vrijdag 24 januari 2014

Weblogbrief 9.17, 24 januari 2014

Weblogbrief 9.17, 24 januari 2014

Hiep, hiep hoera, daar ben ik weer! ¡Hip hip hurra, he venido otra vez! Die vertaling heb ik net zelf bedacht. Voor commentaar houd ik mij aanbevolen.) Zal ik het deze brief 9.17 eens zonder intro doen, gewoon beginnen met mijn dingetjes en zien waar ik uit kom? Dat moet maar eens kunnen voor een brief over een periode van maar vier dagen. Daar gaan we.

Eerst maar een “meziekske”, maar voordat ik mijn artiest van de week – het wordt een man – aankondig, heb ik eerst een minder vrolijke mededeling. Enkele weken terug al weer, op 3 januari, is Phil Everly overleden, op 74-jarige leeftijd. Hij was de helft van het fantastische close harmony duo The Everly Brothers, Don & Phil. Als verzamelaar van popmuziek heb ik zo ongeveer alles wat de twee hebben uitgevent, van “Don’t let our love die” en Keep a’lovin’ me”, gevolgd door hun grote doorbraak “Bye bye love” met op de B-kant “I wonder if I care as much” uit, wat is het, 1955-56, tot aan hun nog steeds overdonderende muziekklanken uit de jaren 90. Van Phil alleen heb ik ook een aantal platen. Ik noem hier “A portrait of Phil Everly” uit 1993 en “Rare solo classics” uit 1995 met divers solowerk. Ik gedenk hem - ik neem haast aan, mede namens jullie – met een liedje van formaat. Het nummer “The air that I breeze” staat op de cd “Sweet memories” uit 1990. Het is oorspronkelijk van de Hollies, maar wat weten de Everly Brothers, met Phil in een glansrol, er een klassieker van te maken.

En pas nu ik Phil Everly enig recht heb gedaan, mag ik naar de artiest van de week. Hij komt oorspronkelijk uit een buitenwijk van Glasgow, waar hij in 1946 geboren is (een goed jaar). De jongen werd Donovan genoemd, Leitch is zijn achternaam, en een kleine twintig jaar later mocht er, wat mij betreft, een standbeeld voor hem worden opgericht. Daarvóór was hij als kind verhuisd naar Londen, waar hij helaas polio opliep. De rest van zijn leven is hij altijd met een been blijven trekken. Als jongeman werd hij het liefje van Brian Jones’s ex-vriendin Linda, met wie hij uiteindelijk in 1970 trouwde. (En jullie gaan me nu niet vragen wie in godsnaam Brian Jones is of was.)
Voor mij was Donovan met zijn zang en gitaar en eigen muziek zeker in zijn beginjaren “het Britse antwoord op Bob Dylan”. Ik weet het, de best verkopende albums van hem waren niet de eerste, maar die erna: “Sunshine superman” en “Mellow yellow” uit 1967 en . Niettemin, ik vind vooral zijn muziek uit 1965-1966 royaal boven het maaiveld uitsteken. Zijn LP “Catch the wind” uit 1965 had, vind ik nu, zelfs in mijn album top 20 moeten staan, zo mooi zijn voor mij eigenlijk alle nummers op die plaat, zonder uitzondering. Hier zijn ze nog eens voor wie aan het dementeren of anderszins kort van memorie is, op volgorde:
Catch the wind
Josie
Jersey Thursday
Oh deed I do
Belated forgiveness plea
Colours
Sunny Goodge street
Ballad of Geraldine
Ballad of a crystal man
Universal soldier
Do you hear me now>BR> To sing for you
Hey gyp (dig the slowness)
Tangerine puppet
Turquoise
You’re gonna need somebody on your bond
The little tin soldier
Ik weet het, destijds in 1965 hadden we nog LP’s met een mooie hoes en op een plaat stonden niet meer dan twaalf nummers, twee keer zes. De andere vijf heb ik dus maar even cursief voor jullie gezet, ook “The universal soldier” (een nummer van Buffie Saint Marie, niet van ene D.P.Leitch). Dat nummer stond bij mijn ernstige weten niet op “Catch the wind” en ik vind het ook ietsje minder. En laat ik van de plaat hier vooral “The little tin soldier” nog eens memoreren; wat was en is dat een beauty!
Zijn jullie intussen toe aan de complete verzameling cd’s van Donovan? Die ga ik hier nou eens niet voor jullie opsommen. Ik verwijs daarvoor voor de variatie eens naar de Engelse wikipedia op je internet, waar de hele meute keurig op een rijtje staat. Ik heb er zo’n 20 van de ruim 30 op mijn computer. En via Henk ben ik tevens de trotse bezitter van een “unreleased collection” van ene Bradipori met een heleboel extra nummers uit de begintijd. Ik kan het niet laten om die voor jullie eens op te zetten en met de flower power mysticus de liedjes een voor een mee te brommen.
01. Catch the wind (met violen)
02. Why do you treat me like you do
03. Every man has his chain
04. Colours (Alternatieve Versie)
05. Hey gyp (dig the slowness) (AV)
06. The ballad of a crystal man (AV)
07. London town
08. Codine
09. Breezes of Patchulie
10. Super lungs
11. Winter in the sun
12. Epistle to Dippy
13. There is a mountain
14. Poor cow
15. Teen angel
16. Laleña
17. Claira Claivoyant
18. Age of treason
19. What the soul desires
20. Dark-eyed blue jean angel (BR> 21. Laleña (live + Paul McCartney)
22. Children of the world
23. Black widow
24. Liberation rag
Donovan is misschien een beetje een softie en wie weet, is het zelfs wel een beetje een langharige zemelaar. Vind ik dat erg? Niet dus, ik beoordeel muzikanten op hun muziek en niet op hun andere kwaliteiten. Donovan’s muziek vooral uit zijn beginjaren is zeer uit de kunst. Bij mij kan de man om die reden niet meer stuk.

Afgelopen dinsdag ging ik met lijn 12 naar huis en liet me, zoals wel vaker, doorrijden naar het “Castillo de la luz”. Daar ging ik op een bank bij het terras van het restaurantje zitten lezen. Waarom daar? In het park bij het kasteel zijn drie grote grasvelden met banken, naast het kasteel en het schip. (Het schip is een min of meer een kopie van een dergelijk schip uit de tijd van Columbus,) Een grasveld is bij het terras en de speeltuin, het tweede is bij het schip en het derde aan de achterkant van het restaurant.
Voor jullie ga ik nu een indeling mag maken die meer bij het publiek past. Die bij en voor het terras vooral voor mensen met kleine kinderen. Het grut kan in de buurt spelen en klimmen, of elkaar pesten, terwijl de volwassenen aan de koffie of het bier zitten. Die bij het schip is vooral voor verliefde stelletjes, daar heb ik in mijn eentje weinig te zoeken. En het derde stuk is de plek waar vooral oudere mensen graag gaan zitten om voor zich uit te staren, te lezen of met elkaar te kletsen. Waar neem ik dus bij voorkeur plaats? Vreemd genoeg is dat bij voorkeur een bankplek bij het terras. Ik vind het wel wat hebben dat ik onder de jongere mensen ben, kleintjes incluis. Daar bij het terras ben ik een fervente lezer, als ik niet de mensen zit uit te kijken.
Op de terugweg naar La Puntilla over de calle Juan Rejón ken ik de diverse neringen langzaamaan min of meer uit mijn hoofd. Een van de minst geslaagde is een “Salon recreativo” op een hoek halverwege, genaamd “Los Polos”, het poolcentrum. Er staat niet meer dan één biljarttafel, naast een kleine bar en ernaast is bovenal een ruimte met legio gokautomaten en ook nog een grote roulettetafel. Kom, dacht ik afgelopen dinsdag om 7 uur, een keer zal ik toch eens binnen moeten kijken. Er zaten diverse mensen, vooral ouderen, aan de eenarmige bandiet, bereid om hun geld in een mum van tijd te verbrassen. Aan de roulettetafel, toen ik er langs liep, zag ik maar een persoon, een Chinees; hij zat somber voor zich uit zat te mijmeren. Had hij net zijn winst van die dag in zijn derdehands klerenwinkeltje erdoor gedraaid?
Aan mij is een casino, hoe petieterig ook, absoluut niet besteed. Ik herinner me dat ik ooit eens, meer dan twintig jaar terug, een dagje Las Vegas deed, in een groepje geleerden en journalisten. Ter plekke ging prompt iedereen zijn geld verspillen, maar ondergetekende was te beroerd om zelfs maar een dubbeltje te spenderen. Idem dito hier; in salon recreativo Los Polos ging mijn voornaamste belangstelling niet uit naar de sinaasappeltjes naast de trekarmen, ook niet naar de slinkse weg van het balletje op de roulettetafel, maar naar een aankondiging bij de deur. Ik moet toch wat, zal ik die dan maar voor jullie kopiëren? Hier is ze: “Queda. Totalmente prohibido jugar en varias máquinas a la vez. Igual que jugar en la ruleta en más de una estación.” Zo er nou echt ook maar één enkele gokklant zijn die zich dit soort waarschuwingen laat aanleunen? Die nooit meer dan een gokkast tegelijk bedient en het wel uit zijn hoofd laat om zijn geld op oneven nummers te zetten en ook nog eens nummertje 14 met een bedrag vereert? Ik vrees van niet en anders, dan doe je het in twee keer, toch. (Helaas, aan gokken heb ik een hekel en wil de mensheid graag tegen zichzelf beschermen. Ook het gokken op de computer zou voor mij acuut afgeschaft mogen worden. En dan heb ik het nog niet over die vele loterijen hier en in Nederland. Vanaf vandaag: weg ermee!)

Deze week is het zo ver. Lux wordt aanstaande maandag 4 en dus mag ze dan “officieel” naar de kleuterschool. (Hier is dat een jaar eerder, maar vooruit.) In het Spaans heet een kleuterschool een “jardín de infancia” en ook wel een “parvulario”. (Een párvulo/a is een kleuter. Weten jullie dat je, als het over mannen en vrouwen samen gaat, hier ook wel een @-teken wordt gebruikt? Een parvel@ is een kleuter.) Het Duitse woord “Kindergarten” is hier eveneens in trek, maar haalt het niet echt bij de Spaanse woorden. En hoe heet een kleuterschool in Maastricht? “’n Bewaorsjoul!” Lux is in alle staten, zeker nu ze afgelopen week al een beetje mocht voorproeven. Eva heeft afgelopen maandag met haar in de vroege ochtend in de kring gezeten, de “mesa redonda”, voor een goed gesprek, samen met de juf en een stel al echt vierjarigen. In de uren (tot ongeveer 6 uur) na de kleuterschool is Lux ook vanaf nu wel nog aangewezen op de naschoolse kinderopvang, de “acogida postescolar”.
Dalí kan intussen al lopen en is al naar een oudere groep van het kinderdagverblijf, de crèche in goed Maastrichts, “guardería” in het Algemeen Beschaafd Spaans. Is ze nu baby af en een dreumes of al een echte peuter? Of is peuter hetzelfde als een kleuter? Ik kom er niet uit en ga het Trudie nog eens vragen, die weet van de hoed en de rand, als het om babysitten gaat. Hoe dan ook, kennelijk is ook op het niveau van de allerkleinsten allerlei onderscheid gewenst. En de opvang - tegenwoordig is dat usance - was in mijn tijd nog uit den boze. Toen bleven de meeste moeders nog gewoon thuis, zo lang als hun kinderen in de luiers zaten. Ik vind het heel erg te prijzen van Eva dat ze de vrijdagen vrij heeft om met de kinderen “iets te doen”. En ook vind ik het wel wat hebben dat Lux en Dalí, nu alleen nog Dalí, één dag per week thuisopvang hebben van een kinderoppas, een “niñera”, ook wel een “cangur@” genoemd. en niet naar de crèche gaan.

Voor mijn volgende onderwerp ga ik terug in de tijd. Al in de periode dat Jorge op de universiteit altijd ging lunchen, stamt onze belangstelling voor bepaalde Canarische zinnetjes op suikerzakjes. Zoals “Mestreechs” en “Oud-Amsterdams” is er ook “Canarisch”. De mensen spreken hier Spaans, maar willen zich daarbij nogal eens van iets regionaals bedienen. Er zijn zelfs boekje in de handel met allemaal Canarische woordjes. Ik heb er wel eens eentje gekocht voor mijn Spaanse leraar Paco en er ook wel eens een ingezet bij een “amigo invisible” na een etentje van de vakgroep van Lluis. Misschien moet ik nog maar eens terug naar de boekwinkel om er eentje voor mezelf aan te schaffen.
Met Trudie, Noé en Lorena zat ik vorige week bij restaurante Casa Carmelo en daarna bij cafetería Mad Bread. Bij de koffie daar kwamen suikerzakjes op tafel, van de firma Amagoldi, met op de achterkant een Canarisch zinnetje. Ik heb er eentje mee naar huis genomen en die maak ik hierbij wereldkundig: “Vaya chuso, tiro p’al chozo”. Het is Oud-Arabisch voor jullie, omdat je onbekend bent met de woorden “chuso” en “chozo”. Zal ik die dan maar verklappen? “Chuzo” zeg je, als het pijpenstelen regent, en “chozo” is je thuis. Er staat in goed Spaans: “Está lloviendo demasiado, me vuelvo a casa” en in het Nederlands: “het regent zo hard, ik ga terug naar huis.” Leuk, hè?
Ik vind intussen, en daarom kom ik er hier mee, dat ik iets dergelijks met gemak ook in het Maastrichts kan organiseren. Laat ik in het meervoud praten. Ook daar kunnen “we” eveneens met suikerzakjes aan de slag gaan, maar bierviltjes of nog weer iets anders mag net zo goed. “’t Regent aw wiever, iech gaon ‘ns op m’n barak aon.” “Sjijgelentere leep heer, meh z’ne sjijgel zaot wie ’t z’ch huurt.” Binnen een mum van tijd heb ik er enkele honderden voor jullie in die sfeer bedacht, van die zeer Maastrichtse zinnetjes (met daaronder in het klein de Nederlandse vertaling). Maar ik als halve Palmees en ook nog een beetje Mokummer vind dat mensen die meer getrouwd zijn met Maastricht, dat maar eens moeten gaan doen. Trudie en Marijke, is dat niets voor jullie? Rijkdom of in ieder geval roem zal jullie deel zijn.

Het is intussen vaste prik: aan het begin van ieder jaar opnieuw besluit de gemeenteraad dat de tarieven van de stadsbus enigszins omhoog mogen. De stad heeft het bepaald niet breed en dan is iedere euro zeker mooi meegenomen. En dus kost een los ritje met de bus sinds 15 januari 2014 1 euro 40. Waarom zou je die als Palmees kopen, als een tienrittenkaart veel goedkoper is? Voor een bono, een tienrittenkaart, is de prijs nu 8 euro 50. Dat is ruim 10% meer dan afgelopen jaar, helaas pindakaas. Gelukkig heb ik aan het begin van het jaar nog een bono extra gekocht, dus voor mij gaat de verhoging pas ergens in februari in. Niettemin, goedkoop blijft het allemaal, dat vervoer hier, vergeleken met wat wij in Nederland voor een bus- en tramkaartje betalen. En je mag mee overstappen ook!

Eerder had ik bedacht, en met mij meer mensen in de Luis Morote, dat de splinternieuwe banken verkeerd om stonden. De zitjes op het hout van de banken zouden beter in de richting van het middenstuk van de straat kunnen staan. Afgelopen donderdagmorgen werden wij op onze wenken bediend. Er kwam een immense “camión” de Luis Moote inrijden die de banken zonder pardon 180 graden draaide. Die bij Negonzo werd zelfs een metertje of tien in de richting van mijn flat verplaatst. Ik neem aan dat de nering van Carlos daar iets mee van doen heeft, omdat de beginnende palmboom daar is weggehaald.
De dames en heren van de gemeente hier doen hun dingen soms aan de langzame kant en heel vaak in stappen, maar ze doen het wel. Mijn stukje straat is nu om door een ringetje te halen. Ik denk dat de prijs van mijn flat navenant aardig wat omhoog is gegaan. Nu nog even afwachten tot de “crisis” voorbij is en dan kan mijn huisbaas, als hij dat wil, gaan incasseren.

En dan nu een moeilijk onderwerp! Het gaat volgens veel mensen niet om het gelijk hebben, maar om het ook te krijgen. Men is zelfs bereid om de waarheid enigszins naar zijn of haar hand te zetten om het gelijk krijgen af te dwingen. Ik heb daar niks van, niet in het minst. Voor mij gaat het in ons leven boven alles om de waarheden en onwaarheden boven de tafel te krijgen, altijd en overal. Gelijk hebben of niet, dat is waar het mij om gaat. Het krijgen of niet laat ik graag over aan anderen. Ik sta aan de kant van de bèta-figuren, het krijgen vind ik meer iets voor advocaten en politici.
Wat is dit een klein stukje, denk ik achteraf. Maar daarmee is het niet minder waar.

Iedere avond maak ik mijn rondje, naar voren, naar achteren, dan weer opzij (zegt een liedje, waarvan ik verder niets weer weet). Afgelopen woensdag was een stuk van de boulevard links aan de beurt. Op de min of meer terugweg kwam ik langs Plazoleta Farray, dat is en blijft een aardig rustpunt, ook in mijn alweer negende jaar hier. Vanaf het plein(tje) aan doorgangsstraat (Fernando) Guarteneme zijn er twee straten die naar de boulevard en de zee leiden. Eentje heb ik hier vaak gememoreerd, zeker in de eerste jaren van mijn verblijf, de Dr. Grau Bassas, waar (o.a.) mijn Spaans schooltje gevestigd is. Deze week is de andere aan de beurt, de calle Kant, en dan vooral het middenstuk met het parkje.
Daar is het prima zitten op een van de bankjes, met een boek en om de mensen uit te kijken. Het parkje is genoemd naar de vrouw die het aan de gemeente geschonken heeft, Doña Pilo Apolinario. (Moet dat niet Pila zijn? Nee, Pilo is de naam.) Het bestaat uit drie delen. Allereerst is er de stadstuin, “huerto urbano”, met twaalf minilapjes grond, “parcelas”, van 25 m2 plus enig ander spul: eentje tuintje voor “aromáticas”, eentje voor compostering en een kleedruimte. Dan is er het onvermijdelijke speeltuintje, met de bekende werktuigen en de familie op een bankje. Het grootste deel bestaat echter uit het park in sensu strictu, ongetwijfeld heel verantwoord met haar vele planten, struiken en boompjes, maar aan mij maar beperkt besteed. Niettemin, ik vind het wel leuk om tussen het diverse groen te zitten op een van de vele banken daar, met mijn boek graag.
En nu willen jullie natuurlijk weten hoe het een en ander “gekomen is”. Daarvoor dienen jullie je dan wel door mijn Spaans lesje van deze week te worstelen. Hier is het. “Este solar fue cedido para el uso y disfrute de la cuidad y sus vecinos por Dña Pino Apolinario Placeres (1870-1953). De reconocido talante caritativo y solidario, era hija de una acomodada familia de LPGC, dueños a su vez de extensos terrenos en la calle Mesa y López y sus alrededores hasta lo que hoy se conocen como Lomo Apolineario. La familia cedió los terrenos de este espacio para uso público. En un principio se destinó su uso a un reformatorio y, posteriormente, a la Escuela de Artes y Oficios. La Escuela tuvo su sede en este lugar hasta 2000, centrando el desarrollo de diferentes modalidades culturales de nuestro municipio. En noviembre de 2012, el Parque Apolinario fue objeto de una rehabilitación integral y de la incorporación huerto urbano ecológico.” Horen jullie het eens van een ander, want ik heb bovenstaand stukje uit een plakkaat in het parkje. Het is afkomstig van de gemeente, dus dan moet het wel waar zijn. De renovatie is van zo recent dat ik in alle oprechtheid het gevoel heb dat ik een compleet nieuw zithoekje ontdekt heb, nog “ecologisch” ook. Neem van me aan dat ik er nog wel eens vaker plaats zal nemen.

En dan zou ik nu mogen afsluiten met daarna mijn boekenbijlage. Echter, negen jaar terug heb ik met jullie afgesproken dat ik een boek pas recenseer, als ik het uit heb. (Of het moet zo waardeloos zijn dat ik binnen 50 bladzijden de brui eraan geef, wat me in alle jaren nog nauwelijks overkomen is.) In mijn vorige brief kondigde ik aan dat deze brief het wel eens zonder boekbespreking zou moeten doen en dat bevestig ik hier. Mijn onderhavige boek telt 1237 dichtbedrukte bladzijden en nu, op de vrijdagmorgen ben ik over de 600, maar niet veel verder, ongeveer op de helft. Laat ik eens een tipje van de sluier oplichten: ik zit in het jaar 1346. Weet iemand van jullie nu al over welk boek ik het heb?
Er valt halverwege het boek nog weinig te recenseren. Niettemin, ik beloof jullie hier en nu plechtig dat ik het boek over een week uit heb. Volgende week vrijdag ben ik voornemens om mijn volgende brief te versturen. De dag daarop zitten we trouwens alweer in februari.

Dat gezegd hebbende hoop ik dat jullie met mij de komende dagen extra vrolijk willen zijn ter ere van Lux, op maandag jarig, en Trudie, drie dagen later. Ik begrijp van Eva & Jan Willem dat Lux a.s. zondag thuis al resideert. Harry & Greetje, Ton & Marion en Trudie mede namens mij maken dan hun opwachting voor een aimabele lunch en “sobremesa”. Daarna komen allerlei jongeren, ook leeftijdgenoten van Lux, hun opwachting maken. En laat ik Dalí, als jongere zuster van de jarige, ook maar in het zonnetje zetten. Mijn bijdrage aan de feestvreugde moet noodzakelijker wijs beperkt zijn. Ik ga Lux in de ochtend al opbellen vanaf mijn balkon, waarna haar in Amsterdam het cadeautje van Trudie en mij zal worden overhandigd.
Donderdag is mijn Trudie aan de beurt om in het middelpunt te staan. Op haar en mijn leeftijd is dat ietsje minder bijzonder, maar - zou Paul McCartney zeggen – een mens wordt maar een keer 64. Als ik het wel heb, komen bij haar thuis vooral veel familieleden op audiëntie, maar ik sluit niet uit dat zich ook enkele vrienden en de buurvrouw met presentjes gaan melden. Perfisia, Trudie, noe al! En ook haar zal ik van afstand geluk moeten wensen en per telefoon een hart onder de riem moeten steken. Dat ga ik doen ook!
(Zo wordt ik wel op kosten gejaagd, met “al” die belletjes. Gelukkig heeft Rik, die a.s. vrijdag 29 wordt, genoeg aan een felicitatie per e-mail. Hem zal ik per internet het beste wensen voor de komende vijftig jaar.)

En dan ik met echt aan het einde van mijn brief, zonder bijlage. Ik hoop maar dat jullie ook de laatste week van januari heelhuids zullen doorkomen. Zelfs al is het maar een beetje koud is buiten, doe vooral ook je handschoenen, “guantes” of wanten, “manoplas” aan op de fiets. En helaas, fietsen, “bicis”, zie je hier haast niet, laat staan wanten; ik zou zelfs niet weten waar je hier wanten zou kunnen kopen.
“En casa propria, el alma en gloria” oftewel “Oost, west, thuis best”. Deze jongen heeft warempel nog wel meer te doen, dus: veer zien us, hasta luego, winterkoning PaulK.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten