dinsdag 22 december 2015

Weblogbrief 11.09, 22 december 2915

Weblogbrief 11.09, 22 december 2015`

Qué tal estáis, pastores compañeros de Holanda. Het loopt tegen kerstmis, para Navidad, en ik krijg een Maastrichts kerstliedje moeilijk uit mijn hoofd: “De herdertjes lagen bij nachte, zij lagen bij nacht’ in het veld, toen hoorden zij engeltjes zingen: Geef miech nog ’n dröpke. Nei Merie, de krijgs geint mie”.
Ik weet het, sommigen van jullie hebben nog het nodige uitgesteld werk te verrichten, dat wel nog af moet komen voordat je een weekje of zo van je rust kunt genieten. Daarbij zijn er – ook hier – momenteel de diverse borrels om het jaar uit te zwaaien; ook daar worden jullie verondersteld heen te gaan. En dan, of dat niet genoeg is, moeten jullie mij nog dulden, maar ik heb, alweer, best een aardige brief voor jullie geconcipieerd. Hier is-t-ie.

Laat ik deze keer beginnen met Coca Cola een veer in zijn kont te steken. Kerstmis is, dat weten we, al lang verworden van een heilig feest tot een schranspartij waar ze in de derde wereld zoals in Palestina nog wat van kunnen leren. En toch, op de een of andere manier komt dan toch ook de firma van het bruine goedje weer om de hoek. Afgelopen woensdagmiddag – ik zat in de bus – zag ik een grote advertentie van Coca Cola: een ouderwets colaflesje met daarnaast groot een al even ouderwetse kerstman. Erbij stond geschreven: “Haz feliz a alguien”, maak eens iemand gelukkig. Ik vind hem best leuk.
Willen jullie er nog een als binnenkomer? Vlakbij Meso y López, op de hoek van de Presidente Alvear en de Montevideo is een winkel die spullen verkoopt voor mensen die slecht ter been zijn. Hij heet “ORTOPEDIA”, waarbij in plaats van een P twee benen in een P-vorm staan afgebeeld. Misschien heb ik jullie al eens op de zaak gewezen in een eerdere brief; dat weet ik niet meer zo zeker. Maar nu zag ik dat op het raam een grote advertentie was geplakt met als opschrift: “¡QUIERO BAILAR!”, ik wil best (met je?) dansen. Ernaast was een foto van een model, tevens bekende danseres afgebeeld. In de winkel kon ik een o.a. looprek kopen, aangepaste schoenen en zo waar ook een zwembandkussen (voor als het lopen me te veel werd en ik even wou gaan zitten op mijn rimpelige achterste?).

Als ik aan looprekken en dergelijke denk, heb ik een probleem. Hoe heten die karretjes ook al weer die plenty bejaarden in Nederland voor zich uit slepen, met een volgens mij iets te lage handgreep? Waar je ook op kunt gaan zitten, als je even moe gelopen bent? En die ook voor het vervoeren van enige boodschappen best een handig hulpmiddel bij het sjouwen zijn?Hier horen die dingen overigens veel minder bij het straatbeeld en als ik er al een zie met een bejaarde erachter, is dat meestal een toerist, denk ik. Maar op de naam kan ik even niet komen, hoe heet het voertuig? Een looprek is een “andaderas”, een winkelwagentje een “carrito”, een rolstoel een “silla de ruedas” en dan is er nog de benenwagen, de “coche de San Fernando”. Echter, het woord voor het voertuig dat ik bedoel,weet ik niet meer, in het Nederlands niet, laat staan dat ik de Spaanse versie kan opzoeken.
Op mijn zaterdagmiddag heb ik er bij Juli thuis een aantal mensen naar gevraagd wat het Spaanse woord was. Men kwam na enige moeite op het woord “carricoche”, maar dat is volgens mijn woordenboek meer een kinderwagen. Daar zie ik me binnenkort nog niet achter lopen. Is dit het begin van verkindsen, dat ik er niet op kan komen?

Dat brengt mij overigens op een ander, moeilijker onderwerp. Als ik in mijn eentje de opleiding tot dokter vorm zou moeten geven, zou ik dan in het begin, het theoretische deel, allerlei basisvakken gaan aanprijzen of de studenten min of meer direct in het diepe van de ziekteleer willen gooien. Ik ben uiteraard veel meer gecharmeerd van een opleiding die vooral op deziekteleer veel nadruk legt. (In de Maastrichtse opleiding heeft men daar als eerste in Nederland, denk ik, voor gekozen, maar nog veel te weinig.)
Tegelijkertijd vraag ik me in toenemende mate af of al dat geplus en gemin met vakken als anatomie, biochemie, embryologie, farmacologie, histologie en dergelijke niet veel minder kan. Met enige reserve vind ik dat zelfs gelden voor fysiologie, zelfs pathofysiologie. Wij zouden ons veel meer moeten verlaten op de uitkomsten van klinische experimenten. Wat werkt en wat stelt teleur en hoe zijn de bijwerkingen? Het oeverloze gezoek naar werkingsmechanismen om effectiviteit te onderstrepen, zelfs te verklaren, mag wat mij betreft (grotendeels) ophouden. Ik denk bovendien dat die, voor zover het geneeskunde betreft, ook weinig bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek. Welke huisarts wil nou precies weten hoe iets biochemisch in elkaar steekt, bij Balb-C muizen of Whister-ratten. Waarom zou een internist de precieze farmacologie van een NSAID of SSRI moeten kennen, Zou hij of zij niet beter af zijn, als hij beter geïnstrueerd wordt over de werkzaamheid en bijwerkingen van deze geneesmiddelen, aan de hand van niet door de industrie gecontroleerde experimenten.
Vandaag de dag viert in de meeste klinische vakken nog steeds het werkingsmechanisme hoogtij. Ik zou die zienswijze graag eens onder het vergrootglas willen leggen. Vooral in snijdende vakken zoals de verschillende chirurgieën, orthopedie, neurochirurgie en dergelijke ontbreekt het nog grotendeels aan goede gecontroleerde experimenten. Erachter zit dat men vindt dat goed klinisch onderzoek op die terreinen “onethisch” zouden zijn. Het gevolg daarvan is dat m. i. heel veel ineffectieve therapieën worden gegeven, met soms de akeligste bijwerkingen.
Voorbeeld: kijk eens naar wat de diverse trials van de laatste 25 jaar bij fysiotherapie en aanverwante disciplines hebben opgeleverd. Daaruit blijkt dat de hele bups eigenlijk maar weinig voorstelt. Of dat tot consequenties voor de gezondheidszorg heeft geleid, is weer een anderchapiter. In ander verband denk ik ook aan allerlei psychiatrische behandelingen, los van de medicatie. Ook daar is het “notdone” om bijv. een nieuwe behandeling te vergelijken met een bestaande of een nepbehandeling, onder gelijkwaardige omstandigheden.

Uitstel van executie is iets dat ik liever niet doe, zeker niet als het over muziek luisteren gaat. Daarom haast ik me om mijn eerste artiest van de week bij jullie aan te kondigen. In de popmuziek kennen jullie best een aantal gitaristen die zonder erbij te zingen, toch naam hebben gemaakt. Willen jullie voorbeelden? Dan noem ik hier Duane Eddy in Amerika, Hank Marvin in Engeland, Paco de Lucia in Spanje, Django Reinhardt in Frankrijk en ga zo maar door.
Carlos Paredes is een virtuoos op de gitaar uit Portugal. Van hem heb ik twee Cd’s, “O Melhor de Carlos Paredes” uit 1998 en “A Voz Da Guitarra” uit 2010. Moet ik kiezen? Echter, het gaat om nogal grote hoeveelheden nummers en er is enige overlap. Laat ik eens kiezen voor de negen nummers die op allebei de Cd’s staan; dat moeten wel haast heel aardige nummers zijn. Hier komen ze:
01.Raíz
02.Variaçoes em ré maior
03.Dança
04.Cançao verdes años
05.Movimento perpétuo
06.Mudas a vida – tema
07.O fantoche
08.Sede y morte
09.Dança dios camponeses
Het getokkel van Carlos Paredes op zijn gitaar heeft meer weg van klassieke muziek, vind ik, dan van Dick Dale of een van de Ventures. En het staat ver af van de beat van jazzgitaristen, komt dichter bij het werk van flamencogitaristen dan wel begeleiders van fadoartiesten. Ik heb niet veel op met klassieke muziek, maar wat mooi is, dient als zodanig ook benoemd te worden.

In de maanden voor kerstmis en nieuwjaar kun je hier aan diverse stalletjes geroosterde tamme kastanjes kopen. Als ik op een bank zit bij El Corte Inglés, Las Arenas of bij de kerststal van zand, zie ik mensen met een puntzakje op schoot die zich de kastanjes laten smaken. De bruinzwarte schillen worden hier overigens niet op straat gegooid; die doet men braaf terug in het puntzakje dat op het einde in een vuilnisbak gedeponeerd wordt. Uniek is het bepaald niet. Ik herinner me dat ik bijv. in Luik bij herhaling hetzelfde fenomeen voor de kerst heb meegemaakt. Trudie heb ik daar wel vaker een plezier gedaan met een zakje voor haar te kopen. Zou ze in Praag met Nellie ook geroosterde kastanjes hebben gegeten?
Waarom hebben we dat in Maastricht niet? Of ben ik hopeloos achter en is het ook daar al lang een goed lopende nering in deze tijd van het jaar.

Net als mijn broer Harry ben ik van mening dat de punkbeweging rond 1980 maar weinig goeds aan muziek heeft opgeleverd. De Sex Pistols vond en vind ik belachelijk; de enige Cd die ik van ze had, heb ik zelfs gedeletet. Echter, vreemd genoeg heb ik ook helemaal niets meer van bijv. de Ramones, terwijl hun zwarte T-shirts het hier bij de incrowd op de boulevard toch goed doen. Vooral de Talking Heads met David Byrne heb ik altijd andere koek gevonden, maar is dat eigenlijk wel punk? Waar de verzameling Cd’s gebleven is die ik van die groep had, god mag het weten. Ik neem aan dat die verloren is gegaan, toen destijds mijn beide harde schijven tegelijkertijd crashten. Ik heb nog maat twee nummers van ze: “Psychokiller” en “Road to nowhere”. Die twee, van verzamelcd’s, koester ik en hun belangrijkste muziek moet ik toch weer ergens vandaan gaan halen.

Om in het Portugal van de fado te blijven, zelfs de amuzikaalste onder jullie, mijn volgers, weten waarschijnlijk wel dat Amalia Rodrigues iets met deze muziek van doen heeft. De melancholische liedjes uit Lissabon en Coimbra zijn intussen de hele wereld overgegaan, met Amalia aan kop. Wie kent niet “Uma Casa Portuguesa”? Ik heb op mijn computer een heel legertje fado-artiesten dat ik jullie kan voorzetten. Hier ga ik alvast eentje van die in het zonnetje zetten: Celeste Rodrigues.
Ray Davies liet zijn broer Dave bij de Kinks drummen, Mick Jagger hielp zijn broer Chris om een Cd te maken, Steve Earle was blij, toen zijn zus Stacey in 1998 de Cd “Simply Gearle” bij elkaar zong en wie kent de ijver van Caterina Valente niet om haar klarinet spelende broer Silvio Francesco mee te laten doen. Misschien zit muziek een beetje “in de familie”. Amalia Rodrigues, geboren in 1920, had een drie jaar jongere zus, Celeste, die desgevraagd best ook een fado uit haar keel kreeg. Van haar heb ik één Cd, uitgebracht in 2007. Ze heet kortweg “Fado”. Hier komen de nummers:
01.Ja era tarde
02.Noite na Moreira
03.Trova fatal
04.Meu nome baila no vento
05.Meia noite e uma guitarra
06.Meus olhos
07.Longa re a noite
08.Entrei na a vida a cantar
09.Limao
10.Fado celeste (sic!)
11.Despir a noite
12.Vira a minha rua
13.Ouvi dizer que me encuenceste
14.Esta Lisboa
15.Trago na vozs o vento
Als ik ergens in de bovenstaande Portugese opsomming een schuiver heb gemaakt, moeten jullie me dat maar niet kwalijk nemen. Ondergetekende doet zijn best - meer kunnen jullie niet verlangen. En toch, het woord “noite”heb ik alle vier keren goed overschreven.
Ik vind intussen Celeste niet zo wonderbaar als haar zus Amalia, maar wel goed genoeg om een aantal keren naar te luisteren. Ook bij haar, net als bij Carlos Paredes, geldt dat ik geen echte favorieten tussen haar nummers kan ontdekken, maar ze me wel aangenaam klinkt. En een nummer met de titel “Fado Amalia” heb ik niet, maar “Fado Celeste” intussen wel, de lichtblauwe fado, of is het die van Celeste Rodrigues?

Ander onderwerp: levervlekken. Ik weet het: op mijn leeftijd gaan werimpelen, vooral in gezicht en nek, maar ook op andere plaatsen zoals je buik en je handen. In de medische handboeken lees ik dat oudere mensen levervlekken krijgen op hun handrug, “liver spots” in het Engels, “lunares” in het Spaans. Ik ben intussen 69, maar kan bij mij daar nog niet veel rimpels ontdekken, laat staan levervlekken. Kijk ik naar anderen om me heen, in Maastricht en hier, dan mag ik constateren dat levervlekken op mijn leeftijd veel minder vaak voorkomen dan in de boeken staat. Waarom zou mijn of jullie huid leverkleurig worden, en dan met name de huid op de rug van onze handen, als we oud worden? Geldt die verkleuring ook voor onze voetruggen? Zit daar een verhaal achter; hoe ontstaan die levervlekken eigenlijk? En als ze bij sommige leeftijd al op jongere leeftijd ontstaan, is dat een teken dat het einde in zicht is? Niettemin, vooralsnog reken ik het hele idee van leverachtige verkleuringen tot de overdrijvingen, waarmee de standaard geneeskunde m.i. nog altijd vol zit.
(En laat ik dan maar in een moeite het voelen van je “pols” noemen. Dat lijkt heel eenvoudig, maar - het zal wel aan mij liggen - mijn “pols” in mijn pols is moeilijk tot niet te voelen, beweert deze jongen. Ben ik de grote uitzondering op de regel? Of is ook dat een onderwerp waarop best eens een jong iemand een proefschrift over mag schrijven?)

Eerder heb ik jullie verteld dat ik zou gaan eten met Lorena, op 19 november, maar dat ze me de avond ervoor af sms’te. Terzijde, met het woord sms’en heb ik moeite, in het Nederlands en ook hier. Ook hier zeg je volgens mijn woordenboek “enviar SMS”, wel met hoofdletters, maar als ik het om me heen vraag, geloof ik dat het geen gangbare manier van zeggen meer is. Hoe dan ook, afgelopen vrijdag sprak ik met Lorena af dat we samen vanuit mijn straat op zaterdagmiddag om 2 uur naar Juli zouden lopen om daar te gaan eten. Uiteraard zat ik ietsje te vroeg al op de bank tegenover mijn flat, maar geen Lorena, ook niet om kwart over 2. Ik belde haar maar eens en toen bleek dat ze zich ziek voelde en daarom niet mee kon komen. Vraag: gaat het wel goed met haar?
Dus ging ik in mijn eentje op weg naar Juli, die een aardig appartement heeft tussen El Corte Inglés en plaza Farray. Mij was vooraf gevraagd om enig bier mee te nemen. Bij mijn Spar kocht ik een 33 cl blikje van alle soorten bier die ik kon vinden. Ik kwam tot veertien stuks en die sjouwde ik monter met me mee naar de Ruiz de Alda, waar hij woont. Ik was, zoals steeds bij Juli, niet de enige gast. We waren met zijn twaalven; de meesten kende ik al van eerdere gelegenheden. O.a. trof ik er ook weer eens het koppel Agustino & Nereyda, wiskundige en biologe, en bijv. tandarts Daniele. Daniele nodigde mij uit om met anderen bij haar ouders thuis kerstmis te komen vieren op 24 december, maar dat aanbod heb ik maar afgeslagen. Agustino vertelde mij over zijn werk: hij had al eerder genoeg van zijn werk bij een bank hier, nu stopt hij er in maart mee en gaat nu proberen om een baan als leraar te krijgen. Hij heeft het wel in zich om voor de klas te staan, vind ik. Nereyda is in het eindstadium van haar promotie-onderzoek, begeleid door een Duitse professor uit Keulen. Als er niets akeligs gebeurt, is ze volgend jaar Dr.
Juli zelf is nog steeds de man met wie het goed “vrijgele” is, over van alles. Hij was net terug uit het Amerikaanse Saint Louis en New York en eerlijk is eerlijk, hij kon er boeiend over vertellen. Saint Louis had naar zijn mening de mooiste hortus botanicus ter wereld, vond hij en in New York zou hij best een jaar of zo willen wonen. Desgevraagd vertelde hij me ook dat zijn collega Angela, uit Sardinië, in januari weer naar Las Palmas voor onderzoek komt.
Wat zal ik eens over de maaltijd bij Juli vertellen? We kregen tapas voorgezet, steeds weer nieuwe als toevoeging. De meeste waren van Juli zelf, maar sommige gasten hadden als opdracht gekregen om zelf een schaaltje met tapas mee te nemen. Hier is een rijtje dat ik ’s avonds heb opgeschreven; ik neem aan dat ik dingen vergeten ben. Naast chips (Lays gourmet colour) kwamen (o.a.) de volgende zaken op tafel: een grote vleespastei, een schaal halve eieren in een groenteprut, een kom Japanse sushi met sausjes, een mega Spaanse omelet, twee keer falafel: donkerbruin en groen met een sausje, warme aal met sliertjes en tenslotte ook nog gepaneerde varkenspens. Heb ik ervan gegeten? Meer dan me lief is, helaas. Erbij dronken we spa, wijn en bier en op het einde kreeg ik ook nog een espresso voorgezet. Om 6 uur mocht ik weer naar huis. De helft inclusief Juli zelf, ging door naar de plaza Farray om net te doen of hun uitje net begonnen was. Een memorabele middag!

Bankia, de voormalige bank van de Canarische eilanden, is niet mijn ding, maar hun nieuwste reclame mag er zijn. Men wil dat ik en jullie onze “planes de pensiones” bij de bank kenbaar maken. Ik zie zo vlug drie affiches hangen, met tekeningetjes erbij, maar hier is alleen de tekst. Eentje zegt: Rocky se estenó (ging in première) hace 39 años”, de tweede heeft het over “los emojis” (gekke gezichtjes bij een tekst), die voor het eerst opdoken zo’n twintig jaar geleden en de derde over de voetbaluitslag van Spanje-Malta, 12-1, van 32 jaar geleden. Natuurlijk is Bankia bereid om ons van dienst wil zijn.

Het is intussen zondagmiddag en dus mag ik mijn derde fado-artiest aankondigen. Hij heet Carlos do Carmo en hij heeft twee Cd’s (beter gezegd lp’s) op zijn naam staan: “Un parfum de fado 1” en “Un parfum de fado 6”. De eerste is uit 1977 (de gelijknamige Cd is van 1991) en de tweede van een jaar later (als Cd van 1993). (Terzijde, is het nou “um” of “un”?) Veel meer heeft de man, begrijp ik, niet op de plaat gezet, maar mooi is het even goed. Ik vind alleen nog de lp “Un homem na cidade”, ook uit 1977, maar die kan best een duplicaat zijn van wat ik al heb.Bijv. “Un homem da cidade” is ook het eerste nummer van “Un parfum do fado 1”. Moet ik kiezen welke van de twee platen ik hier laat klinken? Dan ga ik nu een munt opgooien: kop of munt. Raar trouwens, om de achterkant van “kop” “munt” te noemen.
Het is munt geworden, dus hier zijn de elf nummers van “Un parfum de fado 6”:
01.Gaivota
02.Lisboa menina e moça
03.Partir é morir um pouco
04.Bairro alto
05.Por morrer um andorinha
06.Canoas do tejo
07.Andorinhas
08.Vim para o fado
09.Nao se morre de saudade
10.Duas lágrimas de orvalho
11.Os putos
Bij fado-artiesten denk ik altijd het eerste aan dames, met een klokkende stem zal ik maar zeggen, zoals Amalia Rodrigues, Teresa Salgueiro (van Madredeus), Ana Moura, Mísia, Mariza, noem maar op. Niettemin, ik heb intussen ook de nodige muziek van fado-heren in mijn collectie, uiteraard Alfredo Marceneiro, ook het Coimbra Quintet, maar daarnaast bijv. Fernado Machares Soares en Camané. Aan het rijtje mannen voeg ik met plezier Carlos do Carmo toe. Op de zang van de crooner uit “Lieshboa” is niets aan te merken, niet op “el parfum de fado 6”, maar op de andere plaat ook niet. Wat een geluid - ik zou bijna Portugees gaan leren - en dat geldt ook voor de gitaarbegeleiding.

En toen werd het 21 december, winter. Gisterenmorgen zag ik wel nog de kinderen van de school naast mijn deur verstoppertje spelen en priktollen vlak voordat ze om half 9 op school moesten aantreden. De mensen die hun afleveren, zijn een aardige bron van inkomsten voor het café bij mij beneden.
Ik neem aan dat in Maastricht, Amsterdam en Oegstgeest de jeugd wel al vrij heeft, maar daar beginnen de scholen, neem ik aan, weer op maandag 4 januari. Hier in Las Palmas zijn 5 en 6 januari echter feestdagen van jewelste, in verband met Driekoningen. Dus hebben de kinderen die maandag, dinsdag en woensdag nog geen school. Daarom begint de kerstvakantie hier later, waarschijnlijk pas woensdag of donderdag.

In eerdere jaren deed ik wel eens een spelletje in mijn brieven hoeveel eenvoudige rijmwoorden jullie konden bedenken bij een door mij gekozen woord. Voor de variatie doe ik er hier weer eens een: lata, Spaans voor blikje, waarvan ik er veertien kocht bij mijn Spar, op weg naar Juli afgelopen zaterdagmiddag. Als we ons beperken tot echte rijmwoorden van eveneens twee lettergrepen, kunnen jullie er dan veel bedenken?
(Denkpauze)

Ik kom op zeven stuks. Tegen het Nederlandse datum zeggen ze hier wel “data” (maar liever “fecha”), Een “gata” is een poes, bijv. een zwerfkat heet hier een “gata de callejón”. Een struik is in Spanje een “mata”, zoals in “matador”, killer, grapje…. Wat is een beker ijs of een hoorntje zonder “nata”, slagroom (officieel is het “nata batida”). Bij mijn eerdere “gata” hoort ook een “pata”, poot, vier zelfs, net als bij een “rata”, rat. Terzijde, kennen jullie Miriam Makeba’s hit “Pata, pata “ nog, van begin jaren 70? Tegen een boekenwurm zeggen ze hier wel “ratón” (muis) of “rata de biblioteca”. En ten slotte bedenk ik nog “tata”, een koosnaampje voor een vader of opa, ook wel een dienstmeisje, zoals in de zigeuner-zanger Tata Mirando.
Mijn woordenboek geeft nog een drietal. Een “bata”is een kamerjas, doktersjas, bijv. in “bata de baño”, badjas. En een “cata”is een monster, proefje, zoals in “cata de vinos”, wijnproeverij (die had ik moeten weten). En wat is een “grata”, jongens en meisjes? Dat woord komt kennelijk alleen voor in de uitdrukking: “su grata del día …”, uw gewaardeerde brief d.d., nogal formele schrijftaal. “Grato” staat voor aangenaam, maar “gratamente” is het bijwoord van het Spaanse gratis.

Maandagavond ben ik, zoals beloofd, naar mijn bibliotheekje gegaan om jullie en mezelf te kunnen vertellen hoe de verkiezingen van eergisteren zijn afgelopen. “Los Españoles rompen con el bipartidismo” was een kop in Canarias7, de Spanjaarden breken met het twee-partijen-stelsel. De opkomst was deze keer 73%, 4% hoger dan vier jaar terug. Maar sinds zondag zijn er wel vier grote partijen die in het congres (de tweede kamer) de dienst gaan uitmaken: de PP van Mariano Rajoy met 29% (was 45%), de PSOE van Pedro Sánchez met 22% (was 29%), Podemos van Pablo Iglesias met 21% en Ciudadanos van Albert Rivera met 14%. Voor de overige partijen blijft er dan nog zo’n 15% over. Het Spaanse congres telt 350 leden, voorde top vier zijn er nu 123, 90, 69 en 40 zetels. (In een sportkrant was het nog ietsje anders: 121, 92, 60 en 40, ik denk dat dat komt door het gedoe met restzetels). Het is de commentatoren en mij nog onduidelijk wie er nou met wie een regering gaat vormen. Het eerste woord is aan Rajoy, die afgelopen week al zei dat hij best samen met de PSOE wil regeren, maar dan wel zonder Pedro Sánchez. De PSOE voelt daar uiteraard helemaal niets voor.

En dan denk je op de vroege dinsdagmorgen dat het leven zijn gangetje gaat, komen er enkele grote vrachtwagens van “Parques y Jardines” mijn stuk straat ingereden met de nodige know-how aan boord. Even later wordt de palmboom voor mijn deur omgezaagd. Er staan een aantal mensen van “vuelve y latir” plus nieuwsgierige toeschouwers op afstand te kijken, er zijn ook enkele mensen om de boom met een touw de goede kant op te trekken (niet op mijn balkon af), maar de man die de zaag hanteert, is in enkele minuten klaar met zijn arbeid: daar gaat-ie, om vijf voor half 9 ’s ochtends. De boom zou van binnen rotte plekken vertonen. En ik heb vanaf nu een veel groter uitzicht en op zijn tijd palmbladen kortwieken is er niet meer bij.
Even later komt een andere vrachtwagen aan, meer een busje, met twee nieuwe deskundigen die in een tent voor de deur iets gaan doen. Wat, zal me pas later duidelijk worden. Ik kom erop terug in mijn kersttoespraak.

Daarmee zuig ik wel een puntje aan deze brief, doe hem vanmiddag in een elektronische envelop en stuur hem naar jullie op. Wanneer mijn volgende komt, is nog onzeker. In de periode Kerstmis, Nieuwjaar en Driekoningen zijn de meeste overheidsgebouwen dicht, ook de universiteit begrijp ik. Als ik dus op bijv. 29 december en/of 4 januari een nieuwe weblogbrief wil versturen, ben ik van particuliere medewerking afhankelijk, want zelf heb ik thuis geen internet hier. Ik zal mijn best doen om iemand te charteren en anders krijgen jullie na Driekoningen ineens een rijtje brieven te verstouwen.
Mijn advies voor de kerstmaaltijd: koop een stuk os of ezel en maak daar een sappig gebraad van. Zet dat vervolgens op tafel op 25 december ’s middags (hier 24 december ’s avonds) als alternatief voor een maaltijd van schapenvlees. En zet op de boom eens een euro in plaats van een piek. Het ga jullie goed dezer dagen en tot in de gloria maar weer, hasta la gloria, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Bij lezing van mijn eerste boek van deze week valt mij weer eens op hoe moeilijk ik het heb met de verschillende Amerikaanse steden uit elkaar te houden. Mocht iemand me een kerstcadeautje willen kopen – ik bedoel het alleen theoretisch, dan zou een grote kaart van Noord Amerika mij welkom zijn.
Al jaren heb ik iets met Ken Follett. Ik vind hem een eikel, niet om aan te zien, maar hij kan mij als geen ander meenemen in een verhaal. Zijn boeken worden intussen steeds dikker, voor 1000 bladzijden gaat de man niet meer uit de weg. Hier in Las Palmas is hij mateloos populair, veel populairder dan in Nederland vandaag de dag.
Zijn boek “The third twin” is van 1996 en speelt zich af in het stukje V.S. tussen Washington D.C. en Philadelphia. Volgens mij is de autoweg die de twee plaatsen verbindt, de I 95 denk ik, niet veel meer dan zo’n 200 km lang, de afstand Maastricht-Amsterdam. Ietsje verder dan Philadelphia, naar het noordoosten, ligt New York.Tussen Washington en Philadelphia in, iets dichter bij Washington dan bij Philadelphia, ligt Baltimore, de plek van het leeuwendeel van Ken Follett’s verhaal.
Hoofdpersoon is een jonge psychologe, Jeannie Ferrami, 29 jaar, die sinds een maand als wetenschappelijk medewerkster op de Jones Falls universiteit werkt. Naast les geven doet ze onderzoek naar identieke tweelingen die bij verschillende ouders opgroeien en van wie de een crimineel wordt en de ander niet. Haar baas is Berrington Jones, de 59-jarige universiteitsprofessor en tevens mede-eigenaar van bedrijf Genetico, samen met embryoloog Preston Brack en destijds CIA, nu senator Jim Proust. Begin jaren 70 begonnen zij gedrieën het bedrijf, maar zorgden toen niet alleen voor kinderen, tweelingen of zelfs “drie tweelingkinderen” via in vitro fertilisatie bij vrouwen die moeilijk zwanger werden, maar waren stiekem ook verwikkeld in het maken van een aantal klonen. De klonen zijn nu allemaal 22 jaar.
Een onderzoeksassistente, Lisa Horton, van Jeannie wordt verkracht door een van hen, nadat die eerst in de kleedkamers brand heeft gesticht. Zelf wordt Jeannie verliefd op een andere, volkomen identieke kloon, Steve Logan, die wel een normale indruk maakt. Vanaf dat moment doen de drie mensen van Genetico, die op het punt staan er schatrijk mee te worden, er alles aan om haar het leven zo zuur mogelijk te maken. Jeannie wordt op de universiteit op staande voet ontslagen wegens “onethisch gedrag” en de drie doen er alles aan om haar het contact leggen met de identieke jongeren onmogelijk te maken. Lukt het Jeannie om Genetico te trotseren en o.a. haar baas bij psychologie te ontmaskeren?
Zoon Harvey van Berrington Jones heeft met zijn vader een spelletje. Als de een” See you sooner, montezuma” zegt, antwoordt de ander niet “In an hour, Eisenhower” of iets anders, hij zegt steevast: “In a flash, succotash”. Voor wie het niet weet (zoals ik): succotash is een gerecht van gekookte maïs en limabonen.
Laat ik het maar toegeven: ik vind “The third twin”een fantastisch goed boek. De titel alleen al sprak me destijds erg aan, hoewel die bij nader inzien iets onbeholpens blijkt te hebben. Niettemin: Ken Follett heeft mij met “The third twin” iets heel spannends voorgeschoteld, dat daarbij hoogst actueel is met alle aandacht van tegenwoordig voor celbiologie, genomen en genetische manipulatie. Het boek gaat met een volle 9 als recensiecijfer terug de kast in, terug naar Maastricht. Ik beloof jullie tevens dat Ken Follett, na o.a. dit boek, nog lang niet van mij af is.

Gaan we naar mijn tweede boek: “In a dry season” uit 1999, van Peter Robinson, van wie ik hier eerder een paar boeken besprak. De titel komt uit een gedicht van T.S.Elliot: “Thoughts of a dry brain in a dry season”, ik neem aan dat hij daar de zomer mee bedoelt. De plaats van handeling is vooral een dorp van niks in de Yorkshire Dales, vlakbij Harkside met Leeds als grote stad in de buurt.
Laat ik Alan Banks en Gwen Shakleton tot hoofdpersonen bombarderen. Banks (meestal zonder voornaam) is een DCI bij de recherche, een beetje op zijn retour, die een moord van ongeveer vijftig jaar eerder (WOII?) moet onderzoeken. Hij krijgt daarbij hulp, zelfs meer dan dat, van vooral DS Annie Cabbot. Onder de grond wordt een geraamte van een jonge vrouw gevonden. Waarschijnlijk betreft het Gloria Stringer, die destijds gewurgd zou zijn en daarna nog eens met messteken bewerkt.
Gloria, oorspronkelijk uit Londen, is in 1941 in het plaatsje komen opdagen, waar ze als schoonmaakster gaat werken. Ze is knap en als 19-jarige trouwt ze met Matthew Shackleton. Die gaat daarna voor Engeland tegen de Jappen in Oost-Azië gaan vechten. Hij verdwijnt daar “van de radar”, iedereen denkt dat hij dood is, maar in 1945 komt hij, zwaar gehavend, toch weer opdagen. Zijn zus Gwen, een vriendin van Gloria, probeert hem dan samen met Gloria op te kalefateren, maar met weinig succes. Gwen runt het plaatselijke boodschappenwinkeltje, waar o.a. schilder Michael Stanhope vaste klant is. In de jaren dat Matthew als vermist (dood?) staat opgegeven, gaan Gloria en Gwen nogal eens dansen in Harkside, met hun vriendinnen Cynthia, Alice en Betty. In de dansgelegenheden komen veel Amerikanen komen vanwege hun vliegbasis Rowan Woods in de buurt, mensen zoals Billy Joe, PX (Edgar), Brad en Charlie. Gloria krijgt verkering met Billy Joe, later Brad en Gwen met Charlie, maar die komt om tijdens een vliegmissie. PX, geen vliegenier, maar foeragist, is er om de dames geregeld van Amerikaanse lekkernijen, sigaretten en kousen te voorzien. Gwen denkt dat de zwaar psychiatrische Matthew waarschijnlijk de moord op Gloria gepleegd heeft.
In het heden is Gwen nu Vivian Elmsley (Vivian is haar tweede voornaam, Elmsley de achternaam van haar moeder), een heel bekende thrillerschrijfster van 75. De meeste andere personen van ruim vijftig jaar eerder zijn intussen dood of stokoud. Banks en Cabbot hebben er bijna 450 bladzijden lang heel moeilijk mee om een eventuele dader van destijds nog op te sporen.
Dan is hier mijn mening over Peter Robinson’s boek: ik vind het, alweer, prachtig. In een dag of drie had ik het helemaal uit, van voor tot achter, en dacht: zo’n boek zou ik ook best eens willen schrijven. (Alleen, dat zal me nooit van zijn leven lukken, denk ik.)Volgens de blurb (flaptekst in het Engels) hebben we van doen met een “powerful, insightful, evocative, and searingly suspencefulnovel of past crimes and present evil”. Daar heb ik weinig of niets aan toe te voegen, “In as dry season” is ongemeen spannend; jullie moeten het eigenlijk zelf lezen. Ik geef er een 8½ voor als recensiecijfer, heel goed, en Peter Robinson is nog steeds niet van me af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten