vrijdag 7 februari 2014

Weblogbrief 9.19, 7 febrero 2014

Weblogbrief 9.19, 7 februari 2014(

¡Hola! ¿Qué hay, chiriperitos y fracasados? Hallo, hoe hangt de vlag erbij, geluksvogeltjes en mislukkelingen? Alles kits achter de rits, bij de knopen niet te veel open? Jullie verre vriend dient zich weer aan, op ruim 3000 km van jullie huis en haard, met verse munitie voor een Weblogbrief. Het is potdomme alweer de 19de; wie durft te beweren dat het niet opschiet?
Laat ik die beginnen met (alweer) een correctie. Wat is: “Op de plaats, klaar, af” in het Spaans? Ik heb het Noé gevraagd en die zei zonder blikken of blozen: “Preparados, listos, ya”. Dat lijkt wel enigszins op “Separado, listo, ya”, maar je merkt als Spanjaard direct dat je met een rare buitenlander van doen hebt. En nou ik toch over Noé bezig ben: een drukproef (van ons artikel over het nut van – locaal – Arnica montana) heet hier een “prueba (de imprenta)”, maar het meer gangbare woord is “galerada”. De “galerada” van ons gezamenlijke artikel is gecorrigeerd en het wachten is nu op het echte artikel.

Net als vorige keer begin ik met een wapenfeit te vermelden van de afgelopen vrijdagmiddag. Deze keer gaat het over het einde van de Beatles. Ik wist niet beter of John Lennon zou in 1969-70 de spelbreker was geweest, de man die voor het ophouden van de Beatles verantwoordelijk moet worden gehouden. Hij zou zijn vriendin Yoko Ono per se in de groep willen hebben en dat zou met name Paul McCartney in het verkeerde keelgat zijn geschoten. Het uiteindelijke gevolg zou zelfs het uit elkaar gaan van de groep zijn.
Afgelopen vrijdagmiddag zag ik op You Tube diverse filmpjes over wat John, Paul en ook George Harrison achteraf van de “break-up” hadden gevonden. Paul McCartney, best openhartig, lijkt het, wees in zijn gesprekken met persmensen op heel andere dingen. Toen de vier Beatles, ook Ringo Starr, nog jong waren, in de beginjaren 60, waren hun platen en optredens echt het enige waarvoor ze leefden. Gaandeweg werd de animo echter minder, steeds minder. Bij veel populaire groepen ging dat zo volgens hem. Je kunt wel de beroemdste popgroep van de wereld worden, maar het ook nog blijven? Er ontstaat verzadiging. Het werd trouwens steeds moeilijker om steeds weer opnieuw met iets anders te komen.
John zou de eerste zijn geweest die openlijk vertelde dat hij wellicht beter op de solotoer kon gaan, in ongeveer 1967, ten tijde van het maken van het “White album”. Hij was bovendien iemand die al te gemakkelijk vertelde wat hij van de dingen vond; dat was typisch voor hem. Echter, in delfde periode zou de animo om met de groep door te gaan ook bij George en bij Paul al minder zijn geweest. Zij zouden daar intern en met elkaar toen ook al over gesproken hebben.
Dan was er de geldkwestie. John en George waren daar veel minder mee bezig dan Paul. Die zou, als het over geld ging, zich er altijd veel meer mee hebben bemoeid dan de anderen. Hij was bijv. degene die het percentage van Allan Klein, de nieuwe manager van de groep begin 1969, op 15% wilde houden (en niet de 20%, zoals die voorgesteld had). Dezelfde Paul had zich tevens meer en meer opgeworpen als de leider van het viertal, nogal eens tot verdriet van de anderen. Volgens Paul achteraf zou vooral echter de grote verandering van vrijgezel zijn naar vaste verkering alle vier leden van de Beatles hebben opgebroken. Volgens zijn zeggen wilden dames als Yoko, Linda en die van George en Ringo niet dat hun mannen bijna alleen maar met de groep en zijn muziek bezig waren. Er moest meer tijd en moeite aan hun gezin besteed worden. Dat was voor hem misschien wel het belangrijkste breekpunt.
In een interview in 1975, vijf jaar na het uiteengaan, heeft John Lennon het over nog eens samen een plaat maken. Dat zou zo maar kunnen, zegt hij dan, als Paul en hij daar beiden zin in hadden, maar de pers of de fans hadden daar volgens hem geen enkele stem in. Echter, samen optreden, een reünie, zat er in 1975 voor John niet meer in. Paul McCartney wijst er in zijn interviews na 1970 nog op dat hij het best erg heeft gevonden dat de groep ermee opgehouden was, maar, zei hij, het leven gaat door. “Ik ben nu niet echt meer met de Beatles bezig, maak nu muziek zonder dat John over mijn rug wil meekijken.” En had Yoko hem niet na de dood van John in 1980 nog verteld hoe dierbaar Paul voor John al die jaren was geweest? Op het persoonlijke vlak was er volgens Paul nooit iets mis geweest tussen de twee kopstukken van de Beatles.

Als – toch weer – hommage aan de “Fabulous Four”, op hun laatste benen, zet ik deze week hun “White Album” in de etalage, hoewel het eigenlijk een dubbelalbum is. De plaat is uit 1968, maar deze week ik laat jullie de opgepimpte versie (“totally remastered”) van een paar jaar terug horen. En nou kan ik alle 17 plus 13 onder elkaar gaan schrijven, maar ik vermoed dat een meerderheid van jullie het “White Album” thuis wel in de kast heeft staan of op zijn minst ergens een kopietje heeft getrokken. Ik beperk me daarom tot mijn favoriete rijtje nummers, 1 op 3, en laat de andere even voor wat ze zijn. Jullie kunnen eventueel zelf de plaat erbij halen om mij te kapittelen, omdat ik het in mijn hoofd heb gehaald om bijv. “Back in the USSR” en “Helter Skelter” weg te laten. Dat gaat overigens heel simpel op mijn iTunes. Je vinkt gewoon de v-tjes links vooraan weg van de muziek die je even niet aanstaat, meer hoeft niet. Hier is, met permissie, mijn “White album” top 10:
02A. Dear Prudence
07A. While my guitar gently weeps
08A. Happiness is a warm gun
10A. I’m so tired
12A. Piggies
16A. I will
02B. Yer blues
05B. Sexy Sadie
09B. Honey pie
11B. Cry baby cry
Mooi blijven ze, de diverse nummers van de Beatles, ook op het “White album”. Ik kan het ook niet helpen.

Op Harry’s website kwam ik de naam van de Rooftop Singers tegen. Dat is nog eens een relikwie uit vergane tijden. Eind jaren 50 en begin jaren 60 was een aantal folkgroepen in de VS erg populair. Ik noem hier de Weavers (“Goodnight Irene”, “On top of old Smokey”), het Kingston Trio (Tom Dooley”, “M.T.A.”) en Peter, Paul & Mary (“Blowing in the wind”, “Puff, the magic dragon”). En dan was er in 1963 de Rooftop Singers: Erik (van de Weavers), Bill & Lynne. De groep ken ik van het nummer “Cool water” en uiteraard van hun enige echte hit: “Walk right in”. Hadden wij die plaat niet thuis in Maastricht? Hoe dan ook, het was en is voor mij wel een nummer met een platina randje. Ik kan het nummer nog zo meezingen, inclusief mijn verbastering van de tweede regel die ik ook nu, zelfs op een You Tube filmpje, niet helemaal kan vatten: Walk right in, ..., Daddy let your mind roll on. En verderop in het nummer: Walk right in, ..., Baby let your hair hang down. Na “Walk right in “ probeerden de Rooftop Singers het succes uiteraard te herhalen, o.a. met “Tom Cat”, maar toen dat niet op de radio mocht worden gespeeld vanwege de vermeende dubieuze tekst, was het met de groep gebeurd.
Die Lynne, een voormalige jazz-zangeres, heeft op het You Tube filmpje wel iets van onze Teddy Scholten.

De afgelopen vrijdagavond stond in het teken van iets heel anders dan de Beatles. Noé nodigde mij uit voor een bezoek die avond aan het “Observatorio” in Temisas. Eerder hadden we het wel eens gehad over sterrenkunde en hoe weinig we daar eigenlijk van afwisten. Noé heeft intussen twee Engelstalige e-boeken van Stephen Hawking voor me gedownload, maar het overzetten op mijn e-apparaat gaat later gebeuren.
Om kwart voor 8 haalde hij me met de auto op en toen bleek dat we met een aardige delegatie en twee auto’s richting Temisas tuften, in totaal acht man, d.w.z. drie dames, onder wie Lorena, en vijf heren met o.a. Cucu en wij. Temisas ligt in het binnenland van het eiland. Je rijdt langs de oostkust, buigt af naar Agüimes, ten zuiden van het vliegveld (“Gando” voor de ouderen onder ons), en dan is het nog zo’n 15 km. Het observatorium ligt nog weer eens een klein stukje buiten het dorpje Temisas. Ik moest me warm kleden, wist Noé, want het kon daar verrekte koud zijn ’s avonds laat. Het bleek vooral te gaan om een sterrenkundige bezichtiging van de lucht onder leiding van een deskundige van de sterrenwacht. Ter plekke bleek trouwens dat niemand van ons gezelschap er eerder was geweest.
Noé wist er overigens wel al een beetje van af, van al die sterrenkunde, in ieder geval meer dan ik (hoewel ik van de zomer nog in een sterrenkundeboek voor kinderen heb zitten lezen). In de auto werd er druk gekeuveld met het tweetal achter ons, maar hadden we ook een (herhaalde) discussie over het verschil tussen een “via láctea” en een “galaxia”. Een “galaxia” staat voor een sterrenstelsel in het algemeen, weet ik nu, terwijl het specifieke waar de aarde deel vanuit maakt, de “via láctea” is, het melkwegstelsel. Ik had tot dan gedacht dat er zeer veel melkwegstelsels waren in het heelal, maar dat idee moet ik bijstellen, herzien. Overigens, heelal heet op zijn Spaans “universo” of “cosmos”.
Om even over 9 waren we er, maar het kleine gebouwtje ging pas open om 10 uur en dan tot tot half 12 (of ietsje later). Dus togen we met zijn achten eerst terug naar het dorpje om daar in het volkscafé uitgebreid aan twee soorten wijn en diverse tapas te gaan. Er kwamen als tapas twee soorten olijven op tafel, een bord locale olijfolie, wel vier borden gemengde kaas (jong, jongbelegen en oud), stukjes varkensvlees in een saus en daarbij een overmaat aan stukjes stokbrood. Het café was en is een zaak naar mijn hart. En goedkoop...
We hadden ons er nog eens van gewist dat er in het observatorium inderdaad “leven” zou zijn en om kwart over 10 werd de weg naar boven nogmaals gemaakt. Wat kregen we te zien? Eerst en vooral: het was helder weer, volgens de deskundige een 7 op een schaal van 0 tot 10. De hemel zat boordevol sterren (terwijl je daar in Las Palmas nauwelijks iets van meekrijgt). Met een grote kijker werden ons enkele sterren en planeten in volgorde getoond. Ik kon ze ook best al met het blote oog zien, maar minder duidelijk. Willen jullie namen? Dan ging het eerst om Orion, daarna Sirius en tenslotte Jupiter met zijn manen. Vervolgens werd een stuk hemel getoond waar wij alleen maar blauw zagen, geen sterren. Met de verrekijker bleek dat stuk net zo goed en boordevol allerlei stipjes te zitten. Als sluitstuk werd met een lampje langzaam de hele hemel afgetuurd, te beginnen met de omgeving van de poolster in het noorden met daarna een compleet rondje. Zelfs weet ik nu dat een rood puntje voor iets heel kouds staat en een blauw puntje voor hitte. Als mosterd na de maaltijd kregen we binnen nog een serie foto’s van sterren en planeten te zien, maar toen was het kwart voor 12 en op. Ik hoorde mezelf na afloop tegen de uitlegger van het “Observatorio” zeggen dat ik het “muy interesante” had gevonden en zo iets doe ik alleen maar, als het ook zo is.
Enigszins verkleumd ging ik bijna om middernacht met Noé en het koppel dat we vele uren eerder bij mij in de buurt hadden opgepikt, terug naar de bewoonde wereld. Om kwart voor 1 werd ik bijna voor mijn deur afgezet en niet veel later lag ik in mijn bedje.

Op de autoweg op weg naar de kleine sterrenwacht bij Temisas zag ik een groot bord bij een volgens mij Chinees restaurant staan, met daarop de kreet: ¡CACHO TROLA! En dan heb ik voor de zoveelste keer geen flauw idee wat er staat. Volgens mijn woordenboek staat het letterlijk voor: gebogen smoes. Daar heb je dan vrienden zoals Noé ook voor. Hij keek mij eerst bevreemdend aan en zei toen dat het slang was voor “wat een leugen”.

Genoeg over de vrijdag. Zaterdag had ik vooral een rustig dagje. Overdag zat ik op mijn balkon te lezen en begon aan deze nieuwe weblogbrief te schrijven. In de vroege avond paradeerde ik naar El Corte Inglés, omdat ik mijn voorraadje Fanta Zero Naranja nodig moest aanvullen en ook door mijn knäckebröd heen was, Wasa Vitalité, dat is en blijft de lekkerste. Maar eerst ging ik naar de overkant, naar de andere El Corte Inglés, om een cd te kopen die ik al een paar keer in mijn handen had gehad, van een optreden van Oum Kalsoum, “de ster uit het oosten”, uit 1931.
Afgelopen zomer heb ik een boekje over Oum, Omme of hoe ze heet in de bibliotheek geleend en de enige daar aanwezige cd van haar kunnen kopiëren, “La diva”. Nu heb ik dus mijn tweede binnen, simpelweg “Oum Kalsoum” getiteld. De “gran dama” van Egypte heet in alle volledigheid Oum Kalthoum Ibrahim al-Sayyid al-Beltaguie, maar bij Arabische namen weet je dat nooit helemaal zeker. Haar geboortejaar is 1899 of 1904, ook dat is onduidelijk, maar ze ging dood op 3 februari 1975, afgelopen maandag 39 jaar geleden. Bij leven en welzijn heeft Oum - moeder is dat letterlijk – bijna vijftig elpees gemaakt in de periode 1925-1975. Mijn tweede van haar schalt door mijn flat en voor wie met me mee wil doen, zijn hier de elf nummers:
01. Rohi Wa Rohek
02. Ya Ma Amar Elforaq
03. Yalli Gafak Elmanam
04. Charraf Habib Elqab
05. Khassamatni
06. Mahtar Ya Nas
07. Ya Fayetni
08. Ya Qalbi Kan Malek
09. Youm Elhana
10. Koli Mayezdad
11. Elli Habbak Ya Hanah
Vang me niet op een letter in de bovenstaande opsomming; ik ben blanco, als het om Oum’s taaltje, Egyptisch, gaat. Nummers als bijv. “Yalli Gafak Elmanam” of “Mahtar Ya Nas”, ze zeggen me weinig of helemaal niks en toch vind ik ze iets hebben. Het is wel aanpoten, voor niks gaat hier de zon op. Toen ik enkele jaren terug naar Arabische landen ging, zoals Marokko, Syrië en Jordanië, ben ik wel eens voorzichtig begonnen aan een beginnerscursus Arabisch op het internet. Maar zelfs maar een beetje beklijven doet zo iets niet. Wel denk ik er nu serieus over om via de cd-bieb in Rotterdam nog enkele andere cd’s van Oum Kalsoum en van soortgelijke artiesten buit te gaan maken.

Op de cd-afdeling van El Corte Inglés heb ik voor de zoveelste keer ook weer eens gekeken of er nog cd’s van Mary Sánchez te koop waren, het boegbeeld van de volksmuziek hier. Helemaal niks lag er, nada de nada, trouwens ook bij mijn diverse bezoeken aan Daily Price winkels ving ik tot dusver meestal bot. Ik heb helaas nog steeds niet meer dan negentien nummers in huis. Een cd-tje met tien nummers zingt ze vol met Los Bandama als begeleiders: “Canarias en sol mayor”. Op een andere, “Canarias canta 2” vult ze helft van de plaat, de andere vijf nummers komen van Olga Ramos. En dan is er nog eentje samen met Los Gofiones, “Los Gofiones y Mary Sánchez cantan a Nestor Álamo 1”, waarop vier nummers van haar staan.
De laatste keer dat ik Mary Sánchez in het echt zag, is alweer een jaar of vier terug, toen ze het carnaval hier op Santa Catalina mocht openen met een verhaal over vooral haar jeugd in de stad. Daarvóór ben ik haar eens tegengekomen op Las Canteras bij een optreden van Los Panchos daar. De locale diva wordt er trouwens niet jonger op met haar intussen 79 jaar. En voor wie het wil weten: bekend is Mary Sánchez al vanaf de jaren 50, toen ze, zoals dat heet, ontdekt werd door componist Néstor Álamo, die in al die jaren heel wat muziek voor haar schreef. Sinds 2005, het jaar dat ik hier voor het eerst ’s winters bivakkeerde, staat zelfs een bronzen beeld van haar op Las Canteras, gemaakt door Ana Luisa Benitez.
Als ik één nummer hier eruit mag lichten, kom ik haast automatisch op haar versie van “Pasodoble Islas Canarias”, het inofficiële lijflied van mijn eilanden. Dat kan zelfs ik meehummen.

De zondag stond bij jullie meer dan bij mij in het teken van het uitroepen van Prins Carnaval van “Groet Mestreech”. Helaas kon ik hem, dan nog onherkenbaar verkleed, niet verwelkomen op mijn vaste stek: hoek Grote Staat en Spilstraat. Ook de Markt moest het alweer zonder mij doen. Maar wat was het volgens een internetbericht in de Limburger poepie druk, En wie werd op het schild gehesen? Niemand minder dan de uitbater van café “In d’n awe Vogelstruys” aan het Vrijthof, Henri Hochstenbach. Als de krant het zegt, zal het waar zijn: hij gaat de komende weken, tot 4 maart om middernacht, door het leven als Prins Henri d’n Ierste. Mijn vraag vanuit Las Palmas: spreek je dat “Henri” uit als Henrie of als Horrie?

Woensdagavond zag ik op een muur bij Playa Chica een uitspraak van Nelson Mandela “die me wel wat deed”. Weten jullie dat ik hem, toen ik voorzitter was van Studium Generale in Maastricht, nog eens naar Maastricht heb willen halen voor de lezing van het jaar (genoemd naar Sjeng Tans?) Hij was toen nog niet zo heel erg beroemd, was nog met Winnie en net uit de gevangenis. Ik herinner me dat de baas van Studium Generale, Jacques Reiners, het me toen met alles wat j=hij in zich had, uit mijn hoofd heeft proberen te praten. Een brief naar Zuid-Afrika is nooit verstuurd.
We waren bij de uitspraak van Nelson Mandela, die hij ongetwijfeld niet in het Spaans gedaan heet. Niettemin, ik zag hem staan in het Spaans en dan geef ik hem ook zo door aan jullie.
Si no hay comida, cuando se tiene hambre
Si no hay medicamento cuando se está enfermo
Si hay ignorancia y no se respectan los derechos elementales de las personas
La democracia es una cáscara vacía, aunque los ciudadanos voten y tengan parlamento
Horen jullie het eens van een andere. Terzijde, als je hier je “cáscara” niet op hebt, als je op je motor of brommer door de stad rijdt, krijgt je, als je door de politie betrapt wordt, behalve een bekeuring ook drie strafpunten. Zit je op twaalf of hoger, dan ben je je rijbewijs een tijdje kwijt.

Wat voor mensen van mijn leeftijd de boeken van Kuifje en Lucky Luke zijn, zijn hier de legio boeken met tekeningetjes van Mafalda. Een vergelijking met de Amerikaanse Peacocks is wellicht beter dan met Tintin of de Daltons. De strips van meisje Malfalda komen uit Argentinië, maar worden, als ik het wel heb, ook in Las Palmas nog altijd driftig gelezen door zowel de kleintjes als degenen die ze voor de kleintjes aanschaffen. Dan kan het haast niet anders of er moet ook een kinderopvang met die naam zijn, een “Escuela Infantil Mafalda”. Van een folder van die school ga ik mijn Spaanse lesje maar eens maken. Hier is alvast de inleiding:
“Con más de 40 años de experiencia en la educación de los niños “Mafalda” dispone de unas amplias y adaptadas instalaciones, en una zona muy tranquila y con amplios espacios al aire libre. Un programa educativo integral que potencia el desarrollo de las capacidades del niño-a.”
Wat is het aanbod van de opvang? Waar gaat de “Escuela Infantil Mafalda” prat op?
“Servicio de recogida temprana (7.00 a las 21.00h)
-Cocina natural casera (alimentos de primera calidad)
-Huertos de aprendizaje
-Escuela de familia
-Ludoteca
-Amplia zona de aparcamiento”
En dat allemaal voor een basisprijs van 155€. Maar we zijn er nog niet, kijk vooral ook eens naar de “Pandilla Educativa”:
-Grupos educativos con profesores especializados
-Actividades: apoyo escolar, inglés, teatro, juegos deportivos, manualidades. Además de campanarios intensivos de idiomas
-Horario opcional: lunes e jueves (16.30 e 19.30)
-Edades: 2 a 12 años
-Precio: 80€ (programa completo); 30€ (por actividad)
Het kan niet op. En is de school alleen bedoeld voor de kleintjes? Nee, ¡claro que no! Natuurlijk mogen ook de familie e.d. meedoen.
-Talleres divertidos para disfrutarlos en familia
-Temas: Moda infantil con fieltro, confección máscaras y disfraces, moda infantil patchwork primavera, bisutería infantil, goma eva
-Frecuencia: mensual
-Edades: adultos y niños-as
-Precio: 20€
Voor uitgebreidere informatie verwijs ik naar www.escuelainfantilmafalda.org, maar jullie mogen ook bellen met de Recta de los Tarahales, 0034-928410375. Of zelfs de kinderopvang opzoeken op Facebook.

Rest mij nog om jullie een prettige voortzetting van deze week te wensen. Laat je zondag eens bij de Kemeleers zien, als de grootvorst van Wieck op het pleintje bij de Poshoorn gehuldigd wordt, is mijn voorstel. En verder is het van: “vaank uuch mer e beerke!” (beerke staat voor beertje en niet voor pilsje) en “welt geer neet, knasj boem, naor de pieringe” Het ga jullie voor de wind, zeker Marcel die op de veertig aan gaat. In mijn volgende brief, die ik over precies een week hoop te posten, zal ik iets over de nakende festiviteiten hier vertellen; nu is me dat nog aan de vroege kant. Gedraagt jullie, tot god, adios, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn boekenbijlage begin ik deze week met het boek van de maand van El Corte Inglés. Vergelijk dat maar met de alarmschijf vroeger naast de hitparade van Veronica. Het betreft “El juego del Ripper”, het spel van de Ripper, van Isabel Allende. Ligt het in Nederland in vertaling ook al in de winkel?

Een mens heeft zo zijn voor- en afkeuren. Tot mijn rijtje favoriete thrillerschrijvers (m/v) reken ik zonder meer de uit Boston afkomstige Dennis Lehane, geboren in 1965. Hoewel hij best al een tijdje meeloopt als auteur, is zijn oeuvre relatief beperkt. Bij mijn weten heeft hij zes boeken geschreven rond het detectiveduo Kenzie & Gennaro en daarnaast vijf losstaande boeken. In 2008 kwam zijn “The Given Day” uit en wat vond ik dat adembenemend mooi. In deze rubriek heb ik het zomaar een 9 als recensiecijfer toebedeeld. En voor wie zich zo iets herinnert, ik heb vorig jaar al verteld dat ik me het vervolg daarop zeker ging aanschaffen. In 2012, vier jaar later, kwam “Live by night” op de markt en dat boek ga ik nu bespreken. Het is “live” met een i, niet met een ai, zie daarvoor blz. 22 of 363 in het boek. Het verhaal speelt, zoals dat bij Lehane hoort, in Boston, maar deze keer ook in Tampa en omgeving. We hebben het over de periode 1926-1935.
Hoofdpersoon is de jongste van de MCoughlins, Joe (Joseph), kinderen van een hoge politie-ome. Al als opgeschoten knul komt Joe in het criminele circuit van Boston terecht en samen met de broertjes Bartolo overvalt hij een clandestiene pokertafel, met o.a. Albert White en Emma Gould. Met de eerste krijgt hij in het boek nog heel wat te stellen en Emma wordt zijn vriendin. Vervolgens wordt jacht op het drietal gemaakt, een broertje dood, eentje vlucht naar Canada en Joe draait voor enkele jaren de bak in, de Charlestown Penetentiary. Daar leert hij Maso Pescatore kennen, leider van een concurrerende boevenorganisatie. Als hij de gevangenis mag verlaten, gaat Joe voor hem werken in Miami, Tampa om precies te zijn, waar hij verenigd wordt met de overgebleven Bartolo, Dion. Joe zet er, samen met Esteban Suarez, een handel in Cubaanse rum op, die hem in de tijd van de drooglegging miljonair maakt. Terzijde komt een gloednieuwe vriendin om de hoek kijken, Graciela Corrales, actief in de Circulo Cubano. Op het einde van het boek vechten Joe en zijn vrienden het uit met de groep van Albert White en ook met die van Maso Pescatore.
Heb ik het verhaaltje zo aardig samengevat? Om te laten zien dat ik het helemaal gelezen heb, alle ruim 400 bladzijden, krijgen jullie nu ook nog een aantal namen van bijfiguren: Tom Hickey, Brenny Loomis, vader Thomas Coughlin, Emil Lawson, Dom Polanski, Irving Figgis + Loretta, RD Pruitt + Kelvin Beauregard (KKK) en zoon Digger van de al genoemde Maso Pescatore. Het wordt een ware, maar enigszins met de haren erbij gesleepte slachtpartij.
Wat vind ik van het boek? Is het net als “The Given Day” van dezelfde Dennis Lehane goed voor een volle 9 als recensiecijfer? Als ik de vele krantenstukjes voor in het boek mag geloven, zeker. Ik citeer er hier uit één voor jullie, van de Minneapolis Star Tribune: “”Live by night” is, for and foremost, a great story. But it is also proof positive that Lehane’s 2008 novel, “The Given Day”, was no fluke. More than just a crime writer, Lehane is an author who works on a higher literary plane… “Live by night” is a morality tale in which, as one character notes, “no one’s good, no one’s bad”, Except for the author, who once again shows just how good he is.” En toch, vrienden van me, ben ik ietsje gereserveerder. Ik vind dat Dennis Lehane in dit boek af en toe uit de bocht vliegt, iets jet e gemakkelijk weg wil komen. De voortgang van het verhaal lijdt daar een beetje onder, er zijn mij ietsje teveel losse eindjes. Natuurlijk is “Live by night” best een spannend vervolg op “The given day”, maar het moet het met iets minder roem van mij doen. Ik geef Lehane er een 7½ voor. Ik blijf wel uitkijken naar Colorado stories uit 2006, het enige van hem dat ik nog niet heb gelezen.

Boek nummertje 2 moet ik wel haast van Rocky gekregen hebben voor op mijn e-reader. Hij is een grote fan van José Saramago en spoort me door de jaren heen aan om weer eens een boek van die Portugese auteur te lezen. De schrijver is van 1922 en overleed in 2010, maar enkele jaren terug, op eiland Lanzarote hier vlakbij. Daarachter zit dat Saramago als auteur in Portugal compleet leek te hebben afgedaan, toen hij in 1991 zijn “Bijbel van Jezus Christus” publiceerde, dat een iets vrolijkere kijk op “het meest gelezen boek” geeft. Het staat in Maastricht bij mij in de boekenkast. Met name het katholieke volksdeel liep toen zo erg te hoop dat José Saramago verhuisde naar de Canarische eilanden. Van daaruit ging hij wel gewoon door met schrijven, ook van het boek dat ik nu bespreek, “Alle namen” uit 1997. Het jaar erop, in 1998, kreeg hij in Noorwegen de Nobelprijs voor literatuur uitgereikt.
Het is het verhaal, tegen de 300 bladzijden, van een ambtenaar bij het algemeen archief, van de burgerlijke stand (in een onbekende stad). Hij heet meneer José, is 50 en is een van de acht schrijvers, waarboven vier klerken staan, daarboven twee souschefs en aan top van de piramide de chef. In zijn vrije tijd verzamelt hij op het archief gegevens over beroemdheden tot hij op een dag per ongeluk ook de persoonskaart van een onbekende 36-jarige vrouw mee naar huis neemt. Achter haar gaat hij dan ook aan. Hij spreekt o.a. met een oudere vrouw die haar van vroeger kende, hij breekt in bij de school waar ze heeft gezeten, doet navraag in vroegere buurtwinkels. Dan blijkt dat ze net overleden is. Waarop hij zich naar de begraafplaats begeeft en me kennis laat maken met de personele overeenkomsten en verschillen tussen het archief en de begraafplaats. Enz., enz. Ik zit de inhoud van het boek aardig te verklappen en dus houd ik er nu mee op. Overigens, meneer José doet in een schriftje zelf keurig verslag van zijn naspeuringen.
José Samarago schrikt niet terug voor af en toe wat lange zinnen, maar ze komen wel steeds op hun pootjes terecht. In het boek houdt hij aardig vol dat het leven meer uit toevalligheden bestaat dan wij mensen voor mogelijk houden. Besluiten serieus motiveren doen we vaak na afloop met zogenaamde ronde, kloppende redeneringen.
Net als de eerdere boeken die ik van José Samarago heb gelezen, vind ik ook dit weer best te pruimen, maar heel apart is anders. Het kabbelt mij iets te vrolijk weg zonder dat ik er erg wijzer van wordt. Het gaat naar huis met een 7, best een acceptabel cijfer, maar een Nobelprijs zou ik er niet aan vergeven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten