vrijdag 21 februari 2014

Weblogbrief 9.21, 21 februari 2014

Weblogbrief 9.21, 21 februari 2014

¡Queridos chicos, bismillah! Hier is mijn laatste weblogbrief voordat ik a.s. maandag naar Nederland afreis. Het is de laatste dagen wel een brief geworden met hindernissen. Eigenlijk al vanaf dat ik sinds 1 november hier ben, heb ik een probleem met de aansluiting van mijn laptop op het lichtnet. Digibeet als ik ben, ben ik ervoor al naar Viratel geweest, een computerzaak op de Juan Rejón. Het zit hem niet in de draad naar de elektriciteit, maar in de laptop zelf. Om mijn probleem te verhelpen zou de computer naar elders moeten worden opgestuurd om daar opengemaakt en gerepareerd te worden. Dat heb ik nog maar niet gedaan met mijn bijna negen jaar oude geval. De afgelopen maanden heb ik me kunnen behelpen met net aan contact houden tussen laptop en draad naar de elektriciteit, al gaat dat niet echt goed, met de nodige ongelukjes. Intussen is het op. Ik ga het apparaat mee terug naar Maastricht nemen en na carnaval ga ik mijn nieuwe computer hier ga inzetten. Ik hoop wel dat mijn elektronische woordenboeken, vooral S/N & N/S alsmede E/N & N/E op de nieuwe laptop een plaatsje krijgen.

Genoeg gezeurd? Afgelopen vrijdag, na het versturen van brief 9.20 en het beantwoorden van enige e-mail, ging ik er om half 4 eens goed voor zitten, voor de computer met geluid van Cristina, en keek een optreden van Amália Rodrigues helemaal af. Het was van 24 april 1987 in het Olympia in Parijs en van kop tot staart duurde het een uur en vijftig minuten. Pas om half 6 mocht ik met lijn 12 terug naar La Isleta.
Amália, het blijft iets bijzonders. Ze is van 1920 uit Lissabon (Alfama) en overleed 79 jaar later. Haar eerste plaat maakte ze in 1956, de hit “Coimbra”, en het lijkt wel of ze een abonnement heeft op het Parijse Olympia, zo vaak heeft ze daar opgetreden. In dat van 1987 waren haar begeleiders twee gitaristen plus twee min of meer gitaristen, allemaal “manslui” en keurig in het pak. Zij mochten beginnen met een instrumentaal nummer, maar daarna was het definitief de beurt aan de Portugese diva zelf. Gefilmd werd ze met maar één camera; tegenwoordig zouden we zeggen: met een mobieltje. Ze bedeelde het publiek tussen de liedjes door met af en toe een enkel Frans zinnetje, maar het overgrote deel van haar tekst was toch – voor mij – onverstaanbaar Portugees. “Obrigado” was het woord dat ik het meeste hoorde. Wat heeft het mens een grote kop, sorry hoofd, dat moet me wel van het hart. Bij dames hoor je ook iets over de kledij te zeggen: haar jurk tot op haar enkels bestond uit vooral grote groene en rode vlakken.
Als ik het goed heb bijgehouden, bestong haar concert uit 28 nummers. Daarvan kwamen de nodige mij best bekend voor. Vooral bij de laatste liedjes was het publiek meer aan het zingen dan de dame zelf. Daarvan ben ik helaas minder gecharmeerd. Als toeschouwer kom ik niet om naar het gekweel van mijn buren te luisteren, maar naar dat van de artiest voor wie ik mijn goede geld heb neergeteld. Het hoort er tegenwoordig kennelijk bij dat je als zanger(es) je populariteit op het einde toont door je mond te houden en de zaal het werk te laten doen.
Het optreden van Amália Rodrigues in Parijs in 1987 kon mijn goedkeuring overigens meer dan wegdragen. Maar had ze iets arrogants over zich? Wie ben ik om af te dingen op de kwaliteit van een Portugese mijlpaal.>BR>
Nou verwachten jullie dat ik nu met een plaat kom met alle nummers van het concert op een rijtje, maar die heb ik helaas niet. Het dichtste erbij is voor mij een dubbelalbum uit 1989 met, inderdaad, 28 nummers uit de periode 1963-1977. Als surrogaat geef ik jullie de nummers daarvan, wel met steeds het jaartal erbij wanneer ze de betreffende nummers voor het eerst op de plaat heeft gezet. Daar gaat-ie, te beginnen met CD1:
01. Fado Português 66
02. Partinho-Se 68
03. Timpanas 72
04. Cantiga De Amigo 71
05. Padre Zé 71
06. Rua De Capéalo (Novo Fado De Serena) 73
07. Hortela Mourisca 77
08. Acho Inuteis Palabras 63
09. Cansaço 75
10. Oiça Lá O Señor Vinho 71
11. Andorinha 77
12. Ai Esta Pena De Mim 72
13. Maria Rita Cara Bonita 73
14. Ai Chico, Chico 69
Dat is toch een indrukwekkend rijtje in mijn beste Portugees! En dan komt nu, of het allemaal niks kost, CD 2. Alle nummers zijn alweer in mijn beste Portugees:
01. Erros Meus 65
02. Povo Que Lavas No Rio 75
03. Disse-La Adeua E Morri 68
04. An Poeta Perguntei 71
05. Amendoa Amarga 77
06. Não Peças Demais Ă Vida 68
07. O Rapaz De Camisola Verde 77
08. Alfama 77
09. Não É Desgraça Ser Pobre 71
10. Vou Dar De Beber Á Dor (La Maison Sur Le Port) 68
11. Cheira A Lisboa 77
12. Ah Quizesse Deus 71
13. Coimbra (Avril Au Paris) 75
14. Covilhã Cidade Neve 70
Ik heb op mijn harde schijf nog veel meer muziek van Amália Rodrigues staan. Op bovenstaande dubbel-cd mis ik bijv. Uma Casa Portugesa, maar een mens kan op één plaat (of twee) niet alles hebben. Zijn jullie intussen al zo ver dat je in Maastricht ook een cd-tje van Amália Rodrigues in de cd-speler hebt liggen? En draait hij nou zijn rondjes? Dan heb ik mijn doel bereikt. Het mens lijkt echt geboren te zijn om de Portugese versie van de smartlap “naar een hoger niveau te tillen”. Indrukwekkend, dat is het woord!

Terzijde, voordat ik aan Amália’s Parijse concert op Cristina’s computer begon, moest en zou ik eerst beneden een café americano nemen. Op één van mijn twee Ortego suikerzakjes stond tenderete, dat woord heb ik vorige keer al “behandeld”. Maar op de andere prijkte het woord: “jalar”. Dat is Canarisch voor: “tirar de algo con la mano”, ergens aan trekken met je hand. Wat het wederkerige werkwoord “jalarse” precies is, laat ik hier maar onbesproken.
En vrienden, ik ga toch weer eens een Canarisch woordenboekje kopen; dat spreek ik bij dezen met mezelf en jullie af, al was het maar om jullie met nog veel meer dialectwoorden van hier te kunnen confronteren.

Vrijdagavond ging ik op tijd naar bed, want zaterdagmorgen ging het gebeuren. Dan zou ik eerst naar Triana/ Vegueta lopen om dan de opening bij te wonen van het carnaval “del mundo de la fantasía”. Het was best wat frisjes vrijdagavond, maar wie maalt daarom.
In alle vroegte werd ik zaterdagmorgen wakker. Buiten regende het “tot ’t zeikde” en mijn palmboom zwiepte in de wind driftig op en neer. Ik ging maar eens naar de kleine WC en kroop daarna weer dapper onder mijn dekentje. Om kwart voor 8 werd ik definitief wakker, keek eens naar buiten en wist werkelijk niet wat ik zag: stortregen en windstoten zoals je maar zelden ziet. Ietsje later, met mijn koffie op het balkon gezeten, besloot ik dat ik de Pregón om 1 uur ’s middags op Santa Ana ging overslaan. De hele zaterdag werd Las Palmas geteisterd door felle regenbuien en toen ik om 6 uur tussen de buien door een ommetje van niks maakte over Las Canteras, waaide ik haast van mijn sokken.
Ook de zondagmorgen bleef allesbehalve droog, maar om twaalf uur ’s middags op Santa Catalina zaten we wel weer met zijn allen in het zonnetje. Het carnaval canino, van de honden, werd voorafgegaan door (een min of meer herhaling van) de Pregón, omdat die de dag ervoor letterlijk in het water was gevallen. De openingsdame, Zarina Vega - waarvan ze bekend is, weet ik niet - deed haar best, zeer zelfs, om ons te vermaken, maar echt bekoren kon ze me niet. Ik dacht vooral: Zarina, ein braunes Naturkind, van wie was die Duitse schlager ook al weer? Van Peter Alexander? Onze eigen Anneke Grönloh heeft er nog in het Nederlands mee gescoord: “Zarina, een kind van de dessa”.
Met de introductie van de elf kandidaat koninginnen, met vleugels, had ik geen moeite. Meer had ik nog op met de verschillende kampioenen van vorig jaar. Tot die laatste behoorden een kennelijke bisschop, met mijter, qua omvang en grootte net Thei Dols, die ons voortdurend wilde zegenen. En dan was er nog een betovergrootmoeder met haar hoofd permanent naar de grond gericht. Echter, toen de muziek van “Invitación al carnaval” inzette, kwam ze los.
De hondenshow werd dit jaar aan elkaar gepraat door ene Israel Hacevemos en die deed dat met verve. Er waren 19 honden met baasjes die voor de carnavalsprijs meedongen. Ik wijs jullie op nummertje 10, “Che”, of was het “Hachis”, hatsjie, in het wit met vleugels, net als het baasje. Mijn persoonlijke winnaar was hondje 2, in een blauw carnavalspakje met aan zijn leiband een mensgrote gifgroene kikker. Of dat ook daadwerkelijk de winnaar was, weet ik niet, want na de parade kwam eerst een optreden van een Mexicaans bedoelde “paranda” en dat was voor mij het sein om naar mijn flat en mijn middageten te verhuizen.
Op de tribune vlak bij mij zat een vrouw met als opdruk op haar shirt “NO SOMOS DELINCUENTES”, waarbij van de O in NO een hondenpoot voorstelde. Kennelijk ben je als hond niet meer veilig voor je leven, als de politie voorbijkomt. Verderop zat trouwens iemand met “YA NO ME SE PEGA NADA” op zijn trui. Is dat Spaans voor “ik ben geen plakker”?

Zijn jullie intussen uitgefietst op Amália Rorigues? Dan heb ik als alternatief voor haar een cd van R.E.M.: “In Time, The Best Of, 1988-2003”. R.E.M. staat in mijn geheugen als de groep van Michael Stipe. Hij en zijn mannen hebben dertig jaar lang mooie muziek gemaakt, van 1980-81 tot 2011. Hun hoogtijdagen waren in 1991-93, dus die jaren zitten erbij in de verzamel-cd. Het voordeel van een dergelijke cd is dat je zelf niet meer hoeft te kiezen, dat is voor je gedaan. Hier zijn de achttien nummers:
01. Man on the moon
02. The great beyond
03. Bad day
04. What’s the frequency, Kenneth?
05. All the way to Reno
06. Losing my religion
07. E-bow the letter
08. Orange crush>BR> 09. Imitation of life
10. Daysleeper
11. Animal
12. The sidewinder sleeps tonite
13. Stand
14. Electrolite
15. All the right friends
16. Everybody hurts
17. At my most beautiful
18. Nightswimming
Een van mijn favorieten, “Drive” uit 1992, mis ik, maar als een groep een nummer als “Losing my religion”, uit 1991, kan schrijven en opnemen, kan hij voor mij niet meer stuk. De video daarvan zie ik nog voor me; muy bueno! Ik koos deze cd als alternatief voor Amália echter niet voor dat nummer vooral, maar omdat k ineens iets had, veel zelfs, met “Everybody hurts” uit 1993. Ik weet het, het is nogal een tranentrekker, maar dat moet dan maar eens. R.E.M. is en blijft steeds als ik hem draai, beter dan ik dacht. Ik heb op mijn extra harde schijf nog een paar cd-tjes van de groep staan, die moeten er binnenkort ook maar weer eens aan geloven.

Winkels komen en gaan, dat constateer ik maar weer eens, als ik vanaf mijn balkon omlaag de straat inkijk. Al jarenlang is bij mij op de hoek, Luis Morote 23, een winkel gevestigd waar ik en jullie onze trouwring, gouden enkelkettinkje of het horloge van opa te gelde kunnen maken. De buitenkant is in het goudgeel en goudbruin opgetrokken om de smaak van “ORO”, goud, uit te stralen. De goudwinkel, een van de eerste hier, adverteert op de trap naar het streekbusstation. Hoe het ook zij, nu is hij foetsie.
In zijn plaats is er sinds dit weekend een winkel van MaxDream gevestigd. Ik heb de naam MaxDream niet bedacht, zou er ook niet opgekomen zijn. De nieuwe winkel heeft in ieder geval weer normale, doorzichtige ramen, overdag althans. De topper van de zaak is “tu perfume favorito” MaxDream, 50 ml, voor de luttele prijs van 9.90 euro, echt te geef. Ik heb kennelijk van doen met de Lidl onder de parfums, de Hema onder de eaux de toilette. Links en rechts ertegenover bij Topaz ga je doorgaans voor meer dan 50 euro het schip in voor een flesje van dezelfde inhoud.
Alleen op de rastro op zondagmorgen kun je nog veel goedkoper terecht, maar ik vraag me wel af of een fles namaakparfum of overjarige eau de toilette van een Roemeense gladjakker nou is waar een man als ondergetekende naar op zoek is. Doe mij dan maar MaxDream. Zal ik me eens met dat merk optutten; misschien op maandagmiddag met carnaval?
En nou ik toch in de straat bezig ben, op nummertje 15 bij mij tegenover, boven Azafran, wordt druk geschuurd en geschilderd. Als ik naar het balkon op twee hoog daar kijk, komt bij mij nog steeds het gezicht van “de greune” boven, met zijn sigaretje uiteraard. Trudie weet beter dan ik over welke speler van MVV vroeger ik het heb. Intussen is dat van ondereen wel keurig gerepareerd en bijgewerkt. De afgelopen dagen waren twee mannen druk doende met de kuitenkant gereed te maken voor een verfbeurt. Die komt er ongetwijfeld aan, als ik in Maastricht zit.
Als het zo doorgaat in de Luis Morote, krijgt de straat nog een prijs voor goed gedrag.

Soms grijpen dingen je echt aan. Toen ik afgelopen weekend hoorde dat Els Borst-Eilers vermoord was, was ik echt even stil. De o.a. ex- vice-voorzitter van de gezondheidsraad en minister van volksgezondheid in Paars 1 en 2 (1994-2002) is in haar woning in Bilthoven om het leven gebracht en voor zo ver mij bekend, tast men volledig in het duister wie het gedaan heeft. Ze is 81 geworden, een gezegende leeftijd, maar toch...

Wat is “uitverkoop” in het Spaans? Allereerst is er volgens mijn woordenboek geen verschil tussen uitverkoop en opruiming; in mijn hoofd is dat niet 100% hetzelfde. De gangbare term hier is uiteraard “rebajas”, maar bij een van toeristenwinkeltje bij mij om de hoek (dat met een uiterst onaangename man als verkoper) staat een groot bord met “liquidación”. Het bord staat er altijd, de hele winter door. Bij kledingzaak Benetton aan de Meso y López zag ik overigens “saldos” staan, Dat mag ook volgens mijn van Dale, maar persoonlijk blijft mijn voorkeur uitgaan naar “rebajas”. En wat is korting? “Descuento”.
(En dan denk je: “desnudo” moet dan ontnaakt zijn, gekleed, maar zo zijn we niet getrouwd. “Desnudo” is naakt, ontkleed, terwijl gekleed in het Spaans o.a. “vestido” is. Er is hier zelfs een kledingwinkel, in duplo vlakbij El Corte Inglés, die zich “Desnudos” noemt.

Ik heb iets raars met tijd. Ongetwijfeld heb ik jullie al eens verteld dat ik bij afspraken bijna steevast aan de te vroege kant ben. Komende vrijdag bijv. heb ik om 1 uur met Lluis afgesproken voor een kopje koffie. Ik geef hem dan ook alvast zijn huur voor maart en april, kan hij over een week of zo “in de kaffee” ook eens een rondje geven. Ik weet nu al dat ik om tien voor 1 het oude faculteitsgebouw zal betreden, tenzij bus 12 een lekke band gaat krijgen.
Mijn enigszins malafide occupatie met tijd is meer dan alleen maar royaal op tijd komen. ’s Ochtends vroeg sla ik het bed graag terug om mijn onderlaken enige frisse lucht te gunnen. Met mezelf heb ik afgesproken dat het laken twee uur lucht krijgt, maar mijn koffie – steevast drie mokken – is eerder op. Waarom maak ik van die twee uur dan geen (een à) anderhalf uur? Liever niet, mompel ik dan maar voor me uit.
Met tanden poetsen heb ik het ook. Voor een poetsbeurt met mijn, uiteraard elektrische borstel trek ik 2½ minuut uit, ietsje meer dan de door de fabrikant voorgeschreven twee minuten. De vaste volgorde is boven buitenkant (30), beneden buitenkant (30), beneden bovenkant (15), beneden binnenkant (30), boven onderkant (15) en boven binnenkant (30), waarbij de getallen voor seconden staan. En nou komt het: ik kijk er altijd bij op mijn horloge en begin het liefste op 12, 3, 6 of 9 uur. Aan een start op bijv. vijf over het hele uur of tien over half doe ik liever niet. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar – roep ik dan maar – het is zo’n gedoe.

En mag ik dan nu naar de drie voorrondes van de murgas, in totaal 23 kandidaat groepen? Ik heb alledrie dagen mijn uurtjes op Santa Catalina gemaakt. Helaas, maandagavond gooide een striemende regen om even voor 10 uur roet in mijn eten en kon ik niet anders dan afnokken, en met mij, denk ik, hele horden andere toeschouwers. Dinsdagavond zijn traditiegetrouw de minste mensen present, maar ik heb vier murgas aan het werk gezien, waarvan drie met dames. Op de laatste avond van de drie voorrondes was het “goed gevuld”, niet alleen omdat er net als op dinsdagavond geen regen was, maar ook omdat enkele kanonnen van murgas op het programma stonden en daarbij op het einde, om 2 uur ongeveer, de finalisten bekend werden gemaakt. Zelfs toen ging ik voortijdig naar mijn hutje terug, na vijf murgas om 12 uur, maar om 2 uur werd ik wakker, toen de finalisten bekend gemaakt werden. Pas daarna kon ik rustig gaan slapen.
Ik heb het eerder gezegd, maar herhaal het nog maar eens: de murgas van dames mogen nog zo hun best doen, maar ook dit jaar waren van wat ik ervan gezien heb, de murgas met heren beter. Ik heb niets tegen de dames van de Crazy Trottas en de Trampozas, was persoonlijk erg gecharmeerd van de Serenquenquas (uit Agüimes), maar vergeleken met sommige murgas met mannen zoals de Chancletas en de Twittys zijn ze geen partij. In omvang zijn die ook meestal groter, met 65 à 75 participanten.
Om mij heen zaten en stonden alle avonden vooral jongeren. Eentje op woensdagavond, een pittige tante van een jaar of 18, had op haar rug staan: ¿Qual es la murga que sueña? Dat waren voor haar de Chancletas, uit La Isleta bij mij om de hoek. Of die murga gaat winnen, staat nog in de sterren, maar het was wel een van de murgas die de hardste, meest cabareteske kritiek leverde op de politiek en het leven op het eiland. “BASTA YA” hadden ze op een bord staan dat meegezeuld werd.
Morgenavond, zaterdagavond tussen 9 en 3, maar dan is het al royaal zondag, wordt beslist wie van de acht finalisten in 2014 met de eer mag gaan strijken. Ik ga jullie de namen van de uitverkorenen niet noemen, maar ben bereid om er tijdens de Maastrichtse carnaval aan belangstellenden en anderen met enthousiasme over te gaan vertellen. Ik zit zaterdagavond met duizenden anderen hier op Santa Catalina op het puntje van mijn stoel, als ik er niet bovenop sta.

Dat gezegd hebbend zou nu mijn Spaans lesje moeten komen, maar dat bespaar ik jullie deze keer. De boog hoeft niet altijd gespannen te zijn. Vooruit, ik geef jullie nog een kleintje. Op de tribune afgelopen dinsdag zat op een stoel precies voor me een jongeman die duidelijk te dik was. “Diech waors daor e fien menneke bij”, zou Trudie zeggen. Dik of niet, hij was wel de gangmaker van het clubje dat daar smakelijk op de (vrouwelijke) murgas zat af te geven. Op zijn achterkant van zijn blauwe polo stond in grote letters: “GORDO SI”, dik ben ik, en daaronder “¿... Y QUÉ?”, en wat dan nog? Dat is nou eens een man naar mijn hart. Op de weegschaal sta ik op precies 100 kilo en daar moeten jullie het de komende weken maar voor doen.
En met deze voltreffer sluit ik mijn serie weblogbrieven voor mijn carnavalsreces af. Van 24 februari tot 9 maart kom ik me onder jullie mengen in het Maastrichtse. Voor nu, hou je nog even in, spaar het nog even op. Over een week mag het en dan moet het ook maar weer gebeuren. Daarna, in de maanden maart en april zal ik nog een stuk of negen brieven versturen, want ik wil ook deze winter wel graag de dertig volmaken. Hasta luego en Maastricht, tot ziens in Maastricht, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Zelfs in mijn eerste carnavalsweek hier kan ik mijn boeken niet laten verslingeren. Al voor het weekend begon ik in “Interne Zaken” van Ian Rankin. Het speelt uiteraard vooral in Edinburgh en kwam uit in 2009. onder de Schotse titel “The Complaints”.
Hoofdpersoon in het boek is nou eens niet John Rebus, jullie hopelijk bekend, maar inspecteur Malcolm Fox van de afdeling van de matennaaiers, om een term van zijn collega-agenten te gebruiken. Fox (met als baas Bob McEwan, maar die doet er niet toe) bestiert een kleine afdeling, met twee collega’s Tony Kaye en de jonge Jay Waysmith, die vooral in de weer is om malversaties van politiemensen op te sporen. Fox, sinds vijf jaar geheelonthouder, heeft een zus, Jude, die wel nog aan de drank is. Haar nogal malafide vriend, Vince, wordt vermoord en dan blijken er connecties te zijn tussen de politie en het zakenleven. Bij de politie gaat het om o.a. Glen Heaton, Bad Billy Giles en zelfs Adam Traynor, voor het zakenleven tekenen o.a. Charlie Brogan, Joanna Broughton en haar vader en Bull Wauchope. Tegelijkertijd is er alle reden voor “Interne Zaken” om de Kinderkamer (opsporing pedofilie, Annie Inglis Gilchrist) te helpen bij het ontmaskeren van Jamie Breck. Een heel gedoe! En dan heb ik het geeneens over zijstraten zoals Mitch en Audrey dan wel Sandra en Ronnie. Komt een en ander wel op zijn pootjes terecht?
Met Ian Rankin en zijn boeken is niets mis, ook niet als hij Rebus eens inruilt voor Fox. De man trekt onvervaard van leer tegenover iedereen die hem niet aanstaat, zelfs als hij net buiten zijn boekje moet gaan. “Interne Zaken” vind ik dus een goed boek, maar laat ik ook toegeven dat ik wel blij was, toen ik het einde van het boek naderde. Het werd me iets te... Dus is mijn recensiecijfer net geen 8, voor Ian Rankin heel normaal, maar blijf ik met 7½ net onder de goedstreep. Niettemin, aardig zijn Rankin’s boeken, dit niet uitgezonderd.

Mijn tweede voor het reces is een kleintje, maar van iemand die ik hoog heb: Joris Luyendijk. Eerder heb ik over de islam al eens een interessant boekje gelezen van Hans Jansen, maar dat van Luyendijk was mij vreemd. Zijn “ Een tipje van de sluier. Islam voor beginners” is van 2001. In 69 bladzijden wordt mij het geloof uitgelegd, niet meer dan een avond leeswerk, zegt de schrijver er zelf van.
Het boekje is op te delen in geschiedenis, theorie, praktijk, strijdpunten, toekomst en Nederland. Wanneer begint de islamitische jaartelling, bij welk kalifaat kwam er een opsplitsing in sji-ieten en soennieten (zoals Hezbollah en Taliban), waar komt het woord ayatollah vandaan? Ik weet het nu. De eerste islamitische zuil van de vijf is “Er is geen god behalve God en Mohammed is zijn gezant”. Kennen jullie de andere vier nog? (gebed, ramadan, aalmoezen of zakat, Mekkareis of hadj). En wat zijn de vijf belangrijkste strijdpunten in de sharia? O.a. riba, dat is rente of woekerrente, afhankelijk van wie je vraag beantwoordt. In 2001 waren de vijf meest islamitisch landen Saoedi-Arabië, Pakistan, Iran, Soedan en Afghanistan, maar in nogal wat andere landen staat de Koran intussen ook vooraan in de kast. Wisten jullie trouwens dat er momenteel 1,2 miljard islamieten zijn, zeker niet allemaal fundamentalisten uiteraard?
Wie een avondje lering ende vermaak zoekt, enige bijscholing in de islam wel de moeite waard vindt, kan bij dit boekje van Joris Luyendijk prima terecht. Ik vind “Een tipje van de sluier” meer uitgebalanceerd dan dat van Hans Jansen.

Ik heb een klein derde boekje, 63 bladzijden, voor jullie ter bespreking. Het is het boekenweekgeschenk van 1999, geschreven door Connie Palmen. Waarom het “De erfenis” heet, is mij niet erg duidelijk. Het speelt vooral in Amsterdam (denk ik) en een beetje in Bretagne.
De bekende schrijfster Lotte Inden krijgt van haar dokter te horen dat ze een progressieve spierziekte heeft en nog maar een aantal jaren te leven heeft, steeds verder aftakelend. Ze huurt de ikpersoon in het boek Max in om haar bij alles te helpen, 24 uur per dag. Lotte werkt graag met lemma’s, waaronder ze allerlei zaken kwijt kan die ze later in haar nieuwe boek gaat verwerken. Max moet die voor haar destilleren uit allerlei boeken. Voorbeelden van lemma’s zijn: broers, familie, televisie, echt-onecht, originaliteit, geest en lichaam, ergernissen, liefde. Daaronder staan als diverse voorbeelden allerlei miniverhaaltjes, zoals over broertje Timmie, thrillerschrijver Tobias Tallicz, De man met de haak, Marcus Aurelius, noem maar op. En dan zijn er de ringbandklappers, met bijv. brieven van haar moeder, en gesprekken met bijv. ex-man Axel Landauer. Het verhaal houdt op, als Lotte dood gaat.
Tijdens het lezen heb ik aanhoudend gedacht: wie is die Lotte Inden, wie bedoelt Connie Palmen eigenlijk? Jammer, ik kom er niet uit. Ik vind haar boekenweekgeschenk wel aardig, maar zoals dat bijna steeds bij die geschenkjes het geval is, niet meer dan dat. Ik geef voor “De erfenis” niet meer dan een dikke 6.

En nog is het niet op. Op mijn e-reader vond ik een verhaal van Frederick Forsyth dat er op de valreep aan moest geloven: De bruidsschat uit, ik vermoed, 1988. In ieder geval speelt het in dat jaar. De bruidsschat is het materiaal, de gegevens, die een overloper meebrengt voor zijn nieuwe wekgever, nadat hij is overgelopen. Dit ook al niet al te lange verhaal, 106 bladzijden, speelt vooral in Zuid-Engeland en ook wel de Verenigde Staten, maar ook een beetje in Moskou. Het gevoel bekruipt me wel dat ik het verhaal al eens eerder gelezen heb, in een bundel van Frederick Forsyth over Sam McCready, “The Deceiver”.
Hoe dan ook, een hoge Russische spion loopt over naar de Amerikanen, Pjotr (Peter) Orlov. Hij komt aanzetten met een heleboel zaken die het westen graag wil weten. Vooral CIA-man Joe Roth, zijn chef heet Calvin Bailey, melkt hem uit en is verbaasd dat zijn Engelse SIS-collega Sam McCready. met als chef Timothy Edwards, grote vraagtekens bij de betrouwbaarheid van Pjotr Orlov zet. Dat heeft te maken met een andere Russische overloper, chef van de KGB in Londen, zijn bijnaam is Souvenir, die aan Sam uitlegt hoe het Russische plan van de contraspionage is opgezet. Uiteindelijk wordt er hoog spel gespeeld door zowel de Amerikanen als de Engelsen, op niveau van de directeuren zelf. Daarbij komt zelfs de nooit ontmaskerde vijfde Russische spion ter sprake die destijds actief was in Engeland. Is Orlov vlak voor de aftakeling van communistisch Rusland een foute overloper, is er iets loos van Souvenir of is er nog een derde mogelijkheid? En dan verklap ik maar een klein stukje van het spionnenspel, dat maar doorgaat tot op de laatste pagina’s.
Ik vond destijds “The Deceiver” misschien wel Forsyth’s beste boek, nog beter dan “The Jackal” en ook nu eet ik weer uit zijn hand. Wat een mooi verhaal, vol suspense! Je wordt echt van het ene been op het andere gezet en dan weer terug. Ik heb er vlak voor carnaval 2014 nog steeds een 9 voor over, prima de luxe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten