woensdag 7 december 2011

Weblogbrief 7.08, 7 dercember 2011


Weblogbrief 7.08, 7 december 2011

         Buenos cuates, beste makkers, we zijn een dag of zes verder, dus is het tijd om weer van me te laten horen. En “laten horen” is bij mij eerder een weblogbrief versturen, alweer nummer 7.08, dan dat ik bij iedereen aan de mobiele lijn hang. Zoals jullie weten, zit ik sinds afgelopen zaterdagmiddag opgescheept met Trudie en Marij, hetgeen me vooral op culinair gebied een aantal interessante oordelen oplevert: koken en afwassen is er even niet bij. Daar tegenover staan wel de nodige traktaties aan de boulevard plus een eindetentje bij casa Carmelo. Of hum bezoek ook voor mijn brieven aan jullie goed uitpakt, staat te bezien.
         Ik begin met mijn eerste van mijn twee brieven met; met staat hier voor: met de dames. Hij is grotendeels van vóór zaterdagmiddag, dus aan deze kunnen jullie het verschil met mijn brieven hiervóór nog maar half zien.

         Op naar mijn onvolprezen muziek. Ik heb voor deze week een drietal artiesten uitgekozen, te beginnen met Mike Oldfield. De man heeft iets raars over zich, maar gecharmeerd van sommige van zijn muziek ben en blijf ik. Hij is van 1953 uit het Engelse Reading en maakte zijn eerste plaat, Tubular Bells in 1973, als broekie van 20. Het was tevens met als titel Opus 1 de muziek bij de beroemde film The Exorcist. Als Mike Oldfield een New Age figuur is, was hij dat al in de zeventiger jaren, toen de term denk ik nog niet bestond. Hier zijn de cd’s die ik van hem heb, in een chronologisch rijtje:
(1973) Tubular Bells 1
(1974) Hergest Ridge
(1978) Incantations
(1982) Five Miles Out
(1983) Crises
(1984) Discovery
(1990) Amarok
(1992) Tubular Bells 2
(1993) Elements. The Best Of Mike Oldfield
(1994) The Songs Of Distant Earth
(1996) Voyager
(1998) Tubular Bells 3
(1999) Guitars
(2002) Tr3sLunas
(2005) Light + Shade, 2 cds
(2008) Music Of The Spheres.
         Het zijn er 15 inclusief een dubbelcd uit 2005 en exclusief een verzamelcd uit 1993. De meeste heb ik “even geleend” bij Centre Ceramique in Maastricht. Als ik zo het rijtje afga, vrees ik dat ik nog het nodige werk van Mike Oldfield mis; hij lijkt me iemand van “ieder jaar een nieuwe plaat”. Even kijken op Allmusic en ja hoor, ik ben wel over de helft, maar mis nog elf cd’s:
(1975) Ommadown
(1979) Exposed
(1979) Platinum
(1980) Airborne
(1980) QE2
(1984) The Killing Fields (Soundtrack)
(1987) Islands
(1989) Earth Moving
(1996) Women Of Ireland
(1999) The Millennium Bell
(2002) Thou Art In Heaven
         Uit de veelheid van Mike Oldfield mogelijkheden die ik al tot mijn beschikking heb, kies ik als muziekje “Guitars” uit 1999, een cd die ik van Noé kreeg. Er staan tien mooie nummers op de plaat, die ik jullie niet allemaal ga opnoemen. Nou vooruit, drie stuks moet kunnen: “Muse”. “Four Winds” en “Enigmatism”, vooral die vind ik van klasse getuigen.

         Als tweede wil ik het hebben over Hooker, niet de Nederlands boogie woogie koning Rob Hoeke, ook niet The Happy Hooker, hoe is de echte naam van deze schrijfster ook al weer, zelfs wacht ik nog even met John Lee Hooker, die komt zo aan de beurt. Ik doel hier op bluesgitarist pur sang Earl Hooker. Hij is geboren in 1929, komt uit Chicago en had in de jaren 50 en 60 een naam hoog te houden. En helaas is hij al in het jaar des Heren 1970 van ons heengegaan, op 41 jarige leeftijd. Voor het geval jullie daarbij aan drugs en alcohol mochten denken, hij stierf volgens mijn bronnen aan tuberculose.
         Als Earl Hooker wat klinkender had kunnen zingen, was hij wellicht een fenomeen geworden, maar hij moest het vooral hebben van zijn slide guitar en dan ben je al snel bijrijder. Als rechterhand van andere, meer bekende artiesten kwam hij niettemin een heel end. Ik heb een heel aardige plaat van hem samen met Junior Wells, in de serie The Blues Collection (nummertje 33), met uiteraard ook de bekende door hemzelf geschreven nummers “Blue Guitar” en “Blues in D-Natural”. Dat hij geheel solo ook aardig uit de voeten kon, daarvan getuige zijn “Simply The Best” (en denk nou niet aan Tina Turner) uit 1999.
         Als ik heel eerlijk moet zijn, vind ik hem op zijn grootst, als hij zijn mond houdt en louter zijn gitaar laat spreken. Ik prefereer dan ook “Tanya”, “Drivin’ Wheel”, “Sweet Black Angel” en “Hookin’” boven de nummers, waarop hij zijn stem laat horen. Hoewel, voor bijv. “If You Miss ‘Im...I Got ‘Im”, geschreven door John Lee Hooker, en zijn eigen “You Got To Lose” maak ik hier graag een uitzondering; die Earl Hooker nummers zijn echt van een bijzondere klasse. (En eigenlijk is die Earl Hooker beter dan mijn vorige en mijn volgende muzikant.)  

         En dan mag ik nu naar de hoofdact,  naar John Lee Hooker. Mijn eerste kennismaking met de man dateert van zo’n 50 jaar geleden. Ergens in de vroege jaren 60 liet Harry me eens een nummer van hem horen en vertelde me dat hij dat achter in een winkel had opgenomen. Was het “Boom Boom” of  - waarschijnlijker - een nummer van veel eerder? Je kon op de plaat halverwege de deur van de winkel horen opengaan. Zo iets blijft je bij, als je een broer in de platenwereld hebt zitten.
         Op het internet tref ik eenvoudig van alles aan over het leven en de muziek van John Lee Hooker. Hij is van 1917 uit een onduidelijk plaatsje in Mississippi en overlijdt bijna 84 jaar later. In de tussentijd en zelfs na zijn dood komen er onnoemelijk veel platen van hem op de markt, ook met steeds weer nieuwe muziek erop. Ik tel in de gauwigheid meer dan honderd originele albums, als ik de muziek van een aantal live optredens meetel. Als jongetje leerde John Lee gitaar spelen van zijn stiefvader, William Moore, zegt het verhaal. De eerste muzikale stappen, vooral tijdens WO2, zette “The Hook” in het Detroit blues circuit, bekend als hij was met zijn monotone stem en dito gitaar.
         Opvallend genoeg verschijnt zijn eerste plaat pas in 1948, als hij de 30 al gepasseerd is: “Boogie Chillen’” met “Sally Mae”, op het Modern Records label. Daarna volgt gestaag een hele serie 78-toeren platen, in het begin ook onder allerlei andere namen dan zijn eigen naam. Hij bedenkt ze vaak zelf, die liedjes, zowel muziek als tekst, hoewel hij niet kan schrijven. Luister bijv. eens naar “Hobo blues” uit 1949, “Huckle Up, Baby” uit 1950 en “I’m In The Mood” uit 1951. Dan komen de Vee-Jay jaren, van 1954 tot 1964, als John Lee Hooker een echte bekendheid wordt met nummers als “Baby Lee” uit 1955, “Dimples” uit hetzelfde jaar, “I Love You Honey” uit 1958, “No Shoes” uit 1960, “Boom Boom” uit 1962 en “Big Legs, Tight Skirt” uit 1964. Hij gaat daarna met van alles en iedereen samenwerken, met Canned Heat, Bob Dylan, B.B. King, Carlos Santana, Bonnie Raitt, The Blues Brothers en andere bekendheden. Ik heb zelfs een plaat van hem met Miles Davis en Van Morrison. John Lee Hooker overlijdt in 2001 in Californië, als een muziekmeneer die het in zijn leven helemaal gemaakt heeft.  
         Voor een uitgebreide biografie van John Lee Hooker verwijs ik naar de Engelstalige Wikipedia, naar Allmusic en naar diverse andere sites. Gaan we naar zijn cd’s. Ik had er natuurlijk al heel wat van de man, maar het waren losjes bij elkaar geplukte albums, zonder dat ik de coherentie kon ontdekken. Over de eerste 15 jaar, van 1948 tot 1965 weet ik nu een stuk beter hoe het allemaal in elkaar steekt. Reden: afgelopen donderdag kwam Jorge aanzetten met een compleet overzicht van de beginjaren van John Lee Hooker: vier cd’s over The Classic Early Years, 1948-1951, samen 100 nummers, en nog eens zes over The Vee Jay Years, 1955-1964, samen 127 nummers.
         Ik moet nog eens op mijn gemak controleren of de periode 1952-1954 inderdaad is meegenomen in deze serie liedjes. En Jorge vragen naar de muziek van John Lee Hooker uit de periode na 1964: de ABC jaren over 1965-1974 en de Rosebud jaren 1975-2001 (ik citeer uit de Engelse Wikipedia). Krijg ik die muziek uit die latere tijd nog aangereikt, geordend en wel, of moet ik daarvoor tussen mijn eigen platen gaan zoeken en maar hopen dat ik de belangrijkste muziek heb? Hoe dan ook, John Lee Hooker’s muziek uit de jaren 1948-1965 sluit ik uiterst dankbaar in mijn armen, met de bekende degelijkheid, waarmee Jorge zijn muziek pleegt te rubriceren. Zelfs alle hoesfoto’s en de namen van de schrijvers van alle nummers ontbreken niet. Dus daar gaan we, 227 nummers lang, ruim 11 uur muziek, John Lee Hooker, met matte stem, met mono gitaar, maar tampend op een stuk hout.

         Vrijdagavond deed ik mijn wandelingetje langs de boulevard en hield halt bij de kerststal van zand, “el belén de arena”. Ieder jaar is het een heel werkje om een nieuwe te construeren, van zo’n kleine tien zandkasteelbouwers. En vanaf afgelopen donderdag 1 december mogen wij hem weer een maand lang gaan besnuffelen en elkaar vertellen hoe mooi we hem wel niet vinden. Ik heb me  voorgenomen om samen met Trudie en Marij tussen de twee Romeinse koppen van zand en wat erop volgt, door te lopen. Even wachten dus.
         Nu wil ik jullie alvast laten kennismaken met de bij behorende tien meter hoge kerstboom op de boulevard. Hij, de boom, bestaat uit een aantal horizontale donkergroene ringen - elf stuks in totaal en van onderaf gezien worden ze steeds kleiner - met bovenop een ster in plaats van een piek. Voorbijgangers hebben zich de week ervoor in een tent bij boom en stal kunnen melden bij een hittepetit meisje. Dat zag er echt 100% uit als een coca cola kerstman, met pak, muts, laarzen, alles, alleen de baard ontbrak. Men  kreeg van haar een rode rechthoekige kaart, waarop een wens mocht worden genoteerd om hem vervolgens aan een van de kerstringen te bevestigen. (De elf ringen lagen toen nog naast elkaar op de grond opgesteld.) De boom staat sinds gisteren kaarsrecht en helaas, de bespiegelingen zijn praktisch onleesbaar geworden. Echter, ik herinner me dat “gezondheid”, “vrede” en “veel geluk” geziene onderwerpen waren. Daarnaast was een “zalig kerstfeest” populair, opgeschreven in zo ongeveer alle talen; alleen “’ne zaolige keersmes” ontbrak. Geheel in stijl heet de boom: “el árbol de los deseos”, de wensboom.
         Vrijdagavond werden “árbol y belén” officieel ingewijd. Hoogtepunt voormij was de aubade van het stadsorkest, zo’n “man” of 30, die klassieke nummers speelde, waarin af en toe opeens een stukje kerstlied in doorklonk: “Stille nacht, heilige nacht”,  “U zijt wellekome, Jezus lieve heer”, “De herdertjes lagen bij nachte”.

         Weten jullie al van de site “consumehastamorir.com”? Die club heeft prachtige affiches op de markt gebracht, zo prachtig dat de medische faculteit hier er een stuk of vijftien heeft tentoongesteld in de hal. Allemaal hebben ze wel wat; kijk zelf maar eens op het internet. Ik doe er hier maar één, m.i. de beste. Je ziet op de affiche een aantal “squarefruits”, vierkante watermeloenen, met een steeltje. Ze zijn van buiten groenig (en van binnen rood), zo hoort het ook. En er staat bijgeschreven: “producto ecologico: es verde”. Dan ga je toch denken: zo’n groen keurmerkje, dat is ook niet alles. Voor wie details wil, hier zijn een viertal zinnetjes opzij van de watermeloenenvierkanten:
1. “Los sandios transgenicas que guardan todo el sabor y la frescura del campo”, het gaat om genetisch gemanipuleerde watermeloenen, die al hun smaak behouden alsmede de frisheid van het platteland.
2. “Un diseño innovador salta a la vista”, een vernieuwend ontwerp springt in het oog.
3, “Acabados mate o brillo y metalizados”, afgewerkt zonder of met glans en met een metaalkleurtje.
4. “Opcional rabito de poliestileno”, facultatief met een piepschuimen steeltje.  

         De immense vlag van de stad is volgens sommige mensen de grootste verspilling van het jaar, maar anderen zoals de nieuwe burgemeester, van PP huize, zijn er wat blij mee. “El alcalde” beloofde hem bij zijn aantreden te realiseren en daar is hij, aan de Avenida Maritima Del Norte, naast het basketbalstadion. De witte stok, waaraan het dundoek vastzit, is zo’n vijftien meter hoog en de vlag zelf is zeg 4 bij 6 meter. Geel en blauw ziet hij eruit, in twee driehoekige vlakken met centraal het embleem van de stad in vooral rood en wapperen dat hij doet. Is het de zoveelste geldverspilling in een stad die op omvallen staat? Alleen al het onderhoud van de vlag zou volgens Noé zo’n 30.000 euro per jaar kosten, een verspilling van jewelste. Aan de andere kant vind ik: wie nooit eens met iets nieuws komt, stelt niet veel voor. Maar of het deze immense vlag moet zijn, die de stad wakker moet schudden (als hij al ophangt)...

         Jullie kennen de ontmoeting tussen Stanley en Livingstone ergens in het oerwoud van Afrika. Stanley is een journalist die in 1869 een jarenlange reis door het werelddeel begint. Twee jaar later komt hij onderzoeker Livingstone tegen, ergens bij een meer in Tanzania. Zegt  Stanley als intro: “Dr. Livingstone, I presume?” Waarop Livingstone geantwoord zou hebben met: ”Yes and I feel thankful that I am here to welcome you.”
         Jorge hier spreekt een aardig mondje Engels, maar overhouden doet het niet. Daarbij komt hij geregeld met woorden aanzetten die voor mij te veel schrijftaal zijn, als ik ze al zou gebruiken. Zo heeft hij de neiging om aanhoudend het werkwoord “presume” te gebruiken. “They presume this, whereas I presume that”, “Let us presume that” in de betekenis van “vermoeden, aannemen, vooronderstellen”. Wat is er tegen: “suppose, imagine, believe, expect”, desnoods “assume”, werkwoorden die veel populairder zijn? Ik wijs hem wel eens op zijn onvolkomenheid. Echter, goede raad is duur; het is en blijft voor hem te pas en te onpas “presume”. Nou heeft ieder mens recht op een foutje, maar Jorge heeft er meer (die ik hier niet ga zitten uitmeten). “Dr. Doreste, I presume?”

         Al de nodige jaren zijn de kantoren van het San José ziekenhuis en het oude faculteitsgebouw ertegenover rookvrij, “espacio sin humo”. Ik herinner me dat iemand de aankondiging een aantal jaren veranderd had in “espacio sin humor” Ha, ha, lach ik ook eens. Maar het “prohibido fumar” heeft zich helaas steeds verder uitgebreid, zeker op het ziekenhuisterrein, tot ergernis uiteraard van de rokende medemens en de stervelingen zoals ik die “hem” zijn verslaving gunnen, zeker in de buitenlucht. Sinds kort mag er op het hele terrein niet meer gerookt worden, niet meer in gemeenschappelijke ruimtes, niet meer op je eigen kamer en nu dus ook niet meer buiten in de open lucht. Het is als gevolg van een wet uit 2010: “Prohibido fumar en todo el recinto hospitalario”. Nog even en je moet voor je sigaretje hele afstanden gaan afleggen, voordat je eindelijk eens mag opsteken. Komt het moment eraan dat roken gewoon overal strafbaar wordt gesteld en wie betrapt wordt, bijv. in zijn  eigen huis of in een park, de bak in
draait? Erg ver ervan af zijn we niet meer.

         Afgelopen maandag was ik met Trudie en Marij in Maspalomas, om precies te zijn in clubhotel RIU Gran Canaria. En nog preciezer, zij tweeën vertrokken twee uur eerder met de bus, zodat ze eerst nog vier geocaches konen ophalen.
         We troffen elkaar om 12 uur bij het busstation in Maspalomas, onbedoeld, en zaten even later aan een drankje bij Marja, Claar en Cintha op het terras van het complex. Marja is een volle nicht van Trudie en C&C zijn haar beste vriendinnen. Gedrieën zaten ze voor twee weken, tot aan vandaag, in dit all in hotel aan de boulevard daar. All in, je betaalt vooraf voor je kamer, eten, drinken, bezig gehouden worden, zwemmen, handdoeken enz. en vervolgens is het continu feesten geblazen in het hele complex, overal. Het merendeel van de gasten was boven de vijftig, heel soms met heel kleine kinderen in hun kielzog. Wat me vooral opviel, was dat er echt wordt flink ingenomen door haast iedereen. (MCC vormen daarop geen uitzondering.)
         Met zijn zessen hebben we maandagmiddag vooral heel wat afgekletst. En er werd zeer copieus geluncht in het restaurant; wij drieën kregen tegen betaling een blauw bandje om onze pols voor de nectar en ambrozijn van die middag. Goedkoop was het niet, maar we hebben - zeker als je alle drank meetelt - het geld er gemakkelijk uitgehaald. Na het eten heb ik zelfs nog een soort van Cubaanse mojito gedronken en daarna een pacharan, een Spaanse sjrobbeleer, weer eens wat anders. Om half acht zaten we voldaan weer in de bus terug naar Las Palmas.  

         De vuilnisauto’s hier zijn in het groen uitgevoerd, ecologisch toch (zie boven)? Op de zijkant staat steeds zo iets als “medio ambiente”. Dat “ambiente” snap ik, de omgeving, maar waar slaat dat “medio” op? Ik heb het eens opgezocht in mijn onvolprezen woordenboek en dat zegt dat “medio ambiente” de leefomgeving betekent? De leefomgeving, dat is dan een woord dat ik niet heb bedacht. Grapje: is “ambiente” niet ook de homoscene?
         Om in stijl te blijven: je bent jong en homo en je wilt wat. Vrienden hebben je erop opmerkzaam gemaakt dat een pontificale oorbel in homokringen “in” is, eentje, niet méér. Doe je die dan in/aan je linker of in je rechter oor? Zijn daar conventies voor?

         Ik heb hier wel eens de uitdrukking “hasta los codos” gebruikt. “Hablar hasta los codos” wordt gezegd van mensen die maar door kletsen, een beetje een  spraakwaterval zijn. Er is zelfs een boekje met allerlei Spaanse zinnetjes en uitdrukkingen dat zo heet en dat ik me ooit tot mijn genoegen heb aangeschaft.
         In een folder van de Spar hier heeft men het over “hasta los andares”, die uitdrukking was voor mij nieuw. In mijn woordenboek staat ze niet, dus maar eens doorlezen in de folder. “Del cerdo hasta los andares” duidt erop dat je van een varken werkelijk alles kunt opeten, “cada parte de su cuerpo, desde la cabeza a las patas”, elk lichaamsdeel, van kop tot poten. Niet verkeerd, maar de folder bevat ook klinkklare zever. Gezondheid en varkensvlees?
+ Es rica en ácidos grasos monoinsaturados, los cuales contribuyen a reducir los nivelesde colesterol mlo (LDL) y augmentar el colesterol bueno (HDL).
+ La carne de cerdo contiene Omega 3, nutriente indispensable para el correcto desarrollo del cerebro durante el embarazo y la infancia.
+ La carne de cerdo es rica de hierro, potasio, magnesio, zinc, fósforo y vitamina B1.
         En dat was dan tevens mijn foute Spaanse lesje. Wat een kul! Er zijn genoeg redenen om op zijn tijd een stukje varkensvlees te eten; het is lekker in de pan en op brood. Ik mag bijv. graag een stokbroodje beleggen met salami of chorizo, maar kom me asjeblief niet aanzetten met “ácido monoinsaturado”, “omega 3” of “potasio”. En zoals het een jongen uit Las Palmas betaamt: een schijf pata asada met een gebakken eitje op verse pan molida, of een schep sobrasada op knapperige barra integral, dat gaat er wel in, maar extra fosfor of vitamine B1 om mijn gezondheid te bevorderen, daarvoor ben ik helaas en gelukkig niet in de wieg gelegd.

         En daarmee ben ik aan het einde van mijn sinterklaasbrief. Trudie en Marij gedragen zich redelijk, echte klachten heb ik nog niet. Ik begrijp van hun, vooral van Trudie, dat De Poort nu echt in vreemde handen is. Ze is nog naar het uitlui-feestje geweest vlak voor 1 december, tussen haar werk, babysitten en andere bezigheden buitenshuis door. Rocky en Caroline wonen niet meer boven de zaak, hebben zich onlangs op de Gildeweg genesteld, bij het begin van de Tongerseweg. En eerlijk is eerlijk, vanaf nu betalen ze net zo veel als ik voor hun consumpties in de “kaffee”. En Marij is als 67-jarige nog steeds aan het werk, niet alleen als boekhoudster op een advocatenkantoor voor anderhalve dag in de week, maar ook als - onbetaalde, gelukkig! - oma voor een heel rijtje kleinkinderen.
         Het leven hier in Las Palmas is goed vol te houden, ik neem aan ook de komende week, als de dames er nog zijn. Aan jullie in Holland wordt vanaf nu toegestaan om een kerstboom te kopen, een spar, en hem op te tuigen met hele bossen engelenhaar. Het eventuele stalletje met de ezel en de os mag ook weer uit de doos op zolder en op het dressoir worden neergezet. Ik houd het voor gezien, maar meld me graag volgende week nog een laatste keer dit jaar, waarschijnlijk op de woensdag. Ik wens jullie alvast een plezierig voorkerstmis. De ballen, maar hoe zeg je dat in het Spaans: bailes, balones,  bochas, bolas, huevos, pelotas, pijos? Ik heb geen idee. Dus eindig ik toch weer met mijn gebruikelijke hasta luego, tot ziens, PaulK.    

BOEKENBIJLAGE

         Mijn eerste boek van deze week is er een van Don Winslow, “The power of the dog” uit 2005. Eerder heb ik jullie al eens opgezadeld met een mooie Winslow, zelfs in het Nederlands: “Brand verzekerd”. En toen al dacht ik: “Van die man moet ik meer gaan lezen, zijn schrijfstijl bevalt me”. Vaag staat me trouwens bij dat ik nog een ander boek van hem hier gerecenseerd heb. Be this as it may, deze week is “The power of the dog” aan de beurt, vol uit: Deliver my soul from the sword; my love from the power of the dog”, psalm 22:20.
         De schrijver heft iets met Zuid-Californië, dus “El poder del perro” mag ook. Voor een beetje Spanjaard als ik zit er trouwens best wat Spaans, met name Mexicaans, door het boek heen. Moet ik met een rijtje komen? Hier zijn wat woorden, Marcel, doe er je voordeel mee: battura, chocho, chupar, cuate (zie mijn briefaanhef), güero, pendejo, picaflor, sicario, tragona.
         Het boek, fictie?, geeft een overzicht van de drugshandel en drugsoorlog tussen (vooral) de VS en Mexico vanaf 1975 tot aan de eeuwwisseling. Veel verkeer over en weer loopt via het grensgebied in Californië, bijv. tussen San Diego en Tijuana, maar de hele grens tussen de VS en Mexico, het blijft een gatenkaas. En voor de duidelijkheid, ook diverse andere drugsroutes komen aan bod.
         Aan de kant van de drugsbestrijders noem ik hier in de eerste plaats politieman Art Keller van de DEA, met in zijn kielzog  Ernie Hidalgo en Shag Wallace en ook wel Antonio Ramos. Meer op de achtergrond zie ik CIA-mensen als Tim Taylor en later John Hobbs en wellicht ook Sal Scachi. Aan de kant van de boeven zijn in New York Paulie Calbrese (geen drugs!) met Neil Demonte, Johnny Boy en Tommy Bellavia actief. Aan de Mexicaanse boevenkant komen we al snel terecht bij Miguel Angel Barrera ofwel tío Angel, zijn zoons Adán en Raúl, later ook Fabián Martínez, bijnaam El Tiburón. En niet te vergeten natuurlijk zijn er Tío Angel’s drie onderbazen: de al wat oudere Garcia Abrego, Chalino Guzman ofwel El Verde vanwege zijn groene schoenen, en Güero Mendéz alias Blondie. En dan zijn er nog diverse andere spelers, zoals de linkse pater Juan Parada, later zelfs aartsbisschop en kardinaal, en een hele rij dames, onder wie (alfabetisch) Althie, Cassie, Gloria, Lucía, Pilar en bovenal callgirl Nora Hayden (met haar lerares Hayley Saxon). Een min of meer dubbelrol zie ik voor een van oorsprong New Yorks schavuitengroepje: Big Peaches (160 kilo), Little Peaches, Mickey Haggerty, Stevie O’Leary, voor zijn vrienden O-Bop, en vooral Sean Callan, een Iers wonder als het op liquideren van mensen aankomt. En voor een komische noot verwijs ik naar de pauselijke nuntius Antonucci, die op blz. 195 tegen Juan Parada helemaal los gaat. Zelfs de aardbeving van Mexico city, gebouwd op een meer, wisten jullie dat?, op 19 september 1985 blijkt een “act of God” te zijn en niks anders.
         Vallen er wel doden in de 540 bladzijden van het boek? Als ik jullie vertel dat van alle in de vorige alinea genoemde personen in 2000 haast niemand meer over is en bovendien haast niemand gewoon gestorven is, moet dat denk ik genoeg zeggen. “The power of the dogs” is ongemeen spannend, het leest als een trein en toen ik het uit had, dacht ik: “Had ik er nog maar ze een”, zo mooi. Dit boek van Don Winslow is te goed voor een 8, ook een 9 is mij te min. Mijn recensiecijfer gaat daarboven uit: een 9½. Dit is zo ongeveer het beste moordboek dat ik de afgelopen jaren gelezen heb. Of ik het nog aan iemand van jullie wil uitlenen, ik ben er eerlijk gezegd niet happig op.

         Gaan we naar boek 2, want ik heb er twee uitgelezen in de afgelopen week. Jullie kennen de overbekende trilogie van Stieg Larssen, maar weten  jullie ook al van de meer recente trilogie van Jens Lapidus? De schrijver is van 1974 en van zijn eigenlijke beroep een soort Zweedse Bram Moskowitz. Het eerste van zijn drie boeken, in het Zweeds verschenen in 2006, heet “Snabba cash”, wat Bruna in 2009 netjes vertaald heeft met “Snel geld”.
         Het is het verhaal van verschillende onderwereldfiguren in Stockholm, betrokken bij van alles, maar vooral de cocaïnehandel. Allereerst is er de kakker JW. Johan Westlund, van eenvoudige komaf, maar dat mogen zijn kakvrienden en -vriendinnen niet weten. Hij kan eerst nauwelijks rondkomen, maar doet uiteindelijk steeds betere zaken in de cocaïnewereld. Boven hem staat arabier Abdulkarim met zijn hulpje Fahdi en daar weer boven de Joegoslaven Nenad en Radovan. Dan is er J-boy,  de Chileense Jorge Salinas Barrio, die uit de gevangenis is ontsnapt, waar hij zes jaar moet uitzitten wegens zijn cocaïneverkoop. Buiten de poort wordt hij al snel in elkaar geslagen door Joegeslaaf Mrado, in opdracht van dezelfde, al genoemde Radovan. Jorge sluit zich vervolgens bij het cocaïneclubje van JW aan, niet wetend dat Radovan daarvan ook de uiteindelijke baas is. Gaande het verhaal willen Mrado en Nedad het liefste voor zichzelf beginnen, zeker als Radovan ze degradeert. Buiten al deze mensen zijn er diverse figuren die zijdelings een rol in het verhaal spelen, zoals zus Camilla van JW, neef Sergio en zus Paola van Jorge, dochter Lorisa van Mrado, hoertje Nadja, jetset Carl van disco’s en feesten en leraar Bruneus van Camilla’s avondschool. Op het eind van het boek wordt maar liefst 100 kilo cocaïne vanuit Engeland naar Zweden; dat is nog eens een vrachtje!
         Als ik vertaler Jasper Popma mag geloven, komen er in het boek allerlei Zweedse slangwoorden voor, die hij in het Nederlands keurig vertaalt in ons jargon. Ik geef hier een onvolledig rijtje Nederlandse equivalenten: chill, diggen, dissen, doekoe, floes, katvanger, kill, mattie, nakken, skotoe. Arno, jij bent nogal van de straattaal en van het strafrecht, ken jij die woorden?
         Jens Lapidus komt met “Snel geld” aanzetten met een redelijk spannende thriller. Ga ik later ook deel 2 en 3 van de serie lezen? Ik denk van wel, trouwens, deel 2 heb ik in Maastricht al in huis, dus dat zal er sowieso een keer aan moeten geloven. Toch, als ik heel eerlijk moet zijn, vind ik schrijvers als Stieg Larssen, Henning Mankell en (vroeger) Sjöwall & Wahlöö vooralsnog net even beter. De boeken van Jens Lapidus zijn mij een beetje te gepromoot; “Een meesterwerk”, “Geweldig”, “De wereld van Tarantino”, “De Zweedse James Ellroy”, “Vijf sterren (VN)”. Alle gekheid op een stokje ben ik een maatje gereserveerder dan sommige persmuskieten, die het boek lovend bespraken. Zijn “Snel geld” krijgt van mij als recensiecijfer een 8-, wel goed, maar niet echt fantastisch.       

        

Geen opmerkingen:

Een reactie posten