vrijdag 23 december 2011

Weblogbrief 7.10, 23 december 2011

Weblogbrief 7.10, 23 december 2011

         ¡Hola! ¿Qué tal? Verknocht als ik ben aan het schrijven van e-mailtjes en brieven - met bellen heb ik veel minder - en ook omdat ik mijn laptopje deze keer braaf heb meegenomen naar Maastricht, verras ik jullie met een extra weblogbrief tussendoor uit Holanda. Of jullie het leuk vinden of niet, hier is hij, mijn brief 7.10, voor onder de kerstboom dit weekend.
         Zo’n boom heb ik overigens zelf niet in huis. Alweer vele jaren geleden zette Eva me vanuit Amsterdam onder druk met het verhaaltje dat ze alleen maar met kerstmis naar mij in Maastricht wou komen, mits ik enkele proeven van kerstdeskundigheid in huis zou halen. Uit die tijd dateren de (ene) zilveren bal en de twee kerstklokjes aan de muur bij de eettafel. Later heb ik er nog een ouderwets carnavalsmasker van een neger met uitgerekte lippen plus drie leeggelopen ballonnen in de kleuren geel, rood en groen aan toegevoegd. Onlangs werd het stukje muur bovendien verrijkt met een bierviltje van tentoonstelling De Dorst Van Maastricht en een tekening van mijn oogappel Lux. Eventuele toevoegingen in de nabije toekomst zal ik hier met plezier melden.

         In mijn vorige brief had ik het in mijn stukje over pingpongen over patellón, niet wetend wat dat woord betekende. Mijn Spaans-Nederlandse woordenboek kon er geen soep van maken. Patella is Latijns voor knie, verder kwam ik niet en dat patella hield ik maar voor me.
         Op de faculteit Noé kwam direct met de oplossing aanzetten: het moest natuurlijk niet “patellón” zijn, maar “pabellón”, paviljoen. Een muziektent is in het Spaans een “pabellón de música” (en een oorschelp een “pabellón de la oreja). Er zal in Tafira dus hoogstwaarschijnlijk een pabellón deportivo zijn, waar je (ik) op gezette tijden kunt tafeltennissen.

         Gaan we naar mijn muziek. Ook hier heb ik nog een mededeling vooraf te doen. Ik vertelde jullie dat zowel Adamo als Mick Jagger nu 68 jaar zijn . Ik vergat erbij te vermelden  dat Antonio Carlos (Tom) Jobim die leeftijd net niet gehaald heeft. Hij ging dood in 1994 als 67-jarige.
         In de pers werd deze week het overlijden van Billie Jo Spears bekendgemaakt. Ze stierf op 14 december jongstleden als 74-jarige, nog steeds met een fout permanentje in heur haar. In gedachte ga ik terug naar 1975, toen zij met “Blanket on the ground” een countryhit van jewelste had, met de controversiële zin erin: “Just because we are married, don’t mean we can’t slip around.” Ik heb drie cd’s van Billie Jo (Billie Jean voor haar vrienden en familie), maar nogal wat nummers staan er vaker dan een keer op. Na uitdunnen kom ik toch nog tot 48 verschillende nummers, 2,3 uur Billie Jo Spears. Er is veel meer muziek van haar, op youtube vind ik zonder moeite meer dan tien andere nummers en allmusic komt tot 28 “main albums”, het laatste in 2004. Echter, de verscheidene mensen die wel eens muziek voor mij opzoeken, verzekeren mij dat Billie Jo Spears moeilijk te vinden is met de bekende downloadprogramma’s.
         Daarmee zijn mijn overlijdensberichten op. Wat staat er in de week vóór kerstmis behalve Billie Jo Spears aan muziek op mijn programma? Laat ik mijn kerstboodschap vervolmaken met een heus dameszangduo, onze eigen Selvera’s, Mieke en Zus Jansen uit Weert. Hun samenzang heeft wel iets van de “close harmony” van de Everly Brothers. De beste nummers van de Selvera’s dateren van eind jaren 50. Hun debuutsingle in 1956 was meteen een hit, “Twee reebruine ogen” en daarna kwam in 1957 de klassieker “De postkoets”. Als elfjarige vond ik “De postkoets” best cool, als dat woord toen al bestaan had, maar eerlijk, het nummer heeft 50+ jaar later toch iets van zijn glans verloren. “Ver over berg en dal klonk ...?geschal, steeds als een blij signaal voor allemaal”, daar kun je tegenwoordig niet meer mee aankomen. Op de cd die ik van de Selvera’s heb, staan 18 liedjes. Van de andere 16 vind ik de Selvera’s vertaling van Qué sera, sera (de originele is van Doris Day) nog wel aardig, speciaal de steeds terugkerende zin: “Wat later de toekomst biedt, dat weten wij mensen niet”, de vertaling van “Whatever will be. will be, the future is not ours to see.”   

         En dan wou ik het nu even over de nering aan de boulevard hebben; daar heb ik helaas een negatief verhaaltje over. Ik vind het best, als “men” op gezette tijden iets probeert te verdienen aan de verkoop van armbandjes, sjaaltjes, trommels, zonnebrillen, enz., zoals dat ook op de rastro, de rommelmarkt op zondagochtend het geval is. Tot een tijdje terug waren kraampjes en zo op de boulevard was helemaal verboden, maar waarom zou je het niet toestaan op bijv. de zaterdagen, als de stad zijn best doet zijn “playa viva” te promoten. Echter, de zaterdag was nauwelijks vergeven aan de verkopers of ze pakten er ook de zondag bij, vervolgens zonder pardon ook de vrijdag en nu, binnen een maand, zetten ze hun waar al op de donderdag in de schijnwerper.
         Op de verschillende plekken, waar allerlei zitbanken staan, waarop bejaarden als ik horen plaats te nemen om met elkaar over het weer te praten, staan dus tegenwoordig mensen van allerlei pluimage met hun snuisterijen. Wij als Palmezen zijn onze plaats kwijt aan het raken en dat kan natuurlijk niet. Het akeligste vind ik een groep Afrikanen, negerinnen, op het plein bij de Tomas Miller. Die groep heeft daar in no time een flink stuk van het terras afgesnoept en kijkt ook nog enigszins bescheten uit zijn ogen. Zij zijn degenen die begonnen zijn met steeds meer dagen hun plek te claimen (overigens onder leiding van een Oost-Europeaan). Wordt het niet tijd dat hun kramen  en die van hun vele collega’s, weer tot de juiste proportie worden teruggebracht? Misschien moet ik er de politie, die hier aan de boulevard voortdurend present is, eens op wijzen, bij voorkeur op een donderdag.

         Vrijdagochtend liep ik over de boulevard op weg naar de overdekte markt aan de puntilla en wie kwam ik daar tegen, met zijn vrouw nog wel? De man van wie ik op die markt vaak gekookte ham en overrijpe oude kaas had gekocht, allebei erg lekker bij hem. Het verbaasde mij eerder dat zijn winkel al weer een tijdje dicht was. Had hij een lange vakantie genomen? Was er een ernstige ziekte bij hem geconstateerd? Nu bleek dat de man gewoon “alive and kicking” was, maar met pensioen. Zijn winkeltje op de markt wordt nu gerund door een aanmerkelijk jonger iemand, toch weer een man, met min of meer dezelfde eetwaren.
         Op weg naar de markt vond ik het bepaald druk bij de Belén De Arena, de kerststal van zand. Dat kwam, omdat diverse scholen uit de buurt besloten hadden dat de ochtend van vrijdag 16 december het moment was om er een kijkje te nemen. Het was een komen en gaan van hele horden kinderen, tussen de twee soldatenkoppen door op weg naar de ezel en de os en weer terug langs de andere kant. Als ik er hier één mag noemen: een hele club jongens en meisjes had zich als kerstman en kerstvrouw, waarom niet, uitgedost, maar zonder baard, en kwam net uitgelaten terug op de boulevard bij de Boom. De bijbehorende leidsters en leiders hadden allemaal een t-shirt aan, waarop de naam van de school vermeld stond: “Colegio Sacrado Corazón”, Heilig Hart School. Voor de mensen uit Maastricht: vroeger hoorde daar een Koepelkerk bij,  “La Iglesia Con Cúpula” (of is het “Iglesia Redonda”?).

         Vrijdag 16 december mocht ik pas om 5 uur ‘s middags het vliegtuig in. Het werd zelfs 6 uur, omdat een medepassagier voor Düsseldorf in de vertrekhal ziek was geworden, maar zijn koffer was wel al in het vliegtuig beland. Die koffer moest er dus “om veiligheidsreden”  eerst uit, voordat we mochten vertrekken. Dat klusje bleek maar liefst een half uur in beslag te nemen. Eerst was een kwartiertje in de kofferruimte rondgeneusd door één mannetje, maar die ving bot, waarop alle koffers uit het vliegtuig werden gehaald en daarna weer een voor een erin gezet, behalve dan die ene. Een en ander leidde ertoe dat ik in plaats van om half 11 pas om even over 11 in Düsseldorf landde, toen mijn koffer nog moest zien te vinden en uiteindelijk met Trudie pas om kwart over 1 in de WPstraat arriveerde. (In Canarische tijd was het nog kwart over 12, dus het euvel viel voor mij wel mee, voor Trudie niet.)

         Zondagmiddag kreeg ik de kans om naar een video te kijken van Arnold S. Relman. Deze dokter en voormalige editor van de New England Journal Of Medicine vindt oprecht dat het Amerikaanse gezondheidssysteem op de schop moet. Daarover heeft hij recent ook een boek geschreven. In dat kader werd hij geïnterviewd door decaan van de juridische faculteit van Harvard, een dikzak die er een aardige show van maakte.
         De gezondheidszorg is de V.S. is veel te duur, vindt Relman, en tientallen miljoenen mensen zijn helemaal niet of zwaar onderverzekerd. Dat komt, omdat men er een “zakelijke bedoeling” van gemaakt, waarin niet langer de beste zorg voorop staat, maar zo veel mogelijk geld verdienen. Steeds meer zijn mensen hebben zich intussen privé verzekerd, niet via een of ander MediCare systeem. En er zit een gigantische overhead op; klanten betalen  wel zo’n 20% extra om de kas van mensen te spekken, managers, die met de zorg zelf weinig van doen hebben. Het probleem los je volgens Relman niet op door de patiënt/consument er meer bij te betrekken en van daaruit het systeem te veranderen, maar door direct aan de kant van de zorgverleners in te grijpen. Laat dokters ophouden met vooral hun inkomen te willen vergroten. Geef ze een goed salaris en laat ze het werk in doen, waarin ze geschoold zijn: patiënten helpen. De overheadkosten kunnen gemakkelijk terug naar zo’n 3% en dat is heel veel minder geld.
         Ik heb begin november in Amerika het boek van Relman besteld: “A Second Opinion. Rescuing America’s Health Care”, waarin hij zijn ideeën uiteenzet. Ik kocht het tweedehands bij Amazon en dus duurt het kennelijk heel lang voordat het mij bereikt. Half december was het nog steeds niet gearriveerd in Las Palmas. Als het er binnenkort wel is, ga ik het nog eens doornemen.

         De afgelopen dagen zijn vooral dagen dat ik een bezoek heb gebracht aan het ziekenhuis en mijn tandarts. Ik ben nog onder de levenden. En het waren de dagen dat ik bij Trudie thuis at met Bölke, de intussen jarige Damaris, Marcel en Arno en met Trudie en Marij bij Rim, Desiree en Tristan thuis. Vanaf vanmiddag krijg ik Lux en Eva op bezoek en even later ook Jan Willem. Zaterdagavond verzorgt Trudie een kerstdiner vanuit mijn  nieuwe keuken, met ook Marion en Marc op de presentielijst. Vanaf maandag is het nog even feesten bij Peter en Nelly Abels in de Ardennen, met Rocky erbij, vervolgens bij Marij thuis voor de “friet met zoervleis” met nogmaals Rim, Desiree en Tristan en in Herkenbosch bij Johnny en Ans. Alleen de zondagmiddag en -avond en de donderdag heb ik nog rust; Trudie is dan met o.a. Math en haar Renske in de weer. Vrijdagmorgen vertrek ik in alle vroegte terug richting Las Palmas, waar het inderdaad nu zo’n kleine 20 graden warmer is.
         Mag ik het daarbij laten graag? Ontzie de boom de komende dagen, die staat er niet bij voor jullie, maar jullie zijn er voor hem. En laat de herdertjes bij nachte in het veld liggen, er is al genoeg vuurwerk. Ik wens jullie zonder uitzondering “felices fiestas” en “’ne goje roetsj”. We zien elkaar weer in 2012, waarschijnlijk op de verjaardag van Greetje, 3 januari. Tot ziens, hasta luego, PaulK.  

        
BOEKENBIJLAGE

         Toen ik bijna anderhalve week terug in Las Palmas een nieuw boek uit een van mijn twee grote boekenlades moest halen, dacht ik: “Laat ik maar een kleintje nemen. Dat heb ik wel uit voordat ik afreis,” En zo kwam ik terecht bij “Spionage tegen wil en dank” (in het Engels: “A kind of anger”) van Eric Ambler. Het is een Brunapocket uit 1965, spelend vooral in en om Nice.
         Journalist Piet Maas (‘nen Hollender) van World Reporter wordt er door zijn chef Sy Logan in Parijs en diens Amerikaanse baas Cust op uitgestuurd om ene Lucia Bernardi te zoeken en te interviewen. Zij was de vriendin van de onlangs vermoorde Iraakse kolonel Ahmed Arbil; op het nippertje wist zij toen, ook nog met medeneming van een koffer geheime documenten, te ontkomen. Piet Maas weet haar inderdaad in de buurt van Nice te ontdekken en blijkt het goed met haar te kunnen vinden. Er zijn drie partijen bovenmatig in de koffer geïnteresseerd: de groep koerden genaamd Dagh waarmee de kolonel zich verwant voelde, de Iraakse overheid in de persoon van generaal Farisi en een Italiaanse groep die het vooral om de olie in het gebied van de koerden te doen is. Lucia en Piet besluiten om de papieren aan meer dan een partij te verkopen, zich dan bij de politie te melden, waarna ze nog lang en gelukkig zullen leven. Ene Patrick Chase helpt hen bij de zwendel, maar besluit zich hiervoor wel royaal te laten betalen.
         De laatste 50 bladzijden van de 220 las ik in het vliegtuig naar Düsseldorf en tevreden deed ik het boek daarna terug in mijn handbagage. Eric Ambler zie ik als een mooie voorloper van de huidige thrillergeneratie en dit boek past daar aardig in. Het is nogal spannend en vooral heel onderhoudend. Het gaat in Maastricht terug mijn moordkast in met een 7+, met (iets) meer dan een ruime voldoende!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten