op de plaat zijn het titelnummer, uiteraard, maar ook “Kiss it (and make it better)”, “Outside your door”, “Forever love” en “Lovin’ you”. En jullie willen tot slot ook nog een hartenkreet? Dan doe ik er “Can’t be that wrong” bij. Als ik nog eens naar de Verenigde Staten ga met Trudie, zou een bezoek aan pretpark Dollywood zo maar op het programma kunnen staan.

En dan later op de maandagochtend, als ik serieus overweeg om eens te gaan douchen, probeer ik mijn e-reader nog eens. Ik heb we eens eerder problemen opgelost door later net te doen of ze erniet zijn. En voorwaar, ineens komt hij weer tot leven. Het lijkt wel mijn blauwe, plastic tasje. Hoe dan ook, ik ga nu wel eerst mijn echte boek uitlezen. Echter, als ik mijn best doe, kan ik daarna mijn korte verhalenboek van Elisabeth George toch nog uitlezen.

In de avond loop ik eerst op mijn gemakje naar de bibliotheek links op de boulevard. Voordat ik in de kranten duik, mail ik eerst Peixia dat ik op haar poetsijver hoop, als ik de volgende weken in Maastricht ben. Ook Trudie mag ik niet overslaan, want die wil natuurlijk precies weten hoe laat ze zich a.s. zaterdagavond om 11 uur op vliegveld Eindhoven dient te vervoegen.
Om half 9 zit ik – ongeveer op dezelfde stoel als zondag – te kijken naar Daniel Calero, als die voor de zoveelste keer aftrapt voor de strapatsen van de optredende murgas. Het zijn er in totaal twintig deze keer, verdeeld over drie avonden. Iedere groep krijgt op de kop af een half uur en a.s. zaterdag - dan ben ik hier helaas weg – komen de acht beste voor de finale opnieuw in actie. Het begint op de maandag met de damesgroep Las Simpaticonas, dan na een korte pauze: “estamos en un corte publicitario” van de tv zijn de mannen van Los Chichirones aan de beurt. Als daarna een tweede damesgroep het podium betreedt, houd ik het voor die dag voor gezien en zit even later met een drankje op mijn balkon.
Niettemin, op de dinsdagavond zit ik er weer om half 9, nu om eerst Las Golisiones aan te moeten horen en daarop volgend het best aangename geluid van Las Kikirinietas. Het zou me verwonderen, want de finalisten-murgas zijn bijna alleen maar mannengezelschappen, en terecht, maar Las Kikirinietas spelen zich in de kijker. De frontvrouw, in een afwijkend paars gewaad, maakt er een echte show van. Als derde murga op avond twee van de voorrondes zie ik een klein gezelschap mannen verschijnen, zeker geen 42 zoals Daniel Calero aankondigt, en acht ik mijn tijd voor vertrek gekomen. De reclameblokken hebben intussen een andere aankondiging: “Estamos en una corta pausa publicitario”, “En breves momentos continuamos el espectáculo”. Ook hoor ik “Volvemos en unos instantes”.

Voordat ik op de dinsdagavond Santa Catalina aandoe, ben ik wel eerst op weg naar de Daily Price bij mij in de Tomas Miller. Als je iets belooft, moet je het ook doen. Ter plekke loop ik linea recta naar de R bij de “musica nacional” om te kijken of ik een cd van Rosana tegen een afbraakprijs kan bemachtigen.. Eerder had ik al geconstateerd dat haar recentste cd in de top 10 van El Corte Inglés staat, maar nieuw is Rosana mij te duur. Bij Daily Price zie ik wel ene Rosa liggen, ook een groep genaamd Rosario (rozenkrans, maar dan in het Spaans) , maar van Pregonista Rosana ligt er helaas niks.
Zal ik me dan maar een cd van Azúcar Moreno aanschaffen? Er liggen maar liefst drie cd’s van de zussen. Nee, beslis ik, de Spaanse variant van onze Selvera’s – wie kent ze niet? – met hun flamenco-gekweel vind ik niet echt klinken. Onverrichter zake begeef ik me richting Santa Catalina voor mijn tweede murgavoorronde (zie boven).

Op woensdagmorgen kijk ik om 8 uur naar het groepje moeders en oma’s dat hun kinderen naar de school bij mij naast brengt. Ik signaleer, zoals steeds, ook een wit hondje dat mij veel te veel blaft, maar bij de kinderen wel de populaire bink mag spelen. De jongens zijn al snel aan het voetballen opzij van mijn huis, terwijl de meisjes samendrommen o.a. om te roddelen. Carlos verdient aan zijn terrasvolkje een aardige cent. Als de hele club om even voor half 9 naar de school aftaait, komt er een nieuwe club dames, de club die, nadat ze hun kinderen op school heeft afgeleverd, nu even van zijn verdiende rust mag genieten en hun zware lasten met andere moeders doornemen. Ook de tweede lading moeders vindt bij Carlos een gewillig oor.
Dan – dat is nieuw voor mij – verschijnt de aardigste travestiet die ik hier ken met twee bejaarden, van wie eentje in een rolstoel. Normaliter zie ik die pas een uurtje later op het toneel verschijnen. De blonde man/vrouw met een paardenstaart heeft zijn hondje bij zich; dat spreekt. En hij schuift vandaag gewoon aan bij de huismoeders (“amas de casa”) en huisoma’s om zich in het geprek te mengen. Zijn we hier niet één grote familie?

Zal ik er op de woensdagmorgen nog een laatste cd tegenaan gooien? Dan kom ik dankbaar uit bij Tom Petty. Het is niet de eerste keer dat ik hem gebruik om mijn muzieksmaak te verduidelijken, maar ik heb iets met die man. De meeste van zijn cd’s zijn samen met de Heartbreakers, dan wel met de Traveling Wilburys of tegenwoordig de Mudcrunch. Drie van zijn studio-cd’s staan echter geboekt als soloplaten: “Full Moon Forever” uit 1989, “Wildflowers” uit 1994 en “Highway Companion” uit 2006.
Als bonus, omdat ik er dit weekend aankom in Maastricht en omstreken, verblijd ik jullie hier met “Wildflowers”. Terzijde, ik heb jullie al eens vermoeid met het schitterende “Wildflowers” van Dolly Parton uuit 1988, met Linda Ronstadt en Emmylou Harris als tweede en derde stem. Echter, kennen jullie de cd “Wildflowers” van Judy Collins ook, met daarop o.a. haar versie van Joni Mitchell’s “Both sides now”?
Goed, dat gezegd hebbend, zijn hier de vijftien nummers van “Wildflowers” van Tom Petty solo in 1994, zonder zijn Heartbreakers:
01.Wildflowers
02.You don’t know how it feels
03.Time to move on
04.You wreck me
05.It’s good to be king
06.Only a broken heart
07.Honey bee
08.Don’t fade on you
09.Hard on me
10.Cabin down below
11.To find a friend
12.A higher place
13.House in the woods
14.Crawling back to you
15.Wake up time
Als iemand van jullie Tom Petty echt een mooie man vindt, stuur ik hem of haar naar de Specsavers in de Wieker Brögkstraot voor een nieuwe bril. Wat een lelikerd, daarmee vergeleken ben ik zelfs een schoonheid. Niettemin, geef hem een gitaar en een microfoon en hij speelt de sterren uit de hemel. Dit is zijn zoveelste interessante plaat en dat dienen jullie te weten. Uitschieters naar boven zijn er zoveel dat ik die in twee etappes ga opsommen. Eeerst kom ik bij “Wildflowers”, “You wreck me”, “It’s good to be king” en “Only a broken heart”. Als jullie dat viertal verwerkt hebben, ga ik rustig door met “Cabin down below”, “To find a friend”, “A higher place” en “(I keep) “Crawling back to you”. De teksten van Tom Petty gaan niet over het wereldleed, de nadelen van de oude dag of een reis naar Mars, maar wat geeft het? Mij weet Tom Petty in ieder geval steeds weer te amuseren.

Om 5 uur denk ik dat een ommetje over de boulevard of dergelijke er vandaag niet inzit. Vanaf een uur of 3 is het aan het regenen – mag het misschien eens in februari – en ik zie het zo snel nog niet ophouden. Ik signaleer zelfs paraplu’s. Als het zo nog even doorgaat, zal de derde murga-voorronde het vanavond zonder mij moeten doen, helaas.
Echter, vanaf 6 uur, half 7 is het weer kurkdroog. Carlos krijgt hernieuwd klanten die met hun sigaretten buiten zitten en dan niet per se onder een van zijn grote parasols. Als het bijna kwart voor 8 is – dan begint hier Real Madrid tegen Napels voor de Champions League – zijn er al weer aardig wat stoelen buiten bezet. Ik kan het niet laten en loop toch maar weer naar buiten de straat in. Allereerst wil ik mijn vingernagels weer eens knippen, voordat ik naar Verwegnistan (Nederland) afreis. Mijn teennagels zijn inmiddels al weer okidoki; die moesten er die middag al aan geloven. Daarna staan de murgas op Santa Catarina voor de derde keer op de rol.

Daniel Valero kondigt later dan ik dacht, met dezelfde charme als eerder de eerste murga aan: Las Ladys Chancleta. Daarna kijk ik vanf mijn stoel naar twee mannengroepen: eerst Los Melindrosos en vervolgens Los Trapasones. Ik weet het: mannen en vrouwen zijn gelijk, ook met carnaval. En de dames op slippers (een “chancleta” is een slipper) brouwen best een aardig feestje op het podium. Maar toch, tegen het geweld van de aanstellers (melindrosos) en de murmulaars (trapasones) kunnen ze helaas niet op. Die nemen echt bezit van het podium en hun geschreeuw draagt veel verder. Plus is Los Melindrosos met 49 (“falta uno”, zegt de dirigent) en Los Trapasones met 84 man.

Als murga nummertje 4 van de derde voorronde-avond zich aandient – nu weer een gezelschap dames – “how iech de pin d’rin” en zoek weer mijn “piso” op. Omdat het op Santa Catalina allemaal iets later begonnen is die avond, betreed ik pas om kwart over 11 mijn etage. En denk: welke acht murgas zouden nou de finale a.s. zaterdag halen? Als ik om half 2 of zo wakker word, kan ik daarvoor op het balkon gaan zitten en dan weet ik het. Helaas, dat is mij niet gegund; ik ben iemand die door het lawaai heen kan slapen. Eens kijken of ik jullie in mijn volgende brief kan vertellen wie een, twee en drie geworden zijn in de nacht van de komende zaterdag op zondag. (Dat moet a.s. zondag op “lpacarnaval” toch te vinden zijn.

Dan is het donderdagmorgen en word ik verondersteld om mijn slotzinnen te schrijven. Klopt het dat er hier en daar wel eens een letter of zo mis gaat, als je een tekst safet en opslaat en hem later weer te voorschijn haalt. Ik heb bij het controleren het gevoel dat ik sommige fouten die ik nu ontdek, eerder niet echt gemaakt heb. Het zij zo; daarvoor is een spellings- en grammaticacontroller kennelijk ook bedoeld.
Mijn volgende, twintigste brief kunnen jullie pas tegemoet zien over bijna drie weken, op dinsdag 7 maart, als ik op de verjaardag van Yves weer naar de universiteit ga. “De jong” wordt dan 3 en heeft nog een heel leven voor zich, samen met zijn broertje die nu nog in statu nascendi is. Maar wie weet, verblijd ik jullie ook nog met een weblogbrief uit Maastricht, vlak voor carnaval. Beloven is er deze keer niet bij.
Intussen hoop ik maar dat jullie langzaam aan het drinktempo een beetje aan het opvoeren zijn, want over een goede week is het zo ver. Dan zijn “we” toch al snel goed voor enkele tientallen glazen bier per dag, om de vroegere baas van café “De Belsj” te parafraseren. Neem alvast ook eens een rolmops “in de mayonaise” of doe eens een complete schijf “speebak” op een pistolet, want een maag kan niet alleen van bier leven. Ik zie jullie graag in het echt: als het niet in de komende week is, dan toch wel “mèt die daog”. Tot binnenkort, hasta pronto, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Lezers hebben zo hun favoriete schrijvers, dat geldt ook voor lezers van moordboeken zoals ondergetekende. Als mijn e-reader het afgelopen zaterdagmiddag laat afweten, ga ik noodzakelijkerwijs mijn restvoorraadje boeken aanspreken. Ik kom uit op een ouderwets, Engels pocketboek uit 1971: “Shroud for a Nightingale”, voor wie geïnteresseerd is in een Nederlandse vertaling: Doodskleed voor een verpleegster. De schrijfster van het boek is ene P.D. James; het is een dame, voluit Phyllis Dorothy. Ze is geboren in 1920 (mijn vader van 1919 en mijn moeder van 1921) en is pas twee jaar dood. Ze is 94 jaar geworden, kom me dus niet meer aan met het praatje dat thrillerschrijfsters niet oud kunnen worden. De dame is uit het Engelse Oxford en heeft meer dan dertig boeken op haar naam staan, met politie-ínspecteur Adam Dalgliesh in de startblokken, maar ook met andere personen in de hoofdrol. Ik kan me de verhalen met politieman Dalgliesh nog vaag herinneren van de tv vroeger, maar van het onderhavige verhaal weet ik echt niks (meer).
Het boek, bijna 300 bladzijden met kleine letter, speelt in een plaatsje vlakbij Londen, in en om Nightingale House. Ik citeer de allerlaatste zin van het boek: “It should have been pulled down fifty years ago. And it had never been in the least suitable as a nurse training school.” (Dat Nightingale slaat overigens niet op een nachtegaal en ook niet op Florence Nightingale, maar op ene Thomas Nightingale die er destijds voor zorgt dat de school gebouwd wordt.)
In de school voor de opleiding tot verpleegkundige vallen vlak na elkaar twee doden: eerst de leerling-verpleegkundige en nogal hypocriete Heather Pierce en dan haar oudere en slimmere medescholiere Jo Fallon. Hoofdinspecteur Adam Dalgliesh van New Scotland Yard wordt erbij gehaald met zijn jonge rechterhand sergeant Charles Masterson. Zij krijgen van doen met de strenge, ongetrouwde directrice Mary Taylor en haar staf: de Duitse Ethel Brunfett, de lesbische Hilda Rolfe en de wispelturtige Mavis Gearing. Behalve de twee slachtoffers staan de volgende derdejaars verpleegkunde vlak voor hun eindexamen: de nogal gewone tweeling Maureen en Shirley Butt, Julia Pardoe die seksueel graag van twee walletjes eet en op zoek is naar geld, de hypernerveuze Christine Dakers, de rijke Diana Harper (die even later van school gaat) en de slimste en beste Madeleine Goodale, die met een predikant in het huwelijk gaat treden en daarmee geen verpleegstersfunctie ambieert. Zijn er nog meer potentiële verdachten? Misschien moeten we dan denken aan chirurg Stephen Courtney-Briggs of apotheker Leonard Morris dan wel mensen van de huishoudelijke dienst zoals Martha Collins en Morag Smith. Er ontrolt zich een verhaal van bijna 300 bladzijden dat langzaam, maar zeker naar een trefzeker einde toewerkt. Laat ik ten slotte verklappen dat ik tot bijna aan het einde dacht dat iemand anders de dader was dan de werkelijke.
Zo schrijf je een prima detective, denk ik dan. Met P.D. James kan ik na “Shroud for a Nightingale” lezen en schrijven en ik ga na zeker nog andere van haar boeken lezen. Voor deze, typisch Engelse thriller, spannend en levendig gehouden tot de laatste bladzijde, heb ik een 8+ als recensiecijfer over. Prachtig!

En hier is ze dan, mijn alsnog bespreking van een korte verhalenboek van Elisabeth George uit 2001. Het zijn er vijf in het boek en het geheel heeft als Engelse titel meegekregen: “I, Richard”, doelend op verhaal 5 over de dood van de gebochelde Engelse koning Richard III van York in 1485. Wij in Nederland verbasteren dan de titel tot “Moordmotieven”, waarom in hemelsnaam?. Voor details over schrijfster Elisabeth George verwijs ik naar een vorige brief. Haar voornaam heeft bij mijn weten niets van doen met die van Elisabeth van York, meer dan 500 jaar terug.
Laat ik hier de vijf verhalen in notendop opsommen. Het eerste: “Moordmotieven” gaat over het bezoek van een klasje zomerstudenten van Cambridge aan een architectonisch verantwoord monument: het “Abinger Manor” ergens in Engeland. Daarna komt “Betrapt”, dat in het Californische Orange County speelt. Een man verdenkt zijn vrouw van overspel met zijn jongere broer en schakelt een privé-detective in om zijn gelijk te bewijzen. Als derde verhaal is er “Een vriendendienst” dat gaat over een Russische emigrante in de V.S., die er eerder al een reis naar een Siberisch concentratiekamp op heeft zitten en nu haar hobby: ratten houden, in Amerika wil praktiseren. Dan komt “Ik zal altijd van je blijven houden” over een medewerker van farmaceutisch bedrijf Biosyn die een virus ontdekt dat zeker van belang kan zijn bij de biologische oorlogsvoering. Als hij er zelf aan doodgaat, probeert zijn liefhebbende vrouw er ook nog een slaatje uit te slaan. En dan is er ten slotte nog als vijfde verhaal “Ik, Richard”, dat Josephine Tey’s verhaal over dezelfde Richard III nog eens fijntjes wil overdoen. In het heden zorgt geschiedenisleraar Malcolm voor de dood van zijn schaakvriend en zatlap Bernie. Eigenlijk wil hij aan diens hitsige vrouw Betsy een brief uit 1485 ontfutselen, die Richard III geschreven heeft op de avond voordat hij door Henry Tudor en diens companen op Bosworth Field bij Gloucester in de pan wordt gehakt.
Als ik per verhaal twee punten mag uitdelen, 5x2=10, geef ik die twee aan verhaal 4 en 5. De eerste drie moeten het met één punt doen, zodat het totaal op een 7 als recensiecijfer uitkomt. Het is allemaal niet verkeerd, maar voor mij zijn Elisabeth George’s dikke boeken over zegge en schrijve één onderwerp geslaagder. Na mijn carnaval zal ik graag nog eens een echte pil van haar gaan proberen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten