dinsdag 29 november 2016

Weblogbrief 12.05, 29 november 2016

Weblogbrief 12.05, 29 november 2016

Queridos amigos y familia, zit ik aardig op schema of niet? Morgen is de laatste dag van november en ik trakteer jullie vandaag op mijn vijfde brief van deze winter. Vijf per maand is dertig in zes maanden tijd, het aantal dat ik voor jullie in gedachte heb voor deze winter.
Uiterlijk morgen dient de nieuwe rector van de universiteit (met zijn gevolg) gekozen te zijn. Almudena is nog in de race als vicerector, eerder is de kandidaat van rechtsgeschiedenis afgevallen en blijven de bioloog en de dierenarts over als kanshebbers. Wie heeft het gehaald of gaat het morgen halen? Op de faculteit ga ik het vanmiddag horen van Cristina, die mij speciaal vroeg om op de kamer die ze met Adriana deelt, te komen buurten.

Als ik bij mijn vertrek de afgelopen keer het hoge faculteitsgebouw verlaat, zie ik met grote letters op de buitendeur staan: CIERREN LAS PUERTAS, POR FAVOR. GRS! Doe alsjeblieft de deuren goed achter je dicht. GRS! Die afkorting moet ik mij eigen maken: GRS staat voor GRACIAS, dank je wel. Zou je ook PF kunnen zeggen in plaats POR FAVOR? Die zoeken we op. PF besaat niet, maar PFFF staat voor het tegenovergestelde van alsjeblieft; het is eerder bah, getver.

Het vervoer van Gran Canaria over zee naar Tenerife (via Agaete) wordt o.a. verzorgd door de firma Fred Olsen. Op de weg terug van de faculteit met bus 12 zie ik op een grote reclame van de firma hangen: “Abrazo llega antes”. In vertaling staat er: een omarming komt nu eerder aan, om aan te geven dat hun boten naar Santa Cruz de Tenerife en bussen van Las Palmas naar Agaete steeds meer de vaart erin zetten.
Als ik later een krant in handen heb in het bibliotheekje bij het Castillo de la Luz, zie ik daarin een mooie foto van Donald Trump, als hij de trap van zijn Trump tower opgaat. Het onderschrift heeft het over de man “en su torre neoyorquina”. Daar zou ik zo vlug niet opkomen, neoyorquina, ik zou als derde letter een W in plaats van een O schrijven. Echter, mijn woordenboek geeft de krant later groot gelijk.

En dan, op de donderdagmorgen alweer, mag ik jullie mijn nieuwe muziek presenteren. Ik kom deze keer aanzetten met een zwarte man uit Mali: Habib Koité, geboren in 1958 en voor de kenners: gelieerd met de groep Bamada. Zijn recente cd “Soô” heb ik uit Centre Ceramique. Hier zijn de nummers, ik hoop maar dat ik de titels goed overschrijf:
01.Têmê
02.Diarabi niani
03.Bolo mala
04.Drapeau
05.Téréré
06.L.A.
07.Khafole
08.Need you
09.Soô
10.Balon tan
11.Djadjiry
Het mag niet ieders voorkeur hebben, of zelfs smaak zijn, maar voor mij is het best een acceptabele cd. Ik zit hier niet ver van de Afrikaanse kust en dan horen muzikanten zoals Habib Koité er gewoon een beetje bij.
Zal ik nog nummers noemen die boven het maaiveld uitsteken? Nee? Dan doe ik dat maar niet, mede omdat ik verscheidene mensen in Nederland va de zomer heb moeten beloven dat ik me in deze brieven zou inhouden. Vooruit, voor de mensen die meer op mijn geestelijke lijn zitten, meld ik hier toch één nummer: “L.A.”, niet omdat het het langste duurt, maar omdat het een ode aan de tequila is. Een shot is een glaasje sterke drank dat je in een keer in je keel dient te gooien. Weten jullie wat een shot in het Swahili is? Ik niet, maar in het Spaans (Los Angeles Mexicaans) is het een “chupito”. (En op “Drapeau” hoor ik Habib Koité een solo fluiten; dat is nog eens een muzikale onderbreking van een gezongen nummer; hij lijkt wel Johnny Jordaan.)

Donderdagavond zie ik een tweede advertentie van het seizoensbier “Bandido” van Tropical hangen. “Somos bandidos, fuertes de entrada, suaves cuando salímos”, we zijn bandieten, sterk in het begin, maar zacht als we vertrekken. Volgens Noé – zie verder op – valt de smaak tegen, maar ik zal hem toch eens moeten proberen, die “Bandido” met een “shot”, scheutje, tequila in je bier. Ik zag hem als halve liter blik staan bij de Hiperdino, dus moet hij er binnenkort aan geloven.

Dezelfde donderdagavond bedenk ik dat Piet & Tonnie met drie anderen nog eens, 25 jaar terug?, een nachtcafé zijn begonnen tegenover de Amsterdamse Westerkerk (waar Beatrix en Claus destijds getrouwd zijn). Piet vertelde mij later eens dat hij de zaak “SOELAAS” had willen noemen. Dat lijkt me nog eens een klinkende naam voor een café. Uiteindelijk werd het “The Box”, omdat de andere drie dat een gepastere naam vonden. Mede door de negatieve bemoeienis van de bovenbuurman van de zaak werd het café geen succes en moest de zaak al snel weer dicht.
Als ik later op de avond aan mijn tweede boek van deze week begin, kom ik al snel het Engelse woord “mayhem” tegen, dat staat voor rotzooi, herrie. “To cause mayhem” is herrie schoppen. Is “mayhem” niks als naam voor een café? Het moet dan wel geen eersteklas zaak zijn, meer een volkscafé met af en toe een vechtpartijtje, dat gesust wordt door de baas van de zaak (Rocky?).

Op de vrijdagmiddag loop ik eerst naar “Biblioteca (zonder H, de TH – theta - bestaat niet in het Spaans) Josefina de la Torre, want ik heb Trudie toegezegd om haar steeds tussen mijn weblogbrieven door een keer te e-mailen. Bij de Playa Chica passeer ik een grote, nieuwe winkel, een beetje alternatief, met pyama’s, pantoffels e.d., die ik eerder vergeten ben te noemen. Hij heet “Ale-Hop” en het bijbehorende embleem is een koe. Het doet me uiteraard denken aan het nummer “Alley-oop” uit 1960 van de Hollywood Argyles. “There’s a man in the funny papers”, etc. Dat was nog eens een hit, meer dan vijftig jaar geleden.
Mijn bibliotheekje ligt bij het basketbalveldje annex speeltuintje aan de boulevard, waar in de zee de “barra”, rif ophoudt en de golven vrij spel krijgen. Op een bank buiten zit ik geduldig in mijn tweede boek te lezen, tot de bibliotheek om half 5 opengaat. Dan mag ik als eerste naar binnen en kiezen tussen de vijf aanwezige computers. Het apparaat vraagt mij vervolgens aanhoudend om mijn account te checken. Ik kom niet in mijn e-mail terecht, wat ik ook probeer. Dus loop ik onverrichter zake maar weer naar buiten.
Ik wandel op mijn gemak het hele stuk terug naar de bushalte voorbij El Corte Inglés, maar ben toch net vóór 6 uur in Triana. Daar begin ik met te kijken waar in de calle Cano de zaak ligt waar ik met Noé om 8 uur heb afgesproken. Ze heet “Planeta 613”, maar een nummer in de straat heeft hij me er niet gegeven. Helaas moet ik jullie melden dat ik eerst foutief op de calle Viera y Clavijo aan het rondkijken ben, maar daar is het restaurant niet, constateer zelfs ik snel. Echter, in de echte calle Cano vind ik ook geen “Planeta 613”. Echter, nogal wat zaken zijn nog dicht na een drukke middag tafelen. Die gaan pas weer om ongeveer 8 uur open.
Ik terug naar de calle mayor de Triana, waar ik op de bank tegenover café-restaurant “McCarthy’s” met terras breeduit ga zitten. Ik heb mijn rustplek gevonden. Aan de gevel staat de naam vlekkeloos opgeschreven tussen links “beers & spirits” en rechts “food & wine”. De Ierse zaak heeft echt een ouderwetse gevel, met een Guinness-klok aan top. Wat is het druk in de straat die vrijdagavond, “Black Friday”, wat willen jullie. De diverse winkels hebben aanbiedingen en dus loopt toutes Las Palmas langs mijn bank op zoek naar koopjes.
Als het bijna 8 uur is en ik op het punt sta om opnieuw de calle Cano te gaan verkennen, is net een omvangrijke “cabalgata” in aantocht. Het is de definitieve dag tegen ons, “manslui”. Het “Violencia contra las mujeres” klinkt echt waar uit duizenden kelen. Verreweg de meeste “meelopers” in de optocht zijn uiteraard vrouwen, maar ik bespeur ook een klein contingent mannen. Dan zie ik tot mijn schrik en verbazing Lorena met Noé en Agu 1 opduiken in de uiterst langzaam voorbij trekkende stoet. Ze hebben mij op mijn stek bij McCarthy’s snel gevonden. Op mijn uitdrukkelijke verzoek verlaten we het toneel om ons restaurant op te zoeken, tegenover Perrachica, een zaak waar ik wel eens met de afdeling van Luis getafeld heb. De baas van Planeta 613 is nog bezig met de stoelen en tafeltjes buiten te zetten en in de pannen te roeren. Dus gaan we eerst naar hotel Madrid op de plaza Cairasco, het stamcafé van Noé’s vader, voor een aperitief. Agu 1 haakt daarna af wegens zijn verkoudheid. Om even over half 9 staat bij Planeta 613 een gereserveerd tafeltje gereed om Noé, Lorena en mij te ontvangen.
Nou zijn jullie natuurlijk benieuwd, waar de naam Planeta 613 vandaan komt. Het verhaal “De kleine prins” (kennen jullie dat, Lux & Dalí?) speelt zich, althans volgens de baas van de zaak, af op planeet 612 en hij heeft er gewoon een cijfertje bijgedaan, toen hij een naam voor zijn nering moest bedenken. Laat ik hier ook zijn zus noemen, een huisarts, actief in Gambia, die bevriend blijkt te zijn met Noé en Lorena. Dat is nog eens een aardige vrouw.
Als we onze drank en eten besteld hebben, maakt Noé een foto met zijn mobieltje van ons drieën, die hij op mijn verzoek aan Trudie doorsluist. Daarmee is mijn tussendoor e-mail dan toch verstuurd, denk ik maar. We doen niet al te wild en houden het op drie gerechten voor ons samen: iets met kip en groente, rauwe, maar lekkere tonijn en een mini-visschotel uit Peru, ceviche, met citroen, ui, tomaat en avocado (guacamole). Vooral het Peruaanse visgerecht kan mij zeer bekoren. Lorena zegt me toe dat we hetzelfde gerecht met witte vis nog eens opnieuw gaan eten in een 100% Peruaanse zaak aan Las Canteras, vlakbij haar flatje. Ik ken die zaak wel, “Ají, limón y canela”, maar heb er nog nooit gegeten. Terzijde: dat ají staat volgens haar voor rode peper of paprika.
Het wordt een gezellige, levendige avond met zijn drieën, waarbij ik me geen buitenstaander voel. Toch zijn Noé en Lorena ook met vrienden en bekenden in de weer, die langs komen lopen. Ik amuseer mij best. Om even voor 12 nemen we een taxi terug naar mijn buurt. Op de hoek van de Luis Morote bij Topaz zetten ze me af en gaan nog weer door naar de plaza Farray voor een afzakkertje. Ik kruip nog redelijk op tijd onder mijn dekentje.

Zaterdagmorgen zet ik in afwachting van een teken van leven van Noé en Lorena een nieuwe cd op, “Greatest hits” uit 2002 van Gigliola Cinquetti (geboren in 1947 voor wie het wil weten). Wie van de ouderen onder jullie kent haar niet, het kindmeisje dat met het liedje “Non ho l’età” heel Europa aan haar voeten kreeg tijdens het Eurovisie songfestival van 1964, toen het nog een liedjeswedstrijd was en geen uit de hand gelopen tv-show. Van Gigliola Cinquetti heb ik via het Muziekweb afgelopen zomer een overzichtscd in huis gehaald. Hier zijn de achttien nummers:
01.Alle porte del sole
02.Giovane vecchio cuore
03.Chiamalo amore
04.L’amore d’Aprile
05.Abbassando
06.Senza di te, senza di me
07.Le storie
08.Luna vaga bonda
09.Mi fermerò con te
10.Prima del temporale
11.Quel tuo cuore da re
12.Calypso
13.Notte di stelle
14.Boreale
15.Scusami se
16.La vita è dura
17.La prima donna sulla luna
18.Non ho l’età
De cd blijkt helaas niet te zijn wat ik gehoopt had; een mens kan niet altijd geluk hebben. In plaats van een klinkende klaagzang van een getergde tiener krijg ik af en aan muziek voorgeschoteld van een te rijpe vrouw. Het is weliswaar “Non ho l’età”, maar de nodige decennia later. Gelukkig staat het betreffende liedje er wel op (maar daar had ik bij mijn Rotterdamse bestelling al op geanticipeerd). Lief zou ik het allemaal willen noemen, aandoenlijk, maar overhouden doet het niet.

Om elf uur zaterdagmorgen krijg ik een Sms-je van Lorena met “Buenos días, Paul”, even later gevolgd door eentje met “Noé is still sleeping”. Hij heeft het op de plaza Farray de afgelopen nacht heel laat gemaakt, of liever gezegd heel vroeg, want hij kwam pas om 6 à 7 uur ‘s morgens thuis bij Lorena aanzetten. De verdere ochtend en hele middag ligt Noé uitgeteld op haar bank in diepe rust. Op de zaterdag doet mijn jongere collega epidemiologie niet echt meer mee.
Ik eet intussen thuis in mijn eentje. Als ik om half 7 uur aan mijn wandeling over de boulevard begin, met een min of meer verplichte stop bij calle Ferreras en het NH hotel, weet ik eerlijk gezegd niet goed wat ik ervan moet denken. Doorzakken doen we bijna allemaal wel eens, maar Noé maakt wel erg vaak de kachel aan. Gewapend met o.a. “Bandido” en sponsjes van de Hiperdino loop ik peinzend bij Lorena voorbij en nestel me even later op mijn balkon met een drankje, hazelnoten en mijn boek.
De zaterdag heeft niet gebracht wat ervan gehoopt had. Gisteravond had Noé het nog over samen naar Santa Brigida gaan, over copieuze lunchen bij mensen thuis, over eten bij smulpaap Juli, die kennelijk net terug is uit China, waar hij voor zijn werk moest zijn. Misschien levert de zondag nog wat op.

Gigliola Cinquetti kan me intussen gestolen worden. Ik kies op de zondagmorgen een nieuwe favoriete artiest. Ik heb jullie ongetwijfeld wel eens vermoeid met synthesizermuziek, zelfs hele overzichtscd’s met van alles wat. Ik doel dan bijv. op Synthesizer Greatest, een verzameling van zes cd’s met dergelijke muziek die ik op mijn computer heb staan.
Tot de vele coryfeeën op dat terrein reken ik ook ene Ed Starink, uit 1952, N.B. “’nen Hollender”. Afgelopen zomer vond ik in Centre Ceramique een cd van hem die nieuw voor mij was: Synthétiseur 9. Ik neem maar aan dat die E met een streepje moet en helaas, het jaar dat de cd uitgekomen is, ben ik vergeten op te schrijven. Bij dezen presenteer ik jullie de 17 nummers van de cd, een hele mond vol:
01.Conquest of paradise
02.Strictly personal
03.Calypso part 3
04.Vintage
05.Canyons
06.Evil north
07.Mélissa (Bilitis)
08.Thick mountains
09.Crusoe
10.Intermezzo
11.The will of the wind
12.The Celtic fields
13.How can I keep from singing
14.Caroussel
15.C’est le vent, Betty
16.World
17.Chronologie part 4
Het eerste nummer op de plaat, “Conquest of paradise” zullen jullie zeker kennen, als je het hoort. Het is uit de film 1492, over Columbus. Ik heb het ook in de versie van Vangelis. Ook de andere zestien nummers mogen er zijn, maar uitschieters, nee, dit soort muziek is m.i. een constante achtergronddeun. Vooruit, als het perse moet, geef ik “Crusoe” nog een eervolle vermelding – een erg “sjiek” werkje.

Op de zondag zit ik om 8 uur al aan de koffie op mijn balkon. Mijn wasmachine doet het wonderwel gelukkig weer prima. Als je op zijn tijd maar genoeg agua fuerte door de gootsteen mikt, ziet het leven er vanzelf zonnig uit. Om 11 uur mail ik Lorena, geen reactie, en om half 1 Noé. Dan krijg hem aan de telefoon: of ik mij om half 2 wil aandienen bij de Ocean Bar aan de boulevard. Daar tref ik hem ook, monter en wel, geheel opgeknapt van zijn kater van zaterdag. Juli is er ook en die vertelt me uitgebreid over zijn twee weken in China, preciezer het eiland Hainan Dao in het zuiden, met als hoofdstad Haikou, niet ver van midden Vietnam. Hij heeft er een hoop Chinezen ontmoet die het aardig voor de wind gaat. Even later sluit Lorena zich bij ons aan.
Een uurtje later zitten we met zijn vieren op het terras van La Bikina, verderop op Las Canteras, naast de zoveelste broodzaak van Granier en een nieuwe: “Jolgorio, compartería & café”. Jolgorio staat voor pret, feest (“ir de jolgorio” is aan de boemel gaan) en compartir staat voor delen. De naam La Bikina heeft niks van doen met bikini’s, maar is de titel van een bekend Mexicaans liedje. Ik heb het in twee versies op mijn computer staan, waaronder eentje van een Peruaanse groep uit Oaxaca.
Hugo, Noé’s tienerbroer van een latere echtgenote van zijn vader, sluit aan en even later ook nog Luis & Daniela. Die twee ken ik al van diverse eerdere eetpartijen met Noé. Om eens een wapenfeit te herhalen: Daniela is tandarts en wordt meestal met haar bijnaam aangesproken: Tachela. Ze verwacht nu haar eerste kind, als 38 jarige, maar alles lijkt tot dusver – ze is halverwege en er is DNA-onderzoek gedaan – goed te gaan. We nemen het er uitgebreid van bij La Bikina. Om de menukaart tref ik een Spaanse variant aan van “lek vinger, lek doum”: “Come con las manos, chúpate los dedos”, eet met je handen en lik je vingers erbij af.
Na het tafelen met drank, voor mij zo vroeg op de middag spa rood (Firgas), nemen we afscheid van Juli en Hugo en loop ik met Noé, Lorena, Luis en Tachela naar een filiaal van Gelizia in de buurt van de plaza de España voor koffie, ijs en gebak. Om bijna half 7 zet ik weer voet in mijn flat aan de Luis Morote. Noé gaat dan nog bij zijn vader op bezoek en morgen in alle vroegte neemt hij de boot terug naar Santa Cruz de Tenerife.

Maandagavond mag ik weer eens constateren dat Heineken er veel aan doet om zich hier bij de mensen in te bijten. Zoals ieder jaar is een clubje kunstenaars doende om aan Las Canteras een grote kerststal van zand te bouwen. Op de boulevard zelf staat een bijbehorende boom van een metertje of tien hoog. Die is dit jaar één grote Heineken-reclame, met als piek een rode vijfpuntige Heineken-ster. En ik maar aan de mensen uitleggen dat Heineken bepaald mijn bier niet is, dat ik bijv. Tropical, Dorado en Cruzcampo, de bieren van hier, een stuk lekkerder vind.
Overigens, de zijkant van de kerststal is al bijna klaar. Daar staat in legio talen het woord “vrede” op gekalkt. Het Spaanse woord is “paz”, denk maar aan de meezinger: “Noche de paz, noche de amor”, stille nacht, heilige nacht. Ik zie het zelfs ook in het Chinees, het Arabisch en het Cyrillisch staan, denk ik. Vrede is kennelijk in het Russisch: M?P, met in het midden iets wat op een N lijkt. Staat er MIR?
Het is nog steeds best aardig weer in Las Palmas, overdag 20+ graden, maar in de avond, als de temperatuur ietsje (niet veel) zakt, hebben de nodige mensen toch een vest of colbertje aan. Daardoor heb je minder kans om een T-shirt of truitje met een interessant opschrift te bespeuren. Ik vind er die avond eentje die ik jullie wil doorgeven. Het embleem van Nike is: “JUST DO IT” met daaronder een net niet horizontale streep, een swoosh. Er loopt me een man van middelbare leeftijd voorbij op de boulevard in een trui met daarop: “JUST DO IT”, dan een swoosh en daaronder “TOMORROW”.

Op de dinsdagmorgen besluit ik bij dezen dapper dat mijn brief af is. Hoe krijg ik de zaak steeds weer recht gebreid, vraag ik mij met jullie wel eens af. Mijn volgende epistel komt er naar alle waarschijnlijkheid aan op surprisenavond, maandag 5 december.
Voor nu, als iemand van jullie de komende dagen hulp nodig heeft bij het gedichten maken, mail me maar, dan zal ik kijken of ik nog wat Nederlandse rijmwoorden paraat heb. Een Spaans tijmwoordenboekje heb ik helaas nooit kunnen bemachtigen, wel een Engels en een Maastrichts (van mijn vroegere buurman Fons Otten). Ik geef het jullie te doen, zo ver weg in de Nederlandse herfst, bijna winter. Laat ik geen klachten krijgen en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Met terugwerkende kracht heb ik nooit begrepen waarom ik als tiener wel Oud Grieks en oud Latijn moest leren lezen, maar op bijna 18-jarige leeftijd, toen ik van het gymnasium kwam, nog steeds niet fatsoenlijk Engels, Frans en Duits kon spreken, laat staan ook nog Spaans. Dat heb ik me later zelf eigen moeten maken. De oude talen verveelden me op school, en niet zo’n beetje ook. Intussen had ik wel Homerus leren lezen of het Dagblad De Limburger was. Met Latijnse mensen as Cicero en Salustius had ik meer moeite, maar eerlijk gezegd interesseerde het mij destijds geen hol wat ze te zeggen hadden. Hou daar eens mee op, bedenkers van onderwijs, met dat tieners pesten!
Gaan we naar het heden. In eerdere jaren las ik al het boek over de ondergang van Pompeii van Engelsman Robert Harris. Ook diens “Imperium” en “Lustrum” over het leven van (Marcus Tullius) Cicero als jongeman en volbloed volwassene moesten het ontgelden. De man was kennelijk in de eeuw vóór onze jaartelling een gevierde advocaat, politicus en filosoof in Rome. Beide eerdere boeken van een voorgenomen trilogie vond ik best interessant om te lezen, wel in het Engels uiteraard en niet met alle ablatieven die je uit elkaar moest zien te rafelen. Er was mij door Robert Harris nog een derde deel toegezegd en dat heb ik net uit. “Dictator” is van 2015 en begint als Cicero bijna 50 jaar is. Zoals in “Imperium” en “Lustrum” worden zijn woorden en daden (zogenaamd) opgetekend door zijn secretaris Tiro, die drie jaar jonger dan hij is.
De opkomst van Cicero als advocaat en zijn verschillende politieke functies, als praetor, senator en consul zijn dan al passé. Hij is in het begin van deel 3 nog wel advocaat, maar is vooral als senator (dat blijf je voor het leven) begaan met het wel en wee van de stad en de uitdijende republiek. Cicero wordt een aantal keren naar het buitenland gedirigeerd, maar komt toch steeds weer als briljante woordkunstenaar in Rome terug. Een belangrijke club tegenspelers, zeker in de eerste jaren van de vijftigplusser, is het triumviraat (het lijkt wel de voorhoede van Barça) Crassus, Pompeius en Caesar. Die willen ieder voor zich best de republiek aan hun laars willen lappen, als ze zelf de enige baas kunnen zijn. Echter, niemand heeft het eeuwige leven, ook niet deze drie, als ze een voor een vermoord worden, en ook Clodius niet, die in die jaren echt een plaag is voor Cicero. Gaat zijn leven in de jaren daarna wel van een leien dakje? Nee dus, want in hun plaats komen nieuwe strebers zoals Lepidus en vooral Marcus Antonius en Octavianus. Zij zijn net als eerder Caesar best bereid zijn om de republiek vaarwel te zeggen, als ze dictator kunnen zijn. Als Cicero ergens in de zestig is, gaat hij zelf ook ten onder.
Wat een boek! Dat zeggen tenminste kranten zoals The Times (“Highest compliment”), The Observer (“A master of pace and entertainment”) en The Guardian (“Climactic, his wonderful trilogy”). Ook ik, bescheiden als ik ben, vind “Dictator” een pracht van een boek. Ik heb de 500 bladzijden plus “Dramatis personae” en “Glossary” met heel veel animo zitten lezen en wil bijv. zijn verhandeling over de geneeskunde (“Tusculan disputations”, zie blz. 317) best ook nog wel eens zien. Echter – maar ik val in herhaling – waarom zou je Cicero in het oud Latijn lezen, als daarmee de charme compleet verloren gaat? Ik heb voor dit boek in het Engels als recensiecijfer een volle 8 over.

Deze week kan het niet op, ik heb nog een tweede boek voor jullie. Het betreft “Poppet” van Mo Hayder uit 2013. Zoals steeds bij deze schrijfster is Bristol de plaats van handeling.
“Poppet” staat voor een popje, maar wel als voodoo fetisj. In een psychiatrisch tehuis, genaamd Beechway High Secure Unit, heerst grote onrust, omdat The Maude daar zou huishouden, een spook. Mother Monster (eigenlijk Gabriella) bijv. wordt er zeer onrustig van. Er is enkele jaren terug iemand dood gevonden, iemand anders heeft zich met een lepel van een oog ontdaan en de vorige week is Zelda plotseling overleden. Directeur Melanie Arrow heeft het er maar moeilijk mee en ook het hoofd van de staf, AJ LeGrande. De laatste belt de politie en Jack Caffery, bij Mo Hayder lezers welbekend, van het Major Crime Investigation Team, gaat zich ermee bemoeien. Het leidt tot nieuw onderzoek van de net ontslagen patiënt Isaac Handel, die vijftien jaar eerder zijn ouders heeft vermoord. De maitresse van zijn vader toen is nu een jam makende hippie, genaamd Penny. Apart is dat de bedvriend van Melanie, Jonathan Keay, drie weken geleden van het toneel verdwenen is. AJ is niet te beroerd om zijn plaats als vrijer in te nemen.
Is dat nog steeds te weinig informatie over de inhoud? Dan vertel ik hier als extraatje dat de hond van AJ LeGrande Stewart heet en dat Jack Caffery zijdelings al maanden op zoek is naar (het lichaam van) een junkie, genaamd Misty Kitson. Het hoofd van de duikbrigade, Flea Marley, zou ermee te maken hebben.
Als ik de recensies mag geloven, is “Poppet” een meesterwerkje. Vriendin Karin Slaughter van Mo Hayder noemt het “terrifying”, Tess Gerritsen vindt het “stunning” en The Times schrijft: “With Mo Hayder you never know where you are going until you get there.” Sluit ik me bij hen aan? Ja en nee. Ook ik heb het boek met veel plezier zitten lezen, maar het einde is me ietsje te bedacht en het boek houdt me te plotseling op. Daarmee zakt mijn recensiecijfer naar een 7½. Het is en blijft voor mij nog steeds een interessant boek, dat zeker, maar voor mijn boekenkast met kroonjuwelen (8 en meer als recensiecijfer) is het te min.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten