donderdag 1 december 2011

Weblogbrief 7.07, 1 december 2011


         Estimados campesinos de zanahorias y otra gente de Holanda en toda su estrechez de miras,  daar ben ik weer, twee dagen later dan op mijn gebruikelijke dinsdag, maar daaraan is Noé debet. Hij wilde eerst een dagje extra om het concept artikel over Arnica te schrijven (dat dagje heeft hij gekregen) en toen moest hij opeens naar Tenerife voor zijn andere baantje. Jorge zat gistermiddag bij de tandarts, nog even los van zijn bezigheden elders, dus werd en wordt het donderdagmiddag. !Perdón! !Disculpame! Overigens, ook volgende week komt mijn brief niet op dinsdag, maar dan op woensdag. Dinsdag is het “día de la constitución” en dan mag heel Spanje buiten spelen. (En a.s. donderdag viert María haar concepción en is het wederom feest geblazen.)

         Met zo’n lange week achter de rug begin ik mijn wederwaardigheden pas  op de woensdagavond (van de vorige week). Toen bestond mijn avondmaaltijd uit twee dubbele boterhammen met kaas en ham, gesmolten in mijn koekenpan. Daarna zat ik moe maar voldaan bij te komen op het balkon met een blikje, toen het plotseling akelig hard begon te regenen. Ik had kunnen blijven zitten – het is een loggia – maar moest fatsoenshalve wel binnen een aantal ramen dichtdoen in de flat. En toen dacht ik ineens: ik heb nog een mooie film liggen, die ik onlangs bij Daily Price heb gekocht. Hij is van regisseur Mark Rydell en de Spaanse titel luidt: “Ayer, Hoy Y Por Siempre”, gisteren, vandaag en voor altijd. Ik geef jullie hier eerst de samenvatting, zoals die achterop de DVD te vinden is.
         “El mundo está en guerra, y Eddie Sparks es el humorista más ácido y cotizado de América, hasta que Dixie Leonard aparece en escena. Ella es divertida, desborda talento e ironía y desde el momento en que se conocen, ponen las tropas a sus pies y se meten el mudo en el bolsillo. Juntos acompañan a tres generaciones de diferentes guerras desde el frente de batalla a la vida cotidiana. Su química es explosiva dentro y fuera del escenario y les hace amigos, enemigos ye incluso héroes.”
         Weten jullie nu al meer? Zo nee, dan zal ik hier ook maar een Maastrichtse synopsis geven. Om te beginnen: Eddie Sparks wordt gespeeld door James Caan en wie staat voor Dixie Leonard: niemand minder dan Bette Midler. Jullie kennen haar misschien van haar cd’s en haast wekl zeker van een aantal films, vooral “The Rose”. Echter, ze is haar carrière begonnen als entertainer, een vrouw bovendien die niet verlegen zat om een beetje vieze praat, als daar reden voor was. In “For The Boys” - zo heet de film oorspronkelijk; hij is uit 1991 - combineert ze met verve haar zangkwaliteit met die van schuine moppentapper.
         Hier is een stukje inhoud. Art Singer (George Segal) werkt voor Eddie Sparks en als die voor de Amerikaanse troepen optreedt in 1942, is er nog een zangeresje nodig. Voor dat doel laat Art zijn nichtje Dixie  Leonard overkomen. Ze steelt vervolgens de show, niet alleen door de sterren van de hemel te zingen, maar ook door er de juiste foute grappen tussendoor te gooien. Het duo Eddie & Dixie wordt een soort Bob & Bing (Hope & Crosby), als jullie je die op het WO2-oorlogspad nog herinneren. Helaas overlijdt Dixie’s man, oorlogsfotograaf, in de strijd. Na de oorlog gaat Dixie met Eddie als koppel door. Ze maken samen bijv. voor Bailey koffie een hele serie radioprogramma’s. In de vijftiger jaren belanden ze met zijn tweeën zo waar ook weer in Korea om de  troepen daar te vermaken. En passant wordt oom Art ontslagen, omdat hij zoals wel meer filmmensen sympathie voor het communisme zou hebben. De wederzijdse sympathie bekoelt verder, als Eddie zijn best doet om Dixie over te halen om het troepen-vermaken-kunstje ook nog eens te doen in Vietnam in 1969. Haar zoon Danny zit daar soldaat, daarom gaat ze toch maar mee, maar ter plaatse sterft Danny zo ongeveer in haar armen. Daarmee is het wel op voor Dixie, ze wil vanaf dan met Eddie niks meer te maken hebben. De film eindigt ermee dat Eddie en Dixie op hun oude dag een medaille krijgen uitgereikt en bij die gelegenheid ziet ze Eddie dan toch nog een keer. Dan zingen ze samen nog een stukje “I Remember You” (dat ik vooral ken van Frank Ifield). Einde film.         Ik kan me “For The Boys” niet herinneren van de bioscoop destijds, de televisie of het dvd-circuit. Algemener, wij maar denken dat alle films zo maar beschikbaar zijn, maar ik beweer hier dat er een heleboel de Nederlandse markt nooit of te nimmer bereiken. Toch is “For The Boys” een mooie film, die ik jullie van harte kan aanbevelen. Wie dat wil, kan hem eens van me lenen, als ik in Maastricht ben.
         Enne... één enkele schuine mop van Bette Midler wil ik jullie niet onthouden; we schrijven minuut 25 van de film, als Dixie voor het eerst ”for the boys” moet optreden. Voordat ze met haar eerste liedje begint, maakt ze een praatje met ster Eddie op het podium. Het zou zo lang geduurd hebben, voordat ze er was, omdat het vliegtuig waarmee ze kwam, benzineproblemen had. “The co-pilot, a lovely young boy” werd er volgens Dixie helemaal nerveus van. Ze kijkt dan eens ondeugend en zegt: “This one is taking a long hard pull. So I did, for two hours. Waarop Eddie riposteert met: “For two hours, along with you, that boy deserves a purple heart”, een oorlogsmedaille. En dan komt Dixie’s antwoord: “It was purple, all right, but I think it was not his heart.”

         Voor mijn muziek van deze week begin ik uiteraard met Bette Midler. Voor wie in leeftijden geïnteresseerd is, morgen, 1 december, wordt ze 66 en passeert ze mij weer (tot 18 september). Ik heb al heel lang een verzamelplaat van Bette Midler in mijn bezit: “Experience The Divine. Greatest Hits” uit 1993 (of is het 1996?). Pas afgelopen zomer vulde ik via Centre Ceramique mijn collectie aan met vier cd’s: “Some People’s Lives” uit 1990, “Bette” uit 2000, “The Rosemary Clooney Songbook” uit 2003 en “The Peggy Lee Songbook” uit 2005. Ik weet het, Bette Midler is goed voor veel meer albums, maar toch, het begin is gemaakt. En het is niet alles goud dat er blinkt op de cd’s, maar er staan heel mooie liedjes tussen. Mijn veruit favoriete nummer van Bette Midler, waar ik niet vaak genoeg naar kan luisteren, heet “Hello In There”, met een tekst om van te smullen. Ik weet het, jullie denken natuurlijk vooral aan “Beast Of Burden”, oorspronkelijk van de Rolling Stones, en “The Rose”, het slotaccoord van de gelijknamige film uit 1979. Maar wat vinden jullie van bijv. “From A Distance”, “That’s How Heartaches Are Made”, “Big Spender” en “Mambo Italiano”?
         “Mambo Italiano”? Heeft Bette Midler dat ook gezongen? Hebben we het over de megahit van Rosemary Clooney, de dame die ik sowieso in ere houd vanwege “Botch-a-me”? Helaas, ik heb nog geen enkele cd van haar in huis te hebben, maar ze staat wel met zes verschillende nummers op verzamelplaten. “Mambo Italiano” van Rosemary Clooney vind ik terug op de cd-serie Jukebox revival. “A girl went back to Napoli, because she missed the scenery, the native dances and the charming songs, but wait a minute, something’s wrong. Hey mambo, mambo italiano”.
         Dat lijkt me een mooie overstap naar een volgend muziekuitstapje. Ik kreeg Jukebox revival, een serie van 5x20 nummers, van Rocky, niet compleet, maar vooruit. Er staat echt van alles op uit de vijftiger jaren. Ik heb de hele jukebox een paar keer afgedraaid, dat kostte in mijn jeugd heel wat kwartjes. Maar ik kan jullie nu wel een elftal gouwe ouwes op een rijtje zetten, waar je U tegen zegt. Hier zijn ze: “Changing Partners” van Patti Page, “Cherry Pink And Apple Blossom White” van Perez Prado, “Cry Me A River” van Julie London, “Experience unnecessary” van Sarah Vaughan, “Good rocking tonight” van Elvis Presley, “Hearts of stone” van de Fontana Sisters, “Sh-boom” van de Crew Cuts, “Sincerely” van de McGuire Sisters, “The Rock And Roll Waltz” van Kay Starr, “Vaya Con Dios” van de Andrew Sisters en “Whatever Lola Wants Lola Gets” van nogmaals Sarah Vaughan.
         En nog is het niet op, mijn muziek van de week. Als toetje heb ik voor jullie Rosie Gaines. Eerder vertelde ik hoe gecharmeerd ik van haar ben, sinds ik haar bijdrage aan “Nothing compares 2 U” van Prince heb gehoord (en op dvd gezien). Rosie Gaines maakte in de vroege jaren 90 deel uit van de New Power Generation, de entourage van Prince zal ik maar zeggen. Daarop begon ze aan een solocarrière, hoewel ze wel nog af en toe bij Prince een nummertje bleef meezingen. Haar eerste en belangrijkste plaat heeft als titel “Closer Than Close” en is uit 1995. Jorge kwam er onlangs mee aanzetten en nu ligt-ie afgestoft en wel op de denkbeeldige draaitafel. Natuurlijk is het titelnummer de moeite waard, maar daarmee is de koek niet op. Er staan eerlijk gezegd ook wat minder geslaagde nummers op de plaat, maar hier zijn positieve uitzonderingen: “I Want U”, “I Almost Lost You” en “Get The Ghetto Off Your Mind”. En dan heb ik een heel bijzonder liedje voor het laatst bewaard: “Bubble World”. Met dat nummer is Rosie Gaines op haar bovengemiddelds!  

         Een tussendoortje. Ik hoorde dat mijn tweede thuis Las Palmas niet in het ultieme rijtje staat om culturele hoofdstad van 2016 te worden. Onze best hebben we wel gedaan, wij van “Somos la ciudad de mar y culturas”, maar de belangen van andere steden zijn groot, misschien te groot. Blijft een mooi affiche over dat hier op een aantal plaatsten hangt. Daarop staat nog eens hoe “divertida, actual, natural, activa, histórica y cálida” de stad wel niet is. Ik kan het daar alleen maar mee eens zijn. Als LPGC nog niet bestond, zou ze direct moeten worden uitgevonden.

         Afgelopen zaterdagmorgen heb ik wel een uur staan “potse”. T&M kwamen eraan voor een bezoekje op de zaterdagmiddag en wie ben ik om ze teleur te stellen en niet even keuken en badkamer een beurt te geven met mijn bezem en mijn emmer sop. En als ik dan toch bezig ben, kan ik net zo goed ook de slaapkamer en het balkom even aanvegen. En geloof het of niet, ik trof tussen de “stöb” twee nieuwe stukjes glas aan, ongetwijfeld van het drinkglas dat ik vorige week heb laten vallen. Het zal me benieuwen of er nog meer ligt. Je zou haast voor de lol nog eens een glas laten vallen, of de glazen asbak die ik net gekocht heb, om te zien hoe ver het glas zich verspreidt.

         Ik heb een beetje raar idee. Lachen is iets dat ik helaas tegenwoordig minder doe dan vroeger en Las Palmas niet alleen, omdat de mensen niet helemaal uit mijn Spaans wijs worden. Dat heeft, vrees ik, ook met mijn leeftijd te maken. Om bij de jeugd te beginnen, kinderen lachen wat af en met jongeren onder elkaar valt nog veel meer het nodige te glimlachen en te lachen, zelfs te schateren en dergelijke . Echter, met het voortschrijden van de leeftijd wordt het lachen minder, “het lachen vergaat je”. Bij complete ouderen zoals ik is in het algemeen maar behelpen, uitzonderingen daar gelaten.
         Bij Ton en Marion ben ik in goede handen, als het om psychologische onderwerpen gaat. Ik zag ze zaterdagmiddag weer hier in Las Palmas en wat blijkt: met name Marion is het niet met me eens. Zij vindt leeftijd helemaal niet zo’n belangrijke factor, volgens haar is lachen leeftijdonafhankelijk. Geef haar maar het verschil tussen mannen en vrouwen. Als het op lachen aankomt, is lachen volgens haar veel meer iets van vrouwen dan van mannen. “Ze heeft een lach aan haar kont hangen”, is een uitdrukking die daarbij hoort. Zijn mannen  vooral op de wereld gezet om vrouwen aan het lachen te maken? Ton houdt zich op de vlakte over het onderwerp. Terwijl Marion en ik een aardig boompje opzetten, gaat hij op zoek naar een bank om zijn rug wat rust te gunnen.

         Ton, om hem ook wat krediet te geven, is meer nog dan Marion een persoon die graag op vaste tijden eet: ’s ochtends als hij opstaat, om 12 uur en om 5 uur. De laatste maaltijd is bij Ton steevast de warme; daar helpt geen lief moedertje aan. Dus zat ik zaterdagmiddag al om klokslag 5 uur bij El  Gallo Feliz met Marion naast me en Ton tegenover me. En binnen, want ze vonden het een beetje fris worden. Niet veel later stond een royale salade en knoflookbrood op tafel, waarna we alle drie aan de “pollo asado” mochten, een halve kip de “man”, best te doen, maar met helaas enigszins kleffe frieten. We willen graag een beetje op tijd weer terug zijn in ons huisje, werd mij vriendelijk, doch dringend verzocht en dus werd het de Globalbus van kwart voor 7, waarmee ze weer “huis”waarts keerden.
         En - dat weer wel - kon ik mij keurig opmaken voor mijn hernieuwde ontmoeting met Cristiana, in gezelschap van Noé. Cristiana is een Italiaanse collega van mij, een voedingsingenieur, die mij met het nodige vuur op Fabrizio de André opmerkzaam heeft gemaakt. Ze woont nog in Milaan, maar vertrekt over een paar weken naar Zuid-Afrika voor een nieuwe baan in de buurt van Johannesburg.
         Met haar en Noé had ik om 7 uur zaterdagavond afgesproken op het terras van Tasquita Cambullonera, maar ze zaten voor mij gereed bij El Bacha, een Libanees eethuisje annex terras vlakbij het toeristenbureau, dus ietsje dichterbij. (En waarom heet El Bacha El Bacha? Is dat misschien geen Spaans woord, want het staat zelfs niet in mijn groot woordenboek? Antwoord: de eigenaar heet van achteren Bacha.) Een uur lang hebben we elkaar bijgepraat.
         En toen vertelde Noé me dat Loreena daar om de hoek woont. De rest van Noé’s kring zat in haar flat en op zijn verzoek kwam de hele meute om ongeveer 8 uur naar beneden om met ons bij El Bacha plaats te nemen. Daarbij was ook Loreena zelf, die net een cystennier heeft laten verwijderen in het Dr. Negrin ziekenhuis en pas sinds een aantal dagen weer thuis is. Er werden drankjes gedronken en nootjes gegeten door de dames en heren, waarna de hele groep met ons drieën erbij weer de stap naar Loreena’s flatje maakte voor Tropical bier en Mexicaanse burrito’s. Het gehaktachtige spul met allerlei toevoegingen, waaromheen het dunne pannenkoekje moet, was in een grote wokpan klaargemaakt en zag er lekker uit. Ik heb dus ter plekke moeten uitleggen waarom ik als enige geen burrito hoefde, zelfs niet één. Ik vertellen dat ik eerder al uitgebreid gegeten had met T&M, conform de eettijden van doorsnee Nederland, maar daar snapte men werkelijk niks van. Om 5 uur, dan zit Spanje nog aan de middagmaaltijd of anders net aan de tapas. Wat zeg je daarop terug (ik eet ook liever veel later)? Verder dan “wie weet, is al te laat je avondeten naar binnen werken wel ongezond” kwam ik niet. Om 11 uur mocht ik terug naar mijn “piso”, maar een groot deel van het gezelschap ging toen op weg naar de discotheek.

                  Gisteravond deed ik mijn wandelingetje langs de boulevard en bleef enigszins “verpopzak” staan bij de kerststal in zand en in wording en meer nog bij de erbij horende tien (?) meter hoge kerstboom in wording op de boulevard. Hij, de boom, bestaat uit een dikke stam en een stuk of tien, elf horizontale donkergroene ringen van verschillende grootte. De ringen komen van onderaf gezien in afnemende grootte om de stam te hangen. Als het gevaarte rechtop staat, over een paar dagen?, zie je pas goed dat de ringen echt steeds kleiner worden, met bovenop een ster als piek.
         Voorbijgangers kunnen zich in de nabij gelegen tent vervoegen bij een hittepetit meisje die er 100% uitziet als een kerstman, pak, muts, laarzen, alles, alleen de baard ontbreekt. Ze ontvangen dan van haar een grote rode kaart, waarop ze hun wens kenbaar mogen maken en hem dan aan een van de kerstringen van de boom, nu nog op de grond, bevestigen. Geheel in stijl heet de boom: “el árbol de los deseos”, de wensboom. Zal ik ook eens...? Nee, zo diep zink ik niet, maar even kijken wat men zo al aan wensen heeft geuit, daar heb ik mij wel aan bezondigd. “Gezondheid” en “vrede”, dat zijn geziene onderwerpen voor de feestdagen, naast uiteraard “feliz navidad” en dergelijke. 

         Hebben jullie wel eens honderd of zo honden voorbij zien komen, in galop, als je dat zo kunt zeggen, met hun baasjes aan de leiband? Dat gebeurde mij zondagmorgen even over 10 uur, toen ik met mijn koffie en mijn boek op het balkon zat. Aan de optocht vooraf ging een auto met twee politieagenten en daarna kwam, echt waar, een hele roedel viervoeters voorbij, in alle maten en soorten. Voor wat achtergrond: op Santa Catalina hier is een grote hondenshow dit weekeinde, “un día de perros, eigenlijk dos días, twee dagen. Natuurlijk trekken de echte kampioenen belangstelling, maar “het publiek” is er niet alleen om op te zitten en de hondse wonderen te aanschouwen, men mag ook een beetje meedoen. Zo is er een speeltuintje, waar de baasjes (“los asistentes”) met hun wolf, buldog of pekinees van alles mogen, bijv. hopen dat hun beest door een lange buis wil lopen. Een folder vertelt omstandig wat er allemaal binnen en buiten te doen is, ik citeer voor jullie de “actividades permanentes”: “Reviones caninas, taller infantil, taller de peluqueria, taller de educación canina, cafeteria, taller para quitar fobias a los perros, stand de adopción.” Ik vind het vooral een aardige bedoeling, omdat er echt ontzettend veel honden op de been zijn, die elkaar bovendien aanhoudend besnuffelen. En het blaffen valt reusachtig mee.


         In stijl geef ik jullie als Spaans lesje enige “Ordenes básicos de obediencia”. Ze zijn bedoeld voor honden, maar misschien kan ik Trudie en Marij aldus de komende week enige gehoorzaamheid bijbrengen.
         SIENTATE. Coger un trocito de comida con una mano y sostenerlo encima del perro. Esperar a que se siente y, en ese momento, pronunciar la palabra “sientate”. A continuación, premiar al perro una caricia y el trocito de comida.
         QUIETO. Este ejercicio debe practicarse una vez el perro ha aprendido bien la orden “sientate”. Hacer que el perro se siente y colocarse delante suyo con la palma de la mano extendida. En ese momento, pronunciar la palabra “quieto”. Premiar de inmediato al perro con una caricia y un trocito de comida.
         VEN. Llamar al perro por su nombre y añadir la orden “ven” en un tono de voz enérgico. Extender los brazos y caminar hacia atrás, alejándose poco a poco del perro. Si el perro acude, premiar su conducta con una caricia y un  trocito de comida.
         JUNTO. Para controlar la conducta del perro durante el paseo es muy importante el tipo de collar utilizado. Los collares recomendados son los tipos “halter”, tambien denominados dogales. Colocar el collar y empezar a caminar con el perro. Si se adelanta, retrasa o separa de la persona, aplicar una corrección dando un ligero tirón de correa. Si el perro obedece, premiar su conducta con una caricia y un trocito de comida.  
         Hebben jullie gezien dat alle vier “órdenes básicas” eindigen met “premiar al perro con una caricia y un trocito de comida”? Daar ben ik ook aan toe, vooral aan die uitgeserveerde “trocito de comida”, eventueel met een “caricia” als extraatje.

         Dus, mag ik het daarbij laten? Nog even los van mijn boekenbijlage, altijd leuk en ditmaal zelfs verhelderend (zie boek 3), is het al weer een aardig epistel geworden. Zo’n brief schrijven kost meer tijd dan jullie waarschijnlijk vermoeden, maar ik doe het (ook voor mezelf en) met plezier. Vergeet niet om dit weekend, voordat je gaat slapen,  je schoen te voorzien van een wortel en een handje stro, dan komt het maandagavond in orde en hoef je dinsdag niet voor straf met de boot naar Spanje. A.s. zaterdag komen Trudie en Marij hier de gelederen versterken, dus dat wordt nog wat. Mijn volgende brief komt – als alles meezit – op woensdag over een week, maar niet getreurd: jullie krijgen de onvervalste “compleminte” van mij en ook nog eens een welgemeend hasta luego, tot ziens. Namens de feestcommissie en voorzien van mijn elektronische handtekening, mi firma electrónica, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

         Het schijnt een gewoonte te zijn in nogal wat landen, in ieder geval tot voor kort, om bij echtparen de dames aan te spreken als mevrouw voornaam en achternaam van de man. Jullie willen een voorbeeld? Tonnie Cozijnsen zou Mevrouw Piet van Kalken heten en Marion Deliège Mevrouw Ton Knipschild. Hoe komen “ze” erop!
         Mijn eerste boek is er een van Sue Grafton, “”G” Is For Gumshoe” uit 1990. Een gumshoe is volgens mijn woordenboek niet alleen een gymschoen, maar ook een detective. En uitgeverij BZZToH vertaalt “ “G” is for gumshoe” niet met “G staat voor gympie” of “G staat voor (detective)” - kan iemand van jullie een mooi Nederlands equivalent bedenken? BZZToH maakt ervan: “G van genadeloos”. Het verhaal speelt in Santa Teresa, bij Los Angeles.
         Hoofdpersoon Kinsey Millhone is inmiddels net 33 en krijgt te maken met drie gebeurtenissen, ik citeer van de eerste pagina: “1. De reconstructie van mijn appartement was voltooid zodat ik het weer kon betrekken. 2. Ik werd ingehuurd door een zekere Ms. Clyde Gersh om haar moeder terug te halen uit de Mojavewoestijn. 3. Ik kwam hoog op Tyrone Patty’s lijst van uit de weg te ruimen personen.”
         Het appartement ziet er pico bello uit en inderdaad, de moeder van Irene Gersh, Agnes, Old Mama met haar beginnende dementie, moet van elders versleept worden naar een verpleeghuis in Santa Teresa. Kinsey wil dat wel organiseren, maar zonder slag of stoot gaat dat niet. Daarbij komt Agnes of hoe ze heet aanzetten met maar half te begrijpen griezelige verhalen over vroeger. Gaande het verhaal blijkt ene Patrick Bronfen daarin een steeds prominentere rol te spelen. En eveneens inderdaad, Tyrone Patty heeft huurmoordenaars ingezet om het de mensen die hem de bak in hebben laten draaien, betaald te zetten; daar hoort Kinsey als privé detective bij. Vanwege het gevaar om vermoord te worden doet ze een beroep op collega Robert Dietz. Het is niet lang wachten en dan verschijnt de huurmoordenaar, Mark Darian Messinger, met zijn zoontje Eric. En loopt het verhaal naar zijn climax.
         Ik heb wel wat met Sue Grafton. Ieder jaar komt ze met een nieuwe Kinsey Millrose, die steeds weer een jaar ouder is. “”G” Is For Gumshoe” is haar zevende voor wie het alfabet kan opzeggen. Het is tevens de winnaar van de Anthony Award van 1991, een klinkende thrillerprijs in de V.S. Het boek is redelijk spannend, vind ik, er gebeurt tenminste het nodige en op zijn tijd kan er best een grapje af. Ik vond het liefdesleven van mini- huisarts Neil Hess, die op zoek is naar een echtgenote, wel aardig. En snoep ervan dat Kinsey absoluut niet kan koken en het liefste in de McDonalds of zo eet. Er zijn maar weinig losse eindjes in het verhaal, hoewel, helemaal tot in detail kloppen doet alles m.i. ook weer niet en op het einde worden mensen iets te gemakkelijk overhoop geschoten. Ik stuur Sue Grafton terug in haar hok met een 7½.

         Mijn tweede boek is er een van S J Rozan, voor haar vrienden en familie Shira Judith Rozan. S J is geboren in 1950, in de gouden appel, New York, waar ze nog steeds woont. Architect als ze van origine is, speelt haar verhaal “No Colder Place” in de bouwwereld van New York, voor wie het naadje van de kous wil weten: rond de bouw van een veertig etages hoge wolkenkrabber op de hoek van de 99ste Straat en Broadway. Het is uit 1997 en haar zoveelste Bill Smith/Lydia Chin verhaal.
         Privé detective Bill Smith werkt voor het bureau van Chuck DeMattis, Fucking Chuckie, als hij als metselaar wordt ingezet om van binnenuit de gang van zaken te volgen. Zijn plek is op de zesde etage in aanbouw, waar hij samen met Mike DiMaio een muur aan het metselen is. Al snel is van alles mis: Reg Philips belandt in het ziekenhuis, Lenny Pellegrini verdwijnt in de bouwgrond en voorman Joe Romeo, onder verdenking, valt uit een lift met fatale afloop. Later komt daar nog Chester Hamilton bij, die eerder een knokpartij van buitenstaanders met het personeel heeft georganiseerd. Er vallen alles bij elkaar voldoende doden voor Bill Smith en ook voor Lydia Chin, die als secretaresse wordt ingezet, om zich ermee te blijven bemoeien. Is een van de chefs, zoals John Lozano, het schuld, zit het probleem misschien ergens hogerop bij de subcontractbazen of moeten we bij de top zijn, bij vader en/of zoon Dan Crowell, de hoofdaannemers. En gaat de opdrachtgever, Denise Armstrong, wel vrij uit of doet zij misschien zaken met maffioso (in het Nederlands met twee effen) Louie Falco? Terug naar de werkvloer: wat is metselaar Mike DiMaio, pissig dat er voortdurend met inferieur materaal moet worden gewerkt. Wie steeds de goedkoopste spijkers en zo gebruikt bij de bouw van een wolkenkrabber, moet niet raar opkijken als het bouwwerk na een tijdje akelige gebreken gaat vertonen. Draait het dan toch weer om vooral geld?
         Voor mij is “No Colder Place” een heel spannend boek dat ik met plezier heb gelezen. Ik ben niet zo bekend met de bouwwereld, integendeel, maar ik voel me “verrijkt”, nu ik het verhaal van mevrouw S J Rozan uit heb. Ze schrijft mooi, erg mooi, en mag zich m.i. met dit boek terecht de winnaar noemen van een Anthony Award, die van 1998. Ik beloon haar “No Colder Place” met een 8+, vooruit een 8½, en neem mij voor om nog meer van haar te gaan lezen. Zo ontdek je een nieuwe schrijfster en zo ga je weer op zoek naar nieuwe boeken.

         Piet en Tonnie maakten mij attent op het boek “Flat Earth News” uit 2008, geschreven door krantenjournalist Nick Davies, een Engelse oude rot in het vak. Het is geen moordboek, zo veel is zeker. Volgens The Guardian is dit nonfictionboek wel “A mess” en The Times maakt het nog bonter met de krachtterm “Rubbish”, maar hangt men daar wellicht het standpunt aan dat “Dog doesn’t eat dog”, over je journalistieke collega’s schrijf je niet, zeker niet in negatieve zin?
         Laat ik beginnen met de eindconclusie van Nick Davies: “I fear that the illness is terminal”. Zwartgallig als hij is, geeft hij eigenlijk geen cent meer voor de journalistiek in Engeland en waarschijnlijk ook daarbuiten, zoals in landen als de Verenigde Staten, Canada en Australië. (Nogal Engelstalig georiënteerd is hij wel.) Hoe komt dat zo? Vroeger waren er een heleboel journalisten die als doel hadden: interessante waarheden opsporen en die aan hun klanten doorgeven in begrijpelijke taal. Davies zelf was zeer gecharmeerd van het werk van mensen als Bob Woodward (van de Watergate affaire), zo zeer zelfs dat hij niet wist hoe snel hij zelf ook in de journalistiek terecht moest komen, eerst als hulpje en later steeds meer als waarheidbrenger.
         In de afgelopen 30, 40 jaar is het idee dat de pers er is om te vertellen hoe belangrijke onderwerpen in elkaar steken, steeds meer verwaterd. Er zijn vandaag de dag veel minder journalisten die wel veel meer stukjes de “man” moeten schrijven en graag met voorrang. Jonge collega’s met nog bijna geen ervaring worden steeds vaker zonder training voor de leeuwen gegooid. En dat geldt niet alleen voor de landelijke bladen, maar ook voor de regiopers, de radio en de televisie. Wat eens een uitgebreid netwerk was met allerlei soorten van nieuwsgaarders, met daartussen ook nog allerlei specialisten, is verworden, aldus Nick Davies, tot een beperkt aantal bedrijven, corporaties, die de markt grotendeels in handen hebben.
         Daarbij wordt in zeer toenemende mate gebruik gemaakt van nieuws, waar men niet zelf achteraan gaat. Het wordt min of meer hapklaar aan de pers aangeboden door de Press Association, PA, vgl. ons Algemeen Nederlands Persbureau ANP. Wat de PA niet netjes en compact aanbiedt, blijft veelal ongerapporteerd. En de journalist die de berichten van de PA overneemt, gaat er steeds minder op uit, controleert ook steeds minder of “het” wel klopt. Hij of zij is vervangen door de bureauzitter die de hele dag kijkt wat hij van het PA-net kan halen. Misschien verandert men nog een paar woorden, om het authentiek te laten lijken, soms voegt men zelfs een citaatje aan het onderwerp toe, na iemand gebeld te hebben, maar het journalistenbestaan is volgens Davies tegenwoordig een bureaubaan, met veel stukjes schrijven, geplukt van de telex.
         Om het nog erger te maken zijn er tegenwoordig grote Public Relations en Propaganda afdelingen bij de overheid, nationaal en regionaal, de oppositie, de pressiegroepen, de industrie, de winkelketens, het midden- en kleinbedrijf, noem maar op. Die zijn er niet primair om het nieuws van hun werkgevers klip en klaar voor het voetlicht te brengen, maar om het zo voordelig mogelijk te presenteren, als dat nodig is met weglating van kwalijke feiten en verdraaiingen. Het heeft een officieel tintje, zeker als je zo’n netjes uitgegeven persbericht van bijv. de landelijke overheid onder ogen krijgt, soms zelfs met een aangeklede persconferentie erbij. Ben je dan als journalist niet vanzelf geneigd om het “nieuws” maar ongeschonden af te drukken? En natuurlijk, er zijn ook nog wel onafhankelijke journalisten, maar hun aantal wordt steeds kleiner.
         Op wereldniveau is het misschien nog akeliger dan op landelijk en regionaal niveau: een beperkt aantal journalisten van Associated Press (AP) en Reuters bepaalt grotendeels wat wij mondiaal op ons bordje krijgen. Andere persbureaus zijn verdwenen en/of geminiseerd op een enkele uitzondering na. En geloof het of niet, maar die twee grote agentschappen hebben ook minder personeel dan vroeger, in sommige landen zelfs niemand. Een enkeling of een paar journalisten in een ver land beslissen dan wat er aan internationaal nieuws op het journaal komt en wat er op de voorpagina van de krant staat.
         Wat voor nieuws krijgen we dan bij voorkeur? In de woorden van Nick Davies: vooral goedkope verhaaltjes, geselecteerd, met een hang naar “altijd beide kanten van het verhaal vertellen”, als een onderwerp controversieel is. Er moet door de pers boven alles geld verdiend worden voor de uitgever, dus zijn er veel lezers nodig, die krijgen wat ze graag willen en wat ze graag willen lezen. In extremis maakt de pers daarbij ook nog gebruik van buitenstaanders: privé detectives, corrupte politie-agenten e.d. die tegen een soms vorstelijke beloning bereid zijn om bekende mensen af te luisteren, hun computers te kraken, hun vuilniszakken te legen enz. En dan praat Nick Davies niet alleen over het aldus bedienen van de schandaalpers, die daar gretig gebruik van maakt, maar ook van de bekende kranten.
         Hij eindigt zijn boek met allerlei akelige verhalen in drie kranten: The Sunday Times, The Observer en The Daily Mail, om zijn punt te maken. Het hele boek staat trouwens bol van de voorbeelden over van alles en nog wat: de zogenaamde millenniumbug, het drugs- en alcoholprobleem, het Engelse koningshuis, de legio oorlogen zoals recent in Irak en nog steeds in Afghanistan, het gedoe rond Osama bin Laden en Al Qaida, de PR van diverse Engelse regeringen, noem maar op,
         Wij in Nederland hebben geen Rupert Murdoch, maar toch. Als de helft waar is van wat Nick Davies over de pers in Engeland beweert en Nederland een mediaprobleem heeft dat de helft van dat van Engeland is, dan moeten jullie dit boek allemaal met voorrang gaan lezen, want dan klopt er maar bitter weinig van wat in de krant gedrukt staat en in de tv nieuwsrubrieken aan de orde is. Ik denk oprecht dat Nick Davies al een beetje gelijk heeft, zelfs als zijn klaagzang maar gedeeltelijk klopt. Laten we er dan vooral voor zorgen dat hij in de nabije toekomst niet helemaal gelijk krijgt. En wie weet het, misschien geven de nieuwe media, vooral het internet, met zijn vrije toegang via blogs en websites, enige soelaas. Zeg ik zonder aan een recensiecijfer te denken.


          

Geen opmerkingen:

Een reactie posten