woensdag 20 april 2016

Weblogbrief 11.29, 20 april 2016

Weblogbrief 11.29, 20 april 2016

Muy buenas tardes, amigazos y familiares, een heel goedemiddag, makkers en familieleden, een “península” is net nog geen “ínsula”, eiland, dus een schiereiland. Een bekende “península” is het Iberisch schiereiland ofwel het vasteland van Spanje en Portugal samen. Idem dito gebruikt men hier voor het woord laatste het Spaanse “último” en wat is dus voorlaatste? “Penúltimo”. Dit is mijn “penúltima carta”, voorlaatste brief van deze winter. Hierna hebben jullie er nog maar ééntje te gaan, voordat ik me ga opmaken voor mijn thuisreis naar het hoge noorden.
Geloof het of niet, maar afgelopen woensdag heb ik uitgebreid met Lluis gesproken. Ons onderonsje vond grotendeels plaats in een eetcafé direct achter de faculteit, dat zo ongeveer tegen de Carrefour daar aan ligt. Het was – ga ik jullie bekennen – wat je noemt een zeer volkse zaak, op het ordinaire af, die naar de naam Los Serranos luistert. Is dat de zaak van de broertjes Serra - Lluis heet van achteren Serra - of van de bergbewoners? Los serrallos met twee ll-en zijn de harems, dat zal hier wel niet aan de orde zijn. Ik volsta in de uitspanning met een Cola Light, die mij onder ons gezegd te lauw is, maar Lluis pakt ter plekke flink uit - hij vindt het eten daar uit de kunst - met een groot bord pijlinktvis-ringen, “calamares”, met daarbij een salade plus brood en met een cortado met gecondenseerde melk als “postre”, toetje.
Waar ging ons gesprek over? Uiteraard allereerst over het voetbal van Barcelona en UD Las Palmas, maar daarna ook over zijn glorieuze rol als ad interim directeur van het grote, nieuwe gebouw met zijn aanloopgebreken, over de keuken van het nieuwe faculteitsgebouw die hij te gewoontjes vindt, en niet in de laatste plaats over het leven zelf.
Ik heb hem onomwonden uitgelegd dat het nu te laat voor mij is om nog een nieuwe lezing over een door hem gekozen of maar geaccepteerd onderwerp te gaan geven. Daar gaat hij gelukkig niet tegen in en de voorbereiding daarop blijft me dus gespaard. Mijn “charla” om te vertellen dat de uitkomsten van klinisch epidemiologisch onderzoek veel belangrijker zijn dan van pathofysiologisch onderzoek, zeker als het niet humaan is, lijkt me meer iets voor het volgende jaar hier. De overdreven aandacht in de eerste drie jaar in het medische onderwijs hier voor “basisvakken” is m.i. volkomen gedateerd, maar maar dat hoef ik jullie Nederlanders niet meer uit te leggen.
Op 29 en 30 april, de dagen voordat ik het vliegtuig neem, is er nog nationale bijeenkomst over voedingsonderzoek hier in Las Palmas, waarbij mijn aanwezigheid door hem op prijs wordt gesteld. Daarna mag ik voor hem “de wei in”, als ik maar beloof dat ik in november weer terug naar Las Palmas ga komen. Dat is bij dezen afgesproken.

Bij mijn bushalte van lijn 12 op weg naar het zuiden gebeurt mij die woensdag iets bijzonders. Alle bankplaatsen zijn bezet en als ik kom aanlopen, vraagt een jongeman die daar zit, of ik soms zijn plaats wil hebben. Dat is me in een volle bus in Maastricht ook een keer gebeurd een aantal jaren terug; toen wilde een meisje best voor me opstaan. Jongelui, willen jullie dat echt nooit meer doen? Ik ben nog lang niet toe aan een permanent verblijf in Klevarie, er mankeert mij helemaal niks. (Hoewel, dat kan zo maar van moment op moment veranderen, als ik bijv. na ruim twintig jaar opnieuw een beroerte zou krijgen. En dan maar hopen dat ik dan snel dood ga en niet voor lange tijd in een verpleegbed terecht kom.) Fatsoenshalve heb ik mijn “weldoener” bij bus 12 op Santa Catalina wel nog een “no, gracias” toegeknikt.

Ik zie er trouwens een advertentie die mij irriteert. Een van de melkfabrikanten hier heet Pascual en die verkoopt nu een zeer vetarme melk met als slagzin: “beber para creer”, je moet het drinken om het te geloven. Ik vraag me dan af of het nog wel melk is. Willen jullie van Pascual dat soort onzin voor eens en altijd uit je hoofd laten? Als wij melk willen drinken - ik trouwens maar mondjesmaat, en ben meer van de yoghurt en de pudding - doen we dat wel zonder dat we ergens in hoeven te geloven. Het werkwoord “creer”, het heeft iets van “scheppen”, maar doe mij dan maar schepijs, zoals vroeger van La Venezia in de Wijckerbrugstraat of bij Boileau aan het spoor.
Het kan niet op; ik zie onderweg naar de universiteit ook nog een advertentie van “lentes de sol”. Dat is, vind deze jongen, andere koek: lenzen met een kleurtje. Als ik niet al bijna 70 was, zou ik daar misschien nog eens aan beginnen. Nu moet ik het doen met een bril met glazen die donker bijkleuren in de zon, prima, maar ik denk (al jaren) dat de zijkanten niet echt goed mijn myopie afdekken.

Op de uni (mag ik ook eens?) kijk ik, na gedane arbeid, voor de variatie eens naar een paar stukjes van Toon Hermans. Hij moge een mispunt geweest zijn voor veel mensen in zijn omgeving, maar op de bühne blijft hij zelfs nu nog bijna onovertroffen. Wie kent zijn verhaaltje niet over “De ornitholoog” met een tropenhelm op; zijn “poelifinario” is en blijft hilarisch. In zijn allerlaatste show voor zijn dood zingt Toon het liedje “Lenteme”, als ode aan zijn overleden vrouw. “Blijf bij me asjeblieft”. Dat reken ik tot het beste dat ooit in het Nederlandse zangrepertoire gemaakt is.

Op de woensdagavond zit ik net als ontzettend veel andere mannen (en een paar vrouwen) op het plein hier te kijken naar de voetbalwedstrijd Atletico Madrid tegen Barcelona. De heenwedstrijd is in 2-1 voor Barcelona geëindigd. De “azulgranos”, roodblauwen, deze keer helemaal in het geel met een paar rode strepen, zijn in de eerste helft veel meer aan de bal, maar het gaat om de doelpunten, toch? Atletico maakt 1-0 door een mooie kopbal van Grieszmann. In de tweede helft is er sprake van een compleet overwicht van Barcelona, maar zoals het dan gaat, als je geen doelpunt maakt, valt er uiteindelijk een aan de andere kant. Einduitslag 2-0 voor Atletico, Barcelona is voor dit seizoen uitgeschakeld voor de Champions League. (Net zoals PSV eerder ten onder ging tegen Atletico, na strafschoppen.) Het werd me deze keer al correct voorspeld op een groot spandoek, waar mijn oog op voel vóór de wedstrijd: JUNTOS HACIA LA VICTORIA, samen naar de overwinning.

Zit ik alweer op de donderdag. Vorig jaar beloofde ik jullie dat ik een Cd zou gaan opsporen van Etta Baker. Deze dame is denk ik iets bijzonders op haar (jazz)gitaar. Destijds was ik heel gecharmeerd van “One-dime blues”. Via de Cd-bibliotheek in Rotterdam vond ik een verzamelplaat met dezelfde titel, uit 1991, die ik bij dezen bij jullie aanbeveel, als introotje voor de komst van Trudie en Marij. Twintig nummers staan er op; hier zijn ze:
01.One-dime blues
02.Never let your deal go down
03.Knoxville rag
04.Broken hearted blues
05.Lost John
06.Dew drop
07.Going down the road feeling bad
08.Near the cross I watch and pray
09.Spanish fandango
10.Round my back door selling coal
11.But on the other hand, baby
12.Crow Jane
13.John Henry
14.Alabama wagonwheel
15.Bully of the town
16.Goning to the racetrack
17.Police dog blue
18.Marching jaybird
19.Railroad Bill
20.Carolina breakdown
Uiteraard blijft “One-dime blues” een mooi nummer. Op de Cd staat één enkel nummer waarop Etta Baker ook haar stem laat horen, “Broken hearted blues”, en dat vind ik niet echt een vondst (het lijkt wel Bob Dylan op zijn oude dag). Jo met de banjo komt op de plaat twee keer voorbij, met “Going down the road feeling bad” en “marching jaybird”, bepaald niet verkeerd. Voor de betere gitaarnummers verwijs ik op de Cd naar “Dew drop”, “Near the cross I watch and pray”, “John Henry” en “Railroad Bill”. Het beste nummer vind ik deze keer “Spanish fandango”. Een fandango, is dat een dans?

Dan is het tijd om de dames van het busstation te halen. Ik ben aan de vroege kant, dus loop ik eerst nog eens een stukje naar de Muelle. “La marquesina” blijft een aardig gebouwtje, vroeger met een trap (is die nu weg?) en aanlegplaats voor reizigers die destijds Las Palmas met een bezoek vereerden. Het gebouwtje was in gebruik van 1916 tot 1965 en ik herinner me dat ik ter plekke nog eens een kleine fototentoonstelling er over gezien heb.
Vlakbij is het 3175 km naar Amsterdam. Voor wie van ver weg houdt, heb ik ook de Bahama’s en Shanghai in de aanbieding: 5877 resp. 11584 km, hemelsbreed.
Om half 7 begeef ik me definitief naar de streekbussen in de kelder bij Santa Catalina, met de oordopjes van de MP3-speler aan mijn oren. Mark Knopfler met “Broken bones”, het is en blijft een meedeiner van de beste soort. Om kwart voor 7 zie ik Marij en Trudie uit bus 60 komen. Om mijn goede wil te tonen laat ik me opzadelen met het dragen van de paardenhaam, die Trudie bij zich heeft. Voor wie dat woord niet kent (zoals ik): het is een leren geval in omgekeerde U-vorm dat om de hals van het paard pleegt te hangen. Sommige mensen vinden het interessant om met zo’n haam thuis een muur te versieren, zoals Trudie’s ouders vroeger en binnenkort Lluis.
Vijf minuten later zijn we in de Luis Morote. Beneden bij Carlos en Tóbalo - Victor werkt er kennelijk niet meer – is het goed toeven, met onze “jarras de cerveza”. Later volgt in mijn flat een werkelijk verrukkelijk groentesoepje met ballen en brood. Pas daarop mag het tweetal naar dromenland vertrekken.

Bij mij in de straat hangt een aankondiging van de “FERIA DEL LIBRO”, de boekenbeurs die alweer voor de XXVIIIste keer op San Telmo gehouden wordt, van 28 april t/m 1 mei. Waarschijnlijk zal ik er ook dit jaar weer eens overheen slenteren, ik denk op de donderdag of de vrijdag. Blijkens een andere aankondiging is dat weekend op de zaterdag- en zondagavond in het Guiniguada theater in Triana een bijpassende voorstelling; ze heet “El libro de la selva”, het boek van het oerwoud. Dat wordt niks meer voor mij, vlak voor mijn vertrek naar Holanda.
Even later is het bij mij thuis behelpen. Trudie en daarna ook Marij posteren zich frank en vrij op mijn balkon om hun toast met jam te eten en te vervolgen met thee en koffie. Gelukkig, als de inwendige mens voldoende versterkt is, volgt een mini-wasbeurt onder de kraan, waarna ze met grote handdoeken en hun schepjes en emmertjes (grapje) naar het strand afzakken. Om half 2 zijn ze terug om mijn ijskast te plunderen, wel met vers brood, maar dan staat deel 2 van hun stranduitstapje op het programma. Met een lichtbruin kleurtje op hun huid komen ze om half 6 terug. Trudie’s rechtervoet blijkt zelfs een beetje roodverbrand te zijn.
Er wordt omstandig gedoucht, waarna ook voor mij het terras van La Oliva aan de orde is, helemaal op het eind van Las Canteras rechts. Als het wachtwoord van de zaak bekend is, slaan beide dames op hun telefoon verwoest aan het appen, spreek uit eppen (app = application), terwijl ik voor Jan met de korte achternaam mag toekijken. Wat later wordt de toestand in de wereld, en die van Maastricht in het bijzonder, met mij doorgesproken. Om 8 uur ondernemen we gedrieën de weg terug om halt te houden bij het Chinese wokrestaurant Hong Kong, aan het begin van mijn straat. Daar wordt echt fors ingenomen, ook van het wokbuffet met o.a. zalm en tonijn, voordat we op huis aan gaan.

Op Harry’s website (www.harryknipschild.nl) las ik twee mooie verhalen over Arthur Conley, de man van de hit “Sweet soul music”. Hij was homosexueel en vond zijn uiteindelijke liefde in tapijtenknoper Jos in Nederland. De jaren voor zijn dood in 2003 woonde hij in Ruurlo, waar hij ook begraven is. Greetje heeft een mooie foto van het graf gemaakt, met een gedenkplaatje waarop diens “Sweet soul music” vereeuwigd is.
In zijn leven werd Arthur Conley steeds vreemder, alternatiever, naarmate hij ouder werd, maar zijn stem bleef lang goed. Als muzikant zag hij zichzelf graag in één driehoek met Marvin Gaye en Otis Redding als de drie grote geesten van de Rhythm & Blues. Daar kan ik helaas niet mee eens zijn, integendeel. Er is maar één Marvin Gaye en misschien ook maar één Otis Redding en wie is Arthur Conley dat hij zich met die twee denkt te kunnen meten. Hij is voor mij een van de vele one-hit persons, die na “Sweet soul music”, met Otis Redding als producer, niet veel meer klaar speelde. Zijn latere nummer “Funky music” vind ik overigens nog wel te pruimen.
Dus stap ik hier over van Arthur Conley op Otis Redding. Die overleed door een vliegtuigongeluk in 1968, nog geen vijf jaar na zijn glorieuze entree in het theater- en grammofoonplatenwereldje. Een doosje met een drietal Cd’s uit 2013, zijn singles collectie, geeft denk ik een aardig beeld van zijn muziek in zijn jaren bij Stax/Volt (in Nederland Atlantic). Het gaat om 24, 24 resp.22 nummers. Laat ik de derde van het drietal eens voor jullie opzetten, met vooral nummers van het jaar vóór zijn dood, de zwanenzang van Otis Redding:
01.White Christmas
02.Merry Christmas, baby
03.Papa’s got a brand new bag (live)
04.Direct me
05.A lover’s question
06.You make a man out of me
07.When something is wrong with my baby (& Carla Thomas)
08.Ooh Carla, ooh Otis (& Carla Thomas)
09.Love man
10.Can’t turn you loose (live)
11.Free me
12.(Your love has lifted me) higher and higher
13.Look at the girl
14.That’s a good idea
15.Demonstration
16.Johnny’s heartbreak
17.Give away none of my love
18.Snatch a little piece
19.I’ve been loving you too long (live)
20.Try a little tenderness (live)
21.My girl
22.Good to me
Ik begin met de vier nummers met “live” muziek weg te laten, omdat ik daar zeker in zijn geval niet veel aan vind. “We all love each other, don’t we? Am I right? Yeah! Let me hear you say yeah? Yeah! Alright!”
Blijven er achttien over, met eerlijk gezegd volgens mij best enige pulp ertussen. Otis Redding vind ik op zijn best in “Merry Christmas, baby”, “When something is wrong with me, baby” (een mooi duet met Carla Thomas), “Love man”, “Free me”, “Give away none of my love” en vanzelfsprekend “My girl”. Ik heb het eerlijk gezegd niet zo erg op het steeds weer terugkerende Stax-trompetgeschal op de meeste nummers van Otis Redding, maar dat smaak subjectief is, weet ik wel. Niettemin, ik ben de baas van mijn weblog en als ik de vergelijking mag maken, geef ik aan de muziek van Marvin Gaye duidelijk de voorkeur.

Op de zaterdag liggen de dames opnieuw te bakken in het aprilzonnetje. Als ze laat in de middag thuiskomen, gaan ze douchen, waarna we met bus 1 naar Triana tuffen. Daar aangekomen, bij het kunstwerk aan het begin van calle Triana al, mag ik ze hun gang laten gaan. Vooral Desigual en H&M staan op hun kledingprogramma. Ik loop direct door naar McCarthy’s om op een van mijn favoriete banken hier mensen te gaan uitkijken. De zaak adverteert op een groot Guinness-bord met: “Pruebe nuestro toque Mexicano”! Wat is een “toque”? Ik weet het weer eens niet en zoek het woord thuis op, nu dus. Een “toque” is van alles: aanraking, penseelstreek, laatste hand, kneep, (muziek) aanslag, toets, ogenblik. Kennelijk - maar zeker weten doe ik het niet – is McCarthy’s toe aan een Mexicaande touch, om het eens op zijn Engels te zeggen. Wordt de Guinness deze week aangelengd met margarita, bonen of scherpe peper?
Als de dames een uur later aankomen, controleer ik het, maar met mijn Guinness is nog steeds niets vreemds aan de hand. Na ons drankje gaan we naar het busstation daar en om half 9 zitten we in casa Carmelo in mijn deel van de stad. Alle drie zien we wel iets in het menu: eerst een lekker soepje, dan een grote “entrocot” met een gegrilde paprika en aardappel en tot besluit een ijsje. Dan ben je “de man” voor vijftien euro, los van de drank. Om kwart over 10 zijn we weer thuis en vlak er na lig ik op één oor.

In de nacht van zaterdag op zondag was er nogal wat rumoer bij El Escudo aan de overkant. Eerder op de avond was het daar op het nieuwe terrasje, met twee tafeltjes, al behoorlijk druk. Mede vanwege de “herrie en keet” werd ik later twee keer wakker om naar de WC te gaan. Of kwam dat vooral, doordat ik de avond er voor het nodige bier door mijn keel had zien gaan? In ieder geval hebben we ’s ochtends op mijn balkon een hele discussie over de toch wel foute zaak bij mij tegenover.
Met name in het weekend is enige overlast van de bezoekers van de zaak haast vanzelfsprekend. Wij zijn overigens bepaald niet de enigen die er last van hebben. Vannacht om half 4, toen ik er voor het eerst uit moest, stond een politieauto voor de zaak. Ik neem hier maar aan dat de dienstdoende hermandad dat niet deed, omdat het tijd was voor een “ron-cola” of een “vino tinto”. Toen ik om 7 uur voor de tweede keer moest plassen, was dat mede omdat er vóór El Escudo druk vergaderd werd door een stelletje nachtbrakers. Ik neem tenminste niet aan dat jonge mensen in alle vroegte opstaan om daar dan “een bakje te doen”.
Pas in de loop van de zondagochtend wordt het stil in en bij het café en komen de laatste gasten naar buiten. Trudie en Marij staan dan al op het punt om naar het strand te gaan. Daarvóór heeft Trudie al een kilo zuurvlees voor me gemaakt en ook nog een bonte was aangezet.

Zondagmiddag geef ik mezelf toe dat het nu al tijd is voor een nieuwe artiest. Na ampel overwegen kies ik voor Tom Russell, die ik al eens samen met Gretchen Peters de intro van een nieuwe wintergang van mijn weblog heb laten zingen. Dat was met “Billy 4”, een kraker van Bob Dylan over outlaw Billy the Kid. Voor mij is Tom Russell een nieuwe Johnny Cash, als ik zo vrij mag zijn. Van hem heb ik intussen een hele serie Cd’s bij elkaar gefietst. Hier is mijn voorraadje:
(1999) The man from God knows when
(2001) Borderland
(2003) Modern art
(2004) Indians, cowboys, horses, dogs
(2005) Hotwalker
(2005) Raw vison (TRB)
(2006) Love & fear
(2007) The wounded heart of America
(2009) Blood and candle smoke
(2009) One to the heart, one to the head (& GP)
(2011) Mesabi
(C2009) Veteran’s day. The TR anthology, 2 Cd’s
(L2005) Live in Holland
(L2005) Live in Holland
(L2006) Live in Holland
Ik kan jullie toch nog zonder probleem een handje Cd’s van Tom Russell noemen dat ik nog niet heb, maar goed, een mens kan niet alles. Het leven heeft zijn beperkingen. Uit mijn tiental originelen kies ik “Borderland” om jullie mee lastig te vallen. Terzijde, “Borderland” is het grensgebied tussen de V.S. en Mexico, met o.a. de stad Ciudad Juárez in Mexico en Santa Fe iets verder af in de V.S. Vraag: welke Amerikaanse staten grenzen aan Mexico? Het antwoord komt er op het einde van dit muziekstukje aan. Hier zijn de elf nummers:
01.Touch of evil
02.Down the Rio Grande
03.When Sinatra played Juarez
04.When the dream begins
05.Hills of old Juarez
06.The Santa Fe at midnight
07.The next thing smokin’
08.California snow
09.Let it go
10.What work is
11.The road it gives, the road it takes away
Met de muziek van Tom Russell is volgens mij niks mis, ook niet op deze plaat. Het lijkt trouwens wel een soundtrack van een film. Hij komt op mij over als een prima vertegenwoordiger van Americana muziek. Als ik jullie vervolgens vertel dat ik een voorkeur heb voor de oneven nummers op de plaat, geloven jullie me waarschijnlijk niet. Laat ik mijn voorkeur dan maar concretiseren. Mijn extra punten gaan op dit album naar “Touch of evil”, “When Sinatra played Juarez”, “Hills of old Juarez”, “The next thing smokin’”, “Let it go” en “The road it gives, the road it takes away”.
(Voor mezelf – en een beetje Marij – ligt later ook een live optreden, in Utrecht in 2006, op mijn draaitafel. Die Cd op MP3 heb ik ongetwijfeld van Peter gekregen, die net als ik fan is van Tom Russell met zijn rechterhand Michael Martin. Echter, jullie moeten die Cd van mij maar tegoed houden. Voor mijn keuze voor jullie is enige kieskeurigheid geboden.)
De volgende vier staten van de V.S. liggen tegen Mexico aan, met bgrotendeels de Rio Grande als grensrivier: van west naar oost Californië, Arizona, New Mexico en Texas. Juárez ligt in Mexico ongeveer op de grens met New Mexico en Texas, met aan de Amerikaanse kant El Paso. Santa Fe is de hoofdstad van New Mexico. En dan nu een moeilijker vraag die ik zelf ook nog niet goed kan beantwoorden. Wanner palmden de Verenigde Staten zich een fors stuk van Mexico in en welk stuk was dat?

Op het einde van de middag willen Trudie en Marij opnieuw naar La Oliva, want daar kunnen ze opnieuw spelen met hun telefoons. Als we om half 8 op de Luis Morote terugkomen, wordt door de dames een fles rode wijn van “El Cubano” (uit Tenerife) uit de ijskast gevist en behoorlijk royale glazen ingeschonken. Er komt een salade op tafel met paprika, tomaat en sla, met rijst er bij en – daar knapt Trudie van op – grote moten zalm, in de correcte richting gesneden. Een nagerecht zit er deze keer niet in, want op is op, maar met mijn wijn weet het duo best raad.
Bij El Escudo voor de deur zitten een mannetje of vijftien à twintig aan de drank, eigenlijk al vanaf een uur of 5. Ze zijn niet te beroerd om hun gulle lach door de straat te laten schalmen en met luider stem hun meningen over allerlei zaken te verkondigen. Ik mag dat wel, in ieder geval voor een paar uurtjes, maar de dames vinden het iets ordinairs hebben. Om half 10 breekt het gezelschap bij El Escudo op en kunnen we ons op het balkon opmaken voor een goed gesprek, o.a. over de vraag of je in Nederland na je veertigste nog wel een baan kunt krijgen. Volgens Marij is dat moeilijk zat.

Op de maandagmorgen is een kilo zuurvlees helemaal klaar en staat Trudie opnieuw achter het gasstel, nu om de kilo goulash die ze gisteravond al had opgezet, nog een uurtje warmte te gunnen. Vanavond, als Trudie met Math in Puerto Rico zit, gaan Marij en ik de eerste halve kilo goulash wegwerken. Trudie gaat ook nog even naar de Spar om voor mij een groot blik tonijn te halen en voor zichzelf en Marij opnieuw Hollandse kaas en ham van de firma Zwan (uit Zwanenburg). Kunnen we nog even vooruit, als we aan de lunch moeten. Daarna gaat het tweetal nog eens naar het strand om hun beginnende bruine kleurtje te koesteren.
Om kwart voor 3 brengen Marij en ik Trudie naar het streekbusstation, waar ze met bus 60 naar het vliegveld gaat. Daar stapt ze met Math in de auto voor een weekje geocachen vanuit Puerto Rico. Maandagavond al krijgen wij in Las Palmas een berichtje dat alles in orde is. Marij en ik zitten intussen bij La Alemana op het terras in een geanimeerd gesprek. Tot de hoogtepunten van onze avond behoort het aanstaren van het Matje die voorbijsloft; hij blijft een bezienswaardigheid. De dagelijkse zeezwemmer kan overigens na gedane arbeid weer terecht bij Rosales IV, dat zijn deuren ’s avonds hernieuwd geopend heeft.
De goulash als avondeten smaakt als vanouds, zeker als ik er nog wat “ajo y perejil”, knoflook en peterselie, uit een flesje bij doe. Marij is meer van de extra peper. Ere wie ere toekomt: ze serveert er rijst met een voortreffelijke salade bij. Daarna zitten we op het balkon, terwijl aan de overkant – ook op maandag – bij El Escudo een ik denk vooral Cubaanse club de moed er in houdt. Om half 11 mogen Marij en ik met goed fatsoen bedwaarts, wel in verschillende bedden.

Dinsdagmorgen schrijf ik alvast mijn brief aan Lluis over mijn uitgaven van de afgelopen winter. Ik kom deze keer uit op een totaal van 663 euro, maar of ik dat bedrag ook krijg, net als mijn 766 euro van mijn vorige winter, staat te bezien. In ieder geval zal ik Lluis morgen verrassen met de paardenhaam, die Trudie met enige pijn en moeite vanuit Lopik hierheen gekregen heeft. Ze heeft nog 35 euro van hem tegoed, even los van alle immaterieel schadegeld, waarover ze zich maar eens met Arno over moet gaan buigen.
Diezelfde avond zit ik met Marij op het terras bij het Castillo de la Luz. Zoals het hoort, worden we bediend door de magere ober met het homokontje. Als we grote glazen bier bestellen, vraagt hij voor de zekerheid nog even of we halve liters bedoelen. Terwijl de kinderen voorbij struinen, o.a. van en naar de speeltuin, is het goed toeven daar. Ik kom er in mijn eentje ongeveer een keer per week, maar dan neem ik meestal op een bank plaats. Alleen op een terras zitten of in een restaurant, is mij niet echt gegeven. De horeca is meer iets om met twee of meer mensen te doen.
Om half 8 aanvaarden we de terugtocht. Tussendoor doen we wel de Spar nog aan om ons enige nieuwe eetmunitie aan te schaffen. Thuis gekomen mag ik op het balkon plaatsnemen, terwijl Marij Trudie’s zuurvlees gaat opwarmen. Ze doet er aardappeltjes en erwten bij, plus (ongekookt) komkommer. Je kunt van Trudie veel zeggen, maar haar zuurvlees mag er zijn. We eten ons helemaal rond; er blijft helemaal niks over deze keer. Daarna wordt er nog wat gelezen en gekletst op het balkon, maar om half 11 liggen we onder onze dekentjes.

Woensdagmorgen is het voor mij aftellen totdat ik jullie deze brief kan versturen. Ik zit al 10 voor 8 op het balkon met mijn boek en of ik het nou leuk vind of niet: Marij komt pas om 9 uur uit haar kamer. Even later zitten we samen aan de koffie en worden het verleden, heden en de toekomst besproken. Dan gaat ze zich wassen en daarop naar “La Playa De Las Canteras”. Ik ben vervolgens aan de beurt om mij te douchen en aan te kleden. Daarna zet ik een was in. Om half 1 komt Marij terug met vers brood en kunnen we aan de lunch. Dan kan ik vertrekken met mijn paardenhaam voor Lluis richting het nieuwe faculteitsgebouw.

Dit is het einde van mijn voorlaatste brief aan jullie deze winter. Volgende week donderdag waarschijnlijk volgt de laatste, waarin ik mijn komst naar Nederland mag aankondigen. “For the meantime”, bid alvast dat het zonnetje over 10 dagen gaat schijnen in Maastricht en omstreken. Hier is het heel mooi weer, maar in de Euregio is het nog afwachten, zeker begin mei. Begin eens met de tuin in orde te maken en als je die niet hebt, zet eens een potplant voor het raam. Gedraag je, in het meervoud, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Door het best wel aangename gefladder van Trudie en Marij om mij heen het afgelopen weekend en daarna alleen Marij heb ik maar één boek helemaal uit kunnen lezen. Ik ben intussen wel halverwege het volgende, maar niet uit is niet besproken.
Na Sjöwall & Wählöo of hoe ze ook alweer heetten en Henning Mankell was een beetje een gat ontstaan in mijn leesvoer uit Zweden. Dat is intussen opgevuld door een hele rij nieuwe Zweedse thrillerschrijvers. Tot die groep reken ik ook Kjell Eriksson. De man schrijft spannende verhalen die met name spelen in Uppsala, niet ver ten noorden van Stockholm. De hoofdrol is steeds opnieuw weggelegd voor rechercheur Ann Lindell. Vanaf mijn e-reader las ik “De man uit de bergen”, oorspronkelijk uit 2005. Er zit iets Mexicaans in het onderhavige verhaal, maar voor de hoofdzaken moeten we echt in Uppsala zijn.
Er zijn diverse partijen in het boek. Allereerst zijn er drie broers Alavez uit een Mexicaans dorpje, van wie de jongste, Angel, onlangs overleden is tijdens een achtervolging door de politie in Duitsland. De middelste, Patricio, zit is in Zweden met een grote hoeveelheid cocaïne betrapt te zijn en zit nu voor acht jaar in de Zweedse gevangenis (maar hij ontsnapt). De oudste en verstandigste van de drie, Manuel, komt vanuit Mexico naar Uppsala om te kijken wat hij voor Patricio doen kan.
Manuel krijgt een afwasbaantje bij restaurant Dakar, waar twee bazen uit de cocaïnehandel de scepter zwaaien, de dikke Slobodan Andersson en de lange Armas. Manuel kent ze al uit de tijd dat ze in zijn dorpje in Mexico koeriers zijn komen ronselen. En passant maken we nu kennis met het personeel van het restaurant: Donald, Feo, Johnny en Pirlo in de keuken, Tessie, Eva en de bijna ontslagen Gonzo in de bediening en Måns als barkeeper. Op de afdeling “Geweld” van de politie gaat het uiteraard om Ann Lindell en daarnaast het bekende clubje dat ik al van andere boeken van Kjell Eriksson ken: o.a. Haver, Fredriksson, Andersson, Nillson en Berglund. Enkele bijrollen zijn in dit boek vergeven aan Liljendahl, Sidström en Eva’s kinderen plus ene Zero.
Armas wordt vermoord en tegelijkertijd probeert ene Lorenzo Wader de drugshandel van hem en Slododan Andersson over te nemen. Dan wordt ook ene Konrad Rozenberg, een ex-junkie die tegenwoordig voor Lorenzo Wader werkt, thuis dood aangetroffen. De jacht van de politie is daarmee definitief geopend op Slobodan Andersson en ook op de broertjes Alavez. Hoe loopt het met ze af?
Ik herhaal hier maar eens dat Kjell Eriksson met zijn rechercheur Ann Lindell mooie boeken schrijft. “De man uit de bergen” (Armas in Mexico) kan er ook zeker mee door, maar – misschien mede door de aanwezigheid van Trudie en Marij, die mij geregeld van mijn lezen afhouden – is dit verhaal voor mij net even minder spannend en leesbaar dan zijn eerdere boeken. Ook is het nogal onaf, vind ik. Ik geef er daarom als recensiecijfer een 7+ voor, niet geweldig, maar wel nog alleszins acceptabel. Kjell Erikksson is nog niet van mij af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten