woensdag 13 april 2016

Weblñogbrief 11.28, 13 april 2016

Weblogbrief 11.28, 13 april 2016

“¡Queridos partidarios y adversarios!”, beste mede- en tegenstanders, het is alweer “goonsdag” en dus is hier mijn 28ste brief van deze winter. Hierna hebben jullie er nog maar twee te gaan, dus ga er maar eens goed voor zitten. Ik zal me deze keer extra inzetten om er iets van te maken.
Laat ik dit uitgebreide weekend eens beginnen met een muziekje op te zetten. Vorig weekend was ik bij Noé in Santa Cruz (de Tenerife) en wat heeft die man, eigenlijk jongen nog (38, Eva is ouder), een andere smaak dan ik, wat muziek betreft. In zijn auto in het noorden van het eiland liet hij mij allerlei jazzmuzikanten horen en moest ik van hem raden wie het waren. Een drama! Bill Withers kende ik nog wel, maar Ed Motta? Na enig gezoek kwam ik ook nog op Al Jarreau, maar bij de volgende ging ik alweer de mist in. George Benson! Dat bleek een van Noé’s favoriete jazzgitaristen te zijn en dat de zwarte man, intussen 73 jaar, ook nog kan zingen, is volgens hem mooi meegenomen. Hij heeft intussen een veertigtal albums op zijn naam staan, zijn eerste is van 1964 (“The new boss guitar”) en de laatste twee zijn het instrumentale “Guitar man” in 2011 en “A tribute to Nat King Cole” in 2013. In allmusic worden ze hogelijk gewaardeerd.
Van Noé - een Spotify aanhanger, dus Cd-muziek heeft hij nauwelijks - heb ik maar een handje nummers van George Benson die hij op mijn MP3-speler kan zetten. Twee nummers van hem staan ook op een verzamel-cd van mij, “Give me the night” en “The masquerade”, maar daarnaast krijg ik als toevoeging “Beyond the sea”, “California dreamin’”, Más que nada” (met Al Jarreau), “Sunny” en “Take five”. Hier zijn de zestien nummers van “The GB Collection”:
01.Take yourlovearound
02.Love all the hurt away
03.Give me the night
04.Never give up on a goodthing
05.On Broadway
06.White rabbit
07.Themasquerade
08.Love ballad
09.Nature boy
10.Last train toClarksville
11.Livin’ inside your love
12.Here comes the sun
13.Breezin’
14.Moody’s mood
15.We got the love
16.The greatest love of all
Er zit nogal wat “love” in de titels, om precies te zijn in zes van de zestien titels; is dat niet wat veel van het goede? Helemaal mijn man is die George Benson niet en op zijn hit “Give me the night” ben ik intussen een beetje uitgekeken. Echt de moeite waard op mijn Cd vind ik vooral “Never give up on a good thing”, “On Broadway” en “Breezin’”. Bij de toegevoegde nummers van Noé zie ik meer aardige muziek zitten: “California dreamin’” en (een beetje) “Take five”, allebei instrumentaal. Het beste nummer voor mij is “The masquerade”, niet in de versie op mijn eigen Cd, maar in Noé’s lange versie, die ruim acht minuten duurt, met op het einde eersteklas gitaarklanken.

Op de universiteit de afgelopen vrijdag blijkt dat op een enkele zesdejaars student na er van het clubje van Lluis helemaal niemand aanwezig is. Men zit (neem ik aan) op een bijeenkomst over voeding en gezondheid in Santa Brigida. Ik heb toch maar mijn ding gedaan: mijn brief versturen en mijn mail. Bij de lift in wat ik maar even het hoofdgebouw noem, dat met de kantine, de kleine zaal voor de promoties en de collegezalen op een hoog, zie ik bij de lift het zinnetje staan: “Por qué subir aquí si tienes una escalera preciosa allí” met een grote pijl er bij naar links, waar de trap is. Dan neem zelfs ik gewoon de trap, voor de gezondheid.
In de computerruimte voor studenten kijk ik voor de variatie eens uitgebreid naar een rits stukjes uit conferences van Youp van ’t Hek. Er zit ook een interview met hem bij, waarin hij mij haarfijn en bij herhaling vertelt dat zijn hartritmestoornis niets voorstelt, nauwelijks iets met ziekte te maken heeft, meer een variant is van normaal. Waarom zit hij nu dan al vele maanden thuis?
Er is voor mij maar één Youp en laat ik zijn gesjouw op het podium eens afzetten tegen dat van een paar andere jonge gasten. Ik kies voor de m.i. bekendste twee: Jochen Myjer, die zichzelf in een interview een nieuwe André van Duin noemt, en de schalkse Pieter Derks, nu eens met een drietal stukjes op de Nederlandse radio 1. Eerlijk waar, ik vind Youp van ’t Hek nog steeds superieur. Een perfecte timing, dat is waar hij het zelf over heeft tegen bijv. Jeroen Pauw. Net als Freek de Jonge, denk ik bovendien, die ik ook nog steeds zeer te pruimen vind. Youp, Freek en ik, worden we oud?

Op mijn terugweg naar La Isleta zie ik een aardige advertentie bij een bushokje over de nieuwste wasmachine van Samsung, alweer die firma. Men pakt nu uit met “Abre una puerta”, open een poort (vooraan in de wasmachine) met dan “Añade prendas durante el lavado”, voeg kleding toe onder het wassen. Of ik daar nou per sé op zit te wachten, is een ander verhaal. Bij de wasmachine zie ik wel ook een stralende moeder met haar dochtertje staan. Dat deel had probleemloos uit een OMO-advertentie uit de jaren vijftigkunnen komen, toen mijn ouders voor het eerst een wasmachine kochten.
Op de bus zelf lees ik dat je voor het wassen van zwarte kledij (“ropa negra”) het beste het wasmerk Norit kunt nemen. Dan zouden de spullen minder snel vaal worden. Norit, dat is toch dat middeltje tegen diarree dat niet werkt? Boort de firma nu andere toepassingen van de koolstof aan om het hoofd boven water te kunnen houden?
In Isleta zit ik te lezen in het parkje, als ik denk: laat ik nog eens een keertje een kijkje nemen bij de dansende bejaarden. Dus begeef ik me even voor 6 naar het indrukwekkende – dat blijft het - gebouwtjeer naast en lees in de hal dat de muziek deze vrijdagmiddag verzorgd wordtdoor het “Duo Sergio & Toñi”. Toñi, denk ik dan, laat ik niet vergeten op dinsdag Tonnie van Piet met haar 66ste verjaardag te feliciteren. Echt mee valt het muziekduo me niet op één hoog in de danszaal, waar het sowiesonog steeds veel rustiger dan vroeger. Ik zie minder dan honderd mensen in de ruimte, waarvan de helft op de dansvloer. De hoogtijdagen van het bejaardendansen hier zijn kennelijk voorbij. Gelukkig is een van mijn favoriete dames, die met een te royale kontmaar ook een gulle lach, wel weer present, met haar partner die het daarnaast op zich genomen heeft om een goedgemutste baas te spelen, die na afloop de stoelen in een hoek stapelt. De bar opzij van de dansvloer is nog steeds gesloten, wat ook bepaald geen aanprijzing is, als je klanten wilt lokken. Ik ben blij, als ik om kwart voor 7 weer buiten sta.

Ander onderwerp: ik heb de neiging om dingen altijd iets royaler te bemeten dan eigenlijk nodig is. Als ik een colbertje koop, mijn maat is denk ik 56, is het nooit maat 54, maar wel soms 58, (onlangs bij C&A) zelfs maat 60. De ietsje te lange mouwen neem ik graag voor lief. Een truitje bij mij is nooit maat 7, soms 8, maar liefst 9. Mijn schoenen zijn tegenwoordig eerder maat 46 dan 44, terwijl 45 mijn maat is, zeker in Nederland. Andere mensen zoals Trudie kiezen het liefste de best passende maat, maar ik doe er graag een nummertje bij, dat vind ik wel zo prettig.
Ik heb dat in mindere mate ook met de duur dat ik verondersteld word iets te doen. Als er op een verpakking staat dat iets tien minuten moet koken, maak ik er liever elf van. Als mijn tanden poetsen twee minuten duurt, is het bij mij nooit een minuut 50 en wel vaak twee minuten 10. Enz., enz. Ik ben nou eenmaal een mens van een beetje overdrijven kan geen kwaad.

Zaterdagavond op Las Canteras zit ik op mijn bank met volle teugen naar nieuwe muziek op mijn MP3-speler te luisteren. De andere mensen op de bank kunnen me eventjes gestolen worden. Kennen jullie ene José González? Nee? Hij zingt anders wel in het Engels en zijn gitaarspel mag ik best zijn. Ik heb twee Cd’s van hem via Noé op mijn apparaatje staan: “In our nature” en “Veneer” en jullie moeten hem toch eens een kans geven om te excelleren. Als ik later een wandelingetje langs de terrassen en de winkels maak, is ook nog even Jeff Buckley aan de beurt, o.a. net mooie “Hallelujah”, maar zijn muziek ga ik eerst nog weer eens een keer uitgebreider tot mij nemen, voordat daarover mijn oordeel wil geven.
Wie in muziek verdiept is, hoort maar weinig van wat er om hem of haar heen gebeurt. Het enige dat ik voor jullie heb kunnen opvissen, zijn drie aardige –Engelstalige, ik kan het niet helpen – opschriften op truien. Een meisje loopt mij pontificaal voorbij met op haar borst(en) “Friday forever”, goed voor een bronzen medaille. Een tiener van mannelijke kunne heeft bedacht dat hij best kan paraderen met op zijn T-shirt: “No light without darkness”, geen licht zonder duisternis. Best anders, toch? Echter, mijn opschrift van de dag is dat van een jongedame die in het chocoladebruin op haar zeer gele polo heeft staan: “Chocolate is my boyfriend”. Die vind ik zonder dat ik hier een bijzondere reden kan of wil geven, echt prima! Zij krijgt de hoofdprijs voor het beste opschrift van de avond.

Op zondagmorgen herinner ik me dat ik gistermorgen, toen ik definitief wakker werd en mijn balkon betrad, een busje politiemensen voor overbuur El Escudo heb zien staan. Het zijn deze keer niet de bekende agenten in blauwzwarte pakken, soms met korte broek, maar deze - van een mannetje of acht, onder wie een vrouw – zien er egaal zwart uit. Enkele drugsagenten (?) zijn kennelijk naar binnen gegaan, want ze komen even later naar buiten, maar zonder dat allerlei junkies aan hun haren of in de houdgreep meegesleept worden. Vrij snel daarna de politiemeute eigenlijk weer vertrokken. Een half uurtje later zie ik hun busje vlakbij opnieuw staan, maar ook dan zijn ze snel weer weg. Zijn ze vooral op zoektocht naar een of meer grote “vissen”? Later zie ik zonder enige haast enkele plukjes bezoekers van dezaak naar buiten drentelen. In totaal gaat het om een dergelijkvijftien tot twintig personen. De uitsmijter va El escudo (of hoe het tegenwoordig heet) staat ze gewoon aan de deur uit te zwaaien of er niks loos is geweest. Enkele klanten die op de zaterdagochtend nog even naar binnen willen voor een “borrel”, mogen ook gewoon doorlopen.
Zondagmorgen tussen half 9 en 9 uur doe ik met mezelf een wedstrijdje of ik vanaf mijn balkon vooraf kan bedenken wie daar naar binnen zou gaan en wie niet. Ik heb het op één foutpositieve en één fotonegatieve persoon na helemaal goed. Het zijn bijna allemaal jong volwassenen, in de leeftijd 20-40 jaar die de zaak bezoeken, zelden solo, meestal met twee of meer. De dames – zitten er hoertjes tussen? - hebben zonder uitzondering schoenen met heel hoge hakken aan. De heren komen in meerderheid uit Marokko of zwart Afrika. Het aandeel Canarisch en Spanjaarden onder de mannen schat ik niet al te hoog in.

Op zondagmiddag constateer ik enig drukte in de flat bij mij tegenover op één hoog. Rechts zitten al een hele week twee jongens, de zoveelste toeristen, deze keer Spanjaarden uit mij denk de peninsula. Overdag zijn ze allebei druk in de weer met hun laptop. Eentje heeft daar kennelijk ook een luid muziekje bij aanstaan op zijn koptelefoon, want af en toe kan hij het niet laten en zie ik hem met de muziek meedoen. ’s Avonds zijn ze geregeld op stap, maar nachtbrakers kan ik er niet van maken.
Links staat de flat al meer dan een jaar leeg. Maar er is beweging. Volgens mij heeft een man van mijn postuur, maar wel een stuk jonger, zich de woning toegeëigend en heb ik hem de afgelopen week al eens met zijn zoontje op het balkon zien staan. Nu brengt hij met vrienden een mooi bed in stukken de trap op, zijn flat binnen. Daar staat ook al een leuk kastje en een koperen vaas. Is er een verhuizing in aantocht? Ik hoop het wel, want leeg is maar niks.

Aan het begin van de zondagavond is het hier heel mooi weer, nog steeds royaal boven de 20 graden en haast geen wind. Het zonnetje schijnt als nooit tevoren en de boulevard is een grote mensenmassa. Ik besluit om maar weer eens lange wandeling te maken naar rechts, voor bij La Puntilla. Dat staat eerder voor “fijne kant” volgens mijn woordenboek, eventueel ook een “dolk bij het stierenvechten” dan dat het een punt is. Een punt is hier een “punto”, een puntje een “puntillo” met een o op het eind. Moet ik dat echt geloven?
Voorbij de garage van La Puntilla kom je op een stukje aan het water, waar op zondagavond om 6 uur weer muziek is. Als ik erlangs loop,is de muziek echter net afgelopen. Ik ga helemaal door tot aan de banken op de open ruimte verder op, waar ik mijn MP3-speler aanzet en, later zelfs met uitzicht op de ondergaande zon in mijn gezicht,mijn e-reader ter hand neem. Lezen, dat is een bezigheid die me hier echt bevalt. Als ik om half 9 terugkeer naar de bewoonde wereld – de zon is dan onder, zoals dat heet - heb ik het oprechte gevoel dat ik voor mijn lichamelijke oefening geslaagd ben.

Op de maandagochtend hoor ik de ambachtslieden bij mij beneden alweer bakkeleien en zijn ze met hun boormachines en bikapparaten alweer in de weer. Ik moet dus in de badkamer en de keuken nog steeds mijn ramen dichthouden, anders kom ik om in de “stöb” en krijg ik Etel misschien niet meer zo ver dat ze de volgende winter als vanouds komt “pótse”. Ik hoor nu ook veel geklop en gehamer en dat zal toch het begin van dat ze het nu over een andere boeg gaan gooien. Is het eind van de opknapbeurt in inzicht?
Ik had al een was ingezet en die ga ik nu maar eens aan de waslijn hangen. Vanavond is hij droog, dat zweer ik jullie.

Een nieuwe dag, nieuwe muziek! In het algemeen ben ik meer van de folk en country dan van de jazz en blues. Vooruit, met blues heb ik nog wel wat, maar jazz is meestal niet mijn favoriete muzieksoort. Het moet mij vooral niet te experimenteel zijn. Zo iemand als John Coltrane kan mij grotendeels gestolen worden. (Ik heb alleen “Coltrane plays the blues” van hem op mijn computer staan.) Hier maak ik graag een uitzondering voor twee rasmuzikanten die, toen ik nog opde lagere school zat, allebei erg populair waren: zanger en trompettist Louis Armstrong en componist, pianist en orkestleider Duke Ellington. Met animo vertel ik jullie dat ze in 1961 samen een plaat maakten die mij aan het hart ligt. Ik heb hem in verschillende varianten, als “Recording together for the first time”, als “The great reunion” en als “The complete sessions”. Ik schotel jullie hier alle zeventien nummers voor die ik heb:
01.It don’tmean a thing
02.Solitude
03.Don’t getaroundmuchanymore
04.I’m beginning tosee the light
05.Just squeeze me
06.I got it bad andthatain’tgood
07.I’m just a lucky so and so
08.Cotton tail
09.Mood indigo
10.Do nothin‘ till youhearfromme
11.Black and tan fantasy
12.Drop me off in Harlem
13.The mooche
14.In a mellow tone
15.Duke’s place
16.The beautiful American
17.Azalea
Het lijkt wel een hitparade van meer dan zestig jaar geleden. Ik ken – leek als ik ben – best een heleboel nummers; sommige kan ik zelfs meezingen (als niemand oplet, dat weer wel). Laat ik hier een paar nummers aanbevelen die net ietsje minder legendarisch zijn: “Just squeeze me”, “I’m just a lucky so and so”, “Drop me off in Harlem” en “Duke’s place”. Sachmo & “The Duke” met zijn tweetjes op de plaat, dat geeft heel bijzondere jazz.

Sinds de boom voor mijn deur weg is, heb ik volop uitzicht op mijn overbuurman Arkay. In de vroege maandagmiddag deze week komen daar twee mannen in rode polotruien langs die de grote reclame in de etalage weghalen: de mooie man van Giorgio Armani, waar ik al een beetje aan gehecht begon te raken, is binnen enkele minuten verleden tijd. In zijn plaats wordt nu een dame de ruimte gegeven, die van Black Opium. Dat is blijkens het opschrift een duur watertje van YvesSaintLaurent.
Ik heb voor een schijntje nog eens een zijden neptruitje - zwart met dunne, verticale, rode streepjes - van dezelfde firma gekocht ergens in een zuidelijk dorpje in China. Nu, tien jaar later, kan dat er nog steeds mee door.

’s Avonds lees ik in El Mundo een heel verhaal over Bernie Sanders. Ik heb het over de aankomende verkiezingen op ik geloof 8 november in de Verenigde Staten. Bij de republikeinen lijkt het intussen een uitgemaakte zaak te zijn dat Donald Duck, pardon Trump de presidentskandidaat wordt. Voor het geval jullie dat ontgaat, hij slaat nog steeds als een wilde om zich heen. Bij de democraten staat Hillary Clinton nog steeds op de eerste plek, maar haar opponent Bernie Sanders is wel nog in de race. Voor mij is hij echt een veel betere, ook veel linksere kandidaat dan Hillary en ik hoop oprecht dat Bernie de presidentskandidaat van de democraten wordt. Hij is ook een veel gewonere persoon, maar is dat wel een aanbeveling – kijk naar Barack Obama. Met Hillary Clinton heb ik eerlijk gezegd niet veel op; ik vind haar een typische midden figuur, nauwelijks een kandidaat met sociale ideeën. Dat ze een vrouw is, zou voor haar moeten pleiten, maar de vrouw van Bill is zonder meer het tegenovergestelde van waarvoor ik warm loop.
Ik heb het vorige week er met Noé uitgebreid over gehad. Die stemt veel strategischer dan ik en dicht Bernie Sanders geen enkele kans toe om president te worden tegenover gevaarte Donald Trump. Ook hij vindt Bernie Sanders veel beter vindt dan Hillary Clinton, maar is tevens van mening dat “we” met zijn allen pal achter Hillary Clinton moeten gaan staan, omdat zij de enige hoop is dat Donald Trump toch niet in het Witte Huis komt. Het is me wat: een keer in de zoveel jaar mag je naar de stembus en dan vind je pragmatisme belangrijker dan je eigen idee volgen.
Op de terugweg naar huis kijk ik op plaza Farray naar de tweede helft van Deportivo La Coruña thuis tegen UD Las Palmas, met enkele tientallen anderen op een groot scherm. Bij rust is de stand 1-0 voor de thuisploeg, maar met uitgekiend spel maakt UD Las Palmas daar 1-1 van. Vervolgens is het bijna uitsluitend Deportivo dat op de trom slaat, maar in een spaarzame tegenstoot wordt het wel 1-2. Iemand van Deportivo schiet daarna nog eens keihard tegen de onderkant van de lat, maar wie maakt er in blessuretijd zelfs nog 1-3 van? UD Las Palmas.In voetbal zit een belangrijke geluksfactor, nu een of twee toevallige doelpunten een hele wedstrijd kunnen beslissen.
Aan de andere kant, natuurlijk is Real Madrid terecht door naar de halve finale van de Champions League. Cristiano Ronaldo, je kunt zeggen van hem wat je wilt –voor mij is hij een verwaande etter - maar hij schoot er wel drie in dinsdagavond tegen Wolfsburg en dat was geen gelukje. Dan hoor je echt tot de beste voetballers ter wereld. Vanavond ga ik zeker eens kijken wat Atletico Madrid en Barcelona er van brouwen.

Mag ik daarmee de pijp aan Maarten geven? Denk niet dat je nou definitief van me af bent. Ik kom rücksichtlos terug over een week of zo, zelfs na een lang weekend Trudie en met Marij in mijn kielzog. Voor nu, my cleaning lady Etel komt schoonmaken en dan ga ik buswaarts naar de universiteit. Vanmiddag zal ik een nieuwe poging doen om Lluis te spreken te krijgen.
Maak er wat van! In gedachte ben ik al een beetje onderweg naar Nederland, maar dat is pas over 2½ week, dus niet te vroeg gejuicht. Ik ga zo wel boodschapjes doen: morgenavond moet een pittige groentesoep met ballen op tafel staan en Trudie wil uiteraard haar melk, the en toast op vrijdagmorgen. Marij is met zo ongeveer alles content, denk ik, dus die mag na het weekend nog een week blijven. Ik wens het jullie, “con dos cojones”, en tot ziens, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is het nieuwste van schrijfster Connie Palmen, een klein vrouwtje uit Amsterdam met Limburgse “rots”. Eerder was ik vooral erg gecharmeerd van de boeken over haar relatie met Isa Meijer en daarna Hans van Mierlo, tot hun dood aan toe. Dit boek uit 2015 speelt in Engeland (Londen, platteland) en echt in het verleden tijd, de periode 1956 tot in 1963.
De ik-persoon is Ted Huggies die in 1956 de Amerikaanse Sylvia Plat tegenkomt en binnen vier met haar getrouwd is. Hun beider hoofdbezigheid is schrijven en dan vooral dichten. Daarbij heeft Sylvia een uiterst problematische relatie met haar moeder – haar vader is dood. Ze lijdt aan depressies, heeft al eens een zelfmoordpoging gedaan en geeft af op dames die kinderloos zijn en (naar haar mening) haat man proberen te versieren. Sylvia en Ted krijgen een dochtertje en een zoontje. Als zijstap is zij – en hij ook wel – een aanhangster van astrologie, tarotkaarten en geesten oproepen. Belangrijk moment: ze wijst op vacantie in Reims een zigeunerin af, die haar dan toeroept: “Vous crèverez bientot”, binnenkort zul je creperen. Als Ted in 1963 verliefd wordt op een vriendin, voegt Sylvia de daad bij het woord, stopt haar hoofd in de oven en zet de gaskraan aan. Na haar dood wordt ze heel beroemd met een dichtbundel genaamd Ariel.
Het boek heet “Jij zegt het” en op de kaft staat een poes met een vogeltje op haar oor. Zowel de titel als de foto heeft niets, maar dan ook niets met het boek uitstaande. Ik zou het boek eerder “Mijn bruid” of dergelijke genoemd hebben en eventueel een oven op de kaft zetten. Het is niet echt fout wat Connie Palmen mij voorschotelt, maar ik ben wel blij, als ik het uit heb. Het trekt ook een beetje, in de verkeerde betekenis van dat woord. “Jij zegt het” is geen boek dat jullie van mij moeten lezen. Hoewel ik iets heb met Connie Palmen, heb ik er niet meer dan een 6 als recensiecijfer voor over.

Nog niet zo land geleden besprak ik hier het eerste boek van Peter de Zwaan, genaamd “(Een man genaamd) Dietz” uit 1982. Het verscheen in 2002 als duoboek, als tweelingeditie, samen met een nieuw boek van hem: “De vrouwenoppasser”. Dat moet er nu aan beloven. Het speelt in een Nederlands stadje, maar welke, blijft onduidelijk.
Laat ik de kaft eens volgen voor een samenvatting. Tien jaar na de vuurwerkramp (in Enschedé, neem ik aan), waarbij zijn vrouw en dochter omkwamen, keert Heimen Stiller terug naar de plaats des onheils met veel geld en een geheime agenda. Stiller is officieel doodverklaard en noemt zich nuMaik Hansze, een ex-hasjkoerier (gesnapt met 4000 kilo!) die is overleden in een gevangenis in een ver land. Hij laat zich aannemen bij de club van de spijkerharde Theckla Frens, waar hij de eervolle taak krijgt om op de dames van plezier te passen als ze schoenenkopen of naar de kapper gaan. Vrouwenoppasser, meidenuitlater, het is een beroep waar hij erg aan moet wennen. Zelf wordt hij ook weer bewaakt, door de uiterst gewelddadige Werner. Heimens identiteit komt extra onder druk te staan als de ambitieuze politieman (niet hoofdcommissaris) Gartens hem de voet dwarszet.
Moet ik hier nog een paar zinnen aan toevoegen? Een belangrijke bijrol, eigenlijk een hoofdrol, is er voor “bemiddelaar en zakenman” Lino (Lepouw) en verder vermeld ik hier graag de zwarte Zamor (met zijn evenbeelden), Tip & Hams (uitvoerders), Addy & Loret (familie van Theckla), Marva (van I.K.) en door het hele boek heen de goklustige kastelein Kapitein van café De Kapitein. Komt Hansze, ook wel Eenbal genoemd, omdat hij nog maar een bal heeft, levend uit drama “De vrouwenoppasser” te voorschijn?
Ik zei het al bij eerdere boeken van Peter de Zwaan: diens schrijfstijl is echt heel goed. Misschien is zijn manier van opschrijven wel het beste van wat we in het wereldje van thrillerschrijvers in Nederland en Vlaanderen hebben. Zoals in “Dietz” ontbreekt het hem wel een beetje aan het idee van een voortreffelijke plot, waardoor zijn boeken, ook weer “De vrouwenoppasser”, net niet in de categorie echt goed passen. Ik geef hem voor dit boek om die reden toch weer niet meer dan een 7 als recensiepunt. Mijn advies: Peter de Zwaan zoueens een buitenlandse thriller met een fantastische plot, maar onvoldoende vorm gegeven, naar het Nederlands moeten overzetten. Dan zou hij na “Het alibibureau” zeker weer opnieuw “de gouden strop” winnen.

Wie veel leest, heeft het nodige te recenseren. Op mijn e-reader vind ik het laatste boek van Philip Kerr: “De vrouw van Zagreb” uit 2015. Zelf vraagt hij zich intussen af of hij niet eens af moet van Bernie Gunther, maar dat vinden allerlei mensen om hem heen absoluut niet.
De betreffende vrouw is een filmster in Berlijn en Zürich in 1942, die oorspronkelijk uit Kroatië komt. Ze maakt zo veel furore dat Josef Goebbels voor haar valt en idem dito moordcommissaris Bernie Gunther. Eerder heette ze Dragica of Sofia. Gunther moet een spreekbeurt houden in een Berlijnse villa die de SS zich heeft toegeëigend, maar die eerder van rijkaard Friedrich Minoux was. Dan wordt de jurist, ene dr. Hechholz, vermoord die mevrouw Minoux nu terzijde staat -haar man zit v oor vijf jaar in de gevangenis. Gunther reist vervolgens afnaar Kroatië en Bosnië, waar hij Dalia’s vader, kolonel Dragan van de Ustase een brief moet overhandigen en aan het werk ziet in een concentratiekamp. In Zwitserland hoort hij over een mysterieuze moord (van de vrouw in het meer) en leert hij ook de ware aard kennen van mensen als schrijver Paul Meyer en het duo Walter Schellenberg en Hans Eggen van de buitenlandse inlichtingendienst. Er vallen in het boek de nodige doden, dat is zeker, maar in de proloog al, die in 1956 speelt, staat al dat Bernie Gunther tot de levenden blijft behoren.
Alle boeken die ik van Philip Kerr te pakken krijg, lees ik in één ruk uit tegenwoordig. Dat geldt ook voor “De vrouw van Zagreb”. Het verhaal –of eigenlijk de paar verhaaltjes - worden mij met verve opgediend en een beetje spannend vind ik het best. Daarbij is Philip Kerr altijd goed voor het nodige cynisme, wat mij wel ligt, ook in dit boek. Echter, geweldig kan ik er niet van maken deze keer. Daarvoor vind ik “De vrouw van Zagreb” ietsje te veel van “ik moet weer bladzijden vullen”. Dus is mijn recensiecijfer deze keer eens geen 8+ of dergelijke, maar een 7. Ik heb “ruim voldoende” van dit boek genoten. Het volgende dat in 2016 verschijnt (of al uit is), heet “The other side of silence” en dat zal ik t.z.t. wel weer graag tot mij nemen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten