vrijdag 14 maart 2014

Weblogbrief 9.22, 14 maart 2014

Weblogbrief 9.22, 14 maart 2014

¿Qué pasa? guiris, hoe is-t-ie, buitenlanders? Het heeft even geduurd, wat zeg ik, drie weken, maar hier ben ik weer met mijn wederwaardigheden op ruim 3000 km afstand. Las Palmas de GranCanaria ligt nog steeds voor de zuidkust van Marokko, in het Spaans “Morocco”. Dit is brief 9.22 en als er geen gekke dingen gebeuren, hebben jullie er inclusief deze nog negen te goed, voordat ik er weer de zomerse brui aan ga geven. Deze keer kom ik met een terugblik op de afgelopen (carnavals-)weken, maar een pas op de plaats en zelfs een recente blik naar de toekomst sluit ik niet uit.

Mag er een muziekje bij? Laat ik eens beginnen met de allereerste plaat op mijn extra harde schijf: onder Afrikaanse muziek staan daar van AfelBocoum&Alkibarmet hun Cd Niger uit 2006. Hier zijn de twaalf nummers:
01. Ali Farka
02. Bambarare
03. Barke Dawi
04. Denke, Denke
05. Inkey
06. Mali Chinda
07. Manni
08. Njorfu
09. Niger
10. Politique
11. Tandina
12. Uma Eya
Wat zal ik verder van de plaat zeggen? Afel Bocoum en zijn maatje Alkibar spreken een taal dat helaas mijlenver van me afstaat, is het Swahili?Ook hun muziek is zo niet van een andere planeet dan toch in ieder geval iets heel anders dan popmuziek of Spaanse geneuzel. En toch, waarom niet? We hebben het over een heel werelddeel, Afrika, en waarom zou daar geen goede muziek gemaakt worden. Op Afrikaans muzikaal gebied ben ik echter nagenoeg een leek; dat geldt trouwens ook voor werelddeel Azië, toch eveneens geen gemakkelijk opzij te schuiven werelddeel. Als achtergrondmuziek bij (een stukje van) deze brief vind ik de Cd Niger best te verteren. Een voorkeur voor bepaalde nummers heb ik overigens niet; het is voor mij allemaal vooral apart.

Alweer de nodige weken geleden, op 22 februari, was ik met duizenden anderen hier getuige van de finale van het concours van de murgas. Toen ik uren voor het begin van het treffen op Parque De Santa Catalina aankwam, was er al geen zitplaats meer te krijgen. Dus kon ik eerst op mijn gemak nog een rondje boulevard en omgeving doen, voordat ik om kwart over 8 met een vers geleegde blaas opnieuw het terrein betrad. Een hele meute zat en stond daar intussen op het podiumscherm “live” naar een thuiswedstrijd van voetbalclub Las Palmas De GranCanariate kijken, uit de op een na hoogste divisie. En of het zo moest zijn, scoorden “wij” de winnende goal vlak voor tijd, onder luid gejuich van het complete plein.
Het was klokslag 9 uur, toen de jonge gastheer van de avond opkwam, in het shirt van de club, geelblauw. Hij werd toen bijna letterlijk onder een applaus bedolven. Vervolgens mochten “Los Nietos De Kika” de zaak opwarmen, helaas. Ik had wel een prima staanplek vlakbij de stoelen (vanaf het podium) rechts, op minder dan 25 meter van het podium. En toen begon het, het optreden achter elkaar de negen beste murgas van de week ervoor, een half uur per groep en met kleine pauzes ertussen. Zoals ik al voorspelde in mijn vorige brief, ging het met name tussen de mannengroepen; er was maar ééndamesgroep geselecteerd, die nog mocht beginnen ook, “Las Serenquenquetas” uit Agüimes. Het ging tot middenin de nacht door. Genoten heb ik, in het kwadraat, en met mij duizenden anderen. Er waren nog maar weinig “verkleiders”, wel hadden nogal wat dames een lichtfgevende strik in hun haar.
Bij groep 8 van de 9 ben ik, om de hoek, naar huis gegaan, maar de uiteindelijke uitslag heb ik vanuit mijn bed wel meegekregen. Die was er onder groot geschreeuw om 04.20 uur, tien voor half vijf. Op de derde plek eindigdendit jaar “Los Chancletas”, daar kon ik me best in vinden. Tweede werden “Los Leguañosos”, die mij persoonlijk minder konden bekoren. En wie trokken aan het langste einde, voor wie ging Santa Catalina om bijna half 5 ’s ochtends uit zijn bol? Dat waren de zeventig of zo mannen uit Agüimes, de bijna evenknie van de gelijknamige dames. “Los Serenquentetos” waren met een show aan komen zetten, vond ook ik, die haar gelijke nauwelijks kende. Chapeau, “chapó” voor murga“Los Serenquentetos”.

De reis naar Maastricht op maandag 24 februari (en trouwens ook die terug afgelopen zondag) verliep voorspoedig. Om even over 7 ’s avonds stond Trudie met ons nieuwe autootje aan het station in Maastricht (-Centraal) om mij te verwelkomen. Ik kreeg nog net de tijd om mijn tassen thuis neer te zetten en toen bracht ze me naar Blauw Dorp, waar Rocky maandagavond thuis zijn 72steverjaardag vierde. Natuurlijk heb ik ter plekke omstandig verteld over de finale van de murgas, maar echt meekrijgen deden de aanwezigen, vooral diverse stamgasten van Café De Poort en daarnaast enkele favoriete buren, het niet. Misschien moet je er gewoon bij geweest zijn om het spektakel in zijn volle omvang te kunnen waarderen. En misschien is dat wel waar voor van alles met carnaval. Het was maandagavond bijna middernacht, toen ik door Trudie naar mijn Maastrichtse bedje gereden werd.

Woensdagmiddag zat ik ten tweeden male bij Rocky thuis om enige muziek van hem te incasseren: honderdenlosse nummers van Al Bowlly, een cd-tje of tien van The Soft Machine en deel 1 van Gracias A Vosotros van Maria DoloresPradera. Ik had hem,onder ons gezegd,twee weken eerder wel al over deze en enkel andere artiesten gemaild en zeg niet dat hij zijn huiswerk verzaakt heeft. Op woensdagmiddag kreeg ik bovendien voor Trudie nog 493 Duitstalige nummers meeuit de goede oude tijd, vooral de vijftiger en zestiger jaren. “Sarina, einbraunesNaturkind” zat er niet bij. Volgens Trudie is dat een nummer van Rex Gildo, maar op You Tube vind ik alleen een memorabele versie van René Carol. (En de Nederlandse versie van Anneke Grönloh, “Sarina, het kind uit de dessa”.)
Daarna, op het einde van woensdagmiddag, tufte ik met Trudie vanuit Blauw Dorp voor een drankje met ijs (hielo), frites zuurvlees en een ijsje (helado) na naar Marij. Daar maakten zowaar even later ook Desiree, Rim &Tristan hun opwachting.Werd het alweer heel gezellig! Om even voor 10 uur werd ik thuis afgezet, want Trudie moest die avond nog naar Eindhoven, om Susanne en naar haar twee kleindochters te bepotelen.

Mijn carnaval begon op vrijdagmiddag met mijn directe familie: Eva, Jan Willem, Lux en Dalí, die in Maastricht kwamen aanzetten in een S.U.V. BMW. Ze bezetten mijn huis met verve tot zondagavond. Op maandagmiddag was het de beurt aan Piet &Tonnie om in het logeerbed te kruipen.
Met mijn nazaten en Trudie stond ik op het einde van de middag in Café De Poort, waar diverse cafévrienden eveneens acte de présence gaven. Mijn carnaval eindigde dit jaar met kletsen met mijn nicht Annemie op woensdagavond in café Jackie en Lobina (voormalig café Zeezicht).
Over carnaval schrijven heeft zijn beperkingen. De meeste uren heb ik gedurende “die zes daog” doorgebracht in twee “kaffees”:De Poort en De Tribunal. Als ik de tijd goed heb bijgehouden, gaat het over in totaal 7+7+6+9+6+4=39 uurstappen, zeg maar één hele werkweek. Trudie is vier dagen mee uit geweest, alleen maandag en woensdag niet.
Opvallend is hoe weinig (aangetrouwde) familie ik met carnaval ben tegengekomen, helaas. Ton is twee keer bij mij thuis geweest, Marion een keer. Marc heb ik solo in het weekend twee keer in de stad tussen het cafévolk aangetroffen, Rik niet. Jef & Kit, intussen allebei 82, zag ik gewoontegetrouw een keer bij café Kien tegenover de Sint Martinuskerk. Arno was met zijn vrienden op het Onze Lieve Vrouweplein en die zag ik vrijdagavond ook opduiken in de Tribunal. Marcel was vrijdag vóór carnaval een keer aan de cola in de Tribunalen Damaris kwam dinsdagmiddag bij mij thuis eten (evenals Piet &Tonnie, Angela en Toussaint). Susanne, Renske en Anoek bleven in Eindhoven en Peter zat in Seattle, dat is nog eens uit de buurt. Waar de rest van mijn en vooral Trudie’s familie uitgehangen heeft, ik weet het niet.Ben ik ze finaal misgelopen? Worden het toch mensen die aan hun laatste levensjaren bezig zijn?

Mijn aangetriuwde schoondochter moest een deze dagen bevallen. Vrijdagmiddag was het zo ver en vrijdagavond kwam “op ’t hospitaol” om ongeveer 8 uur Yves ter wereld. Ik was die avond bij Trudie thuis en was daarmee een van de eersten die van het heuglijke feit in kennis werd gesteld. “Daanke, daanke.”Vervolgens had Trudie nog net de tijd om mijn haar te fatsoeneren en me één drankje in te schenken. Daarna toog ze opgetogen met twee flessen Rotkäpchenen Math, de vader van Marcel, naar het huis van Yves en zijn ouders aan de Sint Pieterstraat. Voor de deur daar troffen ze de trotse ouders van de trotse moeder, die al vanuit Terneuzen waren komen aanzetten. Ongeveer tegelijkertijd verscheen eveneens het drietal M, D en Y vanuit het ziekenhuis in de straat. Ik mocht een dag later, op zaterdagmiddag, het gelukkige ouderpaar feliciteren met de kleine. Yves zag er met zijn 3,3 kilo en 52 cm patent uit, dat wil ik graag toegeven.Vervolgens zat ik die avond bij De Poort aan de grote tafel, met Nellie, Bea & Nico, Ellen & Jacques en later ook Trudie. Er is daar nog heel wat af geborreld en -gekletst, voordat ik om middernacht mijn bed zag om ’s ochtends vroeg weer in al mijn kwiekheiduit de veren te komen voor mijn terugreis naar Las Palmas De Gran Canaria.

Heb ik verder nog belangrijk nieuws uit het Limburgse? Het viel mij de afgelopen weken op, en mij niet alleen, hoe mooi het weer overdag al was in Maastricht. ’s Nachts liep het in mijn interludium best naar de nul graden, maar overdag liep de temperatuur gewoon steeds op naar de 10 tot 15 graden, met een matig zonnetje of het allemaal voor niks is. Afgelopen zaterdagmiddag, toen ik – ietsje te vroeg - naar de Sint Pieterstraat liep, was op het Onze Lieve Vrouwenplein geen terrastafeltje meer vrij. Maart roert zijn staart in Nederland, maar heeft bij mijn weten nu al twee mooie weekenden achter de kiezen.

Zoals te doen gebruikelijk zat ik de afgelopen dagen in Las Palmas met een griepje. Het hoesten viel mee en keelpijn had ik in het geheel niet, maar dagenlang kwam het snot me uit mijn neus. Zakdoeken bieden dan maar weinig soelaas. Eerder, op Aswoensdag een week terug,had Wum, mijn favoriete ober van De Poort en zelfs m.i. de beste van Maastricht, me nog eens haarfijn uitgelegd wat precies het verschil is tussen een verkoudheid en een griepje. Zijns inziens is een griepje erger dan een verkoudheid en is een echte griep pas echt de moeite van het vermelden waard. In het laatste geval lig je met verhoging in bed en ben je zeker een week lang total loss.
In het Spaans is een verkoudheid een “resfriado” of een “catarro”, een griep is een “gripe” en als je het echt te pakken hebt, komt het woord “gripazo” om de hoek kijken. Aan een nemen van een griepprik, “vacuna gripal”, ben ik persoonlijk nooit begonnen en wat heb je daar met carnaval aan. Een snotneus in de dagen na carnaval hoort er gewoon bij.

Zijn jullie intussen uitgekeken, eigenlijk uitgehoord, op de Cd“Niger” van AfelBocoum&Alkibar? Dan is het nu tijd om een van vanRocky gekregen aanwinsten, zie boven,op de draaitafel te leggen. Welke zal ik eens nemen? Vooruit, er is maar één Maria Dolores Pradera en ik weet het, er is ook nog een latere Gracias A Vosotros 2, maar de eerste, uit 2012, is op alle oprechtheid van klasse. Hier zijn de veertien nummers van Gracias A Vosotros 1. Terzijde, slaat dat “vosotros” in de titel nou op het publiek, op ons dus, of op de veertien Spanjaarden met wie MDP haar duetten aangaat? Volgens mij zit er een woordgrapje onder verscholen.
01.La flor de la candela
MDP + Joaquín Sabina
02.La media vuelta
MDP + Ana Belen
03.Procuro olvidarte
MDP + Sergio Dalma
04.Fina estampa
MDP + Miguel Proveda
05.No sé po que te quiero
MDP + Pablo Alboran
06.Tunombre me sabe a hierba
MDP + Joan Manuel Serrat
07.Lágrimas negras
MDP + Diego El Cigala
08.Gracias a la vida
MDP + Raphael
09.Habaneras de Cádiz
MDP + Pasion Vega
10.No volveré
MDP + Manolo Garcia
11.El rosario de mi madre
MDP + Miguel Bose
12.Caminemos
MDP + Luis Eduardo Aute
13.Lía
MDP + Diana Navarro
14.Amarraditos
MDP + Victor Manuel
Wat een plaat alweer!Voor mij heeft “Gracias A Vosotros 1”, zoals trouwens ook vele andere Cd’s van Maria DoloresPradera, iets wonderschoons. Nummers als “Procuroolvidarte” en “No volveré”, ik doe er (bij wijze van spreken) een moord voor. En als ik niet snel via het informele circuit het vervolg, Gracias A Vosotros 2, te pakken krijg, ga ik hemgewoon in de winkel kopen.

Terug naar de werkelijkheid van alle dag. Wat zie ik hier bij terugkomst op een groene afvalbak, voor glaswerk, staan? “Si en carnaval puedes ser lo que quieras, imagina lo que puede ser una botella. Dale vida al vidrio al carnaval.” De jongens en meisjes van de gemeentereiniging, of zijn het milieuactivisten, rusten niet, zelfs niet met carnaval, om ons bij de afvalles te houden. “Geef de fles zijn leven in de glasbak!” In Maastricht, weet ik, zijn het twee boezemvrienden van Marja die erop toezien dat wij alles keurig in de juiste bakken deponeren en bovenal niets ernaast neerzetten laat staan het zo maar ergens wegkiepen. Het tweetal is de aardigheid zelf; alleen al om hen een plezier te doen scheid ik braafjes mijn afval.

Een van de eerste dingen die me opvielen, toen ik zondag op het einde van de middag de Luis Morote weer inkwam, was het huis aan de overkant dat bij mijn vertrek uit Maastricht nog in de steigers stond. Het huis van drie etages boven het café met terrasje, genaamd “Azafrán”,heeft nu een okerkleur, met witte raam- en andere lijsten. Alleen vlak onder het platte dak was maandag in de oker nog een witgipsen brede baan van verval zichtbaar, maar dinsdagmorgen was ook dat euvel helemaal verholpen. Op de woensdag zie ik nog maar één mannetje die de daklijst voor de zoveelste keer onder handen neemt.
Het hele huis ziet er, vind ik, intussen heel traditioneeluit, met zijn wit en vooral oker (of is het poepbruin?).

Als ik me niet vergis, heb ik jullie nog net voor mijn Maastrichtse pauze verteld dat ik me ten derde male een Canarisch dialectwoordenboekje heb aangeschaft. Het is uit 2006, de schrijver is José Luis Concepción van het “Instituto de la LenguaCanaria” en heeft als titel “Diccionario Español-Canario Básico”. Het is mijn derde exemplaar, gekocht bij libreria Canaima aan de Tomas Morales. De twee eerdere heb ik uitgevent aan respectievelijk Paco van mijn Spaanse schooltje en Luiz bij een ruilspelletje van de vakgroep hier.
Het is een aimabel boekje, maar waarom is het Español-Canario en niet Canario-Español, vraag ik me af. De woorden op de achterkant van de suikerzakjes van Café Ortega kan ik nog steeds niet opzoeken. Twee voorbeelden, allereerst wat is een “magua”? Volgens mijn suikerzakje is dat het Canarische woord voor “verdriet, heimwee”, maar direct opzoeken is er niet bij. Ik word verondersteld bij “pena, consuelo, añoranza" te zoeken om van daaruit “magua” te vinden. Idem dito is een “liña” het Canarische equivalent van een waslijn, “linea” eigenlijk, waarvoor in het Spaans “cuerdas para tender la ropa” bedacht is. Het blijft behelpen.
Afgelopen woensdagmiddag ging ik met Noé, Lorena en David lunchen, om 3 uur, in een café annex restaurantje bij Noé in de buurt. Voor wie het wil weten: ik koos eerst voor de dikke bonensoep (“rancho canario”), daarna ging ik aan de hamkroketten (“croquetas de jamon”) met friet en alioli om te eindigen met iets dat op vlaai, pudding (“budín”) leek. Met een fles bier erbij was ik klaar voor bijna zeven euro. Noé en David hadden geen enkele moeite met mijn twee nieuwe Canarische woorden en zelfs Lorena, toch een Argentijnse en geen Canarische, wist ze alletwee zonder na te denken. In haar geval komt dat, omdat haar vriend Cucu niet alleen in raadselen praat, maar ook in louter Canarisch.
Nu nog een Spaans rijmwoordenboekje en ik ben helemaal uit de brand.

Wie weet, staak ik mijn wekelijkse Spaanse lesjes nog eens. Ik heb niet de indruk dat het de meest favoriete alinea’s van mijn brieven zijn. De afgelopen maanden heb ik hier wel eens een film gekocht voor een vriendenprijsje, bij Daily Price en op de rommelmarkt. Op winterse avonden hier wil je wel eens wat anders dan ook nog ’s avonds de hort op gaan of in een boek zitten lezen. Bij eentje vond ik onderstaande “certificado de garantia de DVD”:
“Columbia Tristar Home Entertainment garantiza que est producto ha sido fabricado bajo los mas estrictos standars y controles de calidad. De aparecer algun defecto de origin, este disco DVD sera cambiado por otro de identica referencia, para ello debera ponerse en contacto con nuestro departemento comercial, Tel.: 91 377 71 00, donde se tramitara un pedido de la misma referencia. El disco DVD defectuoso debera enviarse, junto con esta garantia debidamente cumplimentada, a Sony Music, c/Olimpico Fernandez Ochoa, s/n – Poligono Industrial Urtinsa – 28925 Alcordon(Madrid), donde se procesara el abono correspondiente.” Of dat al niet erg genoeg is, word me ook nog gevraagd naar het “motivo de la devolucion”. Ik kan daarbij kiezen uit vijf mogelijkheden: “disco roto”, “idioma equivocado”, “problemas code imagen por disco rayado”, “problemas de imagen por huellas en el disco”” dan wel “estucheroto”. Laat ik het maar toegeven, ik heb erover gedacht om eens een DVD op te sturen naar Columbia Tristaren te kijken of me braafjes een nieuwe zou worden toegezonden. Echter, met al dat invullen van de “motivos” - en ik schijn ook nog een koopbon bij te moeten voegen - laat ik het toch maar uit mijn hoofd.

En daar moeten jullie het maar voor doen. Met een eerste brief na mijn reces moet ik het niet te gek maken. Ik vind hem best lang genoeg zo. Maak er wat van, de komende dagen, is mijn welgemeend advies. Mijn volgende brief staat gepland voor a.s. donderdag, 20 maart, één dag voordat de lente begint. De Spaanse vaderdag, día del padre, ofwel de naamdag van San José, Sint Joep, is dan alweer geweest.Voor nu, haaks je hou, pardon, hou je haaks, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Bij tijd en wijlen ga ik op mijn ommetje naar de boekenafdeling van El Corte Inglés om te kijken wat de toppers daar zijn. Voor de dames zie ik deze week “Las tres bodas de Manolita” in veelvoud liggen, van Almudena Grandes, en daarnaast in nog grotere aantallen “El valle del asombro” van AmyTan. Zelfs “” El juego de RIPPER” van Isabel Allende moet het daar dezer dagen bij afleggen. Ik zie ook een vooraankondiging van de “día del padre”, vaderdag, hier op 19 maart. Prominente boeken om aan “papá” cadeau te doen zijn op dit moment “El increible viaje del faquir que se quedó atrapado en un armario de Ikea” (wat een titel) van Romain Puércolas, “El patiente” van Juan Gómez-Jurado en, van Joël Dicker, “La verdad sobre el caso Harry Quevert”. Bij de detectives gooit Frederick Forsyth nu met zijn “La lista”, De lijst, hoge ogen. Ik heb zijn vorige boek, “The cobra” uit 2010 vanuit Maastricht hierheen meegenomen, en dat zal er dezer weken aan moeten geloven.
Blijft het punt dat nogal wat bestsellers van hier in Nederland niks doen, voor geen meter verkopen, en dat het omgekeerde eveneens aan de hand is. Daar zit iets raars in!

Gaan we naar mijn eerste boek van deze brief. Dat ben ik al beginnen te lezen, toen ik de finale van de murgas nog op het program had staan. De laatste leesbladzijden dateren van afgelopen zondag en maandag. Ik heb het over “A quiet belief in angels” van R.J. Ellory uit 2007, in Nederlandse vertaling op mijn e-reader uit 2009. Het boek begint in het jaar 1939 in en om Augusta Falls, een dorpje van niks in Georgia, en verplaatst zich naar Brooklyn, New York in de jaren 1949-1953. Daarna zit de hoofdpersoonin de gevangenis tot 1967. Ten slotte is er de ontknoping in opnieuw Georgia en daarna Brooklyn.
In 1939 is Joseph Vaughan11 jaar. Zijn vader gaat dood, maar hij en zijn moeder Mary krijgen steun uit het dorp, vooral van Reilly Hawkins en de buurfamilie Kruger. Dan worden er achter elkaar meisjes vermoord. De sheriff, Hayes Dearing, evenals zijn collega’s van buurgemeenten, doet er alles aan om de moordenaar te achterhalen, wat terzijde leidt tot puberale opsporingsactiviteiten van jongensclub The Guardians. Na tien jaar zijn er in de buurt tien meisjes dood.maarde dader is nog steeds niet bekend. Verdachte Gunther Kruger, de buurman die intussen verhuisd is, hangt zichzelf op. Is dat het bewijs dat hij de dader was? Joseph heeft intussen zijn buurmeisje Elena verloren en in 1947 ook zijn schooljuffrouw en later zijn vriendin Alexa(andra) Webber.
Dan, in 1949, vertrekt Joseph naar Brooklyn, New York, waar hij nieuwe vrienden maakt, o.a. Paul Hennessy, en ook een nieuwe bedvriendin krijgt, studente klassieke talen Bridget McCormack. Hij schrijft het boek “De thuiskomst”, dat uitgegeven wordt, maar helaas geen succes wordt. Dan wordt Bridget vermoord. Joseph krijgt de schuld toegespeeld en wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Vanaf hier mogen jullie het boek zelf uitlezen, tot aan de bijna aftiteling in Brooklyn, New York.
Jullie zullen intussen misschien al begrepen hebben dat ik me met “Een stil geloof in engelen” echt geen moment verveeld heb. Ik vond en vind het een prima boek van Engelsman R.J. Ellory, soms iets te filosofisch, maar door de bank genomen bovengemiddeld. Kwam hij in deze rubriek eerder al goed weg met zijn boek “De helden van New York”, met dit boek doet hij het dunnetjes over. Hij krijgt van mij een welverdiende 8+ voor zijn engelenboek. Uiteraard ga ik de komende tijd nog meer boeken van R.J. Ellory lezen. Mijn verwachting is dat er nog veel meer hoge recensiecijfers zullen volgen.

Gisteravond kreeg ik mijn tweede boek uit, “Terugkeer ongewenst” van Charles Lewinsky uit 2012. In het oorspronkelijke Zwitsers heet het “Gerron”, wat ik een iets betere titel vind. Eerder wist Charles Lewinsky mijn hart te stelen met achtereenvolgens ”Het lot van de familie Meijer” en daarna “De verborgen geschiedenis van Courtillon”; wat zal dit 442 bladzijden dikke boek brengen? Het speelt vooral in Berlijn, Westerbork en Theresienstadt.
Het vertelt het leven van de joodse man (judde) Kurt Gerson. Dat gebeurt min of meer chrolonogisch, maar met steeds uitstapjes naar alvast de finale. De tekening op de kaft verwijst waarschijnlijk naar de jeugd van Kurt Gerson, toen zijn opa Emil Riese hem vele verhalen vertelde. Hij is ook de man van “We rijden in de trein, tjoeke, tjoeke, tjoek. Wij rijden met de trein, wie reist er mee?”In 1914 is Kurt 17 jaar, als hij eindexamen gymnasium doet. Het wordt een voortijdige Notabitur, een noodexamen, want de jongens zijn rijp om vanuit Berlijn via Jüterbog op het Vlaamse slagveld te belanden. Daar maakt hij uitgebreid kennis met loopgraven en de gevolgen van chloorgas en massaslachtingen. Er volgen een paar jaar medische studie en dan, in 1918, komt hij in Colmar terecht, waar hij samen met zijn sindsdien beste vriend Otto Burschatz (zonder rechter hand) een invalide soldatenhuis moet bestieren. Zelf heeft een granaat hem van zijn kloten (excusez kle mot) beroofd.
Na de eerste wereldoorlog begint Kurt Gerson zijn carrière bij het cabaret, het toneel en de film. Op blz. 146 van het boek verandert hij zijn naam in Gerron. (Gerson komt van het Hebreeuwse Ger shom, buitenstaander.) Zijn eerste optreden is bij Resi Lang van het Künstler Café, de vrouw van het zinnetje “Grootheidswaan is het halve werk”. In 1923 ontmoet hij zijn vrouw Olga, Röntgenassistente. In de twintiger en begin dertiger jaren is Kurt Gerron een beroemdheid. Hij speelt o.a. in de “Driestuiveropera” (van Bertolt Brecht, met liedjes van Kurt Weill) en “De Blauw Engel” (met o.a. Marlène Dietrich, Hans Albers en Emil Jannings). Ook diverse andere sterren uit die tijd, o.a. Peter Lorre en Heinz Rühmann, horen tot zijn vriendenkring. Op 1 april 1933 is het met zijn loopbaan plotseling afgelopen, als hij als jood niet meer mag spelen, regisseren en noem maar op.
Kurt Gerron gaat met Olga en zijn ouders naar o.a. Parijs en uiteindelijk naar Nederland, waar hij zijn regiewerk nog een aantal jaren voort kan zetten. In 1943 belanden hij en Olga als joden in Westerbork bij OberstürmführerGemmeker, later in Theresienstadt in een kumbal, een kamertje, dat zo klein is dat je er niet nerveus heen en weer kunt lopen. In Theresienstadtprest de baas van het kamp, Karl Rahm, hem tot het maken van een promotiefilm over het getto en de stad. Kurt Gerronbegint er aan, maar aan de montage van de film komt hij niet toe; daarvóór gaat hij met Olga op transport naar Auschwitz.
Het boek zit vol met terugkerende zinnetjes die er de sjeu aan geven. De leukste vind ik “Maar zo was het niet”, om aan te geven dat een net verteld verhaaltje herschreven moet worden, bijv. als Kurt Gerron verteld wordt dat hij niet meer mag werken. De werkelijkheid blijkt steeds veel minder heroiek te zijn. Andere terugkerende zinnetjes zijn bijv. “Zo is het nu eenmaal” van Otto Burcht en “Doet er niet toe” van Gerron. Ik ben ook bepaald gecharmeerd van het steeds weer “hé ho, hé ho, de stemming is weer zo”, een kreet uit de film van Sneeuwwitje en de zeven dwergen.
Uit het bovenstaande hebben jullie al waarschijnlijk kunnen opmaken dat “Terugkeer ongewenst” mij niet koud gelaten heeft. Het boek over de op- en later ondergang van een joodse komiek zie ik alweer als prima leesvoer van Charles Lewinsky. Ik geef er niet minder dan een 8½ voor als recensiecijfer. De schrijver is nog niet van me af; ook volgende boeken van hem wil ik graag lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten