vrijdag 3 februari 2012

Weblogbrief 7.17, 3 februari 2012

Weblogbrief 7.17, 3 februari 2012

         ¿Hay alguien? Mag ik binnenkomen? ¿Qué tal es? Vanmiddag op vrijdag 3 februari moest ik even op de faculteit zijn, dus dacht ik vanmorgen: zal ik alvast naar jullie opsturen wat ik heb? Ik heb er voor de show wel nog een echte mouw aan gebreid. Hier komt hij, mijn brief 7.17, niet zo dik als het boek dat ik net van vanochtend uit heb, maar toch. Op naar de 30, dit jaar, denk ik dan stiekem. En tevens: dan kan ik mijn verslag van de carnavalsperiode hier, te beginnen met vanavond het Gala De La Reina, met een schone lei beginnen.  

         Mijn muziekkeuze, iedere week opnieuw, is er een van hoe bestaat het en hosanna. Daarbij selecteer ik wel, kom ik ook van alles tegen dat ik minder geslaagd vind, maar dat ik daarom hier niet presenteer. Sommige artiesten en groepen staan op mijn LaCie, meer voor het geval anderen daar belangstelling voor hebben dan dat ik ze zelf kapot draai. En er zijn ook mensen die er zo’n beetje tussenin hangen. Tot de laatste reken ik vooralsnog Sheryl Crow, de veel bejubelde, maar nog niet door mij. Ze is van 1962, ziet Sara op de dag van de finale van de murgas volgende week zaterdag. Haar leven tot dusver ging niet over rozen; Sheryl Crow is o.a. al een paar keer het slachtoffer geweest van zware depressies. Ik weet het, ze heeft al diverse hits, eigen nummers trouwens, op haar naam staan, m aar vind ik zelf ook dat ze een puike zangeres is?
         Van Sheryl Crow heb ik inmiddels een aardig rijtje cd’s in huis. Van de studio-albums mis ik alleen “There goes the neighbourhood” uit 2000 (?) en de nieuwste: “100 miles from Memphis” uit 2010. Hier zijn de vijf andere, in chronologische volgorde:
(1993)        Tuesday night music club
(1996)        Sheryl Crow
(1998)        The globe sessions
(2002)        C’mon, c’mon
(2005)        Wildflower
(2008)        Detours
En het kan weer niet op, ik heb ook nog een verzamelcd uit 2003, getiteld The very best of Sheryl Crow.
         De afgelopen dagen heb ik haar nog maar eens een uitgebreide kans gegeven om zich in mijn flat te manifesteren. Hier zijn een aantal hits, volgens allmusic: “All I wanna do” en “Strong enough” (1993), “It makes you happy” en “A change would do you good” (1996), “My favourite mistake” en “Anything but down” (1998), “Soak up the sun” en “Steve McQueen” (2002), “Wildflowers” en “Lifetimes” (2005). Daarna zijn nog eens de nodige jaren te gaan. En vooruit, met name “Strong enough”, “It makes you happy” en “Lifetimes” vind ik best mooie nummers, maar zijn een paar liedjes voldoende om Sheryl Crow met al haar cd’s bij mijn “happy few” te zetten? Ik weet het zo net nog niet. Vooralsnog komt ze op mij meestal een beetje vlak over, mist ze toch dat extraatje dat sommige muzikanten voor mij tot iets bijzonders maken. Waar zit hem dat in, vraag ik mij in arren moede af. De tijd zal het leren of Sheryl Crow nog een kopstuk voor mij wordt.

         Ik heb er nog zo een voor jullie, Johnny Burnette. Een groot verschil met Sheryl Crow is dat zij het voor mij nog kan gaan maken in de komende jaren, maar Johnny Burnette is voor mij definief passé. Hij was een tieneridool in de vroege jaren 60, met Elviskuif om te laten zien dat hij een rocker was, maar verder natuurlijk veel en veel netter. Ik heb vier cd’s van hem die elkaar op een zo overdreven manier overlappen dat ik toch eens moet gaan ziften. Hier zijn ze:
(1961)        Hits and other favourites
(1963)        Roses are red
(1964)        The Johnny Burnette show
(1992)        The Johnny Burnette story
         Kennen jullie die Johnny Burnette eigenlijk nog wel? Hij werd wat je noemt een begrip met de meezingers “Dreamin’” en “You’re sixteen, you’re beautiful (and you’re mine)”. Hij overleed overigens al in 1964, op dertigjarige leeftijd. En nou ik toch bezig ben met een lijstje met minkukels, Bobby Vinton, dat is ook al zo’n halfgod die aan mij niet echt besteed is. Doen we die er nog even bij met zijn cd “20 All-time greatest hits” uit 2005. Bobby Vinton veroverde de muziekwereld in 1962 met de smartlap “Roses are red (my love)”. (Niet te verwarren met “Roed zien de roeze” van Taai Taai.) Ook deze lieveling van alles wat origineel blank was, had veel meer hits; denk maar eens aan “Blue on blue”,  “There! I’ve said it again” en “Blue velvet” (1963), “Mr. Lonely” en volgens allmusic later nog, in 1974, “Melody of love”.
         Als ik dat soort liedjes terughoor, nog eens “You’re sixteen” van Johnny Burnette of “Blue on blue” van Bobby Vinton voor mijn kiezen krijg, word ik vandaag de dag helemaal spastisch. Rock ‘n’ roll, geachte toehoorders, dat is naar mijn mening het tegenovergestelde van de godvergeten Johnny Burnette of slijmelaar Bobby Vinton. En evenmin de verschillende andere sneeuwwitte Johnny’s zoals Johnnie Ray (“Just walkin’ in the rain”), Johnny Tillotson (“Poetry in motion”) of lelieblanke Bobby’s zoals Bobby Day (Rockin’ Robin”), Bobby Hebb (“Sunny”), Bobby Rydell (Forget him”), Bobby Vee (“Rubber ball”) en hoe ze allemaal mogen heten. (Voor good old Bobby Darin, ook “caucasian”, maak ik een uitzondering. Die is met nummers als “Splish, splash” en nog meer met “You must have been a beautiful baby” wel te pruimen, zeer zelfs.) Voor het betere rock ‘n’ rollwerk verwijs ik verder graag naar het illustere clubje uit de late jaren 50 en vroege jaren 60, waartoe ik mensen als Bill Haley, Del Shannon, de vroege Elvis Presley, James Brown, Jerry Lee Lewis, Johnny & The Hurricanes (toch weer een Johnny) en niet te vergeten Little Richard reken. Met dat volkje kan ik nog altijd lezen en schrijven.

         Mijn tweede seizoen Hill Street Blues, 18 afleveringen van ruim 46 minuten het stuk, heb ik de afgelopen weken net veel enthousiasme afgekeken. Het blijft mooi, eerlijk waar, wat heb ik weer genoten in de late uurtjes, vlak voordat ik mijn bed mocht opzoeken. En wat zal ik er verder nog van zeggen? Ton heeft me uitgelegd dat alle latere seizoenen 3 t/m 8 nooit of te nimmer op dvd zijn verschenen, nergens te koop zijn. Dus: misschien moest ik dan maar eens een oproep doen in De Limburger of iemand al die afleveringen wellicht heeft opgenomen en aan mij wil uitlenen.
         “In the meantime” citeer ik maar eens The Sun. Daar gaan we:
         The multi award-winning Hill Street Blues is the critically acclaimed story of an overworked, under-staffed police precinct in an anonymous inner city pattern after Chicago. This groundbreaking crime drama from acclaimed producer Steven Bochco follows one of the first truly ensemble casts on TV.     The action centres on a chaotic police precinct torn by crime and racial tension providing a realistic view of the private and work lives of everyone from the beat cops to the police captain. In the second season, the relentless barrage of crime continues, beginning when an ex-gang leader returns and reclaims his place at the top of the Black Arrow gang.
         Hill Street Blues establishes the fast-paced, gritty, verite style that would spawn countless imitators such as NYPD Blue and L.A. Law. It is quite simply, the most groundbreaking show in recent memory and is essential viewing for all lovers of quality entertainment.
         Daar is geen woord Frans bij. Hill Street Blues, het blijft een fantastische serie, jongens en meisjes. (En van één van de makers, Steven Bochco, heb ik trouwens ook nog een aardig moordboek, dat ik hier in positieve zin al eens gerecenseerd heb.)  

         In deze carnavalstijd wordt er uiteraard veel meer bier omgezet dan normaal. Allerlei grote jongens zijn hyperactief om hun merk hier aan de man te brengen. Als het tussen Amstel en Heineken gaat, ben ik duidelijk van Amstel, van de tap graag, maar het is Heineken dat hier vele eurootjes aan reclame spendeert; Heineken staat zelfs als officiële sponsor van de carnaval geboekt met het toch wel aardige ¨inmitable¨. Maar dan is er de eenvoudige, retorische vraag: waarom zouden de Canario en Canaria zich aan iets Hollands gaan laven, als de locale bieren uitstekend van smaak zijn en minder duur. Tenerife breekt in dat kader een lans voor zijn DORADO, dat ook hier in heel wat “pubs” (zie mijn vorige brief) en zo te krijgen is.
         Echter, mijn voorkeur gaat uit naar het bier van Gran Canaria zelf, TROPICAL. Daar is niks mis mee en als Palmees doe ik er met plezier een scheutje “chovinismo” bij. De bijpassende “eslogan” dit jaar is: ESTE CARNAVAL ME SABE A TROPICAL. Zo is het maar net. Daarom, als jullie mij de komende weken, voor mijn vertrek naar Maastricht, met een “jarra” op een terras of in een eetzaak mocht zien zitten, dan zit daar hogstwaarschijnlijk TROPICAL in en geen ander bier, zeker niet iets onduidelijks met de naam Heineken.

         Wie in Las Palmas niet wil lopen, kan, als het aan mij ligt, het beste een van de vele Guaguas Municipales nemen. En waar het op een terras bijna verboden is om aan een tafeltje plaats te nemen waar al iemand zit, is het in de bus goed gebruik om knus tegen elkaar aan te kruipen op dezelfde bank. De bus, je ziet nog eens wat, als je naar buiten kijkt. En neem je een tienrittenkaartje, een “bono”, dan ben je per rit 65 eurocent kwijt. Eigenlijk is het te geef.
         De bobo’s van de bus zitten niet stil. Dus hebben ze onlangs bedacht dat mijn tienrittenkaartje extra beveiligd moet worden. Vanaf eind juli, lees ik op een affiche in de bus, is mijn “bono” alleen nog maar geldig, als hij versierd is met een ”holograma reflectante de autenticidad”. Het gaat om een G (van guaguas) die linksboven is aangebracht, boven de bekende pijlpunt, aan de kant waarmee je hem ter afstempeling in een apparaatje van niks stopt.
         Mijn eerste gedachte is dan: wie fraudeert er nou in godsnaam met zo’n tienrittenkaartje? En vervolgens wil ik natuurlijk kijken of mijn pas verworven “bobo” met het logo van carnaval 2012, een oog, al zo’n hologram heeft. Er staat inderdaad een G in een rechthoekje op, maar helaas nog niet links boven. Gelukkig heb ik nog bijna een half jaar te gaan voordat het zo ver is.

         Ik heb het hier al eens verteld. Over kunstwerken kun je van mening verschillen, maar over ééntje zijn we het snel eens: het allerlelijkste van Maastricht staat aan het begin van de Hoogbrugstraat vlakbij de Wilhelminasingel. Wat het gevaarte daar precies voor moet stellen, weet ik niet, maar het lijkt sprekend om zo’n ouderwets electriciteitshuisje.
         Las Palmas staat vol met allerlei, waarschijnlijk via de E.U. gefinancierde artistieke hoogtepunten. Maar hebben we er hier ook eentje die het daglicht nauwelijks kan velen? Daarvoor neem ik jullie nogmaals mee naar La Puntilla. Voorbij het plein op het eind van de boulevard gaan “we” naar rechts en dan weer rechts de calle Caleta in. En wat zien”we” dan iets verder links staan bij de “Mirador de los Ausentes Roque de la Cruz”? Daar staat bijna precies zo’n zelfde als kunstwerk bedoeld huisje. Het is gemaakt, wat zeg ik, ontworpen door ene Juan Velaszquez Padron, maar niet zonder de hulp van zijn vriend Juan S. Rodrigues Cabrera, Ze hebben getweeën het huisje, een hokje eigenlijk met een inloop, neergezet. Er staat bijgeschreven, in brons uiteraard: “en memoria y recuerdo de las 154 víctimas y 18 supervivientes del vuelo JK5022”. Dat klinkt mij zo Spaans in de oren dat ik hier tevens maar mijn Spaans lesje van maak.
         Wat gebeurde er op “el aeropuerto de Barajas-Madrid en 20 de Agosto de 2008”? Toen ging het daar kennelijk helemaal mis, zo mis zelfs dat men er in Las Palmas een monument voor over heeft: “LUCES EN EL VACÍO”, lichten in de leegte. Hier is de bijbehorende tekst, in het ABS uiteraard.
         “Esta escultura sobre el Paseo de Las Canteras, que mira al mar, al cielo y al universo (hoe komen ze erop!), simboliza al vacío dejado por la pérdida y las ausencias de las 154 víctimas y la esperanza de los 18 supervivientes del vuelo JK5022, en cuya memoria se levanta, para que cada día, el sol en su recorrido por el cielo, llene el profundo vacío con haces de luz que se proyectan en su interior y transmita su energía a los que fueron testigos de esta tragedia”.
         Het huisje staat op een enigszins afgelegen plek, niet voor niks mijns inziens. Ik maak een rondje om het huisje en zie ook nog staan: “EN ALGÚN  LUGAR. SIEMPRE EN NUESTROS CORAZONES”. Dit vind ik nou het toppunt van vreselijkheid! En leg mij eens uit waarom een vliegtuigongeluk in Madrid een monument in Las Palmas oplevert. Zat “el vuelo JK5022” wellicht vol Palmezen? Dat ga ik nog eens navragen.

         Intussen heb ik net genoeg minutie, sorry munitie, voor een brief aan jullie. Ik ga hem vanmiddag versturen op de universiteit, nog voordat ik me naar de opening van het carnaval hier zal begeven. De slingers en lampjes hangen intussen hier ook op. “Amigos y conocidos”, we zitten op nog maar twee weken van het gebeuren; “nog effekes” en dan mogen we weer. Ik wens het jullie en beloof in mijn volgende brief, waarschijnlijk al woensdag, iets van de voorpret hier op jullie over te brengen. Voor nu, trek eens een lange neus en tot ziens maar weer, hasta luego, Paul Gerard Knipschild, voluit deze keer.

BOEKHOEK

         De afgelopen dagen heb ik me echt moeten haasten om tenminste één boek voor deze brief af te krijgen. Het was echt kantje boord. We gaan naar David Baldacci, de man van een hele rij bestsellers. Zijn boek uit 2005 heet “The Camel Club” en ik had het genoegen om het in het Nederlands te mogen lezen, met als titel “De samenzwering”. Het speelt grotendeels in Washington, in de buurt van het Witte Huis, en op andere plekken in de V.S.
         Het boek kent meer dan een hoofdpersoon. Eentje is een Secret Service agent met de naam Alex Ford, met als hulpje Jackie, dochter van een senator. En de andere hoofdpersoon  is ex-CIA man Oliver Stone (niet zijn echte naam), die met zijn niet al te jonge maten Rueben, Caleb en Milton, de Camel club runt, steeds op zoek naar samenzweringen. Ze zijn getuige van een moord en later van de kidnapping van niemand minder dan de Amerikaanse president James Brennan. De ontvoering is niet het werk van Syriërs of dergelijke, voor het geval jullie dat mochten denken, maar van inlichtingenman en karateka Tom Hemingway. Zijn baas, Carter Gray, is de sluwheid zelve en daarbij de rechterhand van de president. En laat ik hier niet een clubje onder leiding van captain Jack vergeten, ingehuurd met geld van Noord-Korea. Ik dacht eerst dat de finale van het boek in het plaatsje Brennan zou spelen, de geboorteplaats van de president, die nu naar hem gedoopt wordt. Maar nee, dan zit ik pas op blz. 300 of zo. Daarna verplaatst het boek zich nog eens 100 bladzijden lang naar Murder mountain, Morrdberg, een oud gebouw van de CIA, voor een tweede finale.
         Om de een of andere reden ben ik geen fan van David Baldacci. Toen Marion en Ton hier waren om boeken van me te lenen, wilden ze echter “De samenzwering” met voorrang hebben; dat was nog eens een goed boek. Ze herhaalden dat, toen ze het boek uit hadden en dus ben ik er maar deze week aan begonnen. En eerlijk gezegd moet mij van het hart dar het boek is best spannend en daarbij gaat het niet over niks, de kidnapping van de man van het “oval office”. Bovendien vallen er genoeg doden om van een echt moordboek te mogen spreken. Dus geef ik “De samenzwering” van David Baldacci zo maar een 8. Dat had ik vooraf niet gedacht.
             

Geen opmerkingen:

Een reactie posten