dinsdag 17 maart 2015

Weblogbrief 10.23, 17 maart 2015

Weblogbrief 10.23, 17 maart 2015

“Vemos, cariñit@s”, hier ben ik weer, liefjes. Dat “vemos” is Spaans voor “we zien wel, laten we eens kijken”, meestal zegt men in plaats daarvan “a ver”. Het is een beetje alsof de uitspreker zijn opties nog open wil houden. Als stopwoordje vind ik hetmaar half kunnen, maar als ik het hier een volbloed Canario tegen zijn maten hoor zeggen, wie ben ik dan om er tegen in te gaan. Andere woorden met een v aan het begin zijn mij echter veel gangbaarder, zoals “vale”, oké, “vamos”, daar gaan we, “venga”, kom nou.
Hoe dan ook, bij dezen verklaar ik mijn 23ste brief voor geopend, “confrat@rs”.Hij begint op vorige week donderdagmorgen, als ik met mijn koffie en boek op het balkon zit. Vlak vóór half tien – parfumzaak Topaz is nog niet open – komt een egaal witte bestelbus voorrijden, met boven de voorruit een sticker met daarop “Niveco” en verder egaal wit. De bus stopt bij kleding- en schoenwinkel Dócil (voorheen Negonza) en er stappen een oudere vrouw in spijkerbroek, met een shagje in haar mond, en twee nogal louche uitziende mannen uit, allebei in een foute trainingsbroek. De achterdeur van de bus wordt alvast open gezet; zonder reden in mijn stukje Luis Morote parkeren is niet meer toegestaan. Als Dócíl een kwartier later nog in het slot zit, Topaz is nu wel open, wordter driftig getelefoneerd en even later komt een van de vrouwelijke personeelsleden van de zaak eraan. Het drietal gaat naar binnen en komt vlak erop met een paar kasten of dergelijke – in stukken – naar buiten, die in de bestelbus worden geladen. Daarna vertrekt ze weer, geruisloos, of er niks gebeurd is.
Ik denken: wat gebeurt hier? Is dit een zet van de lokale maffia? Hoe dan ook, het muisje gaat ongetwijfeld een staartje krijgen. Je gaat niet met zijn drieën en een bestelbus op pad om een of twee kasten terug te halen. Of stonden de kasten gewoon te koop en heeft het louche drietal ze net van Dócil gekocht?

Ik ben wel eens een brief met een simpeler verhaaltje begonnen. Niettemin, daarom kan ik jullie nu pas vertellen dat mijn Spaanse versie van Bob Dylan, Joaquín Sabina, geboren in 1949 in de “peninsula”, hier op Santa Catalina komt optreden. De tribunes kunnen weer worden opgezet en de stoelen neergezet. Helaas gebeurt een en ander pas op 11 juni, als ik al weer ruim een maand in Maastricht zit, maar toch. Een “entrada” voor zijn “500 Noches Para Una Crisis” kost 35 euro, dat valt mij alleszins mee. (Terzijde, waar staat dat “para” voor?) Ik neem aan dat je er wel snel bij moet zijn, als de kaartverkoop op internet begint.
De gebeurtenis lijkt mij een prima aanleiding om de Spaanse singer-songwriter van mijn leeftijd weer eens in het zonnetje te zetten. Ik heb denk ik al zijn platen: 19 studio-albums, een bootleg, de nodige compilaties, enkele live optredens en zelfs een paar video’s. Zoek hem maar eens op in de wikipedia, hij heeft heel wat muziek op zijn geweten. Deze keer kies ik voor “19 Días Y 500 Noches”, een Cd waarmee Joaquín Sabina in 1999 zijn uiterste best deed om jullie en mij bij de les te houden. De titel van de Cd past aardig bij de titel van de crisissituatie nu, vind ik. Alleen stond Spanje in 1999 nog niet echt aan de rand van de Europese afgrond. Hier zijn dedertien nummers:
01.Ahora Que…
02.19 Días Y 500 Noches
03.Barbi Superestar
04.Una Canción Para La Magdalena
05.Dieguitos Y Mafaldas
06.A Mis Cuarenta Y Diez
07.El Caso De La Rubia Platino
08.Donde Habita El Olvido
09.Cerrado Por Derribo
10.Pero Qué Hermosas Eran
11.De Purisima Y Pro
12.Como Te Digo Una Co Te Digo La O
13.Noches De Boda.
Wat een muziek en vooral: wat een teksten! Alleen al bij de titels van de verschillende nummers begin ik te watertanden: “Barbi Superestar”, “Dieguitos Y Mafaldas”, “El Caso De La Rubia Platino”, “Cerrado Por Derribo”. En wat vinden jullie van “Noches De Boda”, je reinste cabaret!
Een halve eeuw terug heb ik mijn spreekvaardigheid van het Engels maar een beetje op de middelbare school en universiteit geleerd en des te meer met het nabouwen van Engelse en Amerikaanse popmuziek. Misschien moest ik dat ook maar eens gaan doen met de rijmelarij van Joaquín Sabina (met voor de afwisseling de teksten van bijv. Chavela Vargas en María Dolores Pradera). Dat lijkt me een zinvollere bezigheid om mijn Spaans op acceptabel niveau te krijgen dan de grammaticadie ik op mijn Spaanse schooltje geleerd heb, voor de zoveelste keer door te nemen.

Dagblad Canarias7, lees ik, verloot eretribunekaartjes voor de wedstrijd tussen UD Las Palmas en Betis, de twee koplopers van wat bij ons de Jupilerleague heet. De wedstrijd is a.s. zondag om 11 uur ’s ochtends, aan de heel vroege kant, maar dan kan hij tenminste rechtstreeks op de TV worden uitgezonden. Op een formuliertje van de krant moet je je “nombre y appellidos” invullen, je “D.N.I.” en “teléfono de contacto” en dan ondertekenen, “firmar”. Dat doe je dan op de brievenbus, brengen gaat sneller, richting de krant.
Mooi, hè? Blijft wel mijn vraag: wat is een “D.N.I.”? Ik naar mijn onvolprezen woordenboek; het is A.B.Spaans voor een identiteitsbewijs, een “Documento Nacional de Identidad”. Het formulier heb ik toch maar gelaten voor wat het is, want op zondagmorgen om ongeveer dezelfde tijd heb ik Trudie en Marij te verwelkomen op Santa Catalina. De uitslag van de titanenmatch zal ik jullie later in mijn brief wel doorgeven.

Wie van jullie heeft wel eens van Will Ferrell gehoord? Voor mij was hij nieuw, splinternieuw, toen ik zaterdagavond de film “Stranger than fiction” op mijn laptop opzette. De regisseur heet Marc Foster, ook al geen afgelikte boterham, maar voor wie van supersterren houdt, twee belangrijke bijrollen zijn in handen van Emma Thompson en Dustin Hoffman. En laat ik hier twee andere dames niet vergeten te noemen: Maggie Gyllenhaal en Queen Latifah.
Harold Crick (Ferrell) is een belastingmanin een grote Amerikaanse stad, die opeens steeds een stem in zijn hoofd hoort; later blijkt die van Karen Eiffel (Thompson) te zijn. Zij is een beroemde, maar hypernerveuze schrijfster, met als haar assistente Penny (Latifah), die in haar vorige boeken de hoofdpersoon steeds op het einde aan zijn of haar einde laat komen. Nu zit Karen Eiffel met een langdurig writer’s block, maar uiteindelijk bedenkt ze de enig juiste oplossing voor haar nieuwe boek: de hoofdpersoon, maar dat is Harold Crick, gaat door een stadsbus overreden worden. Harold legt het intussen aan met koekjesbakkeres Ana (Gyggenhaal), bij wie hij de belastingpapieren op mogelijke fraude doorneemt. En dood wil hij helaas nog niet. Daarom roept hij de hulp in van de nogal aparte professor Engelse literatuur Jules Gilbert (Hoffman), maar of dat helpt? Komt er een ander einde aan zijn leven en het boek?
Ik heb jullie beloofd dat, als een film goed is, ik het jullie zou vertellen. Dit is er weer zo een. Vaagjes heb ik het idee dat ik “Stranger than fiction” al eens op de TV bekeken heb, maar mooi is en blijft hij. De rolprent gaat onverdroten in mijn koffer en mee terug naar mijn geboorteland begin mei, voor een volgende voorstelling.

En toen was het zondagmorgen, heel vroeg. Ik werd klaarwakker van mijn telefoon die een sms’je (van Trudie) aankondigde, om kwart over 7. Het vliegtuig dat ze met Marij vanuit Charleroi zou nemen, was kaduuk en het kon wel een paar uur later worden voordat ze eindelijk hier op mijn eiland zouden zijn. Het kostte even tijd, maar toen mailde ik terug dat ik dan in ieder geval mijn tweede boek zou uitkrijgen. Intussen was wel mijn nachtrust definitief voorbij. Ik ging maar eens koffie zetten en geloof het of niet, om kwart voor 8 al zat ik op mijn balkon voor me uit te kijken.
Naast een goed boek brengt muziek altijd uitkomst. Ik moest maar eens een mooie, andere plaat opzetten, vond ik, vooruit, uit de begintijd van Pink Floyd, toen dat nog vooral de groep was van Syd Barrett, en in mindere mate van Roger Waters, Nick Mason en Richard Wright. David Gilmour is dan nog totaal buiten beeld. Het eerste album van de fameuze Engelse groep dateert van 1967, “The piper at the gates of dawn”.Prachtige liedjes op dat album,kan ik jullie hier verklappen, zijn bijv. “Pow R. Toc H.”, “The gnome” en niet te vergeten “Bike”. Alle nummers op één na zijn (mede) geschreven door Syd Barrett. Het jaar erop volgde “A saucerful of secrets” en daarop er nog maar ééntje geschreven door Syd Barrett: “Jugband blues”. De rest is van de andere drie Pink Floyds. Indrukwekkend vind ik bijv. “Corporal Clegg” van Roger Waters en “Remember a day” en bovenal “See-saw” van Rick Wright.
Waar zijn de beginhits van Pink Floyd gebleven: “Arnold Layne” en “See Emily Play”? Die heb ik alleen op verzamelplaten van hen staan: Echoes, Works en Relics. Is er bij het kopiëren van “The piper at the gates of dawn” naar mijn computer destijds iets mis gegaan? Of zijn het nummers die aanvankelijk alleen op single zijn uitgebracht? Vooral dat “See Emily play”is mij nog altijd zeer dierbaar. Hier is de tekst, de muziek moeten jullie er maar bij fantaseren, als je hem niet meer weet:
Emily tries but misunderstands
She’s ofteninclinedtoborrow
somebody’sdreamstilltomorrow

Chorus:
There is no otherday, let’stryitanother way
You’ll loose your mind and play free games today
See Emily play

Soon after dark Emily cries
Gazing through trees in sorrow
hardly a sound till tomorrow

Put on a gown that touches the ground
Float on a river for ever and ever
Emily, Emily

Ik begrijp dat frontman Syd Barrettvan Pink Floydvrij snel na het eerste album terug bij zijn moeder ging wonen en definitief krankzinnig werd verklaard. Ik heb twee soloalbums van hem die ik geloof ik al eens hier heb vermeld: “Rhamadam” uit 1970 en van veel later, uit 2001, toen hij al lang dood was: “Wouldn’tyou miss me”.
Wisten jullie trouwens dat – volgens ober Wim van Café de Poort – Pink Floyd eind jaren zestig nog eens in het Staargebouw in Maastricht heeft opgetreden, met de diverse in elkaar overvloeiende kleurfiguren op de achtergrond? Daar had ik, net als Wim, natuurlijk bij moeten zijn, alleen zat ik toen met mijn hele hebben en houden in Amsterdam.
Ten laatste, om het af te leren: wat is een “seesaw”? Dat is Engels voor een wip, het speeltuinapparaat met een vast punt in het midden en aan beide uiteindes een kind dat zichzelf omhoog duwt. In het Spaans heet zo’n toestel “tablas” (meervoud, planken). En verwar het niet met onze uitdrukking: een wip maken. Dat is in goed Spaans niet “hacer unas tablas”, maar “echarunpolvo”.

Eerder dan ik gedacht had, stonden Trudie en Marij mij zondagmorgen/middag alweer te commanderen. Ryan Air had in Charleroi in alle vroegte nog een extra ijzeren vogel gereed staan. Vervolgens was de vlucht naar Gran Canaria toch rechtstreeks geweest en duurde vanwege de wind mee minder dan vier uur. Het dameskoppel kon hier op vliegveld Gando nog net in de bus stappen naar San Telmo, waar op begane grond lijn 12 zo ongeveer voor hun gereed stond. Om kwart over 12 al “landden”ze op Santa Catalina en niet veel later waren ze hun tassen bij mij in de flat aan het uitpakken. Ik kon gelukkig meteen een voedzame broodmaaltijd op tafel zetten.
Daarna verdwenen ze of het allemaal voor niks was, richting boulevard en strand. Een paar uur rust was me gegund, maar toen stonden ze weer voor de deur, nu om iets meer kleren aan te trekken. Daarna ging het, met mij in hun kielzog, op naar La Oliva voor het nodige bier. Enigszins aangeschoten stortten ze zich om even over 8 op mijn soep met ballen en om 9 uur lagen ze allebei op één oor, Marij in de zijkamer en Trudie op de linkerhelft van mijn bed. Pas bijna een half etmaal later kwamen ze maandagochtend weer boven water.
Terzijde, in mijn ijver om Marij ter wille te zijn was mijn asbak gesneuveld, mijn “cenicera”. Volgens Trudie heet Assepoester ook zo in het Spaans, maar dat is “Cenicienta”. Op weg naar La Oliva zondagmiddag kocht ze een nieuwe voor me in een Chinese winkel, eentje met daarin op de bodem, waar de peuken in liggen te liggen, een kaart van mijn eiland. Bij de ingang van de winkel hing een geprint aanplakbiljet met de tekst: “los disfraces del carnaval no se pueden devolver”, de vermommingen van carnaval kunnen niet teruggebracht worden. Hoe haalt men het in zijn hoofd: met carnaval verkleed rondlopen en dan erna terug naar de winkel gaan met je spullen en je geld terugvragen.
En wat hadden ze eerder een commentaar, toen ik hen in mijn straat de staketsels met vier kleuren viooltjes liet zien. Viooltjes, Paul, hoe kom je daar nou bij? Dat zijn helemaal geen viooltjes, maar floxen. Ik nog roepen dat de viooltjes hier misschien wat groter zijn dan in Nederland, omdat het hier permanent mooi weer is. Van floxen heb ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord, maar werd me uitgelegd dat waren het wel.

Het is niet altijd eenvoudig om groente en fruit uit elkaar te houden. Is een tomaat een groente en een kiwi fruit? Wij Hollanders hebben de neiging om de verzamelnaam “groente en fruit” te gebruiken. In het Spaans is het “frutas y verduras”, daar draait men het om. In het Engels is het “fruit and vegetables”, ook omgekeerd. Dus zijn wij de uitzondering lijkt het.

De maandag was zowaar een complete rustdag voor me. De zon scheen blaren en de dames waren zowel ’s ochtends als ’s middags bijna alleen op het strand te vinden. Tussendoor kwamen ze alleen even buurten voor de lunch. Met name Trudie had, toen alle strandleven geconsumeerd was, een rode schijn over haar bruine gezicht. Om 5 uur moest er gedoucht worden en daarna was het tijd voor een drankje op Las Canteras, nu het van ons uit linker deel, bij ijssalon Mozart.
Even ging het daarna nog naar mijn bibliotheekje voor o.a. de voetbaluitslagen. Helaas, pindakaas, UD Las Palmas heeft zondagmorgen met 3-0 verloren van Betis. Was het daarom zo rustig op zondagmiddag hier? Barcelona en Real Madrid hebben allebei gewonnen en staan nog steeds op één punt van elkaar in de stand. A.s. zondagavond is “el clasico” in Barcelona. Trudie en Marij zijn dan al terug naar Maastricht en dus kan ik op mijn gemak op een terras gaan kijken. Ik hoop uiteraard dat de drie-eenheid Messi, Suarez, Neymar de show steelt en niet het malafide drietal Bale, Benzema, Ronaldo.
Verder heb ik over de maandag weinig opzienbarends te melden. De dames hadden ’s ochtends, voordat ze naar het strand gingen, lekkere moten zalm in huis gehaald en die kregen we ’s avonds uitgeserveerd met rijst en een salade. Daarna was het voor alle drie aftellen tot we naar bed mochten.

En dan zit ik alweer op de dinsdagmorgen. Mij is toegestaan om vanmiddag naar de universiteit te gaan en dat ga ik doen ook. Trudie en Marij zijn alweer naar het strand hier en later in de middag gaan ze winkelen in Triana/Vegueta. Om 6 uur is het verzamelen bij McCarthy’s voor een drankje en daarna is de Chinees aan de beurt. Daarover en over de rest van de week zal ik in mijn volgende weblogbrief verslag doen.
Deze brief houdt hiermee op. Echt lang is hij niet, maar niettemin met de nodige zorg geconcipieerd. Ik verwacht mijn volgende schrijven aan jullie a.s. maandag, eventueel dinsdag op het internet te zetten. Voor nu, ga nog eens een keer zonder jas en plu de deur uit; volgens de dames was het afgelopen zondag echt terrasweer in Maastricht. Hier gaat de zon nog altijd voor niks op en tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Als mij gevraagd wordt om Nederlandstalige thrillerschrijvers te noem die de moeite van het lezen waard zijn, zijn doorgaans Tomas Ross en René Appel mijn mannen. Om de een of andere reden reken ik Charles den Tex, geboren in 1952 en communicatieadviseur, nog tot de divisie daaronder, hoewel ik al diverse mooie boeken van hem heb gelezen. Ik kom zo vlug op “Dump”, “Code 39” en natuurlijk “De macht van meneer Miller”. Hij heeft er meer geschreven en één daarvan is “Cel”, met dezelfde hoofdpersoon, Michael Bellicher, als in “De macht van meneer Miller”. Het boek is van 2008 en speelt vooral in Amsterdam, Den Haag en niet te vergeten het Westland.
Michael Bellicher en Charles den Tex zijn denk ik dezelfde persoon. Belllicher is getuige van een auto-ongeluk, waarbij een tweede Kamerlid, Bas Hoogeman, om het leven komt. Die is voorzitter van een commissie rond de foute besteding van allerlei integratiegeld. (Staat PvdA-er Maarten van Traa model voor hem?) Iets later blijkt iemand met zijn naam iemand te hebben doodgereden met een peperdure auto. Het houdt niet op: er is ook een bedrijfspand voor veel te veel geld op zijn naam gekocht en hoe zit het met zijn bankrekeningen? Het wordt Michael Bellicher steeds duidelijker dat hij slachtoffer is van veel miserie zonder dat hij daar iets aan kan doen. Met de hulp van advocaten Guusje van Donee en Gerard Klasman probeert hij zich er vervolgens uit te redden. Dat gaat moeizaam, ondanks ook de bemoeienis van neefje Richard, van zijn compagnon Gijs, zijn zus Kirsten en computerman Karl van een bedrijf naast zijn kantoor. Voor de kant van de boeven moeten we o.a. zijn bij de broertjes Zwaal en een bedrijf genaamd AmstaBouw. Op de achtergrond stelt Charles den Tex het vergaande gebrek aan privacy door de PC computer aan de kaak. Voor een deel zouden niemand minder dan de overheid zelf en het bedrijfsleven verantwoordelijk zijn voor de sores van allerlei mensen.
Laat ik het maar eerlijk toegeven: “Cel” is een mooi boek, een bedrijfsthriller zoals je ze, zeker in de lage landen, maar weinig vindt. Charles den Tex schrijft het allemaal netjes op, in een spannend taaltje, waar zelfs iemand als Tomas Ross nog iets van kan leren. Dus krijgt zijn verhaal van mij een prima beoordeling, een volle 8, vooruit, om hem in de vaart der volkeren vooruit te stuwen een 8+. Andere boeken van hem die ik nog niet gelezen heb, zoals “Schijn van kans”, ga ik zeker nog eens doornemen.

Op één been staan kan ik best, als het moet wel een paar minuten. Niettemin, ik heb nog een tweede boek gelezen, van Janet Evanovich. Eerder vond ik haar nogal vrouwelijk schrijven, hoewel haar boeken van vrouw tot vrouw tot dusver me wel bevielen. Deze keer bespreek ik haar eerste boek in een serie met als hoofdpersoon Stephanie Plum. Wat komt er een laag bij de grond taaltje uit haar mond, een soort Amerikaans als dat van Bette Midler in haar beste cabaretdagen. Het boek heet “One for the money”, is uit 1994 en speelt zich af in Trenton, New Jersey. (Ik denk daar dan bij: it’s one for the money, two for the show, three baby get ready, go cat go, but don’t you step on my blue suede shoes”. Met dat liedje heeft Carl Perkins zicheen tegel in de rock ‘n’ roll hall of fame veroverd.)
Hier is mijn synopsis. Stephanie zit financieel aan de grond en besluit “bounty hunter”, premiejager te worden voor haar neef Vinnie. Een premiejager probeert mensen op te pakken die eigenlijk terecht hadden moeten staan, maar toen niet zijn komen opdagen. In het jargon heet het slachtoffer een FTA, een Failed To Appear. Je krijgt als premiejager voor het werk behoorlijk betaald, als je iemand inrekent, maar helemaal gevaarloos is anders. (Ik kan me een film met Steve McQueen herinneren, waarin die een premiejager speelt.) De duurste persoon in dit boek die op het politiebureau moet worden afgeleverd, is Joe Morelli, een vroeger vriendje van Stephanie. Hij is aan premie maar liefst 10.000 dollar waard.
Even tussendoor een citaat. Stephanie vertelt Vinnie’s assistente Connie over Joe, toen zij bij een bakker werkte.“Sold him a cannoli when I was in high school”. Krijgt ze als antwoord: “Honey, half of the women in New Jersey have soldhimtheircannoli”.
Heeft Joe Morelli ene Ziggy Kulesza naar de andere wereld geholpen of klopt er iets niet?Haast vanzelf kom ik ook uit bij andere figuren, zoals zwaargewicht bokser Benito Ramirez en diens baas Jimmy Alpha. Laat ik niet vergeten om hier ook slager Sal, helper Louis, ene Carmen, hoertjes Lula en Jackie vermelden. En wat vinden jullie van andere premiejagers in het boek zoals Morty Beyers en Ranger Mañoso? Of de verschillende politiemensen zoals Eddie Gazarra? De lijken vallen op het einde alle kanten uit en je zult maar als FTA met deze vrouwelijke premiejager te maken krijgen.
Hoofdpersoon Stephanie koppelt het hele boek door haar “bad mouth” aan een “brazen style”, “biking shorts” en “sexual electricity” en wat kan er dan nog fout gaan? De verhaallijnvind ik onder ons gezegd ietsje aan de dunne kant, maar dat compenseert schrijfster Janet Evanovich rijkelijk met een megadosis ongezouten humor. Dus heb ik voor “One for the money” toch een 8 mee over als recensiecijfer, met de toevoeging dat Stephanie Plum nog bepaald niet van me af is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten