vrijdag 31 januari 2014

Wevblogbrief 9.18, 31 januari 2014

Weblogbrief 9.18, 31 januari 2014

Hola, dat gaat zo maar niet! “¡Eh!, eso no se hace.” Of wat vinden jullie van het laag bij de grondse “¡Hola, hola!”, nou moe! Dat zijn allebei in ieder geval originelere openingen dan “¡Hola!, ¿qué pasó?” of “queridos amigos y familia”. Ik ben toe aan mijn eerste volwassen brief van deze winter, nummertje 9.18, als het gepermitteerd is. En eindelijk, eindelijk gaan we in Maastricht op de carnaval aan. A.s. zondag wordt de nieuwe prins van de Tempeleers uitgeroepen en ik weet nu al dat hij, als hij de markt opkomt, bij een hele bups mensen bekend zal zijn; kijk maar eens op Facebook zondag tussen de middag. Hier in Las Palmas is het wel nog twee weken geduld hebben, tot 15 februari. Aan de andere kant, in het weekend na onze carnaval is hier wel nog het nodige te beleven.
Kennen jullie het winnende liedje van dit jaar nog steeds niet? Dan wordt het wel tijd om het te leren. Leon Aarts en Roger Villevoye hebben het de titel “Gekleurd op stap” meegegeven, waarschijnlijk omdat “Roed, geel en greun” al eerder vergeven was aan Frans Theunisz. Of het nummer veel voorstelt, nou, eigenlijk niet, maar voor de “die-hards” heb ik hier het begin van een variant op de tekst paraat. Hoe erg hij klopt, weet ik zo net nog niet, maar met een “zaat hermenieke” erachter is het net vol te houden: “Koed, sjeel en meu, al dat gespring deit miech pijn aon m’n veu”.

Niettemin, bij het weekend van het “oetrope, es de groeten onbekende vanoet de Spèlstraot de Merret op kump kachele” hoort wel muziek uit mijn geboortestad. Even denken... Dan vraag ik nu jullie aandacht voor The Walkers. Maastrichtser kan haast niet. (Walkers? Lopers? Klaplopers zullen ze bedoelen.) De groep is in 1963 ontstaan uit de Mosam Skiffle Group, met Jean Innemee als boegbeeld. Tien jaar later werd zijn broer René ook lid van de groep, tot eind 1979 toen The Walkers weer ophielden te bestaan. Anders gezegd: het is een groep geweest die in Maastricht in omgeving actief was in de jaren dat ik in Amsterdam woonde. Hun muziek was min of meer country en zo waar had de groep één hit: “There’s no more corn on the brazos”. Brazos? Dat zijn niet alleen de armen aan je lijf, maar ook van een rivier of zee. Op een verzamel-cd van The Walkers, die de naam Hitstory of History heeft meegekregen, het jaar van uitgave weet ik niet, staan achttien best te pruimen nummers. Hier zijn ze:
01. There’s no more corn on the brazos
02. Oh lonesome me
03. Dance of love
04. Telephone blues
05. Go down old Hannah
06. Don’t mess with mama
07/ I’m almost done
08 Taboo
09. Indian dance
10. I wasn’t born in Tennessee
11. High time we went
12. I adore her
13. Memphis Tennessee
14. I’ve got a tiger by the tail
15. My darling Helena
16. Jack O’Diamond
17. My sweet Rosalie
18. Ooh aah song
Van de andere nummers, naast de “Brazos”, noem ik hier speciaal “Oh lonesome me” (Don Gibson) en “Memphis Tennessee” (Chuck Berry). En dan zijn er de eigen nummers van The Walkers, zoals “High time we went” en ”Don’t mess with mama”. Het beste nummer van de achttien vind ik met een bel erbij “I’m almost done” en hoor ik daar een voorloper van Tren van Eckevort op de trekzak? Het zal toch niet waar zijn.

Nou zijn er zeker mensen onder jullie (niet: boven jullie) die al dat Maastrichtse gedoe maar knap waardeloos vinden. Enkel en alleen om ook die “iets” te gunnen wijk ik nog eens uit naar onze (voor mij alleen in de zomer) oosterburen. Ergens in het centrum van Duitsland ligt de stad Göttingen, waar Herbert Grönemeyer in 1956 het levenslicht zag. Vanaf halverwege de jaren 80 werd de man een overbekende Duitse muzikant, te beginnen met zijn album “4630 Bochum” in 1984 en daarna volgde nog een cd of twintig. Ik heb er zelf acht van hem en om nou te zeggen dat ik met de Duitse gekte meega, nee. En toch, zijn cd “Mensch” uit 2002 vind ik boven verwachting in orde. Hier zijn de nummers:
01. Mensch
02 Neuland
03. Der Weg
04. Viertel vor
05. Lache, wenn es nicht zum weinen reicht
06. Unbewohnt
07. Dort und hier
08. Blick zurück
09. Kein Pokal
10. Zum Meer
11. Demo (Letzer Tag)
Wat zal ik over “Mensch” verder delibereren? Die cd van Herbert Grönemeyer, met liedjes als het titelnummer “Mensch”, “Unbewohnt”, “Blick zurück” en vooral “Der Weg”, hoort voor deze criticaster wel thuis in het rijtje cd’s in het rekje naast jullie cd-speler.

Deze week begon afgelopen vrijdag, toen ik nog op de universiteit was. Ik vergewiste mij er er plekke van dat Don Everly, de oudere broer van Phil, niet ook of zelfs eerder was gaan hemelen, want dan had ik hem in een adem met Phil moeten uitluiden in mijn vorige brief. Het beroemde duo bestaat immers uit Don als leadzanger en met Phil voor de harmony. Terecht schrijf ik in mijn vorige brief “The air that I breathe” (met breathe op het einde en niet breeze) vooral aan Phil toe; de bijdrage van Don daaraan is beperkt. Of het zo moest zijn, keek ik vervolgens op You Tube naar een documentaire van bijna 43 minuten over de Everly Brothers. Belangrijke mensen in hun muzikale leven waren bovenal vader Ike en gitarist Chet Atkins. Nogal wat van hun tophits zijn geschreven door het echtpaar Boudleaux en Felice Bryant; die mag ik hier niet vergeten. Hun hoogtijdagen vierden de Everly’s in de jaren vlak voor en na 1960, daarna werd het, mede door de British wave die Amerika overspoelde, minder. In de periode 1973-1983 probeerden Don en vooral Phil het solo, zonder succes, en daarna kwam nog een aantal jaren een opleving als duo op leeftijd. Als ik het over begin van de rock & rolltijd heb, spelen de Everly Brothers daarin m.i. een prominente rol.

De stap van de Everly’s naar het Castillo de la Luz is kleiner dan jullie denken. Je hoeft bij de universiteit maar in stadsbus 12 te stappen en je bent er binnen een half uurtje. In het park nam ik een leespauze, voordat ik om 8 uur naar uitspanning Tasquita Cambullonera mocht marcheren, waar ik met Noé had afgesproken. Ik ben altijd ietsje te vroeg en hij ietsje te laat, maar even voor half 9 zaten we samen aan de Paulaner met ook nog een viertal goede vrienden van hem (en een beetje van mij): Agu 1, Agu 2, David en Nene. Van het clubje kreeg ik een paar andere woorden voor oudere mannen (“mayores”) mee: “señores”, maar dat kennen jullie in Nederland, maar ook “carrozas” en “puretas”. Ouwe zakken lijkt me daarvan een correcte vertaling. En ik dacht toen ineens: bestaat er niet een uitdrukking: nieuwe wijn in oude zakken? Helaas het is omgekeerd: “vino viejo en odres nuevos”, oude wijn in nieuwe zakken. Als extraatje geef ik dan maar “una joven carroza”. Dat is een jongere oudere, schertsend, staat erbij in mijn woordenboek

De crisis dringt hier door tot in de kleinste hoeken en gaten. Agu 1, voluit Agustino, heeft doorgeleerd voor wiskundige en werkt sinds jaren hier voor een naar verhouding kleine bank. Hij heeft er een vast contract en dat is niet niks. Zo is hij, tenminste zolang als de bank hier bestaansrecht heeft, verzekerd van een baan op de Canarische eilanden. Donderdagmiddag, op de dag voordat ik hem zag, werd hem pontificaal meegedeeld dat hij vanaf de vrijdag in Aldea moest gaan werken. Nu heeft dat plaatsje van niks aan de westkant van Gran Canaria een pracht van een rumfabriek, maar vanuit Las Palmas erheen en terug rijden met de auto kost hem twee keer anderhalf uur. Na het weekend gaat hij maar eens zijn uitgebreide beklag doen bij zijn baas, maar of het helpt, staat zeer te bezien.

Nu ik toch over banken bezig ben, overal op de beste plekken hier zie je vestigingen van die foute handel, met ook nog eens op de diverse ruiten de nodige (e)slogans. De ING ligt op twee van de beste punten van de stad, bij het theater en bij El Corte Inglés en adverteert met de kleur oranje, om de mensen over te halen daar hun geld daarheen te brengen. En allemaal hebben ze hun motto; hier is dat van een aantal Spaanse banken. De BBVA heeft het over “crédito”, Sabadell Atlántico over “tu cocinas”, Banco Popular over “invertir”, Bankinter over “tranquilidad”, Bankia over “volver a ganar” en (ik doe ik ook een buitenlandse) Barclays over “respaldo”. Om jullie op het verkeerde been te zetten, heb ik wel de diverse motto’s door elkaar gehusseld. Hebben jullie ook maar enig idee wat bij wat hoort? In de goede oude tijd van voormalig reclameman Heinz Polzer (drs P) had reclame nog van doen met productvoorlichting, maar die tijd is echt finito. Ik doe er nog een: “No 1 en líneas ico para pymes y autónomos”. (ICO is de nationale kredietbank en PYME staat voor het midden- en kleinbedrijf.) Hebben jullie ook maar enig idee van welke bank die is?

Zondagmorgen zat ik veel te vroeg gereed om Lux te feliciteren met haar vierde verjaardag. Dus kreeg ik eerst het begin mee van de “maratón de Las Palmas 2014”. Daarvoor kon ik op mijn balkon blijven zitten. Om half 10 draaide de zwarte kater van een overbuurman op zeven hoog – zijn moede hoofd in de richting van Santa Catalina, op het punt waar het plein overgaat in de Sagasta. Zo waar begonnen daar allerlei mensen ineens te schreeuwen en te klappen. Kennelijk waren de eerste marathondeelnemers toen net voorbij gekomen. “Vamos”, ging het ook door de Luis Morote en vanaf het balkon was ik toeschouwer.
Toen was het tijd om Lux te bellen. En piepjong als ze nog is, we hebben door de telefoon een aardig woordje kunnen wisselen. Een beetje hyper was ze wel, net als haar moeder trouwens, omdat haar was toegezegd dat die dag haar grote dag zou zijn. En dan heb ik het een taart met vier kaarsjes, sloten appelsap en te veel cadeautjes in fantasierijke verpakking. Mede namens mij kreeg ze van Trudie – uiteraard present – een prinsessenhuisje van Playmobiel.
Toen Lux en ik waren uitgediscussieerd, mocht ik buiten hier een kijkje gaan nemen. Op mijn hoek, Santa Catalina en Sagasta, had zich een 18-koppige muziekgroep genesteld die – met o.a. timples, gitaren en trommels – allerlei volksmuziek ten gehore bracht. En de dames met strooien hoeden op maar kwelen. Enkele nodigden zo waar mannelijke omstanders uit voor een dansje. Zo ver heb ik het niet laten komen; een mens moet wel zijn plaats weten.
De hele middag heb ik in mijn boek zitten lezen. Laat ik alvast verklappen dat het van Ken Follett en van 2007. Het heet: “World without end”. Die titel vind ik niet helemaal passen, maar hij komt van bladzijde 882, waar een monnik zijn psalm eindigt met de woorden: Glory be to the Father/And to the Son/And to the Holy Ghost/As it was in the beginning/Is now/And ever shall be/World without end/Amen. Tussendoor heb ik nog twee wassen gedraaid. Zeg je dat zo: een was, twee wassen? Of is het dan wasjes?>BR> Om 6 uur was ik toe aan mijn wandeling langs de zee. Het aantal joggers was deze keer miniem, in ieder geval stukken minder dan normaal. Dat krijg je ervan, als je ze ’s ochtends een oeverloze afstand laat rennen; dan zit er dezelfde avond weinig schot meer in. Bij het kienhuis bij Ferreras stond beneden een groep mensen druk te keuvelen, terwijl twee ukkies van zeg twee jaar, een jongen en een meisje, langzaam maar zeker de schuine helling van zo’n vijftien meter waren opgedrenteld. Nu stonden ze boven te wachten op een startsein, tot een van de volwassenen “Op de plaats, klaar, af” riep, maar dan in het Spaans. Volgens mij zei beneden de Canariër met het denkbeeldige knakkerpistool: “Separado, listo, ya”, maar helemaal zeker ben ik daar niet van. Hoe dan ook, daar ging het miniduo. Het kwam werkelijk in een sneltreinvaart naar beneden, gadegeslagen door intussen tientallen supporters, onder wie ondergetekende. Een mooie race!

Voor de maandag heb ik een opschrift op een T-shirt voor jullie. Op weg naar de Spar kwam ik een jongedame tegen met een bijzonder opschrift op haar prominente voorgevel. Als daar had gestaan: “ik ben de kwaadste niet” of op zijn Spaans: “no soy mal tipo”, had ik dat aardig gevonden, maar te weinig om aan jullie door te geven. Echter, er stond in dubbelzinnig Engels: “NO HARD FEELINGS” en dat is en blijft andere kost.

Ik ben een man van gewoontes, wie niet trouwens. Televisie kijken is iets dat ik in Maastricht wel doe, maar hier in Las Palmas niet, zelfs al heb ik er een in de tussenkamer staan. Heel sporadisch zie ik op een terras wel eens een (deel van een) voetbalwedstrijd, zoals bijv. Ajax-Barcelona in de Amsterdam Arena.
Films volgen in het Spaans gaat me nog steeds niet gemakkelijk af en rolprenten in de oorspronkelijke taal zijn haast verboden. Voor alle speelfilms wordt hier een hoorspelteam ingehuurd, zoals overigens in de meeste landen. Als ik er dus al eentje kijk, is het bij voorkeur per DVD in het Engels. De laatste keer dat ik achter mijn laptopje er een zag, was meer dan een maand terug, “Un día inolvidable”, hoe hij in het Engels heet, ben ik even kwijt. “Hiel sjoen”. Ik zal hem meenemen naar Maastricht, dan kunnen liefhebbers hem daar van me lenen.
Afgelopen maandagavond was het, vond ik, weer eens tijd voor amusement op mijn computer. Om kwart voor 9 ging ik er eens goed voor zitten en startte de DVD van “Sequestrada”. Hebben jullie nog nooit van die film gehoord? Hij is van 1993 en heet in het Engels “The Vanishing”. De regisseur heet George Sluizer en dat klinkt mij heel erg Nederlands in de oren. Het verhaal is gebaseerd op het boek “Het gouden ei” van Tim Krabbé. (Die ken ik nog van zijn fietsprestaties in het Amsterdamse Coronel Laboratorium in de jaren 70 en uiteraard van zijn boek “De renner”.) De hoofdrollen van “The Vanishing” zijn - of liever waren, want de opnames waren meer dan twintig jaar terug - voor Jeff Bridges, de boef, en Kiefer Sutherland, de vriend van het slachtoffer. Voor de belangrijkste bijrollen tekenen slachtoffer Sandra Bullock en de nieuwe vriendin van “Kiefer”, Nancy Travis. Ik ga het verhaal hier niet verklappen en volsta ermee te vertellen dat de overgeblevenen van de vier op het einde het drinken van koffie compleet hebben afgezworen. Alweer vind ik het een heel acceptabele film (maar niet zo “sjiek” als “Un día inolvidable”. Ik zal hem als “second best” in mijn koffer proppen die over drie weken meegaat naar het Maastrichtse carnaval.

De dinsdag moet het doen met een niemendalletje. Bij mij beneden op het terras van Carlos zit die middag een “negerse” (woord van Trudie) met een dito jongetje dat kennelijk zijn flesje prik al op heeft. Op zijn T-shirt staat met grote letters: AFRICA VIVE. Zou hij weten hoeveel leed uit het verleden daarachter schuilgaat?

Woensdag (“anteayer” in het Spaans) was het hier geen best weer, met af en toe een regenbui en wat waaide het. Om de gewrichten soepel te houden ging ik op het einde van de middag toch op pad, naar de Carrefour in winkelcentrum Las Arenas voor een portie “callos” en twee porties “morro”. Voor de vertaling van “callos” verwijs ik naar eerdere brieven; voor die van “morro” kunnen jullie ook verderop in deze brief terecht. Onderweg langs de boulevard, vlakbij het speeltuintje bij Las Arenas en de flat van Noé, zag ik dat daar twee cafés vernieuwd zijn. Die heten nu respectievelijk El point (of zo iets, ik vind het opschrift maar onduidelijk) met ernaast Diecisiete Pecados, Zeventien zonden. De zaak was gesloten vanwege het harde waaien, maar ik moet Noé toch eens vragen of hij weet waarom Zeventien zonden zo heet. Daar in de buurt bij Noé is het trouwens vergeven van de graffiti op muren en schuttingen. Een al wat oudere grote spuitbustekening is een heel aardige kopie van het “Poema Del Atlántico” van de Canarische schilder Nestor Martin de la Torre. Aan de man is bij Parque Doramas zelfs een museumpje gewijd, waar ik, met Trudie geloof ik, wel eens geweest ben. Het museum is best de moeite waard om eens heen te gaan, maar dan moet je hier wel in de buurt zijn.
Op de terugweg kwam ik, met een aantal boodschapjes van de Carrefour in mijn “bolsa”, langs de HiperCor op de Guanarteme. Even dacht ik: dit is mijn kans om te kijken of er soms mijn Schweppes Naranja Zero ligt, maar ik liep wind tegen en dus maar door. Wel sloeg ik in de Ripoche nog een behoorlijke pot sterke Dijonmosterd in bij de Arabier, voordat ik weer op mijn balkon mocht plaatsnemen.

En dan was er nog gisteren, Trudie’s grote dag dat ze 64 werd. Ik heb haar aan het begin van de avond gebeld en ze vond het nog leuk ook. Het huis in Maastricht-Oost (Randwiek) zat vol met “de femilie”. “Iech bin d’n nisjeke” of “Gekleurd op stap” hoefde deze “novio” door de telefoon niet voluit te zingen; er moest in Maastricht met drank en eten rondgegaan worden en dat had even voorrang. Terzijde, ik wil ik het toetje proeven dat Damaris had gemaakt: taart met witte en bruine chocolade, best eens proeven, als ik in Maastricht ben. Marcel’s eega hoort in het rijtje thuis van Ans en Marja, de keukenprinsessen van Trudie’s familie. Over het cadeautje van mij hebben we het nog even gehad, maar ze heeft het te druk met haar werk gehad, beweert ze, om al een keus te kunnen maken. “’t Kump”.
Verder stond de 30ste januaridit jaar vooral in het teken van mijn middagmaal. Na het hebben gedoucht trok ik eerst de polo aan die Trudie zoveel jaar geleden voor me in Malaga gekocht heeft, een rode Lacoste (met het krokodilletje), en daarna was eerst het tijd om een verrukkelijke salade te fabriceren. Een mens kan niet zonder groente op zijn tijd en met de vitamines en mineralen uit een Kruitvatflesje is het maar behelpen. Men neme drie sappige tomaten van het eiland en een grote, rode paprika. Die worden alle vier eerst gewassen en dan in kleine stukjes gesneden en in een kom gedaan. Doe daarbij twee in kleine stukjes gesneden witte uien, die volgens Trudie niet gewassen hoeven te worden. Voeg olie, azijn en peper toe en de salade is kant-en-klaar en uit de kunst, kan zo op tafel. Hij is goed voor zeker drie eetbeurten.
Op Trudie’s verjaardag bestond mijn verdere hoofdmaaltijd uit foutloos opgewarmde tête de veau, de originele, in een rode saus: “morro guisado”. Dat “guisado” staat volgens mijn woordenboek voor gestoofd. Ik at er overheerlijk Duits brood bij en sloot af met twee kleintjes volle yoghurt.

Op een einde van een middagrondje vorige week kwam ik langs het Pauluskerkje bij de Ripoche en wie ben ik dat ik daar dan niet toch eens even naar binnenloop. Bleek ik midden in een mis terecht te zijn gekomen, die net aan de consecratie toe was. Enkele tientallen gelovigen zagen een man van God in kazuifel net een flinterdun stukje brood breken en daarna een beker met miswijn de lucht in tillen. Dan ben zelfs ik, toch de antichrist, even stil. Niet lang nadat het wonder was voltrokken, klonk het “ite, missa est” en mocht ik me weer in het wereldse storten. Wel snaaide ik bij de kerkuitgang, altijd met twee zijdeuren en nooit eens één grote middendeur, nog een folder mee. Die behelsde de kerkelijke variant van “kinderen voor kinderen”, “los niños ayudan a los niños”. 26 de enero de 2014, jornada de la infancia misionera”. De “obra pontificia infancia misionera” erin geeft me genoeg munitie voor een Spaans lesje, dus dat komt er nu aan.
“Es una institución de la iglesia universal para promover la ayuda reciproca entre los niños del mundo.” Reciproca? Niet zeuren, laten we verder gaan. “Nació en 1843, por iniciativa del obispo francés Forbin-Janson, que invitó a los niños de su diócesis a colaborar con sus hermanos de China. Desde 1922 tiene el rango de obra misional pontificia, garantía de su plena eclesialidad. En ella participan miles de niños de los cinco continentes.” Ik heb er Harry naar gevraagd en die weet er echt alles van. In zijn boek over Ferdinand Hamer en de missie in China wordt aan de Heilige Kindsheid een heel hoofdstuk gewijd. En wat doet ze? “(La infancia misionera) informa de las condiciones de vida de los niños que nacen y sobreviven en los países más empobrecidos y necesitados, ayuda a colegios, parroquias y movimientos en la formación misionera de los niños, y promueve la participación de estos en actividades de cooperación y – het kan niet op – envía íntegramente a los misioneros los donativos para la ayuda de los niños más necesitados.” Vorig jaar is door de Kerk met een hoofdletter bijna 22 miljoen dollar opgehaald, waarvan 10% in Spanje. Rest ons, jullie en mij, om nu naar onze bank te internetten en de nodige eurootjes, liefst maandelijks, te storten op rekening van de OMP, de “obras misionales pontificias”.
Om in stijl te blijven eindig ik met een citaat van niemand minder dan de heilige Franciscus: “No os canséis de educar a cada cristiano, desde la infancia, es un espíritu verdaderamente universal y misionero, y de sensibilizar a toda la comunidad para que sostenga y ayude a las misiones.”
En daar moeten jullie het in deze brief maar voor doen. Ik zit op 31 januari vandaag, de verjaardag van Rik en vier voor die van Marcel. Daarbij zit ik precies op de helft van mijn negende winter hier. Jullie zijn benieuwd naar de tussenstand? De afgelopen maanden zijn me best bevallen. Aan de andere kant wordt het langzaam aan tijd om mijn gezicht weer eens in Holanda te laten zien, en me – hopelijk samen met jullie – in het Maastrichtse carnaval te begeven. Het is nog 3½ week hier van het betere weer genieten en dan kom ik eraan. En mag ik dan nu naar de universiteit om deze brief te versturen? Verwacht de volgende pas over zes of zeven dagen, niet eerder. Toedeloe, hasta la vista, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Het kon niet uitblijven, afgelopen dinsdagavond had ik “World without end” van Ken Follett uit. Het boek is van 2007 en ik kocht het op de rommelmarkt hier, bij Pedro Jorge, een van de aardigste verkopers daar, met zijn “Librería de cine y libro usado collecctonismo” De schrijver is van 1949, uit Wales en zijn boek, dat in de veertiende eeuw speelt, is daar ook ergens gesitueerd, vooral in het stadje Kingsbridge.
Ik heb het boek, 1237 bladzijden op bijbelpapier, in ruim een week gelezen oftewel in bijna 150 bladzijden per dag. Laat ik hier eens over mijn kennis van Engelse woordjes schrijven. Die is best in orde, maar af en toe heb ik toch behoefte om een woordje even op te zoeken. En als je over de duizend bladzijden voor je kiezen krijgt, telt dat toch aardig op, zelfs als je direct doorhebt wat “lay with” betekent. Hier is mijn Engelse opzoeklijstje: aisle, bailiff, barley, blithe, cockerel, coerce, currant, congress, debauchery, deference, defiance, frumpy, gloat, harrow, hemp, heriot, hubbub, indignant, jilt, josh, Lent, lofty, madder, mitten, ostler, parapet, parched, parchment, pike, predatory, reap, renege, sentry, serf, snit, spire, squire, tankard, trencher, wench, Whitsum, wily, wimple, woo. Ik kom, netjes geteld, tot 44 keer een woordje opzoeken, maar ik wil hier best ook toegeven dat ik bepaalde onbelangrijke woordjes, die ik (niet goed) kende, toch maar niet heb opgezocht. Zijn er veel woordjes tussen die jullie wel weten? (Ada, dat lijkt me iets voor jou om je kennis van Engelse woordjes te toetsen.) En mag ik dan riposteren dat er waarschijnlijk ook een aantal is dat jullie niet weten en ik wel?
Moet ik nu de inhoud van “World without end” gaan verklappen. Nee, dus. Laat ik wel vertellen dat het boek speelt in de jaren 1327, 1337, 1338-39, 1346-48, 1349-51 en 1361. Wie vooral in futuristische literatuur geïnteresseerd is, zal aan het boek geen boodschap hebben. Het begint met een bijeenkomst van vier kinderen en een jongvolwassene in 1327. De volwassene is een ridder, die een brief van koning Edward II in het bos gaat verbergen. De vier kinderen zijn de broertjes Merthin en Ralph en de meisjes Caris en Gwenda. Merthin wordt later bouwmeester, Ralph ridder, Caris verpleegkundige en Gwenda boerin. En om hen heen treffen we mensen van echt allerlei slag aan, zoals de abten Anthony, Godwyn en Philemon, heel veel gewoon volk, dokters en andere medisch geschoolden zoals Cecilia, Mair, Mattie, Matthew en Martin, de nodige edelen en ridders en ga zo maar door. Op het einde van het boek, in 1361, zijn de vier kinderen vooraan in de veertig. Mensen van nog veel oudere leeftijd zijn er haast niet; bijna iedereen boven de vijftig is aan zijn laatste jaren bezig. Enne... rond 1350 en 1360 zijn er epidemieën van “la moria grande”, de pest.
Vooral het contrast tussen de universitaire dokters, in het boek ook geestelijken, en de andere mensen die met ziekte in de weer zijn, heeft mij bijzonder getroffen. In mijn gedachte waren de anderen zeer ondergeschikt aan de dokters, maar in dit boek is evident het omgekeerde het geval. De dokters blijven volharden in purgeren en aderlaten en dergelijke, daarbij terugvallend op theorieën over de verschillende lichaamssappen. De anderen zoals de kruidenmengsters, bottenzetters, chirurgijnen en vooral verpleegkundigen en ziekenverzorgsters komen veel praktischer over. Zij bepalen hun therapieën en ook preventie vooral aan de hand van wat ze in het recente verleden zelf meegemaakt hebben of in handzame boekjes hebben gelezen. Een verademing, denk ik dan!
Wie een boek van ruim 1200 bladzijden in een week uitleest, kan niet anders dan concluderen dat het een pracht van een boek is. Ken Follett heeft met zijn historische verhaal een meesterwerk geschreven, vrees ik. Zijn “World without end” vind ik goed genoeg voor een dikke 9, een 9+. En uiteraard ga ik t.z.t. de voorloper van dit boek: “The pillars of the earth” ook lezen. Ik hoop maar dat ik dan ietsje minder woordjes hoef op te zoeken. En laat ik dat boek nu in het Nederlands op mijn e-reader hebben staan. Deze zomer moet het eraan geloven.

En dan had ik vervolgens best een leespauze kunnen gebruiken. Maar hoe gaat het? Je hebt een mooi boek uit en je kijkt in de kast en op je e-reader naar wat er vervolgens komen gaat. Vooruit, dacht ik woensdagmorgen, laat ik weer eens een boek van Heleen van Royen nemen. Ik opende op mijn e-reader “Vulpen”, blijkt dat maar 17 bladzijden dun te zijn, niet meer dan 1,3 % van “World without end”. Ik heb het over zegge en schrijve elf stukjes over haar ontmoeting met een bekende schrijver, wie blijft in het ongewisse. In een hotel in Lelystad komt puntje bijna bij paaltje en dat was het dan. Het is mij eerlijk gezegd te weinig om iets van een oordeel over te vellen.

Gelukkig vind ik op mijn e-reader nog een ander boek van Heleen van Royen, alweer geen epos , maar even goed deze keer wel 180 bladzijden. Dat kan net ermee door. Het heet “De naaimachine”, met als ondertitel Heleen van Royen over moederschap. Je kunt van deze jongere uitvoering van Yvonne Kroonenberg veel zeggen, maar soms zijn haar stukjes best leuk. In “De naaimachine” staan er vele tientallen uit de periode 2000-2010. De royale eerste helft van het boek uit 2010 gaat inderdaad over Heleen als moeder, maar het laatste stuk is vooral over haar leven in Zuid-Portugal, samen met Ton en haar kinderen Olivia en Sam. De kinderen zijn dan al tieners.
Hoe ga je een hele serie stukjes samenvatten? Dat is niet goed te doen, vind ik. Ik volsta hier met wat kreten over de kinderen: wekkerradio (want ze halen je uit je slaap), cheek to cheek (met zo’n kleintje kun je ouderwets door de kamer dansen), bietjespotjes (als je pech hebt, lusten ze jarenlang haast niks), heitje voor een karweitje (zeer aan inflatie onderhevig) en tenslotte nog de cadeautjesrage bij een verjaardag. Net als Heleen van Royen vind ik het presentjes geven aan broertjes of zusjes van de jarige maar zo zo en aan de gastkinderen is het echt uit den boze. De schrijfster geeft eerlijk toe dat ze in haar opvoeding niet altijd even “duidelijk” en “consequent’ is; ook het met de kinderen vooraf dingen afspreken gaat haar niet goed af. Misschien dat ik het juist daarom juist een aardig boekje vind, zo eentje waar ik, na ampel overwegen, toch best een volle 8 voor over heb. Eva, Susanne, Desirée, Tanja, Mariëlle en andere dames met klein grut in huis of in wording (Damaris), dit is een werkje dat jullie je maar eens dienen aan te schaffen (of op je e-reader te zetten). De bijbehorende mannen mogen er uiteraard ook kennis van nemen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten